Worstelen in Japan. perrons, garages, abattoirs, enz. In Ame rika heeft men reeds meer dan elf mil- lioen vierk. meter met bitulithic en in Engeland en Frankrijk meer dan vijf mil-: lioen vierk. meter met quarrite geplaveid. Tweemaal 's jaars, in Januari en Mei, trekt heel Tokio naar Honjo, om de wor stelaars te zien. Hier is het worstelen do nationale .gport hij uitnemendheid. Dit wü niet zeggen, dat ieder er aan doet; integen deel, slechts een klein deel, em onbedui dende minderheid, een kaste op zichzelf, "beoefent haar. Doch do belangstelling in 'de worstelsport is algemeen. Als de groote wedstrijden gehouden worden, wordt over niets anders meer gesproken; dan worden zelfs de voornaamste kwesties naar den achtergrond geschoven. Als de „civis roma- nus" ten tijde van het Romeinsche keizer rijk, brengt de Japannees dan den heelen dag door in het amphitheater. ,Van negen uren 's morgens tot vier uren 's namiddags. De vreemdeling, die zich niet verplicht acht, elke partij hij te wonen, verschijnt ge woonlijk pas 's middags in den circus; hij ziet dan de beroemdste worstelaars kam pen, want de beroemdheden tooncn zich al tijd eerst het laatste en nu bereikt do op winding van het publiek, dat alle treden bezet, haar hoogtepunt. Minstens vijf dui zend mcmschen zitten er. De leider van de partij, een gewichtig personage in „haori" en „hakama" de flapperende mantel en de geplooide rok, gala-dracht der Japanneezen houdt in de hand een sooit knotsje en noemt met een eigenaardig zingende stem de namen der parturen, welke de ear hebben zich te too- nen aan het publiek. Aan elkc-n kant der afgesloten ruimte verheft zich dan een menschelijke, naakte kolossus: dat zijn de „s'motori", de worstelaars. De „s'motcri" is altijd grooteer dan andere Japanneezen, zelfs volgens Europeesche begrippen is hij zwaar gebouwd. Als men zijn in het oog vallende breede schouders ziet, zou men haast gelooven, dat hij tot een heel ander ras behoort, 't Is doodeenvoudig een grooto Japanner, di'e van kind af met bijzondere zorgvuldigheid is opgevoed. De worstelaar is verder gewoonlijk zeer vet en dik; hij heeft enorme armen en beenen, en onder lijf en dijen zijn vaak zoo dik en zwaar, dat de mannen zich slechts moeilijk kunnen bewegen. De ,,sumo", de eigenlijke Ja- pansche worstelkunst, die even ver af staat van h*et jiu jitsu ah van het Europeesche worstelen, vordert allereerst een grooto stabiliteit der onderste ledematen. Het komt er minder op aan of de worstelaar flink en handig is, als hij maar stevig op zijn beenen staat en door zijn groot gewicht zijn tegenstander elke mogelijkheid be neemt hem ten val te brengen. Langzaam betreden de twee de arena. Eerst zoeken zij hun lichaam om zoo te zeggen in evenwicht te brengen en hun gewrichten lenig te maken. Zij springen, gooien hun boenen in de hoogte en maken met voorever 'gebogen bovenlijf kniebui gingen De .nieuweling onder de toeschou wers meent nu natuurlijk, dat de partij begint. De stakker vergist zich echter deerlijk. De twee tegenstanders staan weer op, bestrijken hun lichaam met een blad papier, en gaan langzaam, zooals ze zijn gekomen, uit de arena, om een slok water of thee te drinken. Even langzaam komen zij terug en stellen zich in postuur, om zich een oogenblik later weer af te drogen •en te verfrisschen. Het publiek kijkt die vijf- of zesmaal zich herhalende vooroefe ningen, waarom een Europeaan zou scha teren, vol filosofische kalmte aan. Als die vooroefeningen lang genoeg hebben ge duurd, beginnen de schermutselingen. De twee stellen zich in leunende positie tegen over elkaar, het bovenlijf voorover gebogen, zoodat het haast horizontaal ligt, met saam- geknepen vuist, den duim naar binnen ge bogen. De hoofden raken elkaar haast. Zoo meten de worstelaars zich een poos met hun blikken; geen spier trilt in hun vette lichaam. Men zou twee beelden ineenen ts zien. Plotseling strekt de een de armen uit, geeft den ander een klap op de schou ders en begint hem te stooten en te schuiven. In negen van de tien gevallen gelukt het niet, heeft de tegenstander zich niet be wogen. Schouderschokkend komen de twee overeind, om weer oen beetje uit te rusten. Dan begint hetzelfde spelletje van voren af aan. Vijf-, zes., zevenmaal, zoodat de Euro peaan zich al heel gauw gruwelijk ver veelt. Hij kijkt de toeschouwersrijen rond; opeens, daar klinkt een geweldig ge schreeuw. Twee vleeschklompen hebben elkaar omvat, tot één van de twee over de strooien grenslijn vliegt. De spanning is weg. Tien, twintig minuten verloopen met totaal nuttelooze voorbereiding en ge- schermutsel; de partij zelf is in een paar seconden afgeloopen en zonder eenige be koring. Op weüke zajcSe moet men s&apen? Hierover zijn de meeningen vreeselijk ver deeld. Ziehier eenige uit de honderd en zoo veel. Een schrijver uit de XVIde eeuw, De Calviae, geeft het volgende voorschrift: ,,Men moet niet," zegt hij, slapen plat op den rug liggend, noch andersom met h-t gelaat in de kussens maar op de zijde, want dat is h'et gezondste." Loys Guyon wijdt in zijn hoedanigheid van geneesheer een hoofdstuk „aan de hou ding, waarin men liggen moet, terwijl men slaapt, hetzij uit een oogpunt van bescha ving, hetzij met het oog op de gezondheid. Men moet, schrijft hij, „slapen op de rech terzijde in den eersten slaap, opdat het vleesch goed diep in de maag kunne zak ken. Dan, in den tweeden slaap, nadat men een uur of vier of zoo, op gezegde rechter zijde gelegen heeft, moet men zich omkee- ren op de linkerzij, opdat de lever zich be ter plaatse en uitstrekke tegenover de maag. Slapen op den buik heeft geen waar de; slapen op den rug geeft meestal be nauwde droomen." Het is ongezond te „slapen met open oogen of met open mond. Spreken en snor ken in den slaap is heel onwelvoeglijk." Waarbij de dokter dan een recept geeft om het snorken te verhinderen en eindigt met de uitnoodiging aan „de. ouders en opvoe ders om de jonge kinderen te noodzaken te gaan slapen in de goede en geschikte posi tie. Behalve dat dit de gezondheid bevor dert, getuigt het ook van beschaving, tn, als mensehen „slechte slapers" waren, heb ik het tot heel wat woorden en getwist zien komen, en heel dikwijls tusschen man en vrouw." Dit laatste argument doet de deur toe, maar men hoeft geen dokter te wezen om er mee aan te komen. KAVIAAR. Er wordt met groote vree<zo gevreesd voor kaviaarnood. Deze lekkernij, een voedzaam en gezond eten, werd tot heden verkocht in den kleinhandel voor f 15 tot f24 per pond; in den groothandel voor f 8.40 tot f 10.80. Kaviaar was, zooals wij weten u£t „Ham let", al niet populair onder de menigte in de dagen van Shakespeare. Maar nu vreest men, om verschillende redenen, dat ze weldra zelfs niet meer te krijgen zal zijn, zelfs niet voor f 10 per ons. De Russen zijn de grootste verbrui kers van kaviaar. Als zij voor het. diner bij een komen, scharen zij zzch eerst om een aparte tafel voor de hora d'oeuvre; toe spijzen, waarvan zij, staande, zooveel eten, dat zij er alleen wel hun maal mee konden doen. Kaviaar en stukjes gedroogde steur, olijven en partjes sterk gekruid vleesch, worden naar binnen gespoeld met vodki en cognac en kcas, een soort sterken bessen wijn. én een half uurtje later of zoo voelen de gasten zich opgewekt genoeg om te be ginnen met wat zij beschouwen als een krachtig maal. Wanneer zij op hun jaarlijksch lente- of zomeruitstapje zijn, van de zee de rivieren i hooger op, worden de heer en mevTouw Steur gewoonlijk bij duizenden gevangen. De dame is de duurste, uithoofde van de eieren, waarvan de kaviaar gemaakt wordt.. Zij is van een eerbiedwaardige afmeting; een lengte van vier en twintig voet behoort niet tot de zeldzaamheden, en acht tot elf voet lengte is heel gewoon. Bijna voor een dorde wordt haar gewiont gevormd door de zwaarte der eieren. Het is zelfs voorgeko men, dat een enkele steur drie miilioen eieren leverde. Daar de visc'h wel driehon derd jaar oud kan worden, kan men zich eencgszins een denkbeeld er van vormen,; hoe sterk de steurbsvolking zou toenemen, en in welk een mate deze groote visschen de rivieren zouden vullen, als de kaviaareters door hun vriendelijke diensten daarin niet voorzagen. De heer en mevrouw Steur gaan de ri vieren op, als het ware om hun talrijk kroost naar de kostschool te brengen; naar plaatsen, waar bet de kinderjaren kan doorbrengen ver van do tallooze gevaren van het leven te midden van het nogal ruwe gezelschap in de open zee. Op die tochten de rivier op worden de steuren gemeenlijk gevangen in de stroo men, die uitmonden in de Kaspische^ en Zwarte Zee, en de steurvisseherijen van Rusland zijn van ontzaglijke waarde. Kaviaar wordt gemaakt door de eierstok ken stuk te slaan in eon zeef, zoodat de eiertjes er door rollen. Dan worden zo ge zouten en gepakt, en koel bewaard, om het heele jaar door afgeleverd te kunnen wor den. De eieren, waarvan men vroeg in het sei zoen zich meester maakt, zijn de kleinste en de minste in waarde, de grootere eieren der latere vangsten maken hoogere prijzen. De hond a:s aaGikoiredëgsp van den docd. In onzen nerveuzen tijd heeft men weinig gelegenheid en lust om zich bezig te houden met het bestudeer en van de gevoelens van onzen trouwsten huisgenoot, en toch zijn de gevallen waarin de hond als verkondiger, van den dood optrad, zoo talrijk, dat men uit het gedrag van den hond bij een zwaar zieke in sommige omstandigheden tot diens overlijden kan concludeeren. In honderden gevallen heeft men waar genomen, dat de hond niet van het ziekbed van zijn meester week, en dat hij, nog vóór de dokters op het allerergste voorbereid den, een zekere onrust aan den dag legde* welke meer en meer toenam, waarvoor inejii echter geen reden kon ontdekken, daar voi- gens mensohehjk bevinden in den toestandf van den zieke geen verandering plaats vond. Het is zelfs voorgekomen, dat een' crisis gelukkig te boven scheen gekomen, en took vertoonde zich bij den hond do nietl te onderdrukken onrust. In zulke gevalleaj kwam het dikwijls voor, dat de zieke in-, stortte en dan ook werkelijk bezweek. De hond wordt aan het bed van een ster vende steeds onrustiger en nog vóór het laatste uur van den zieke is aangebroken, begint hij luide te klagen, zoodat men hem, moet verwijderen. Van het ziekbed verv/ij-, d&rd, wordt de hond spoedig weer kalm* dooh zoodra hij weer in de nabijheid van1 zijn heer gebracht wordt, geeft hij geen! te eken van vréugde, maar dan vertoont dej trouwe huisgenoot met stijf-sgedragen staart| alle teekenen van rouw en begint reeds na korten tijd opnieuw te klagen en van tijd tot tijd zijn baas te beruiken. De verklaring van dit vermogen van den hond, den dood te vermoeden, laat nog op zich wachten. Men neemt algemeen aan* dat de bij den hond zeer sterk ontwikkelde reukzin aan den st-ervende een reuk waar neemt, die voor ons eerst na den dood merkbaar wordt, en dat hij meer en meer, huilt, hoe sterker deze reuk voor hem wordt.I Hieruit volgt voor den bezitter van een' hond, dat hij tot zijn eigen geruststelling en die van den zieke, den braven huisgenoot verre van het ziekbed moet houden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 21