No. S55TB
tJttBGBrmEGBZKDy
Anno £910
De Fers over de Millioenen-nota.
Tweede Kamer.
Academienisuws.
FEUILLETON.
De geheimzinnige kamer.
Over de .,nota betreffende den toestand
.Van 'slands financiën' is de „N.Rott.Ct."
elecht te spreken, omdat zij zich met de fin.
politiek der regeering niet kan vereenigen.
Het blad wijst er op, dat op dit oogenblik
op het verhoogde tarief reeds beslag is ge
legd niet voor de sociale verzekeringen,
maar rcor andere uitgaven.
Voor bestrijding van de socia'le maatrege
len, die in uitzicht worden gesteld- moeten
nieuwe lasten aan de burgerij worden opge
legd. Als wij dan ook beweren: voor den ge
wonen staatsdienst zal de regeering het
.verhoogde tarief bezigen, en voor de so
ciale verzekeringen zullen precies als in
het systeem-De Meester de nieuwe in
komstenbelasting, de verhooging der suc
cessiebelasting en wat dies meer zij dienen
kan niemand ons dat tegenspreken.
Men kan nu eenmaal niet zeggen: deze
inkomsten dienen voor dit, en die- andere
voor dat. Het feit, waar het om gaat is, dat
de regeering geen kans ziet, er met de
voorspiegelingen van vroeger, en met de
beloften, door de rechterzijde bii de stem
bus afgelegd te komen.
Ook het „Handelsblad" zet uiteen, dat
er geen sprake meer is van het reserveeren
van de opbrengst der tariefherziening 'oor
de sociale verzekeringen.
Het is zoo gemakkelijk handel en nijver
heid in één moeite door maar wat zwaarder
te belasten. Dit spaart de moeite uit met
nauwgezetheid tegen een opdrijven der
staatsuitgaven te waken. Waar het bij een
'dergelijk systeem heengaat, heeft het bui
tenland ons helaas voldoende geleerd. Zoo-
laag de toegezegde ontwerpen nog niet zijn
ingediend tast men ove-rigens ten aanzien
van den omvang der verwachte baten in het
"duister. Uit de mededecling dat bovendien
een „nieuw middel" in onderzoek en voor
bereiding is ter versterking der onl .'inb
eten valt af te leiden dat de opbrengst drr
bovenbedoelde heffingen niet voldoende zal
zijn om het gat te stoppen. Wat dit nieuwe
middel is, wordt nog niet medegedeeld.
Wij zegt het „Hbl." zullen dus ons
oordeel omtrent de wenscheliikheid en doel
matigheid moeten op'schorten.
,,De Nieuwe Courant" zegt o.a.
Wat ons niet aangenaam trof in de a.an-
geboden bogrooting is, dat in de geraamde
eindcijfers van eenige departementen niet
meer te bespeuren valt van het wegvallen
Van posten, op de Staatsbegrooting van ver
leden jaar voorkomende en. als exceptioneel
te beschouwen. Wij bedoelen posten als: 4
ton voor de volkstelling (Hoofdstuk V), 2
ton voor den bouw der Munt (Hfst. VII
B), ruim 1^ ton voor de Bmsselsehe ten
toonstelling (Iifst. X) in plaats waarvan
geen equivalente posten op de nieuwe be
groeting worden aangetroffen en van welker
verdwijning men toch een guustigen is vloed
op het eindcijfer der voor 1911 aangevraag
de bedragen niet of ternauwernood be
speurt.
Waar de minister het laat voorkomen, of
hij een herziening van het tarief vaa in
voerrechten, welker opbrengst nog op do
inkomsten van 1911 van invloed zou kunnen
zijn, mogelijk acht, daar zegt „De N. Crt.":
Wij dun-en wei zeggen, dat alle kans
daarop is buitengesloten (trouwens de mi
nister koestert omtrent het bedrag dat het
nieuwe tarief „meer zal opbrengen dan voor
de maatregelen van socialen aard noodig zal
zijn", zeer bescheiden verwachtingen!) en
'de heer Kolkman heeft dan ook een nieuw
middel „in onderzoek en voorbereiding",
waaromtrent hij verwacht dat zeer spoedig
'een beslissing ka.n worden genomen. De
Troonrede dreigde slechts met het nemen
Van de toevlucht tot „dezelfde tijdelijke
maatregelen, als voor het loopende dienst
jaar is geschied" en hiermee klopt het drei
gement van do Nota dus niet. Deze geheim-
einnigheid maakt het vooruitzicht slechts te
hu i veringwekkender.
„De Tijd" is van oordeel dat op het cijfer
Vau tekort wel een en ander valt af te
dingen
doordien er onder de uitgaven en inkom
sten sommen voorkomen, dio voor aanleg
van sporen, tolep hoon verbindingen, voor
schotten, enz., zijn uitgetrokken, zaken
waarvoor desnoods leeningen kunnen plaats
hebbe^ of die op andere wijze kunnen
worden verrekend; maar op die wijze is
er dan toch nog een tekort op den gewonen
dienst van 12^ millioen. Deels zal dit wor
den gedekt door verhooging van het Suc
cessierecht en door heffiing van opcenten
op de Vermogens- en Bedrijfsbelasting,
maar voor het overgroote deel zullen de
„omstandigheden" in het tekort moeten
voorzien*
„De Maasbode" spreekt van een „donker
vooruitzicht"
De lezer zal het ons toestemmen, dat
dit alles maar treurig nieuws is.
De gestadige opdrijving /der Staatsuit
gaven ook de nieuwe begrooting doet
voor andere niet onder de herhaalde
aanvallen aan allen kant op de staatsruif,
't komt ten slotte neer op den zak der
belastingbe talenden.
- Het is allerminst ons bedoelen ten deze
den minister van financiën als zoodanig
een verwijt te doen; zulk verwijt zou ook
ten hoogste onbillijk zijn. Maar het wordt
toch, dunkt ons, meer dan tijd, dat onze
Volksvertegenwoordiging zich heel ernstig
de vraag stelt, of deze manie van al maar
opdrijven der uitgaven niet te ver gaat;
of er wel serieus naar gestreefd wordt
in onze staathuishouding te bezuinigen
waar zulks kan.
Om maar iets te noemen, zal toch zeker
op het stuk van subsidi es heel wat kun
nen uitgespaard worden, waar een insti
tuut als de openbare leeszaal zich ook al
in de zorg van onze regeering verheugen
mag. En tevens dunkt ons de vraag gewet
tigd, of het bij zulk een desolaten toe
stand van 's llijks finano:cn niet mogelijk
zoude zijn met de offers, dio wij aan Mars
brengen moeten, wat minder "spoed te.
maken.
In ieder geval, moet het uiterste be
proefd worden, om althans het „nieuwe
middel", waarvan de minister spreekt,
overbodig te maken. De directe belastin
gen kunnen niet verder worden opgedre
ven, 't is reeds jaren geleden door
den oud-minster Pierson openlijk erkend,
en telkens gaat toch de bclastingschroef
een slag verder om.
Wij hopen van harte, dat zulks ditmaal
worde vermeden,
„Het Gentrum" vindt lichtpunten in de
meevallers der vorige dienstjaren en ver
volgt, na dezen to hebben opgenoemd:
Wat hot groote tekort voor 1911 be
treft, rijst de vraag, of het door den
Minister niet te aanzienlijk is geraamd
De verwachting, dat het metterdaad
niet onbelangrijk minder zal blijken, dan
thans wordt becijferd, is geenszins onge
grond.
Maar de Regeering wil zichzelf en het
land blijkbaar bij voorbaat hoeden tegen
teleurstelling.
Bovendien zullen binnen niet te langen
tijd zware eischen aan den fiscus worden
gesteld.
En ook met het oc*g daarop zal men de
noodzakelijkheid van belastinghervorming
niet kunnen ontgaan, al zal daarbij tevens
do bedoeling moeten voorzitten, een bil
lijker verdeeling der lasten te krijgen, dan
thans het geval is
De in 5t vooruitzicht gestelde belasting
hervorming moge den fiscus ten goede
komen, zij zal tevens de leemten hobben
aan te vullen, welke thans den belasting
druk in meer dan één opzicht onevenredig
maakt.
,,De Gelderlander" schrijft:
Een voel grooter tekort nog dan do drie
vorige jaren grijnst dus over 1911 den mi
nister van financiën togen. Minister Kolk
man verklaart echter in geen geval te wil
len medewerken aan een lang»:; rij van de-
ficitton en deelt mede een nieuw middel te
zullen voorstellen,- oen nieuwe belasting
Waalroinft^nt zéér spoedig ee£ beslissing 2al
genomen kunnen worden.
Het komt ons voor, dat ee4 dergelijk gé-'
Wichtig voorstel in de Troonrede niet veüy
zwegen had bdhooreij te worden en cta mi
nister ook id deze nota wat m.inder geheim1*
zinnig moest zdjn. Over den aard der nieuw;
voor te stellen belasting vernemen we nietö,-
ofschoon dit toch wel van evenveel belang
is als de vrij overbodige mede deeling dat
de minister hoogst ongaarne tot de in vol
voering er van overgaat.
En verder
Het meest van allé draagt weer tot de
verhooging bij het Departement van Oor
log, dat f 1,282,161 meer vraagt. Het eind
cijfer voor oorlog zal dus voor 1911 ruim
29 millioen bedragen. Met heel veel moeite
is men er in. geslaagd benedon de 30 mil
lioen te blijven. De vestingbegrooting is n.l.
f 142,700 lager geraamd, en de minister van
oorlog verklaart dat daarvoor verschillende
noodzakelijke werken achterwege moeten
blijven.
Ten slotte:
Waar straks de kustverdediging, de nieu
we Militiewet en de Landstorm aanzienlijke
eischen aan de schatkist zullen stellen en de
andere gewone uitgaven zoo geregeld en aan
zienlijk stijgen, blijven wij betwijfelen of
de opbrengst van het verhoogde tarief van
invoerrechten voor de sociale wetgeving zal
gereserveerd kunnen worden.
Tenzij de nieuwe belasting op een zi^er
groote opbrengst is berekend, wat de draag
kracht der burgers waarlijk in deze toch reeds
zoo dure en moeilijke tijden op 'n al te 'zware
proef zoude stellen.
Den militairen koers, die ingeslagen is,
en die halsstarrig wordt voortgezet, beschou
wen wij als de voornaamste oorzaak van den
zoor bedeukel ij' kenfinancieel en toestand, die
zeker op politiek gebied - zijn invloed zal
doen gevoelen.
Het R.-K. Dagblad „Het Huisgezin":
Een verhooging van twintig millioen in
drie jaar tijds, zonder dat zeer kostbare so
ciale maatregelen zijn' genomen als bijv. de
invaliditeits- en ouderdomsverzekering zou
zijn, is abnormaal. En op dezen 'voet kun
nen wij niet voortgaan zonder vast te loo-
pen.
We durven zelfs niet ontkennen, dat we
thans reeds eenigormate vastzitten.
Voorts schrijft dit orgaan:
Wat de ministerieele verklaring inzake
het tarief betreft, zal deze wel zoo moe
ten worden verstaan, dat het nieuwe tarief
meer zal opbrengen dan voor de maatregelen
van socialen aard voorloopig noodig zal
zijn, voorloopig, d. w. z. zoolangste in-
validiteits- en ouderdomsverzekering er niet
iswant dat uit het ta.ri.ef meer gehaald
zal worden dan het complex van sociale
verzekeringen zal eischen, is weinig aanne
melijk.
De oud-minister, het tegenwoordig Ka
merlid De Meester schrijft in „Het Vad."
over do milliocnen-nota. Het vólgende is
daaraan ontleend:
Aangezien het de werkwijze der Staten-
Generaal in aanmerking genomen vrij wel
ondenkbaar is, dat de inkomstenbelasting
en de tariefsherziening den weg tot het
Staatsblad zoo spoedig zullen vinden, dat
de dienst 1911 daarvan nog profijt zou
trekken, meenen wij als zeker te moeten
aannemen, dat ook over 1911 de suikerac
cijns geen verlaging zal ondergaan. Het
werkelijko tekort zou intusschen zéér
aanzienlijk beneden het g e-
raamde moeten blijven, om te kunnen
worden gedekt met het bedrag van
f 1,850,000 (opcenten en verhoogde succes
siebelasting) plus de opbrengst der verhoo
ging van den gedistilleerd-accijns, die wij
zagen het reeds gevoelig tegenvalt.
Voor goed afgeschreven wordt gelukkig
de zoo hoog noodige verlaging van den sui-
keraocijns door den minister niet, maar
hetgeen verkregen wordt do-ar een herziening
van do nu nog gesplitste inkomstenbelasting
en door hetgeen het nieuwe ta
rief meer zal opbrengen dan
voor de maatregelen van socia
len aard noodig zal zijn, zal, naar
het oordeel van den minister, onvoldoende
zijn om te kunnen overgaan tot ovengenoem
de verlaging en bovendien het evenwicht
tusschen gewone ontvangstera en uitgawen to
herstellen.
Om die reden staat ons nog de minder
aangename verrassing van een nieuwe
belasting te wachten, welke in onder
soek en voorbereiding is, doch van welken
aard de millioenen-nota ons in het onzeke
re laat. Maar het belangrijkste en, van ons
standpunt geiie^ tevens liet meest betreu
renswaardige van die nota achten wij de
mededeeling, die vervat is in de boven ge
spatieerde woorden, dat de tariefsverhoo
ging, in strijd met de tot dusver gedane toe-
zeggingen, zóó ver zal gaan, dat zij niet
sleohts de ten laste van den staat komende
kosten der maatregelen van socialen aard
zal dekken, maar bovendien nog een deel
van het tekort op de gewone uitgaven.
Wanneer men bedenkt, dat van do door den
minister Harte van Tecklenburg voorgestel
de tariefsherziening door dien bewindsman
een bato van ongeveer f 9 millioen werd
verwacht, welk bedrag naar veler gevoelen
te hoog was geraamd, en voorts in aanmer
king neemt dat de door den minister Vee-
gens voorgestelde ouderdoms verzekering
den staat jaarlijks f 6.4 millioen zou kosten,
terwijl naar alle waarschijnlijkheid voor de
door den minister Talma toegezegde inva-
liditeits- en ouderdomsverzekering vrij wat
meer zal worden vereischt, dan zal men be
seffen, dat de minister Kolkman ons een
zéér hoog tarief zal moeten voorleggen,
wil hij uit de meerdere opbrengst nog een
execdent kunnen verwachten boven hetgeen
noodig is voor de sociale maatregelen.
Voor de Kamerleden is do tijd sedert de
indiening der ontwerp-bcgrooting te kort
geweest, om haar reeds aan een gezette
studie te hebben kunnen onderwerpen. Op
de Volksvertegenwoordiging rust intusschen
naar het ons voorkomt, de ernstige plicht
om nauwlettend na te gaan, of wel alle de
voorgestelde verhoogingen noodzakelijk zijn
en urgent, en niet te voteeren wat, zonder
gewichtige belangen te schaden, zou kunnen
worden nagelaten of uitgesteld: Want een
geraamd tekort op de gewone uitgaven
van meer dan twaalf en een half millioen
is inderdaad bedenkelijk, zulks te meer
waar, tot dusver althans, voldoende mid
delen tot dekking ontbreken.
Regeling samenstelling Hoo-
gen Raad, Gerechtshoven, Ar
rondissement s-R echt banken
en Kantongerechten.
Ingediend is eeu wetsontwerp tot wijzi
ging van de wet van 5 Juli 1910 (Stbl. No.
181) tot regeling van de samenstelling van
den Hoogen Raad, de Gerechtshoven, de
Ar rond. Rechtbanken cn de Kantongerech
ten en van de jaarwedden der rechterlijke
ambtenaren, alsmede van de klassen der
Rechtbanken en kantongerechten.
De Minister -erkent de gegrondheid der be
zwaren tegen de bestaande regeling inge
bracht en heeft gemeend gehoor te moeten
geven aan de in de beide Kamers met aan
drang geuite wenscheh, om nader te over
wegen op welken grondslag een juiste klas
sen-indeeling dient te worden gebouwd. Hij
is tot de overtuiging gekomen, dat die
grondslag een dubbele zal moeten zijn en dat
zoowel de omvang der kantonreehterlijko
werkzaamheden als de bevolking van het
kanton tot maatstaf der rangregeling zal
moeten strekken. Het ontwerp bevat de
strenge toepassing van het gekozen stelsel.
De grenzen zijn zóó gesteld, dat, waar
kantongerechten van het type Arnhem uit
den aard der zaak tot de eerste klasso zijn
gebracht, gerechten als Zutfen nog juist tot
de tweede klasse behooren.
Het ontwerp geeft in vergelijking met het
thans geldend stelsel een besparing van
f 3200, ten miifste wanneer men bij de becij
fering met de opheffing van het kanton
Berlicum rekening houdt. Strikt genomen
komt de nieuwe indeeling iets duurder uit.
Theologische faculteit
In zijn Memorie van Antwoord op het
Voorloopig Verslag, aangaande het wets
ontwerp tot wijziging van de wet van 22
Mei 1905 (StbL No. 141) betreffende een
voorstel van wet tot verdere regeling van
het bepaalde omtrent de vakken van de fa
culteit der Godgeleerdheid aan do Rijks
Universiteiten, zegt do Minister van Bin-
nenlandsche Zaken dat hij niet verwacht
had, dat een wetsontwerp, strekkende
om de termijnen uit do artt. XXVI en
XXVII der wet van 22 Mei 1905 (Stbl. No.
141) te doen vervallen, ernstigo bezwaren
zou uitlokken, veel minder nog, dat men
van hem een nadere aanduiding zou ver
langen van de redenen welko er toe geleid
hebben de in die artikelen gestelde termij
nen te laten verstrijken zonder aan de door
de wet gegeven opdracht gevolg te geven.
Bij die gelegenheid immers heeft hij al
thans voor zoover de theologische faculteit
betreft de reden duidelijk aangegeven,
welko het der Regeering onmogelijk heeft
gemaakt tijdig aan bedoelde wetsopdracht
uitvoering te geven.
Zij is daarin gelegen, dat lot dusver de
noodige voorlichting, waarop men had ver
trouwd, van de zijde der kerken heeft ont
broken Bovendien en dit geldt évenzeer
ten opzichte van de staatsexamens met ef-
fectus civilis is aan do wets voor dracht
geen gevolg gegeven, wijl tot het voorstel
len van ingrijpende wijzigingen ten aanzien
van deze beide onderwerpen bezwaarlijk
kan worden overgegaan, voordat het rap
port der Staatscommissie tot reorganisatie
van het onderwijs het licht had gezien. Nu
men de wijzigingen kent, door dezo oom-
missie ook ten opzichte van de H. O. we:
noodig geoordeeld, zal moeten worden toe
gegeven, dat de Regeering hierin niet henfl
misgetast. De Regeering houdt zich dan ooi
overtuigd, dat een wetsontwerp als hef-
thans ingediende, om de wet met den fei-
telijken toestand in overeenstemming te
brengen, niet andei's dan toejuiching ban
verdienen.
Omtrent den in de gegeven ornhandig
heden te treffen maatregel is natuurlijk
verschil van inzicht mogelijk. De in Lei
wetsontwerp voorgestelde oplossing houd-'
de keuze tusschen verlenging van do termij
nen, schrapping van de termijnen en schrap
ping van de beide artikelen op de agenda
der. wetgevende macht, zonder noch lam
daaraan te verbinden een termijn, welke,
zooals bleek, bezwaar kan opleveren.
Bij Nota \an Wijziging wordt een klein
redactiewijziging voorgesteld.
Wet op «ie Rechterlijke Organisatie.
Bij Kon. besluit van 19 Sept. (St.bl. No.
286) is bepaald, dat de artt. XXIII, XXIY,
XXVIII, XXIX en XXXI der' wet van 5
Juli (St.bl. No. 180), tot wijziging der wot
op de Rcgterüjke Organisatie én het Beleid
der Justitie en van de Wetboeken van Bur
gerlijke Regtsvordering en van Strafvorde
ring, zullen in werking treden op 1 Nov.
e.k., met uitzondering van het eerste lid
van de slotbepaling, art. 114, opgenomen in
art. XXXI.
De „St.-Ct." No. 221 bevat een Iv. B.
van 19 Sept. (St.bl. No. 287) tot aanvulling
en wijziging van het bij IC. B. van 14 Sept.-
1838 (St.bl. No. 36) vastgestelde Reglement
No. I, laatstelijk gew. bij K. B. van 18
Dec. 1909 (St.bl. No. -108).
Dit K. B. bevat wijziging in den inwen-
digen dienst der Rechterlijke Colleges.
Utrecht. Dr. J. Schrijnen,, benoemd
tot leeraar aan de Utrechtsche lïoogeschool
vanwege de Sint-Radboudstichtiug, zal op 10
October zijn ambt aanvaarden met het ge
ven eener openbare les over „de Waarde
der Cultuurhistorische methode voor de ken
nis der Christelijke Oudheid."
Dr. J. Schrijnen was tot nu toe leeraa*
aan het bisschoppelijk gymnasium to Roer
mond.
2)
Het duurde eenigen tijd vóór de poort
geopend werd en er een vreemde figuur
verscheen: een oude man met lang wit haar
jen baard en doordringende donkere oog en,
en een doorgroefd gelaat, dat geel was als
perkament. Een lange, versléton, groene
'Ijas hing tot aan zijn knieën; een breede,
slappe hoed overschaduwde zijn gelaat.
Zijn héldere, scherpe oogen dwaalden van
don livrei-knecht naar de personen in de
auto.
„Wat wenscht ui" vroeg hij in het
CFransoh.
Lady Batlesea boog zich voorover en zei
in dezelfde taal:
„Wij willen uw meester, graaf Gotto,
spreken. Is hij thuis?"
Een spottend lachje deed even de mond
hoeken van den ouden man vertrekken.
„Ik' ben graaf Gotto," zei hij.
Do Engelsche dame staarde hem aan.
„UBent u zeker, ik bedoel, dat het mij
Veel pleizier doet u te zien. Wilt u ons
toestaan binnen te komen? Ik heb u een
voorstel betreffende zaken te doen.''
„Ik verlang niet naar bezoekers," zei hij
kortaf, „En ik heb geen zaken, die een be
spreking tusschen ons noodig maken."
„Maa-r u zult ons toch wel toestaan uw
mooien tuin te bewonderen. Toen ik dien
van nit zee zag, was ik zoo verrukt er over,
'dat ik het gewaagd heb een bezoek te
brengen, in de hoop..."
Terwijl zy sprak,, h'ad de blik van den
ouden man zich gevestigd op het blozende,
6trakke gezicht van het meisje. Het was
maar al te duidelijk welk een afkeer en
ontstemming zij voelde over dat ongema
nierde aandringen.
„Bent u Amerikanen?" vroeg hij plotse
ling.
Lady Batlesea richtte zich in beleedigde
waardigheid op.
„Zeker niet. Ik ben een Engelsche, van
adel. Ik ben..."
Zij zocht haar visiteboekje. De oude
graaf wenkte haar^dat maar te laten.
„Dat doet er niet toe. U bezit in ieder
geval de nieuwsgierigheid en de indringe
righeid van die menschen. Ik heb u gezegd,
mevrouw, dat ik geen bezoekers verlang,
en stel mijn tuin niet ter bezichtiging voor
nieuwsgierige toeristen van de Riviera."
„De agent had ons dat verteld," mengde
het meisje zich in het gesprek. „Neem u
het ons niet kwalijk, mijnheer. Het is zoo
ongewoon in deze dagen iemand te vinden,
die zich zoo van de wereld afsluit, dat
lady Batlesea..."
„Bent u haar dochter?" vroeg hij plot
seling, met waardeering den oprechten toon
van het meisje opmerkend, vergeleken bij
dien der Engelsche gravin.
„Neen, ik ben haar nicht."
Lady Batlesea boog zich voorover, ver
langend om haar zin te krijgen.
„Ach, monsieur le Comte, wilt u ons even
binnen uw hek laten kijken? Alleen maar
een kleine wandeling door het laantje, dat
ik daar zie. Uw natie is zoo beleefd en hof
felijk, dat u aan den wensch van een dame
geen weerstand zult bieden/'
Er was weinig beleefdheid of bewondering
in der^blik, die over haar gelaat en ges tal tej
gleed, over haar toilet, dat nauwkeurig de
mode van het oogenblik volgde. Daarna
wendde hij zijn oogen naar de in eenvou
dige stof gekleede gestalte naast haar.
„Wenscht mademoiselle soms ook mijn
armzalige woning te zien?" vroeg hij.
Het meisje werd bleek. Zij voelde zich
ontstemd over de houding van haar tante.
Zij kon het niet goedkeuren, dat een parti
culier eigendom behandeld werd alsof het
een interessant punt was voor Cook-toe-
risten.
„Neen, monsieur," zei ze kalm, „ik ben
er niet nieuwsgierig naar."
Lady Batlesea wendde zich boos naar
haar om.
„Hoe durf je zoo spreken!" zei ze in het
Engelsch. „Juist nu ik op het punt was
dien ouden gek er toe te bewegen I"
En weer begon zij haar overredingen in
het Franseh: „Natuurlijk zou mademoiselle
even trotsch op de eer zijn als ik."
„Zij kan haar eigen wen&chen uiten. Ik
zou haar verlof geven als zij het werkelijk
verlangde," was het koele antwoord.
„Maar, monsieur, ik, ik kan haar toch
niet toestaan alleen naar binnen te gaan.
Wat een vreemde gedachteBovendien
ben ik het, die uw villa graag wil hebben,
die u een aanbod wil doen..."
„Mijn villa hebben? Wilt u haar huren?"
„Ja zeker. Dat is de zaakA die ik wensch
te bespreken."
Hij zweeg, met gebogen hoofd en de
oogen op den grond gericht, alsof hij de
zaak overdacht. Lady Batlesea gaf den
palfrenier een wenk. Hij o/pende het por
tier van de auto. In een oogenblik was zij
er uit en stond bij 4^ zonderlingen ouden
man. v
Hij keek haar een oogenblik aan, cn
wierp plotseling het hek wijd open.
„Ga dan naar binnen," zei hij op beve
lenden toon, ,,en laat mij uw aanbod hooren.
Triomfantelijk keek lady Batlesea naar
Jeanne.
„Kom", zei ze. „Ik zei je wel, dat ik zou
slagen."
Langzaam en met weerzin stapte het
meisje uit. Zij volgde haar gebiedende tan
te door het hek, en zij bevonden zich op
een breed pad, donker door de in elkaar
grijpende takken van dikke boomen; een
droefgeestige mystieke laan van eeuwige
schemering, somber en grijs als de ilex- en
olijfboschjes rondom.
Zwijend ging de graaf vóór. Op sommige
plaatsen, wanneer lady Batlesea met een
verrukten uitroep bleef staan, wachtte hij
geduldig; maa-r zijn oogen dwaalden altijd
naar het gezicht van het meisje. Zij sprak
zelden, maar op haar gelaat was waardee
ring te lezen.
Het duurde eenigen tijd vóór de torentjes
van de villa verschenen boven de groote
magnolia's en il ex-boom en. De paden slin
gerden naar alle kanten, omlijst met datura
en geraniums. Hier en daar verbrak een
bank van majolica of het zuiver marmer
van een beeld het sombere groen. De weel
derige tuin spreidde zich aan weerszijden
uit over de hellende plateaux.
Het huis stond ver naar achteren op een
breed steenen terras, van waar de prach
tige baai en de gebogen kust mijlen ver
zichtbaar waren. Eindeloos struikgewas, een
wildernis van camelia's, azalea's en anje
lieren, omringden het aan alle zijden. De
geur van de oranjebloesems was bedwel
mend.
„Lieve hemd! Hoe prachtig!" riep lady
Batlesea voor do vijftigste maal uit. „En
wat kun je hier veel van maken!"
Zij stelde zich het terras al voor met eer.,
vroolijko groep gasten; met rieten stoelen
en roode zonneschermen, en met het gelach
en gepraat van de haar benijdende bezoe
kers. Wat een paradijs was hetWel, drie,
zelfs zes maanden zou het haar op zoo'u
plek niet vervelen.
„En nu het huis zelf", riep zij vrcolijk
uit. „Als dat zoo volmaakt is als dit, zou
ik u twee duizend Napoleons voor het sei
zoen geven, graaf."
„Verlangt u nog meer te zien?" vroeg hij,
„NatuurlijkIlc wensch het huis te zien
Ik wil de inrichting leeren kennen."
Een cynische glimlach kwam over dc lip
pen van den ouden man.
„U zult teleurgesteld zijn. Het is slechté
de verblijfplaats van een vrijgezel. Er ;S
binnen deze muren niets, dat past voor da
mes of voor de vroolijke wereld."
„O, dan kunnen er altijd nog wel eenige
kamers speciaal gemeubeld wordenzei
lady Batlesea op den beleedigenden en kop-
pigen toon, die haar zoo eigen was, en dio
haar jonge gezellin zoo bijzonder ergerde.,
„Kom dan binnen", zei de oude man
streng. „Mijn knecht zal u het huis laten
zien."
(Wordt vervolgd.)