No. S55TB tJttBGBrmEGBZKDy Anno £910 De Fers over de Millioenen-nota. Tweede Kamer. Academienisuws. FEUILLETON. De geheimzinnige kamer. Over de .,nota betreffende den toestand .Van 'slands financiën' is de „N.Rott.Ct." elecht te spreken, omdat zij zich met de fin. politiek der regeering niet kan vereenigen. Het blad wijst er op, dat op dit oogenblik op het verhoogde tarief reeds beslag is ge legd niet voor de sociale verzekeringen, maar rcor andere uitgaven. Voor bestrijding van de socia'le maatrege len, die in uitzicht worden gesteld- moeten nieuwe lasten aan de burgerij worden opge legd. Als wij dan ook beweren: voor den ge wonen staatsdienst zal de regeering het .verhoogde tarief bezigen, en voor de so ciale verzekeringen zullen precies als in het systeem-De Meester de nieuwe in komstenbelasting, de verhooging der suc cessiebelasting en wat dies meer zij dienen kan niemand ons dat tegenspreken. Men kan nu eenmaal niet zeggen: deze inkomsten dienen voor dit, en die- andere voor dat. Het feit, waar het om gaat is, dat de regeering geen kans ziet, er met de voorspiegelingen van vroeger, en met de beloften, door de rechterzijde bii de stem bus afgelegd te komen. Ook het „Handelsblad" zet uiteen, dat er geen sprake meer is van het reserveeren van de opbrengst der tariefherziening 'oor de sociale verzekeringen. Het is zoo gemakkelijk handel en nijver heid in één moeite door maar wat zwaarder te belasten. Dit spaart de moeite uit met nauwgezetheid tegen een opdrijven der staatsuitgaven te waken. Waar het bij een 'dergelijk systeem heengaat, heeft het bui tenland ons helaas voldoende geleerd. Zoo- laag de toegezegde ontwerpen nog niet zijn ingediend tast men ove-rigens ten aanzien van den omvang der verwachte baten in het "duister. Uit de mededecling dat bovendien een „nieuw middel" in onderzoek en voor bereiding is ter versterking der onl .'inb eten valt af te leiden dat de opbrengst drr bovenbedoelde heffingen niet voldoende zal zijn om het gat te stoppen. Wat dit nieuwe middel is, wordt nog niet medegedeeld. Wij zegt het „Hbl." zullen dus ons oordeel omtrent de wenscheliikheid en doel matigheid moeten op'schorten. ,,De Nieuwe Courant" zegt o.a. Wat ons niet aangenaam trof in de a.an- geboden bogrooting is, dat in de geraamde eindcijfers van eenige departementen niet meer te bespeuren valt van het wegvallen Van posten, op de Staatsbegrooting van ver leden jaar voorkomende en. als exceptioneel te beschouwen. Wij bedoelen posten als: 4 ton voor de volkstelling (Hoofdstuk V), 2 ton voor den bouw der Munt (Hfst. VII B), ruim 1^ ton voor de Bmsselsehe ten toonstelling (Iifst. X) in plaats waarvan geen equivalente posten op de nieuwe be groeting worden aangetroffen en van welker verdwijning men toch een guustigen is vloed op het eindcijfer der voor 1911 aangevraag de bedragen niet of ternauwernood be speurt. Waar de minister het laat voorkomen, of hij een herziening van het tarief vaa in voerrechten, welker opbrengst nog op do inkomsten van 1911 van invloed zou kunnen zijn, mogelijk acht, daar zegt „De N. Crt.": Wij dun-en wei zeggen, dat alle kans daarop is buitengesloten (trouwens de mi nister koestert omtrent het bedrag dat het nieuwe tarief „meer zal opbrengen dan voor de maatregelen van socialen aard noodig zal zijn", zeer bescheiden verwachtingen!) en 'de heer Kolkman heeft dan ook een nieuw middel „in onderzoek en voorbereiding", waaromtrent hij verwacht dat zeer spoedig 'een beslissing ka.n worden genomen. De Troonrede dreigde slechts met het nemen Van de toevlucht tot „dezelfde tijdelijke maatregelen, als voor het loopende dienst jaar is geschied" en hiermee klopt het drei gement van do Nota dus niet. Deze geheim- einnigheid maakt het vooruitzicht slechts te hu i veringwekkender. „De Tijd" is van oordeel dat op het cijfer Vau tekort wel een en ander valt af te dingen doordien er onder de uitgaven en inkom sten sommen voorkomen, dio voor aanleg van sporen, tolep hoon verbindingen, voor schotten, enz., zijn uitgetrokken, zaken waarvoor desnoods leeningen kunnen plaats hebbe^ of die op andere wijze kunnen worden verrekend; maar op die wijze is er dan toch nog een tekort op den gewonen dienst van 12^ millioen. Deels zal dit wor den gedekt door verhooging van het Suc cessierecht en door heffiing van opcenten op de Vermogens- en Bedrijfsbelasting, maar voor het overgroote deel zullen de „omstandigheden" in het tekort moeten voorzien* „De Maasbode" spreekt van een „donker vooruitzicht" De lezer zal het ons toestemmen, dat dit alles maar treurig nieuws is. De gestadige opdrijving /der Staatsuit gaven ook de nieuwe begrooting doet voor andere niet onder de herhaalde aanvallen aan allen kant op de staatsruif, 't komt ten slotte neer op den zak der belastingbe talenden. - Het is allerminst ons bedoelen ten deze den minister van financiën als zoodanig een verwijt te doen; zulk verwijt zou ook ten hoogste onbillijk zijn. Maar het wordt toch, dunkt ons, meer dan tijd, dat onze Volksvertegenwoordiging zich heel ernstig de vraag stelt, of deze manie van al maar opdrijven der uitgaven niet te ver gaat; of er wel serieus naar gestreefd wordt in onze staathuishouding te bezuinigen waar zulks kan. Om maar iets te noemen, zal toch zeker op het stuk van subsidi es heel wat kun nen uitgespaard worden, waar een insti tuut als de openbare leeszaal zich ook al in de zorg van onze regeering verheugen mag. En tevens dunkt ons de vraag gewet tigd, of het bij zulk een desolaten toe stand van 's llijks finano:cn niet mogelijk zoude zijn met de offers, dio wij aan Mars brengen moeten, wat minder "spoed te. maken. In ieder geval, moet het uiterste be proefd worden, om althans het „nieuwe middel", waarvan de minister spreekt, overbodig te maken. De directe belastin gen kunnen niet verder worden opgedre ven, 't is reeds jaren geleden door den oud-minster Pierson openlijk erkend, en telkens gaat toch de bclastingschroef een slag verder om. Wij hopen van harte, dat zulks ditmaal worde vermeden, „Het Gentrum" vindt lichtpunten in de meevallers der vorige dienstjaren en ver volgt, na dezen to hebben opgenoemd: Wat hot groote tekort voor 1911 be treft, rijst de vraag, of het door den Minister niet te aanzienlijk is geraamd De verwachting, dat het metterdaad niet onbelangrijk minder zal blijken, dan thans wordt becijferd, is geenszins onge grond. Maar de Regeering wil zichzelf en het land blijkbaar bij voorbaat hoeden tegen teleurstelling. Bovendien zullen binnen niet te langen tijd zware eischen aan den fiscus worden gesteld. En ook met het oc*g daarop zal men de noodzakelijkheid van belastinghervorming niet kunnen ontgaan, al zal daarbij tevens do bedoeling moeten voorzitten, een bil lijker verdeeling der lasten te krijgen, dan thans het geval is De in 5t vooruitzicht gestelde belasting hervorming moge den fiscus ten goede komen, zij zal tevens de leemten hobben aan te vullen, welke thans den belasting druk in meer dan één opzicht onevenredig maakt. ,,De Gelderlander" schrijft: Een voel grooter tekort nog dan do drie vorige jaren grijnst dus over 1911 den mi nister van financiën togen. Minister Kolk man verklaart echter in geen geval te wil len medewerken aan een lang»:; rij van de- ficitton en deelt mede een nieuw middel te zullen voorstellen,- oen nieuwe belasting Waalroinft^nt zéér spoedig ee£ beslissing 2al genomen kunnen worden. Het komt ons voor, dat ee4 dergelijk gé-' Wichtig voorstel in de Troonrede niet veüy zwegen had bdhooreij te worden en cta mi nister ook id deze nota wat m.inder geheim1* zinnig moest zdjn. Over den aard der nieuw; voor te stellen belasting vernemen we nietö,- ofschoon dit toch wel van evenveel belang is als de vrij overbodige mede deeling dat de minister hoogst ongaarne tot de in vol voering er van overgaat. En verder Het meest van allé draagt weer tot de verhooging bij het Departement van Oor log, dat f 1,282,161 meer vraagt. Het eind cijfer voor oorlog zal dus voor 1911 ruim 29 millioen bedragen. Met heel veel moeite is men er in. geslaagd benedon de 30 mil lioen te blijven. De vestingbegrooting is n.l. f 142,700 lager geraamd, en de minister van oorlog verklaart dat daarvoor verschillende noodzakelijke werken achterwege moeten blijven. Ten slotte: Waar straks de kustverdediging, de nieu we Militiewet en de Landstorm aanzienlijke eischen aan de schatkist zullen stellen en de andere gewone uitgaven zoo geregeld en aan zienlijk stijgen, blijven wij betwijfelen of de opbrengst van het verhoogde tarief van invoerrechten voor de sociale wetgeving zal gereserveerd kunnen worden. Tenzij de nieuwe belasting op een zi^er groote opbrengst is berekend, wat de draag kracht der burgers waarlijk in deze toch reeds zoo dure en moeilijke tijden op 'n al te 'zware proef zoude stellen. Den militairen koers, die ingeslagen is, en die halsstarrig wordt voortgezet, beschou wen wij als de voornaamste oorzaak van den zoor bedeukel ij' kenfinancieel en toestand, die zeker op politiek gebied - zijn invloed zal doen gevoelen. Het R.-K. Dagblad „Het Huisgezin": Een verhooging van twintig millioen in drie jaar tijds, zonder dat zeer kostbare so ciale maatregelen zijn' genomen als bijv. de invaliditeits- en ouderdomsverzekering zou zijn, is abnormaal. En op dezen 'voet kun nen wij niet voortgaan zonder vast te loo- pen. We durven zelfs niet ontkennen, dat we thans reeds eenigormate vastzitten. Voorts schrijft dit orgaan: Wat de ministerieele verklaring inzake het tarief betreft, zal deze wel zoo moe ten worden verstaan, dat het nieuwe tarief meer zal opbrengen dan voor de maatregelen van socialen aard voorloopig noodig zal zijn, voorloopig, d. w. z. zoolangste in- validiteits- en ouderdomsverzekering er niet iswant dat uit het ta.ri.ef meer gehaald zal worden dan het complex van sociale verzekeringen zal eischen, is weinig aanne melijk. De oud-minister, het tegenwoordig Ka merlid De Meester schrijft in „Het Vad." over do milliocnen-nota. Het vólgende is daaraan ontleend: Aangezien het de werkwijze der Staten- Generaal in aanmerking genomen vrij wel ondenkbaar is, dat de inkomstenbelasting en de tariefsherziening den weg tot het Staatsblad zoo spoedig zullen vinden, dat de dienst 1911 daarvan nog profijt zou trekken, meenen wij als zeker te moeten aannemen, dat ook over 1911 de suikerac cijns geen verlaging zal ondergaan. Het werkelijko tekort zou intusschen zéér aanzienlijk beneden het g e- raamde moeten blijven, om te kunnen worden gedekt met het bedrag van f 1,850,000 (opcenten en verhoogde succes siebelasting) plus de opbrengst der verhoo ging van den gedistilleerd-accijns, die wij zagen het reeds gevoelig tegenvalt. Voor goed afgeschreven wordt gelukkig de zoo hoog noodige verlaging van den sui- keraocijns door den minister niet, maar hetgeen verkregen wordt do-ar een herziening van do nu nog gesplitste inkomstenbelasting en door hetgeen het nieuwe ta rief meer zal opbrengen dan voor de maatregelen van socia len aard noodig zal zijn, zal, naar het oordeel van den minister, onvoldoende zijn om te kunnen overgaan tot ovengenoem de verlaging en bovendien het evenwicht tusschen gewone ontvangstera en uitgawen to herstellen. Om die reden staat ons nog de minder aangename verrassing van een nieuwe belasting te wachten, welke in onder soek en voorbereiding is, doch van welken aard de millioenen-nota ons in het onzeke re laat. Maar het belangrijkste en, van ons standpunt geiie^ tevens liet meest betreu renswaardige van die nota achten wij de mededeeling, die vervat is in de boven ge spatieerde woorden, dat de tariefsverhoo ging, in strijd met de tot dusver gedane toe- zeggingen, zóó ver zal gaan, dat zij niet sleohts de ten laste van den staat komende kosten der maatregelen van socialen aard zal dekken, maar bovendien nog een deel van het tekort op de gewone uitgaven. Wanneer men bedenkt, dat van do door den minister Harte van Tecklenburg voorgestel de tariefsherziening door dien bewindsman een bato van ongeveer f 9 millioen werd verwacht, welk bedrag naar veler gevoelen te hoog was geraamd, en voorts in aanmer king neemt dat de door den minister Vee- gens voorgestelde ouderdoms verzekering den staat jaarlijks f 6.4 millioen zou kosten, terwijl naar alle waarschijnlijkheid voor de door den minister Talma toegezegde inva- liditeits- en ouderdomsverzekering vrij wat meer zal worden vereischt, dan zal men be seffen, dat de minister Kolkman ons een zéér hoog tarief zal moeten voorleggen, wil hij uit de meerdere opbrengst nog een execdent kunnen verwachten boven hetgeen noodig is voor de sociale maatregelen. Voor de Kamerleden is do tijd sedert de indiening der ontwerp-bcgrooting te kort geweest, om haar reeds aan een gezette studie te hebben kunnen onderwerpen. Op de Volksvertegenwoordiging rust intusschen naar het ons voorkomt, de ernstige plicht om nauwlettend na te gaan, of wel alle de voorgestelde verhoogingen noodzakelijk zijn en urgent, en niet te voteeren wat, zonder gewichtige belangen te schaden, zou kunnen worden nagelaten of uitgesteld: Want een geraamd tekort op de gewone uitgaven van meer dan twaalf en een half millioen is inderdaad bedenkelijk, zulks te meer waar, tot dusver althans, voldoende mid delen tot dekking ontbreken. Regeling samenstelling Hoo- gen Raad, Gerechtshoven, Ar rondissement s-R echt banken en Kantongerechten. Ingediend is eeu wetsontwerp tot wijzi ging van de wet van 5 Juli 1910 (Stbl. No. 181) tot regeling van de samenstelling van den Hoogen Raad, de Gerechtshoven, de Ar rond. Rechtbanken cn de Kantongerech ten en van de jaarwedden der rechterlijke ambtenaren, alsmede van de klassen der Rechtbanken en kantongerechten. De Minister -erkent de gegrondheid der be zwaren tegen de bestaande regeling inge bracht en heeft gemeend gehoor te moeten geven aan de in de beide Kamers met aan drang geuite wenscheh, om nader te over wegen op welken grondslag een juiste klas sen-indeeling dient te worden gebouwd. Hij is tot de overtuiging gekomen, dat die grondslag een dubbele zal moeten zijn en dat zoowel de omvang der kantonreehterlijko werkzaamheden als de bevolking van het kanton tot maatstaf der rangregeling zal moeten strekken. Het ontwerp bevat de strenge toepassing van het gekozen stelsel. De grenzen zijn zóó gesteld, dat, waar kantongerechten van het type Arnhem uit den aard der zaak tot de eerste klasso zijn gebracht, gerechten als Zutfen nog juist tot de tweede klasse behooren. Het ontwerp geeft in vergelijking met het thans geldend stelsel een besparing van f 3200, ten miifste wanneer men bij de becij fering met de opheffing van het kanton Berlicum rekening houdt. Strikt genomen komt de nieuwe indeeling iets duurder uit. Theologische faculteit In zijn Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag, aangaande het wets ontwerp tot wijziging van de wet van 22 Mei 1905 (StbL No. 141) betreffende een voorstel van wet tot verdere regeling van het bepaalde omtrent de vakken van de fa culteit der Godgeleerdheid aan do Rijks Universiteiten, zegt do Minister van Bin- nenlandsche Zaken dat hij niet verwacht had, dat een wetsontwerp, strekkende om de termijnen uit do artt. XXVI en XXVII der wet van 22 Mei 1905 (Stbl. No. 141) te doen vervallen, ernstigo bezwaren zou uitlokken, veel minder nog, dat men van hem een nadere aanduiding zou ver langen van de redenen welko er toe geleid hebben de in die artikelen gestelde termij nen te laten verstrijken zonder aan de door de wet gegeven opdracht gevolg te geven. Bij die gelegenheid immers heeft hij al thans voor zoover de theologische faculteit betreft de reden duidelijk aangegeven, welko het der Regeering onmogelijk heeft gemaakt tijdig aan bedoelde wetsopdracht uitvoering te geven. Zij is daarin gelegen, dat lot dusver de noodige voorlichting, waarop men had ver trouwd, van de zijde der kerken heeft ont broken Bovendien en dit geldt évenzeer ten opzichte van de staatsexamens met ef- fectus civilis is aan do wets voor dracht geen gevolg gegeven, wijl tot het voorstel len van ingrijpende wijzigingen ten aanzien van deze beide onderwerpen bezwaarlijk kan worden overgegaan, voordat het rap port der Staatscommissie tot reorganisatie van het onderwijs het licht had gezien. Nu men de wijzigingen kent, door dezo oom- missie ook ten opzichte van de H. O. we: noodig geoordeeld, zal moeten worden toe gegeven, dat de Regeering hierin niet henfl misgetast. De Regeering houdt zich dan ooi overtuigd, dat een wetsontwerp als hef- thans ingediende, om de wet met den fei- telijken toestand in overeenstemming te brengen, niet andei's dan toejuiching ban verdienen. Omtrent den in de gegeven ornhandig heden te treffen maatregel is natuurlijk verschil van inzicht mogelijk. De in Lei wetsontwerp voorgestelde oplossing houd-' de keuze tusschen verlenging van do termij nen, schrapping van de termijnen en schrap ping van de beide artikelen op de agenda der. wetgevende macht, zonder noch lam daaraan te verbinden een termijn, welke, zooals bleek, bezwaar kan opleveren. Bij Nota \an Wijziging wordt een klein redactiewijziging voorgesteld. Wet op «ie Rechterlijke Organisatie. Bij Kon. besluit van 19 Sept. (St.bl. No. 286) is bepaald, dat de artt. XXIII, XXIY, XXVIII, XXIX en XXXI der' wet van 5 Juli (St.bl. No. 180), tot wijziging der wot op de Rcgterüjke Organisatie én het Beleid der Justitie en van de Wetboeken van Bur gerlijke Regtsvordering en van Strafvorde ring, zullen in werking treden op 1 Nov. e.k., met uitzondering van het eerste lid van de slotbepaling, art. 114, opgenomen in art. XXXI. De „St.-Ct." No. 221 bevat een Iv. B. van 19 Sept. (St.bl. No. 287) tot aanvulling en wijziging van het bij IC. B. van 14 Sept.- 1838 (St.bl. No. 36) vastgestelde Reglement No. I, laatstelijk gew. bij K. B. van 18 Dec. 1909 (St.bl. No. -108). Dit K. B. bevat wijziging in den inwen- digen dienst der Rechterlijke Colleges. Utrecht. Dr. J. Schrijnen,, benoemd tot leeraar aan de Utrechtsche lïoogeschool vanwege de Sint-Radboudstichtiug, zal op 10 October zijn ambt aanvaarden met het ge ven eener openbare les over „de Waarde der Cultuurhistorische methode voor de ken nis der Christelijke Oudheid." Dr. J. Schrijnen was tot nu toe leeraa* aan het bisschoppelijk gymnasium to Roer mond. 2) Het duurde eenigen tijd vóór de poort geopend werd en er een vreemde figuur verscheen: een oude man met lang wit haar jen baard en doordringende donkere oog en, en een doorgroefd gelaat, dat geel was als perkament. Een lange, versléton, groene 'Ijas hing tot aan zijn knieën; een breede, slappe hoed overschaduwde zijn gelaat. Zijn héldere, scherpe oogen dwaalden van don livrei-knecht naar de personen in de auto. „Wat wenscht ui" vroeg hij in het CFransoh. Lady Batlesea boog zich voorover en zei in dezelfde taal: „Wij willen uw meester, graaf Gotto, spreken. Is hij thuis?" Een spottend lachje deed even de mond hoeken van den ouden man vertrekken. „Ik' ben graaf Gotto," zei hij. Do Engelsche dame staarde hem aan. „UBent u zeker, ik bedoel, dat het mij Veel pleizier doet u te zien. Wilt u ons toestaan binnen te komen? Ik heb u een voorstel betreffende zaken te doen.'' „Ik verlang niet naar bezoekers," zei hij kortaf, „En ik heb geen zaken, die een be spreking tusschen ons noodig maken." „Maa-r u zult ons toch wel toestaan uw mooien tuin te bewonderen. Toen ik dien van nit zee zag, was ik zoo verrukt er over, 'dat ik het gewaagd heb een bezoek te brengen, in de hoop..." Terwijl zy sprak,, h'ad de blik van den ouden man zich gevestigd op het blozende, 6trakke gezicht van het meisje. Het was maar al te duidelijk welk een afkeer en ontstemming zij voelde over dat ongema nierde aandringen. „Bent u Amerikanen?" vroeg hij plotse ling. Lady Batlesea richtte zich in beleedigde waardigheid op. „Zeker niet. Ik ben een Engelsche, van adel. Ik ben..." Zij zocht haar visiteboekje. De oude graaf wenkte haar^dat maar te laten. „Dat doet er niet toe. U bezit in ieder geval de nieuwsgierigheid en de indringe righeid van die menschen. Ik heb u gezegd, mevrouw, dat ik geen bezoekers verlang, en stel mijn tuin niet ter bezichtiging voor nieuwsgierige toeristen van de Riviera." „De agent had ons dat verteld," mengde het meisje zich in het gesprek. „Neem u het ons niet kwalijk, mijnheer. Het is zoo ongewoon in deze dagen iemand te vinden, die zich zoo van de wereld afsluit, dat lady Batlesea..." „Bent u haar dochter?" vroeg hij plot seling, met waardeering den oprechten toon van het meisje opmerkend, vergeleken bij dien der Engelsche gravin. „Neen, ik ben haar nicht." Lady Batlesea boog zich voorover, ver langend om haar zin te krijgen. „Ach, monsieur le Comte, wilt u ons even binnen uw hek laten kijken? Alleen maar een kleine wandeling door het laantje, dat ik daar zie. Uw natie is zoo beleefd en hof felijk, dat u aan den wensch van een dame geen weerstand zult bieden/' Er was weinig beleefdheid of bewondering in der^blik, die over haar gelaat en ges tal tej gleed, over haar toilet, dat nauwkeurig de mode van het oogenblik volgde. Daarna wendde hij zijn oogen naar de in eenvou dige stof gekleede gestalte naast haar. „Wenscht mademoiselle soms ook mijn armzalige woning te zien?" vroeg hij. Het meisje werd bleek. Zij voelde zich ontstemd over de houding van haar tante. Zij kon het niet goedkeuren, dat een parti culier eigendom behandeld werd alsof het een interessant punt was voor Cook-toe- risten. „Neen, monsieur," zei ze kalm, „ik ben er niet nieuwsgierig naar." Lady Batlesea wendde zich boos naar haar om. „Hoe durf je zoo spreken!" zei ze in het Engelsch. „Juist nu ik op het punt was dien ouden gek er toe te bewegen I" En weer begon zij haar overredingen in het Franseh: „Natuurlijk zou mademoiselle even trotsch op de eer zijn als ik." „Zij kan haar eigen wen&chen uiten. Ik zou haar verlof geven als zij het werkelijk verlangde," was het koele antwoord. „Maar, monsieur, ik, ik kan haar toch niet toestaan alleen naar binnen te gaan. Wat een vreemde gedachteBovendien ben ik het, die uw villa graag wil hebben, die u een aanbod wil doen..." „Mijn villa hebben? Wilt u haar huren?" „Ja zeker. Dat is de zaakA die ik wensch te bespreken." Hij zweeg, met gebogen hoofd en de oogen op den grond gericht, alsof hij de zaak overdacht. Lady Batlesea gaf den palfrenier een wenk. Hij o/pende het por tier van de auto. In een oogenblik was zij er uit en stond bij 4^ zonderlingen ouden man. v Hij keek haar een oogenblik aan, cn wierp plotseling het hek wijd open. „Ga dan naar binnen," zei hij op beve lenden toon, ,,en laat mij uw aanbod hooren. Triomfantelijk keek lady Batlesea naar Jeanne. „Kom", zei ze. „Ik zei je wel, dat ik zou slagen." Langzaam en met weerzin stapte het meisje uit. Zij volgde haar gebiedende tan te door het hek, en zij bevonden zich op een breed pad, donker door de in elkaar grijpende takken van dikke boomen; een droefgeestige mystieke laan van eeuwige schemering, somber en grijs als de ilex- en olijfboschjes rondom. Zwijend ging de graaf vóór. Op sommige plaatsen, wanneer lady Batlesea met een verrukten uitroep bleef staan, wachtte hij geduldig; maa-r zijn oogen dwaalden altijd naar het gezicht van het meisje. Zij sprak zelden, maar op haar gelaat was waardee ring te lezen. Het duurde eenigen tijd vóór de torentjes van de villa verschenen boven de groote magnolia's en il ex-boom en. De paden slin gerden naar alle kanten, omlijst met datura en geraniums. Hier en daar verbrak een bank van majolica of het zuiver marmer van een beeld het sombere groen. De weel derige tuin spreidde zich aan weerszijden uit over de hellende plateaux. Het huis stond ver naar achteren op een breed steenen terras, van waar de prach tige baai en de gebogen kust mijlen ver zichtbaar waren. Eindeloos struikgewas, een wildernis van camelia's, azalea's en anje lieren, omringden het aan alle zijden. De geur van de oranjebloesems was bedwel mend. „Lieve hemd! Hoe prachtig!" riep lady Batlesea voor do vijftigste maal uit. „En wat kun je hier veel van maken!" Zij stelde zich het terras al voor met eer., vroolijko groep gasten; met rieten stoelen en roode zonneschermen, en met het gelach en gepraat van de haar benijdende bezoe kers. Wat een paradijs was hetWel, drie, zelfs zes maanden zou het haar op zoo'u plek niet vervelen. „En nu het huis zelf", riep zij vrcolijk uit. „Als dat zoo volmaakt is als dit, zou ik u twee duizend Napoleons voor het sei zoen geven, graaf." „Verlangt u nog meer te zien?" vroeg hij, „NatuurlijkIlc wensch het huis te zien Ik wil de inrichting leeren kennen." Een cynische glimlach kwam over dc lip pen van den ouden man. „U zult teleurgesteld zijn. Het is slechté de verblijfplaats van een vrijgezel. Er ;S binnen deze muren niets, dat past voor da mes of voor de vroolijke wereld." „O, dan kunnen er altijd nog wel eenige kamers speciaal gemeubeld wordenzei lady Batlesea op den beleedigenden en kop- pigen toon, die haar zoo eigen was, en dio haar jonge gezellin zoo bijzonder ergerde., „Kom dan binnen", zei de oude man streng. „Mijn knecht zal u het huis laten zien." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5