EESIJSCnSÏ DACfB&JLD, If rij dag1 9 Septem&sr, Tweede Blad. Anno 191©. Faillissementen. FEUILLETON. Eesi 2wsr>e sir&Jd. f&'Oa Do Gemeentelijke Uectriciteits- werken in den Amsterdnmscken Gemeenteraad. Nadat verschillende andere onderwerpen waren behandeld, kwam gisternamiddag om ruim vier uren in den gemeenteraad van Amsterdam aan de orde het groote punt 'der agenda: „Rap port der Raadscommis sie, benoemd om een onderzoek in te stel len naar de gegrondheid van de grieven door dr. De Gel d e r te gen het hem als onder-directeur der G. E. W. verleend eervol ontslag ingebracht, en naar de juistheid van de door hem geuite beweringen betreffende het inwendig be heer van de Ge-meent e-e lectrioi- teitsw erken." Namens de Raadsoommissie deelde de heer Wibaut mede, dat deze commissie niet heeft gekend een geding noch een zaak Res sing, doch niets anders dan een algemeen administratief onderzoek in verband met de bedenkingen door den heer De Gelder uit gebracht naar aanleiding van het hem ver leend ontslag. Contradictoire getuigenverhoor en hebben niet plaats gehad. De commissie werpt van zich af, dat zij had pogen te zijn een recht bank of een vierschaar. De voorzitter der commissie heeft niet trachten te zijn een rechter van instructie. D© commissie heeft van het oogenblik, dat zij haar onderzoek begon, geweten, dat door haar van de fei ten het wettelijk bewijs niet zou zijn te le veren. Daartoe miste zij de middelen. De commissie heeft zich slechts willen verschaf fen een overtuiging en heeft gemeend haar onderzoek niet te moeten voortzetten van het oogenblik, dat zij zich een overtuiging had gevormd. Het is niet de commissie doch de Raad die uitspraak heeft te doen. In de verwerep, die haar hebben bereikt, heeft de commissie inmiddels geen aanlei ding gevonden haar conclusie te wijzigen, omdat haar overtuiging niet is gewijzigd. De heer Wibaut stelde vervolgens persoonlijk de vraag of het B. en Ws. bekend is, dat Woensdag het onderzoek is voortgezet door den waarnemenden direc teur derGemeonte-electriciteitswerken al- lthans voor zoover den voor ontslag voorge dragen chef der installaties den heer Grivel betreft. Toen toch zijn door den waarn. directeur verschillende beambten ondervraagd aan de hand der dossiers en in tegenwoordigheid van den heer Grivel. De hoer Wibaut kon daaraan toevoegen, dat het niet de eerste maal was, dat de heer Grivel zich op de bureaux der Elektri citeitswerken had bevonden, na het verlof, dat hc-m werd verleend, omdat zijn tegen woordigheid daar niet wcnsohelijk werd ge acht. Spr. vroeg B. en Ws. of van het door hem bedoelde verhoor_ do stenogrammen zouden worden overgelegd. De burgemeester antwoordde dat het college, als zoodanig, van liet verhoor niets af wist; wel van de tegenwoordigheid van den heer Grivel aan de Centrale. Hem .toch was verlof verleend onder beding, dat hij zich ter beschikking zou houden om in lichtingen te geven zoo dikwijls die zouden Worden verlangd. De wethouder mr. Z. vanden Bergh deelde hierop mede, dat op verzoek van den waarn. directeur, met het doel dezen in de gelegenheid te stellen zooveel mogelijk [gegevens te verzamelen voor de behande ling in den Raad, dossiers uit het archief 'der commissie worden ter beschikking ge- 'steld. De waarn. directeur heeft toen echter werklaard, dat het zijn bedoeling niet was een getuigenverhoor te beginnen. Den heer Wibaut verheugde het zeer te vernemen, dat het college van B. en Ws. 'geen opdracht had gegeven. Die opdracht moet dan zijn uitgegaan van den des tijds waarnemende wethouder van de bedrij ven. De wethouder heeft thans gezegd noch dat hij wèl noch' dat hij niet een dergelijke opdracht heeft gegeven. S)pr. handhaaft dat de heer Grivel tegenwoordig is geweest bij het stellen van vragen door den waarn. directeur en hij richt thans tot den wethou der pertinent de vraag of deze daartoe op dracht heeft gegeven cf niet. Mr. V an d e n B er g h: „Neen." De heer Wibaut. „Dan vraag ik wat B. en Ws. denken van het eigenmachtig optre den van den waam. directeur." Het is bekend, hoe vreesachtig sommige getuigen waren voor hun chefs, met name voor Grivd. Het is geen kleinigheid deze mensehen te brengen tegenover den man, dien zij vreezen en van wien zij niet weten cf hij weer him chef zal worden. Dc burgemeester antwoordde, dat het antwoord op deze vraag op dit oogen blik, alvorens B. en Ws. daaromtrent heb ben kunnen overleggen, niet kan worden gegeven. De wethouder Yan den Bergh ziet geen verband tusschen het onderzoek clvr commissie en het beweerde onderzoek, Jat- Maandag heeft plaats gehad. De heer Ketel aar: U schijnt er dus wel van to weten. Mr. Yan den Bergh, merkt up, «!at hij heeft gesproken van „hot zoogenaamde, beweerde onderzoek." Een s te m: „Dat is Juristerij." Mr. Yan «den Bergh deelde thans mede, dat de waarn. directeur hem Don derdagmorgen had gezegd, dat hij uitvoe ring had gegeven aan de opdracht gegc ven in overleg met B. en Ws. om mate riaal te verzamelen, en dot deze den heer Grivel had gehoord. De wethouder hoeft hem toen gezegd, dat hij daartoe geen op dracht had ontvangen. De burgemeester herhaalde dat de Raad thans moest afwachten tot een onder zoek was ingesteld en B. en Ws. de gelegen heid zouden hebben gehad te beraadslagen. Het woord was aLsnu aan den heer T e r Haar. Deze herinnerde aan hetgeenhij vroeger in den Raad zeide bij de bcgrooting in 1907 en 1908, n.l. -dat de winst van het clectrisoh bedrijf gemaakt wordt ten koste van de andere gemeentediensten en -bedrij ven en niet van de particuliere verbruikers die een te laag tarief betalen. Dc heeren Lo'nr (vroeger onder-directeur van het elee- trisch bedrijf) en Neb<zen (directeur van de gemeentetram) hebben spr. toen gelijk gogeven. De heer Ressmg (directeur van liet electrisch bedrijf) is spr. persoonlijk volkomen onbekend. Zijn eenigo grief te gen den heer Itessing is dat deze, om zijn doel te bereiken d.i. aan het hoofd te staan van een groote centrale met veel ma chines en groote capaciteit andere ge meentediensten heeft benadeeld. Daarom is door den heer Ressmg ook tegengehouden de uitvoering van het plan van den direc teur der stadsreiniging i>ot vuilverbranding, omdat daardoor veel goedkoopere electri sch© energie, zou kunnen worden geleverd. Als de tram geen uitkeering kan doen en de Elektriciteitswerken wel, komt dit alleen doorhet drijven van den hèer Róssing. De winst der Elektriciteitswerken komt ten minoto voor dc liclfb van do tramdc parti culiere verbruikers betalen te weinig. Na het besluit om „Electra" niet over te ne men, heeft de heer Ressing mat alle mid delen getracht dezen concurrent er onder te brengen. De heer Neiszen heeft zelf aangedrongen op een uitspraak door on partijdiger). De Raadszitting werd hierna geschorst tot 's avonds acht uren. In die avondzitting deelde, naar aanlei ding van de vraag door den heer Wibaut ge steld, de burgemeester mede, dat B. en Ws. bij onderzoek was gebleken, dat er geen verhoor had plaats gehad, dat er dus ook geen aanteekeningen van dat ver hoor kunnen worden overgelegd. Wat geschied is, is dat de heer Grivel werd ontboden en hem gevraagd is uit het archief do stukken aan te wijzen, waar door de juistheid van hetgeen door hem ver klaard werd, kon worden gecontroleerd. Deze stukken zijn toen, nadat zij door den heer Grivel waren aangeduid, door een ambtenaar uit het archief binnengebracht Een besluit van B. en Ws. was daarvoor niet noodig. Iedere wethouder kan de stuk ken van het archief ter beschikking van den directeur stellen. De waarn. directeur was onbekend in het archief en daarom deed hij zich voorlichten door Grivel. Zelfs al had de directeur in de ze gehandeld zonder opdracht, dan nog zou in zijn gedrag niets laakbaars liggen. Mr. Worst meende, dat het goed was, dat ook uit den Raad het incident werd reoht gezet. De heer Wibaut heeft zich zeer verontwaardigd getoond. Zij die den heer Wibaut inlichtingen gaven, hebben getracht vergif in zijn hersenen ie brengen. Wat wij noodig hebben is 'n kalm beraad, gelijk een rechter in raadkamer past.'-Het optreden van den heer Wibaut was volkomen juist. Het instellen van een onderzoek door de commissie heeft B. Ws. geenszins ontslagen van de verplichting om de zaax hunnerzijds te onderzoeken. De heer Wibaut zeide met leedwezen te hebben vernomen, dat het ooilege van B. en Ws. goedkeurt dat er een verhoor werd gehouden. Hij houdt vol, dat in te genwoordigheid van Grivel geroepen zijn twee getuigen om inlichtingen te geven. Ik sta hier zwak, want mijn zegslieden kan ik niet noemen, omdat zij bang zijn. De burgemeester zeide, dat B. en Ws. lolkouden, op grond van hun vertrou wen in dén waarnemenden directeur, dat er geen verhoor heeft plaats gehad en dat de woorden van de zegslieden van den heer Wibaut dus zijn gelogen. (De vergadering werd rumoerig, voorna melijk aan de zijde der sociaal-democraten.) De heer Wibaut: Niemand kan mij den waarborg geven, dat de menschen niet de volgende week doch over een jaar - er uit liggen. Dien waarborg vind ik ook niet in de houding van den Raad. Ik noem mijn monschen dus niet. (Het incident was hiermede geëindigd). Het woord was hierna aan den heer L a m- br echtsen van Ritthcm, die zijn standpunt in dc commissie uiteenzette. Den heer Ressing acht hij, hoewel hem in menig opzicht waardeerende, toch ongeschikt om aan het hoofd van het gemeentebedrijf te. blijven. Den heer Groothof te ontslaan als boek houder, hoewel hem niets anders is te ver wijten dan het overboeken van een post, acht spr. een grove onrechtvaardigheid. Ook acht spr. het onmogelijk den heer Grivel uit den gemeentedienst oneervol te ontslaan. De man heeft f 500 aangenomen, on 7 pet. over f 2400 bedongen voor zijn werk, doch niet gekregen. Zijn dit reden om den man oneervol te ontslaan en zijn leven to vernietigen? Deze man was een ijverig acquisiteurals hij op zijn stoel was blij ven zitten zou het gemeentebedrijf niet zijn op de hoogte, waar het thans is. Spr. had Grivci willen houden in het be drijf, doch in een andere positie. Waar cr geen plaats voor hem is, stelt spr. voor B. en Ws. uit te noodigen hem eervol te ont slaan uit den gemeentedienst met uitkee ring-van een jaar salaris.**' Met het voorstel der commissie ten aan zien van dr. De"Gelder gaat spr. mee. Hóe groot de schadeloosstelling zal zijn, is bij zaak. Hoofdzaak is, dat dr. De Gelder uit den gemeentedienst wordt verwijderd. Spr. nam inmiddels aan dat de man zioh heeft laten beïnvloeden on verkeerd geraden is. Mr. F a bi u s verklaarde, dat deze zaak niet is omgegaan buiten zijn hart, voor zoo ver aangaat de vier personen, die daarin betrokken zijn. Alle vier op zijn plaats zijn erkend als kuDdige, zeer bekwame men- schen. Er zijn door deze ambtenaren ge pleegd dingen, die door ieder lid van den Raad moeten worden gewraakt. Wij hebben hier het lot van vier personen in handen. AI zijn er handelingen gopleegd, die afkeu ring verdienen, toch is niets gebleken van fraude, van handelingen ten nadeel© der gemeente en in het persoonlijk belang der betrokkenen. Zelfs daar waar de tekortkomingen zijn waargenomen, is de schuld niet bewezen. Het is inmiddels goed dat hier in den Raad wordt uitgesproken, dat verkeerde hande lingen hebben plaats gehad. Spr. vertrouwt dat hetgeen is gebleken niet zonder vrucht voor liet college van B. en Ws. is voorbij gegaan. Juist waar het voor. B. en Ws. zoo moeilijk is de groote verantwoordelijkheid te dragen, moet te scherper worden geëischt van de ambtenaren, hooger en lager, dat zij B. en Ws. dienen met volkomen trouw en waarheid. Spr. bracht hulde aan den heer Delprat, die zijn wethoudersplaats verliet na het in den Raad gevallen votum. Spr. kwam daarna tot het onderzoek door de Raadscommissie, onder voorzitterschap van mr. Van Gigch. Of het getuigenverhoor desondanks heeft plaats gehad op de wijze, waarop dat door den rechter geschiedt, durft spr. niet be weren. De wijze, waarop de vragen vaak werden gesteld, komt spr. niet juist voor. Men heeft er aanmerking op gemaakt, dat dr. De Gelder niet door B. en Ws. ge hoord is; maar hier is dr. De Gelder niet beschuldigde, doch beschuldiger. En in zijn eigen zaak heeft dr. De Gelder in zoover ge legenheid gehad om zich te verantwoorden, dat hij in de gelegenheid is geweest dit schriftelijk te doen, en daarvan heeft hij in een nota een ruim gebruik gemaakt. Als „hooren" insluit dat dit moet geschieden door middel van het stemgeluid, dan zou zegt spr. een stomme nooit kunnen wor den veroordeeld. Spr. constateert, dat B. en Ws. gunstiger over dr. De Gelder hebben geoordeeld dan de commissie. Zonderling noemt spr. het dat de com missie bepaalt op welke voorwaarden de heer De Gelder door B. en Ws. is ontslagen. Spr. wil om hem den overgang gemakkelijk te maken, inmiddels wel, bijv. 14 jaar sala ris uitkeeren. De eenige, omtrent wien niet is gebleken, dat men hem als ambtenaar iets kan verwij ten. is de heer Grivel, dien men juist niet eervol ontslag wil geven. Dat hij 'n Maleier zou zijn, zooals is gezegd, kan daarvan de reden toch' niet zijn. Dat dien ambtenaar verlof is gegeven, moet worden beschouwd als een welwillendheid tegenover de com missie, opdat door hem gedurende het on derzoek niet zou kunnen worden gekuipt. Dcch vreeseliik zou spr. het vinden, als dit verlof op den man een brandmerk zou drukken. Naar de meening van den heer Fabius is deze commissie te ver gegaan door aan B. en Ws. te verzoeken ambtenaren te ontslaan. Er zijn ambtenaren, over wier aanstelling en ontslag dc Raad beslist, maar voer die te wier aanzien B. en Ws. beslissen, blijft bij hen de volle verantwoordelijkheid. De heer Resoing is een man van groote verdiensten, maar bij wien aan den anderen kant dc schaduwzijde niet ontbreekt. Maar in elk geval is het moeilijk aan een zoo hoog geplaatst en bekwaam man als den heer Ressing on t vlag te geven tegen zijn wil. Hem heeft de gelegenheid ontbroken, dio dr. De Gelder heeft gehad, om vrijwillig zijn ontslag te nemen. De heer De Gelder zal steeds kunnen zeggen: Ik heb ontslag ge kregen, omdat ik het niet heb willen vragen. Dit is een nadeel aan don kant van den heer Ressing. De Raad beeft in dezen ecu uiterst moeilijke taak te vervullen en spr. stelt zich voor, dat er vele leden zijn, die het oordeel van B. en Ws. zullen willen ken nen, alvorens hun stem uit te brengen. Als B. en Ws. eens verklaarden, dat zij de ver- antwoordelijkeid voor het handhaven van den heer Ressing als directeur durfden dra gon, zou spr. zich wel tweemaal bedenken, alvorens hem te ontslaan. Dc heer Fabius eindigde met twee voor stellen, medo namens dc heeren Hendrix, Den Hertog, Scheltema en Zwart, in te dienen lo. om uit te spreken, dat het belang der Gemeente-Electriciteits-werken medebrengt het ofttslag van dr. De Gelder te handha ven en aan dezen uit te keeren een bedrag, gelijkstaande met één jaar salaris; 2o. ten aanzien van de heeren Groothof en Grivel het voorstel te verwerpen om geen andere reden dan omdat het uitrioodi- gen van B. en Ws. om ontslag te verleenen niet ligt op den weg van den Raad. Ten slotte om, gezien het voorstel der oommissie, aan den heer A. W. Ressing eervol ontslag te verleenen, met uitkeering van een jaarwedde, B. en Ws. uit te noodi gen daarover aan den Raad hun oordetri te doen kennen. Zooals bekend is, was het voorstel der commissie eervol ontslag te verleenen, aan den heer Ressing, met uitkeering van een bedrag, gelijkstaande met zijn jaarwedde en B. en Ws. uit te noodigen den heer Groot hof eervol te ontslaan, met 12 maanden en den heer Grivel niet eervol te ontslaan, mefc 3 maanden salaris. Hiorna ging de heer Schelt erna het rapport der commissie na, waarbij hij de handelingen van de voor ontslag voorgedra genen verdedigde en het voorstel der com missie bestreed. De verdere behandeling werd geschorst tot hedennamiddag. Nederlauderschap. De minister van binnenlandsch'e zaken heeft, naar aanleiding van de wet van 15 Juli 1910 (Stsbl. No. 216) tot wijziging dei. wet op het Nederlanderschap, aan de com missarissen der Koningin in de onderschei dene provinciën verzocht de eerste zinsnee!c van de „Herinnering," voorkomende op de bewijzen van Nederlanderschap, te deen luiden: „De Nederlander, die buiten het rijk of zijn koloniën of bezittingen in andere werelddeelon is geboren, moet, vóór hij als meerderjarige in den zin der Nederlandaehc wet tien achtereenvolgende jaren zijn woon plaats in het buitenland heeft gehad, op straffe van verlies van het Nederlan derschap, a-Jin den burgemeester zijner laatste woonplaats in Nederland of aan den Nederlandschen gezant of aan een Ncder- landsehen consulairen ambtenaar in het land, waar hij woont, kennis geven, dat hij Nederlander wenseht te blijven." fiSet opsporen Tan misdadigers. De schrijver der „Brieven uit de Hoofd stad" in de „Leeuw. Ct." heeft het over het opsporen van misdadigers, enz. en zegt o.a. Ter wille van de discipline worden de rechercheurs wel wat erg aan het lijntje ge houden. Zoo is het gebeurd, dat een recher cheur iemand liet glippen, omdat deze van de IJ-pont gebruik maakte en onze recher cheur er geen vijf centen voor over had. Zulke kosten moeten de mensehen name lijk zelf betalen. Jaren geleden wist een rechercheur een krankzinnigen man niet beter te bemecste- ren, dan door telkens zijn hoofd om den hoek van de kamer, waar dc kerel z-at, to steken en hem zoo te verleiden de zes pa tronen van zijn revolver af te schieten. Bij de daarna volgende worsteling nam des rc- che:x:'«ooj> strooien h'oed den vorm van een panpI aan. Hij V"-rrg van de gemeente geen nieuwen h'-^d; x- k' van den commissaris, als particu lier <-e-r. g-uidon Bij de u Arasterdam zoo veelvuldig voor komende jachten op dc daken achter inbre kers scheurt een politicman wel eens zijn pantalon. De gemeente geeft geen nieuwe 1 Men wil zelfs dat een rechercheur, als pro test tegen dezen toestand wekenlang met een zeer decoratief gelapte broek heeft rondgeloopen Stelt men daartegenover, dat de recher cheur soms een zwaren dienst heeft, veel verantwoording en dat hij onder buitenge- meen strenge controle staat, dan begrijpt men, dat de geest van het korps niet altijd vaardig is als het er op annkomt „een. zaakje" in al zijn finesses na te speuren. Th. Deutekom, winkelier en koopman, te Noordwijk-aan-Zee. J. A. N. Ross, kapper te 's-Gravenhago. J. A_ Stokman, schilder te Amsterdam. P. G. Rensen, banketbakker, te Zieriksee. H. C. J. van der Boezen, winkelierster,- te Breda J. II. F. Fenders, koopman in groenten,; te Winterswijk. Stantsl>e<:rootiuB 1911. Het geraamde tekort op de Staatsbcgroo- ting voor 1911 zal, naar wij vernamen, uu- geveer 13 millioen bedragen. Intusschen make men zich daarover niet al te bezwaard. Dat van het loopende jaar is tot ruim één millioen ingekrompen. (H. Ct.) 20) Plotseling scheen haar een gedachte door het hoofd te gaan, welke naar vreugde peg deed toenemen. Zij lachte luid en zei: ,,U hadt onlangs het verschrikte gezicht van Ant-je Bergholm eens moeten zien, toen ze den studiekop bekeek. Er stond duide lijk op te le>zen: O, wat een knoeiwerk 1" Deze opmerking hinderde Pfaldner en ontnuchterde hem te gelijk. „Men moet meermalen de gelegenheid hebben gehad den ontwikkelingsgang van een talent na te gaan, om dat, zooals hier, 'door de zwakheid van de techniek heen te ontdekken. Voor zoover ik overigens juf frouw Bergholm meen te kennen, is zij, waarschijnlijk ook in haar oordeel over het werk van anderen, de bescheidenheid zelvcs en haar goedhartigheid is zóó groot, dat zij zeker niemand opzettelijk zal krenken. Haar gezicht nam weder de gewon© kou de uitdrukking aan. „Ge zijt een onvermoeide pleitbezorger van juffrouw Antje Bergholm, mijnheer Pfaldner," zei ze kort en ging haar vader helpen, die met den bowl binnenkwam. Langzaam volgde Pfaldner haar en het trof hem, dat Lilli tegenover haar vader met geen enkel woord melding maakte van hun laatste gesprek. Burger was spoedig op zijn lievelingson derwerp, den oorlog met Frankrijk, geko men. Hij vertelde van een kameraad uit Beieren, die er in geslaagd was een booze dame op een kasteel tot rede te brengen. „Wij lagen later gedurende den wapen stilstand op het slot en noemden haar altijd de getemde feeksbesloot hij. Lilli zei spottend: „Dat is altijd weer dezelfde geschiedenis van de getemde feeks, vrij of onvrij naar Shakespeare Slaag, su'ker en geen geduld Het geduld is alleen bestemd voor de dres suur van honden." Een oogenblik was er een pijnlijke stilte; toen zei de overste: „Maar hoe kom je tot dien plotselingen uitval, Lilli En met een poging, om aan het gesprek een andere wending te geven, vervolgde lij schertsend: „Wij1 arme heeren der schoppingAlsof een van ons de pantoffel ontkomen kon Lilli zat stil en scheen te wachten, dat de gast zich in het gesprek zou mengen. Toen deze zweeg, vroeg zij: „Is dat stuk van Shakespeare u ooit be vallen, mijnheer Pfaldner? Is het eigenlijk niet een afschuwelijke comedie, een aan eenschakeling van ruwheden?" Hij was pijnlijk getroffen, want hij voel de, dat haar uitval op hem gemunt was, en hij meende daartoe tóch geen aanleiding te hebben gegeven. „De tijd, waarin Shakespeare diohtte, was een geheel andere dan de onze," zei liij eindelijk. „Men moet ieder gedicht uit bet oogpunt van den tij'd van zijn ontstaan beschouwen. Maar geheel afgezien nog «daarvan, gelooft u werkelijk, dat dit stuk thans nog een van de meest gewilde oome dies van -Shakespeare zou zijn, wanneer het niets inhield dan een aaneenschakeling van ruwheden?" Zij antwoordde niet rechtstreeks; zonder hem aan te zien zei ze: „Het blijft steeds de oude geschiedenis. De arme heeren der schepping, zooals papa zioh uitdrukte, willen de vrouw aan ziek onderwerpen. Waar het slechts kan, moet zij den overheerschenden geest van den man gevoelen, en wanneer de geest geheel ontbreekt, ten slotte ook zijn brutale hand. Het is de eeuwige predikatie van de ge hoorzaamheid, welke men steeds van de vrouw eischt." Zij zweeg een oogenblik en zei toen scherp: „Beken het maar, mijnheer Pfald ner, u denkt ook niet anders dan de an deren „Mag ik u in plaats van met mijn eigen gedachten met een uitspraak van Goetlie antwoorden?" vroeg de ingenieur en toen Lilli haar oogen vol verwachting op hem richtte, ging hij voort: „De groote men- schenkenner zegt: Vrijwillige afhankelijk heid is de schoonste toestand, en hoe zou die mogelijk kunnen zijn zonder liefde?" Zij haalde de schouders op en spotte: „Papa Goethe kan in dit opzicht een erva ren en zeer veelzijdig man zijn geweest, maar u ontwijkt mijn vraag en ik dring aan op een duidelijk, onomwonden ant woord." De overste werd ongeduldig. De wen ding, welke het gesprek had genomen, be viel hem in het geheel niet en hij riep: „Ga er niet op in, beste vrend. Tegen over vrouwentongen moeten wij het tooh altijd afleggen. En lilli ken ik, die is nog gevaarlijker dan de anderen. Met mij spreekt zij menigmaal den geheelen dag geen woord; maar als ze dan haar mondje open doet, verstom ik uit vaderlijke wijs heid Hij vulde opnieuw dc glazen en zei: „Pro sit Spreken is zilver, maar zwijgen is goud Lilli zei niets dan een kort tot Pfaldner gericht: „Nu?" Hij dacht nu niet meer aan ontwijken en antwoordde kort: „Het is een eeuwige wet: de vrouw is den mau gehoorzaamheid schuldig." Zij lachte zenuwachtig. Het moest spot tend klinken, maar klonk bitter. Pfaldner vrceg: „Waarom lacht u, juffrouw? Wilt u ver anderen wat godsdienst en eeuwen sinds duizenden jaren leeren? Ontneem de vrouw de vrijwillige, uit liefde geboren afhanke lijkheid, waarvan Goethe spreekt, en ge ontrooft haar het beste deel van haar be koorlijkheid en ook van haar kracht." Lilli wierp het hoofd achterover, maar gaf geen antwoord meer en na eenige oogenblikkcn nam Pfaldner afscheid. Er stond geen spot meer op Lilli's gelaat, maar ijzige koude. De overste bracht hem tot de huisdeur. „Ge hebt u toch niet over Lilli geërgerd, beste vriend? Ja, die vrouwen! Ze zijn als het weer in April, regenbuien en zonne schijn wisselen elkaar af. En zelfs de ver standigste maakt geen uitzondering." Langzaam ging Pfaldner den tuin door en de straat ovecr. Yoor het huis van Berg holm bleef hij, in gedachten verzonken, een oogenblik staan. Hetlag in het duis ter; alleen één benedenvenster was verlicht. Welluidend en zacht drong pianospel tot zijn oor door en een heerlijke vrouwenstem zong een van de liederen van Schubert. XI. Eindelijk aanschouwde Antje de zee: in haar volle, onweerstaanbare majesteit. Voor op het kleine bootje stond het. jonge meisje; de frissohe Noordwestenwind blies haar ia het gezicht. Eergisteren nog had zij- niet geloofd, dat dc vervulling van haar wensch zoo nabij was. Bergholm had voor de uitnoodiging naar Helgoland bedankt, zonder zijn doch ter er iets van te zeggen. Den laatsten tijd was hij voortdurend in slecht humeur geweest en nu voor enkele dagen reisde hij plotseling naar Hamburg, „voor zaken", zocals hij kort tegen Antje zei. En nu was eergisteren mevrouw Kratz gekomen en had haar meegevraagd. Zij had niet dur ven toestemmen, daar zij het onbestemde gevoel had, dat haar vader het niet goed vinden zou. Toen was in den namiddag mijnheer Kratz zelf gekomen en had op zijn zachte, vriendelijke wijze haar beden kingen weerlegd. De wensch in haar, om de zee te zien, was eindelijk zóó vurig gewor den, dat zij alle andere gedachten uit haar hoofd zette. Alles om zich heen had zij nu vergeten; de grcnzelooze watervlakte boeide haar oogen en zinnen. Het was langzamerhand stil geworden op het dek van de boot. De overmoedige vroo- lijkheid van den vroegen morgen, toen men zich inscheepte, was verdwenen. De dames waren spoed'g in de kajuit gegaan, voor aan Sulphonaltje, hoewel ze kort te voren; pastilles met antipirine als een onfeilbaar middel tegen zeeziekte aangeprezen en dia eelfs gratis uitgedeeld had. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5