EESIJSCnSÏ DACfB&JLD, If rij dag1 9 Septem&sr, Tweede Blad.
Anno 191©.
Faillissementen.
FEUILLETON.
Eesi 2wsr>e sir&Jd.
f&'Oa
Do Gemeentelijke Uectriciteits-
werken in den Amsterdnmscken
Gemeenteraad.
Nadat verschillende andere onderwerpen
waren behandeld, kwam gisternamiddag om
ruim vier uren in den gemeenteraad van
Amsterdam aan de orde het groote punt
'der agenda:
„Rap port der Raadscommis
sie, benoemd om een onderzoek in te stel
len naar de gegrondheid van de
grieven door dr. De Gel d e r te
gen het hem als onder-directeur der G. E.
W. verleend eervol ontslag ingebracht, en
naar de juistheid van de door hem geuite
beweringen betreffende het inwendig be
heer van de Ge-meent e-e lectrioi-
teitsw erken."
Namens de Raadsoommissie deelde de
heer Wibaut mede, dat deze commissie niet
heeft gekend een geding noch een zaak Res
sing, doch niets anders dan een algemeen
administratief onderzoek in verband met de
bedenkingen door den heer De Gelder uit
gebracht naar aanleiding van het hem ver
leend ontslag.
Contradictoire getuigenverhoor en hebben
niet plaats gehad. De commissie werpt van
zich af, dat zij had pogen te zijn een recht
bank of een vierschaar. De voorzitter der
commissie heeft niet trachten te zijn een
rechter van instructie. D© commissie heeft
van het oogenblik, dat zij haar onderzoek
begon, geweten, dat door haar van de fei
ten het wettelijk bewijs niet zou zijn te le
veren. Daartoe miste zij de middelen. De
commissie heeft zich slechts willen verschaf
fen een overtuiging en heeft gemeend haar
onderzoek niet te moeten voortzetten van
het oogenblik, dat zij zich een overtuiging
had gevormd.
Het is niet de commissie doch de Raad
die uitspraak heeft te doen.
In de verwerep, die haar hebben bereikt,
heeft de commissie inmiddels geen aanlei
ding gevonden haar conclusie te wijzigen,
omdat haar overtuiging niet is gewijzigd.
De heer Wibaut stelde vervolgens
persoonlijk de vraag of het B. en Ws.
bekend is, dat Woensdag het onderzoek is
voortgezet door den waarnemenden direc
teur derGemeonte-electriciteitswerken al-
lthans voor zoover den voor ontslag voorge
dragen chef der installaties den heer Grivel
betreft.
Toen toch zijn door den waarn. directeur
verschillende beambten ondervraagd aan de
hand der dossiers en in tegenwoordigheid
van den heer Grivel.
De hoer Wibaut kon daaraan toevoegen,
dat het niet de eerste maal was, dat de
heer Grivel zich op de bureaux der Elektri
citeitswerken had bevonden, na het verlof,
dat hc-m werd verleend, omdat zijn tegen
woordigheid daar niet wcnsohelijk werd ge
acht. Spr. vroeg B. en Ws. of van het door
hem bedoelde verhoor_ do stenogrammen
zouden worden overgelegd.
De burgemeester antwoordde dat
het college, als zoodanig, van liet verhoor
niets af wist; wel van de tegenwoordigheid
van den heer Grivel aan de Centrale. Hem
.toch was verlof verleend onder beding, dat
hij zich ter beschikking zou houden om in
lichtingen te geven zoo dikwijls die zouden
Worden verlangd.
De wethouder mr. Z. vanden Bergh
deelde hierop mede, dat op verzoek van
den waarn. directeur, met het doel dezen
in de gelegenheid te stellen zooveel mogelijk
[gegevens te verzamelen voor de behande
ling in den Raad, dossiers uit het archief
'der commissie worden ter beschikking ge-
'steld. De waarn. directeur heeft toen echter
werklaard, dat het zijn bedoeling niet was
een getuigenverhoor te beginnen.
Den heer Wibaut verheugde het zeer
te vernemen, dat het college van B. en Ws.
'geen opdracht had gegeven. Die opdracht
moet dan zijn uitgegaan van den des
tijds waarnemende wethouder van de bedrij
ven. De wethouder heeft thans gezegd noch
dat hij wèl noch' dat hij niet een dergelijke
opdracht heeft gegeven. S)pr. handhaaft
dat de heer Grivel tegenwoordig is geweest
bij het stellen van vragen door den waarn.
directeur en hij richt thans tot den wethou
der pertinent de vraag of deze daartoe op
dracht heeft gegeven cf niet.
Mr. V an d e n B er g h: „Neen."
De heer Wibaut. „Dan vraag ik wat B.
en Ws. denken van het eigenmachtig optre
den van den waam. directeur."
Het is bekend, hoe vreesachtig sommige
getuigen waren voor hun chefs, met name
voor Grivd. Het is geen kleinigheid deze
mensehen te brengen tegenover den man,
dien zij vreezen en van wien zij niet weten
cf hij weer him chef zal worden.
Dc burgemeester antwoordde, dat
het antwoord op deze vraag op dit oogen
blik, alvorens B. en Ws. daaromtrent heb
ben kunnen overleggen, niet kan worden
gegeven.
De wethouder Yan den Bergh ziet
geen verband tusschen het onderzoek clvr
commissie en het beweerde onderzoek, Jat-
Maandag heeft plaats gehad.
De heer Ketel aar: U schijnt er dus
wel van to weten.
Mr. Yan den Bergh, merkt up, «!at
hij heeft gesproken van „hot zoogenaamde,
beweerde onderzoek."
Een s te m: „Dat is Juristerij."
Mr. Yan «den Bergh deelde thans
mede, dat de waarn. directeur hem Don
derdagmorgen had gezegd, dat hij uitvoe
ring had gegeven aan de opdracht gegc
ven in overleg met B. en Ws. om mate
riaal te verzamelen, en dot deze den heer
Grivel had gehoord. De wethouder hoeft
hem toen gezegd, dat hij daartoe geen op
dracht had ontvangen.
De burgemeester herhaalde dat de
Raad thans moest afwachten tot een onder
zoek was ingesteld en B. en Ws. de gelegen
heid zouden hebben gehad te beraadslagen.
Het woord was aLsnu aan den heer T e r
Haar. Deze herinnerde aan hetgeenhij
vroeger in den Raad zeide bij de bcgrooting
in 1907 en 1908, n.l. -dat de winst van het
clectrisoh bedrijf gemaakt wordt ten koste
van de andere gemeentediensten en -bedrij
ven en niet van de particuliere verbruikers
die een te laag tarief betalen. Dc heeren
Lo'nr (vroeger onder-directeur van het elee-
trisch bedrijf) en Neb<zen (directeur van
de gemeentetram) hebben spr. toen gelijk
gogeven. De heer Ressmg (directeur van
liet electrisch bedrijf) is spr. persoonlijk
volkomen onbekend. Zijn eenigo grief te
gen den heer Itessing is dat deze, om zijn
doel te bereiken d.i. aan het hoofd te
staan van een groote centrale met veel ma
chines en groote capaciteit andere ge
meentediensten heeft benadeeld. Daarom is
door den heer Ressmg ook tegengehouden
de uitvoering van het plan van den direc
teur der stadsreiniging i>ot vuilverbranding,
omdat daardoor veel goedkoopere electri
sch© energie, zou kunnen worden geleverd.
Als de tram geen uitkeering kan doen en
de Elektriciteitswerken wel, komt dit alleen
doorhet drijven van den hèer Róssing.
De winst der Elektriciteitswerken komt ten
minoto voor dc liclfb van do tramdc parti
culiere verbruikers betalen te weinig. Na
het besluit om „Electra" niet over te ne
men, heeft de heer Ressing mat alle mid
delen getracht dezen concurrent er onder
te brengen. De heer Neiszen heeft zelf
aangedrongen op een uitspraak door on
partijdiger).
De Raadszitting werd hierna geschorst tot
's avonds acht uren.
In die avondzitting deelde, naar aanlei
ding van de vraag door den heer Wibaut ge
steld, de burgemeester mede, dat
B. en Ws. bij onderzoek was gebleken, dat
er geen verhoor had plaats gehad, dat er
dus ook geen aanteekeningen van dat ver
hoor kunnen worden overgelegd.
Wat geschied is, is dat de heer Grivel
werd ontboden en hem gevraagd is uit het
archief do stukken aan te wijzen, waar
door de juistheid van hetgeen door hem ver
klaard werd, kon worden gecontroleerd.
Deze stukken zijn toen, nadat zij door den
heer Grivel waren aangeduid, door een
ambtenaar uit het archief binnengebracht
Een besluit van B. en Ws. was daarvoor
niet noodig. Iedere wethouder kan de stuk
ken van het archief ter beschikking van den
directeur stellen.
De waarn. directeur was onbekend in het
archief en daarom deed hij zich voorlichten
door Grivel. Zelfs al had de directeur in de
ze gehandeld zonder opdracht, dan nog zou
in zijn gedrag niets laakbaars liggen.
Mr. Worst meende, dat het goed was,
dat ook uit den Raad het incident werd
reoht gezet. De heer Wibaut heeft zich zeer
verontwaardigd getoond. Zij die den heer
Wibaut inlichtingen gaven, hebben getracht
vergif in zijn hersenen ie brengen. Wat wij
noodig hebben is 'n kalm beraad, gelijk een
rechter in raadkamer past.'-Het optreden
van den heer Wibaut was volkomen juist.
Het instellen van een onderzoek door de
commissie heeft B. Ws. geenszins ontslagen
van de verplichting om de zaax hunnerzijds
te onderzoeken.
De heer Wibaut zeide met leedwezen
te hebben vernomen, dat het ooilege van
B. en Ws. goedkeurt dat er een verhoor
werd gehouden. Hij houdt vol, dat in te
genwoordigheid van Grivel geroepen zijn
twee getuigen om inlichtingen te geven.
Ik sta hier zwak, want mijn zegslieden
kan ik niet noemen, omdat zij bang zijn.
De burgemeester zeide, dat B. en
Ws. lolkouden, op grond van hun vertrou
wen in dén waarnemenden directeur, dat er
geen verhoor heeft plaats gehad en dat
de woorden van de zegslieden van den
heer Wibaut dus zijn gelogen.
(De vergadering werd rumoerig, voorna
melijk aan de zijde der sociaal-democraten.)
De heer Wibaut: Niemand kan mij
den waarborg geven, dat de menschen
niet de volgende week doch over een jaar -
er uit liggen. Dien waarborg vind ik ook
niet in de houding van den Raad. Ik noem
mijn monschen dus niet.
(Het incident was hiermede geëindigd).
Het woord was hierna aan den heer L a m-
br echtsen van Ritthcm, die zijn
standpunt in dc commissie uiteenzette. Den
heer Ressing acht hij, hoewel hem in menig
opzicht waardeerende, toch ongeschikt om
aan het hoofd van het gemeentebedrijf te.
blijven.
Den heer Groothof te ontslaan als boek
houder, hoewel hem niets anders is te ver
wijten dan het overboeken van een post,
acht spr. een grove onrechtvaardigheid.
Ook acht spr. het onmogelijk den heer
Grivel uit den gemeentedienst oneervol te
ontslaan. De man heeft f 500 aangenomen,
on 7 pet. over f 2400 bedongen voor zijn
werk, doch niet gekregen. Zijn dit reden om
den man oneervol te ontslaan en zijn leven
to vernietigen? Deze man was een ijverig
acquisiteurals hij op zijn stoel was blij
ven zitten zou het gemeentebedrijf niet zijn
op de hoogte, waar het thans is.
Spr. had Grivci willen houden in het be
drijf, doch in een andere positie. Waar cr
geen plaats voor hem is, stelt spr. voor B.
en Ws. uit te noodigen hem eervol te ont
slaan uit den gemeentedienst met uitkee
ring-van een jaar salaris.**'
Met het voorstel der commissie ten aan
zien van dr. De"Gelder gaat spr. mee. Hóe
groot de schadeloosstelling zal zijn, is bij
zaak. Hoofdzaak is, dat dr. De Gelder uit
den gemeentedienst wordt verwijderd. Spr.
nam inmiddels aan dat de man zioh heeft
laten beïnvloeden on verkeerd geraden is.
Mr. F a bi u s verklaarde, dat deze zaak
niet is omgegaan buiten zijn hart, voor zoo
ver aangaat de vier personen, die daarin
betrokken zijn. Alle vier op zijn plaats zijn
erkend als kuDdige, zeer bekwame men-
schen. Er zijn door deze ambtenaren ge
pleegd dingen, die door ieder lid van den
Raad moeten worden gewraakt. Wij hebben
hier het lot van vier personen in handen.
AI zijn er handelingen gopleegd, die afkeu
ring verdienen, toch is niets gebleken van
fraude, van handelingen ten nadeel© der
gemeente en in het persoonlijk belang der
betrokkenen.
Zelfs daar waar de tekortkomingen zijn
waargenomen, is de schuld niet bewezen.
Het is inmiddels goed dat hier in den Raad
wordt uitgesproken, dat verkeerde hande
lingen hebben plaats gehad. Spr. vertrouwt
dat hetgeen is gebleken niet zonder vrucht
voor liet college van B. en Ws. is voorbij
gegaan. Juist waar het voor. B. en Ws. zoo
moeilijk is de groote verantwoordelijkheid
te dragen, moet te scherper worden geëischt
van de ambtenaren, hooger en lager, dat zij
B. en Ws. dienen met volkomen trouw en
waarheid.
Spr. bracht hulde aan den heer Delprat,
die zijn wethoudersplaats verliet na het in
den Raad gevallen votum.
Spr. kwam daarna tot het onderzoek door
de Raadscommissie, onder voorzitterschap
van mr. Van Gigch.
Of het getuigenverhoor desondanks heeft
plaats gehad op de wijze, waarop dat door
den rechter geschiedt, durft spr. niet be
weren. De wijze, waarop de vragen vaak
werden gesteld, komt spr. niet juist voor.
Men heeft er aanmerking op gemaakt,
dat dr. De Gelder niet door B. en Ws. ge
hoord is; maar hier is dr. De Gelder niet
beschuldigde, doch beschuldiger. En in zijn
eigen zaak heeft dr. De Gelder in zoover ge
legenheid gehad om zich te verantwoorden,
dat hij in de gelegenheid is geweest dit
schriftelijk te doen, en daarvan heeft hij in
een nota een ruim gebruik gemaakt. Als
„hooren" insluit dat dit moet geschieden
door middel van het stemgeluid, dan zou
zegt spr. een stomme nooit kunnen wor
den veroordeeld.
Spr. constateert, dat B. en Ws. gunstiger
over dr. De Gelder hebben geoordeeld dan
de commissie.
Zonderling noemt spr. het dat de com
missie bepaalt op welke voorwaarden de
heer De Gelder door B. en Ws. is ontslagen.
Spr. wil om hem den overgang gemakkelijk
te maken, inmiddels wel, bijv. 14 jaar sala
ris uitkeeren.
De eenige, omtrent wien niet is gebleken,
dat men hem als ambtenaar iets kan verwij
ten. is de heer Grivel, dien men juist niet
eervol ontslag wil geven. Dat hij 'n Maleier
zou zijn, zooals is gezegd, kan daarvan de
reden toch' niet zijn. Dat dien ambtenaar
verlof is gegeven, moet worden beschouwd
als een welwillendheid tegenover de com
missie, opdat door hem gedurende het on
derzoek niet zou kunnen worden gekuipt.
Dcch vreeseliik zou spr. het vinden, als dit
verlof op den man een brandmerk zou
drukken. Naar de meening van den heer
Fabius is deze commissie te ver gegaan door
aan B. en Ws. te verzoeken ambtenaren te
ontslaan. Er zijn ambtenaren, over wier
aanstelling en ontslag dc Raad beslist, maar
voer die te wier aanzien B. en Ws. beslissen,
blijft bij hen de volle verantwoordelijkheid.
De heer Resoing is een man van groote
verdiensten, maar bij wien aan den anderen
kant dc schaduwzijde niet ontbreekt. Maar
in elk geval is het moeilijk aan een zoo hoog
geplaatst en bekwaam man als den heer
Ressing on t vlag te geven tegen zijn wil.
Hem heeft de gelegenheid ontbroken, dio
dr. De Gelder heeft gehad, om vrijwillig zijn
ontslag te nemen. De heer De Gelder zal
steeds kunnen zeggen: Ik heb ontslag ge
kregen, omdat ik het niet heb willen vragen.
Dit is een nadeel aan don kant van den
heer Ressing. De Raad beeft in dezen ecu
uiterst moeilijke taak te vervullen en spr.
stelt zich voor, dat er vele leden zijn, die
het oordeel van B. en Ws. zullen willen ken
nen, alvorens hun stem uit te brengen. Als
B. en Ws. eens verklaarden, dat zij de ver-
antwoordelijkeid voor het handhaven van
den heer Ressing als directeur durfden dra
gon, zou spr. zich wel tweemaal bedenken,
alvorens hem te ontslaan.
Dc heer Fabius eindigde met twee voor
stellen, medo namens dc heeren Hendrix,
Den Hertog, Scheltema en Zwart, in te
dienen
lo. om uit te spreken, dat het belang der
Gemeente-Electriciteits-werken medebrengt
het ofttslag van dr. De Gelder te handha
ven en aan dezen uit te keeren een bedrag,
gelijkstaande met één jaar salaris;
2o. ten aanzien van de heeren Groothof
en Grivel het voorstel te verwerpen om
geen andere reden dan omdat het uitrioodi-
gen van B. en Ws. om ontslag te verleenen
niet ligt op den weg van den Raad.
Ten slotte om, gezien het voorstel der
oommissie, aan den heer A. W. Ressing
eervol ontslag te verleenen, met uitkeering
van een jaarwedde, B. en Ws. uit te noodi
gen daarover aan den Raad hun oordetri te
doen kennen.
Zooals bekend is, was het voorstel der
commissie eervol ontslag te verleenen, aan
den heer Ressing, met uitkeering van een
bedrag, gelijkstaande met zijn jaarwedde en
B. en Ws. uit te noodigen den heer Groot
hof eervol te ontslaan, met 12 maanden en
den heer Grivel niet eervol te ontslaan, mefc
3 maanden salaris.
Hiorna ging de heer Schelt erna het
rapport der commissie na, waarbij hij de
handelingen van de voor ontslag voorgedra
genen verdedigde en het voorstel der com
missie bestreed.
De verdere behandeling werd geschorst
tot hedennamiddag.
Nederlauderschap.
De minister van binnenlandsch'e zaken
heeft, naar aanleiding van de wet van 15
Juli 1910 (Stsbl. No. 216) tot wijziging dei.
wet op het Nederlanderschap, aan de com
missarissen der Koningin in de onderschei
dene provinciën verzocht de eerste zinsnee!c
van de „Herinnering," voorkomende op de
bewijzen van Nederlanderschap, te deen
luiden: „De Nederlander, die buiten het
rijk of zijn koloniën of bezittingen in andere
werelddeelon is geboren, moet, vóór hij als
meerderjarige in den zin der Nederlandaehc
wet tien achtereenvolgende jaren zijn woon
plaats in het buitenland heeft gehad, op
straffe van verlies van het Nederlan
derschap, a-Jin den burgemeester zijner
laatste woonplaats in Nederland of aan den
Nederlandschen gezant of aan een Ncder-
landsehen consulairen ambtenaar in het
land, waar hij woont, kennis geven, dat hij
Nederlander wenseht te blijven."
fiSet opsporen Tan misdadigers.
De schrijver der „Brieven uit de Hoofd
stad" in de „Leeuw. Ct." heeft het over
het opsporen van misdadigers, enz. en zegt
o.a.
Ter wille van de discipline worden de
rechercheurs wel wat erg aan het lijntje ge
houden. Zoo is het gebeurd, dat een recher
cheur iemand liet glippen, omdat deze van
de IJ-pont gebruik maakte en onze recher
cheur er geen vijf centen voor over had.
Zulke kosten moeten de mensehen name
lijk zelf betalen.
Jaren geleden wist een rechercheur een
krankzinnigen man niet beter te bemecste-
ren, dan door telkens zijn hoofd om den
hoek van de kamer, waar dc kerel z-at, to
steken en hem zoo te verleiden de zes pa
tronen van zijn revolver af te schieten. Bij
de daarna volgende worsteling nam des rc-
che:x:'«ooj> strooien h'oed den vorm van een
panpI aan.
Hij V"-rrg van de gemeente geen nieuwen
h'-^d; x- k' van den commissaris, als particu
lier <-e-r. g-uidon
Bij de u Arasterdam zoo veelvuldig voor
komende jachten op dc daken achter inbre
kers scheurt een politicman wel eens zijn
pantalon.
De gemeente geeft geen nieuwe 1
Men wil zelfs dat een rechercheur, als pro
test tegen dezen toestand wekenlang met
een zeer decoratief gelapte broek heeft
rondgeloopen
Stelt men daartegenover, dat de recher
cheur soms een zwaren dienst heeft, veel
verantwoording en dat hij onder buitenge-
meen strenge controle staat, dan begrijpt
men, dat de geest van het korps niet altijd
vaardig is als het er op annkomt „een.
zaakje" in al zijn finesses na te speuren.
Th. Deutekom, winkelier en koopman, te
Noordwijk-aan-Zee.
J. A. N. Ross, kapper te 's-Gravenhago.
J. A_ Stokman, schilder te Amsterdam.
P. G. Rensen, banketbakker, te Zieriksee.
H. C. J. van der Boezen, winkelierster,-
te Breda
J. II. F. Fenders, koopman in groenten,;
te Winterswijk.
Stantsl>e<:rootiuB 1911.
Het geraamde tekort op de Staatsbcgroo-
ting voor 1911 zal, naar wij vernamen, uu-
geveer 13 millioen bedragen.
Intusschen make men zich daarover niet
al te bezwaard. Dat van het loopende jaar
is tot ruim één millioen ingekrompen.
(H. Ct.)
20)
Plotseling scheen haar een gedachte door
het hoofd te gaan, welke naar vreugde
peg deed toenemen. Zij lachte luid en zei:
,,U hadt onlangs het verschrikte gezicht
van Ant-je Bergholm eens moeten zien, toen
ze den studiekop bekeek. Er stond duide
lijk op te le>zen: O, wat een knoeiwerk 1"
Deze opmerking hinderde Pfaldner en
ontnuchterde hem te gelijk.
„Men moet meermalen de gelegenheid
hebben gehad den ontwikkelingsgang van
een talent na te gaan, om dat, zooals hier,
'door de zwakheid van de techniek heen te
ontdekken. Voor zoover ik overigens juf
frouw Bergholm meen te kennen, is zij,
waarschijnlijk ook in haar oordeel over het
werk van anderen, de bescheidenheid zelvcs
en haar goedhartigheid is zóó groot, dat zij
zeker niemand opzettelijk zal krenken.
Haar gezicht nam weder de gewon© kou
de uitdrukking aan.
„Ge zijt een onvermoeide pleitbezorger
van juffrouw Antje Bergholm, mijnheer
Pfaldner," zei ze kort en ging haar vader
helpen, die met den bowl binnenkwam.
Langzaam volgde Pfaldner haar en het
trof hem, dat Lilli tegenover haar vader
met geen enkel woord melding maakte van
hun laatste gesprek.
Burger was spoedig op zijn lievelingson
derwerp, den oorlog met Frankrijk, geko
men. Hij vertelde van een kameraad uit
Beieren, die er in geslaagd was een booze
dame op een kasteel tot rede te brengen.
„Wij lagen later gedurende den wapen
stilstand op het slot en noemden haar altijd
de getemde feeksbesloot hij.
Lilli zei spottend:
„Dat is altijd weer dezelfde geschiedenis
van de getemde feeks, vrij of onvrij naar
Shakespeare Slaag, su'ker en geen geduld
Het geduld is alleen bestemd voor de dres
suur van honden."
Een oogenblik was er een pijnlijke stilte;
toen zei de overste:
„Maar hoe kom je tot dien plotselingen
uitval, Lilli
En met een poging, om aan het gesprek
een andere wending te geven, vervolgde
lij schertsend:
„Wij1 arme heeren der schoppingAlsof
een van ons de pantoffel ontkomen kon
Lilli zat stil en scheen te wachten, dat de
gast zich in het gesprek zou mengen. Toen
deze zweeg, vroeg zij:
„Is dat stuk van Shakespeare u ooit be
vallen, mijnheer Pfaldner? Is het eigenlijk
niet een afschuwelijke comedie, een aan
eenschakeling van ruwheden?"
Hij was pijnlijk getroffen, want hij voel
de, dat haar uitval op hem gemunt was, en
hij meende daartoe tóch geen aanleiding te
hebben gegeven.
„De tijd, waarin Shakespeare diohtte,
was een geheel andere dan de onze," zei
liij eindelijk. „Men moet ieder gedicht uit
bet oogpunt van den tij'd van zijn ontstaan
beschouwen. Maar geheel afgezien nog
«daarvan, gelooft u werkelijk, dat dit stuk
thans nog een van de meest gewilde oome
dies van -Shakespeare zou zijn, wanneer
het niets inhield dan een aaneenschakeling
van ruwheden?"
Zij antwoordde niet rechtstreeks; zonder
hem aan te zien zei ze:
„Het blijft steeds de oude geschiedenis.
De arme heeren der schepping, zooals papa
zioh uitdrukte, willen de vrouw aan ziek
onderwerpen. Waar het slechts kan, moet
zij den overheerschenden geest van den
man gevoelen, en wanneer de geest geheel
ontbreekt, ten slotte ook zijn brutale hand.
Het is de eeuwige predikatie van de ge
hoorzaamheid, welke men steeds van de
vrouw eischt."
Zij zweeg een oogenblik en zei toen
scherp: „Beken het maar, mijnheer Pfald
ner, u denkt ook niet anders dan de an
deren
„Mag ik u in plaats van met mijn eigen
gedachten met een uitspraak van Goetlie
antwoorden?" vroeg de ingenieur en toen
Lilli haar oogen vol verwachting op hem
richtte, ging hij voort: „De groote men-
schenkenner zegt: Vrijwillige afhankelijk
heid is de schoonste toestand, en hoe zou
die mogelijk kunnen zijn zonder liefde?"
Zij haalde de schouders op en spotte:
„Papa Goethe kan in dit opzicht een erva
ren en zeer veelzijdig man zijn geweest,
maar u ontwijkt mijn vraag en ik dring
aan op een duidelijk, onomwonden ant
woord."
De overste werd ongeduldig. De wen
ding, welke het gesprek had genomen, be
viel hem in het geheel niet en hij riep:
„Ga er niet op in, beste vrend. Tegen
over vrouwentongen moeten wij het tooh
altijd afleggen. En lilli ken ik, die is nog
gevaarlijker dan de anderen. Met mij
spreekt zij menigmaal den geheelen dag
geen woord; maar als ze dan haar mondje
open doet, verstom ik uit vaderlijke wijs
heid
Hij vulde opnieuw dc glazen en zei: „Pro
sit Spreken is zilver, maar zwijgen is
goud
Lilli zei niets dan een kort tot Pfaldner
gericht: „Nu?"
Hij dacht nu niet meer aan ontwijken
en antwoordde kort:
„Het is een eeuwige wet: de vrouw is den
mau gehoorzaamheid schuldig."
Zij lachte zenuwachtig. Het moest spot
tend klinken, maar klonk bitter.
Pfaldner vrceg:
„Waarom lacht u, juffrouw? Wilt u ver
anderen wat godsdienst en eeuwen sinds
duizenden jaren leeren? Ontneem de vrouw
de vrijwillige, uit liefde geboren afhanke
lijkheid, waarvan Goethe spreekt, en ge
ontrooft haar het beste deel van haar be
koorlijkheid en ook van haar kracht."
Lilli wierp het hoofd achterover, maar
gaf geen antwoord meer en na eenige
oogenblikkcn nam Pfaldner afscheid. Er
stond geen spot meer op Lilli's gelaat,
maar ijzige koude.
De overste bracht hem tot de huisdeur.
„Ge hebt u toch niet over Lilli geërgerd,
beste vriend? Ja, die vrouwen! Ze zijn als
het weer in April, regenbuien en zonne
schijn wisselen elkaar af. En zelfs de ver
standigste maakt geen uitzondering."
Langzaam ging Pfaldner den tuin door
en de straat ovecr. Yoor het huis van Berg
holm bleef hij, in gedachten verzonken,
een oogenblik staan. Hetlag in het duis
ter; alleen één benedenvenster was verlicht.
Welluidend en zacht drong pianospel tot
zijn oor door en een heerlijke vrouwenstem
zong een van de liederen van Schubert.
XI.
Eindelijk aanschouwde Antje de zee: in
haar volle, onweerstaanbare majesteit.
Voor op het kleine bootje stond het.
jonge meisje; de frissohe Noordwestenwind
blies haar ia het gezicht.
Eergisteren nog had zij- niet geloofd, dat
dc vervulling van haar wensch zoo nabij
was. Bergholm had voor de uitnoodiging
naar Helgoland bedankt, zonder zijn doch
ter er iets van te zeggen. Den laatsten
tijd was hij voortdurend in slecht humeur
geweest en nu voor enkele dagen reisde hij
plotseling naar Hamburg, „voor zaken",
zocals hij kort tegen Antje zei. En nu was
eergisteren mevrouw Kratz gekomen en
had haar meegevraagd. Zij had niet dur
ven toestemmen, daar zij het onbestemde
gevoel had, dat haar vader het niet goed
vinden zou. Toen was in den namiddag
mijnheer Kratz zelf gekomen en had op
zijn zachte, vriendelijke wijze haar beden
kingen weerlegd. De wensch in haar, om de
zee te zien, was eindelijk zóó vurig gewor
den, dat zij alle andere gedachten uit haar
hoofd zette.
Alles om zich heen had zij nu vergeten;
de grcnzelooze watervlakte boeide haar
oogen en zinnen.
Het was langzamerhand stil geworden op
het dek van de boot. De overmoedige vroo-
lijkheid van den vroegen morgen, toen men
zich inscheepte, was verdwenen. De dames
waren spoed'g in de kajuit gegaan, voor
aan Sulphonaltje, hoewel ze kort te voren;
pastilles met antipirine als een onfeilbaar
middel tegen zeeziekte aangeprezen en dia
eelfs gratis uitgedeeld had.
(Wordt vervolgd.)