DE CRINOLINE.
STOFGOUD.
RECEPT.
Uit Parijs kwam onlangs de mare, dat
die monsterachtige uitvinding, de crinoline,
iw-elke ouderen van dagen zich nog met
Bchrik herinneren, weer haar intrede staat
te doen. Natuurlijk wordt er bijgevoegd,
dat het een heel andere crinoline zal zijn
dan .die, welke wij nu al weer zoolang
verfoeien, en hoopten voor altijd kwijt te
rijn.
Maar ,dat is maar een doekje voor het
bloedenonschuldig doet het ding zich voor,
om, als het eenmaal burgen-echt heeft ver-
Kregen, langzamerhand de oude, 1 eel ij ka
afmeting weer aan te nemen. En dan zit-
cen we er mee, en zijn we er zoo gauw
Iiiet van af. Maar veler hoop is op de,
vrouwen, op de Hollandsche vrouwen van
dezen tijd, die deze op het rollend wiel
der mode terugkeorende dwaasheid niet
andermaal haar sanctie zullen geven. En
in P.arijs 'zelf heeft niemand minder dan
Sarah Bernhardt, de beroemde tooneolspeel-
Bter, verklaard, dat zij deze „monsterach
tigheid", dat „infame wanproduct" nooit
zal dragen; nooit! Ook die verklaring
geeft ons moed, want mevrouw Bernhardt
heeft ,tal van bewonderaars, die zich aam
haar zij zullen scharen. Maar dat belet
niet, dat wij waakzaam zullen moeten
zijn. [Want het gaat met de nieuwigheden
in de mjode zoo, dat ze vostje voor voetje
slechts terrein veroveren, en tochvóóri
we ons het gevaar bewust zijn, tyrannisee-
ren ze ons al en zirn we onze vrouwen
loopen of, liever gezegd, voortschuiven in
die afschuwelijke, van onder breed uitloo-
pende kooien.
Een andere tooneelspeelster, juffrouw
Sorel, van het Théatre francais te Parijs,
heeft zich erg1 gunstig ,over de crinoline
.uitgelaten. Zij hoopt op de herleving er
van. En laat ons daarbij niet vergeten, dat
het meermalen de „artistem" zijn van de
Parijsche schouwburgen, die de mode aan
geven, maar welke de kleeding voor heel
de wereld gemaakt wordt. Juffrouw Sorel
.Verklaarde, dat de crinoline uit de dagen
dier jmididelste regeeringsperiode van koningin
[Victoria, en van keizerin Eugénie een
Bohoone dracht waszij scheen dik
wijls ^overdreven", door draagsters zonder
smaak. De „crinoline" uit dat tijdperk was
een regelrechte afstammelinge der volle
weidsche japonnen van de achttiende eeuw.
Juffrouw Sorel gelooft, dat de „crinoline"
weer ingtevoard zal worden in een stijl, die
ach .aanpast aan den bestaanden een
»tijl, die de omtrekken, de lijnen van het
lichaam volgt en zelfs zal bljjken groo-
ter gemakkelijkheid met zich te brengen.
Maar mevrouw Sarah Bernhardt is, als
boven gezegd, niet weinig verschrikt em
ontdaan alleen .al bij hot vernemen, 'd,at er
kans bestaat, .dat de crinoline weer uit haar
graf verrijst. „De vrouwen van morgen,
mogen crinolines dragen", zm zij, „maar
geen barer zal er mij mee zien ver
schijnen I"
„Maar u hebt er eens toch1 een gedra
gen merkte een Parijsch journalist op,
die met haar over het geval sprak.
„Dat is waar," antwoordde zij, „maar
Vergeet niet, dat het mijn moeder was, die
ter mij 'toe dwong. Ik lieb het hatelijke,
belachelijke ding uitgegooid, zoo gauw ik
mijn eigen baas werd."
En toen kwam mevrouw Bernhardt ta
spreken over wat bedoelde journalist eigen
lijk .droeg, over zijn belachelijke kleeding.
„Natuurlijk," zei ?e, „doet gij wèl met
de mode moe. Eoei. Is er iets leelijkers
denkbaar, dam die hooge hoed, dien gij
draagt? Die Jiacbelpijp, wat is hij lach
wekkend! En die broek; waarlijk, die gaat
over de grens van het ongerijmde heem.
[Waarom, draagt ge geen kniebroek
„Gij, mannen, die den moed hebt de
vrouwenkleeding te becriti scoren, kleedt
uzelven in drie kachelpijpen: een voor het
hoofd en een voor elk der boenen I
Vrouwennamen.
Aan het Grieksch hebbm wij te danken
'Agnes: de Kuische; Doris: de Rijkbegaaf-
de; Dorothea: het Geschenk Gods; Eleonora
ten Laura: de Medelijdende; Helena: de
Lichtende; Irena: 'de Vreedzame; Katharina:
de Kloeke; Mclanie: de Donkere.
Aan het Latijn zijn ontleend: Augusta:
de Verhevene; Clara: de Reine; Clemtentine:
'de Zachte; Emilie; de Aardige; Fran-
cisca of Fanny: de Vrije; Leonie: de Moe
dige; Lucia: 'de Verlichte; Margaretha: de
Parel; Natalie: de LevenslustigeOttilie:
de Gelukkige; Paulina: de Geringe; Ror
salie: de RozenschooneSabine: de Geroofde.
Aan het Hebreeuwsch en andere Oostersche
talen zijn ontleend: Anna: de Lieflijke;
Aline: de Verhevene; Elizabeth: de God-
gelocvende; Gabrielle: 'de Goddelijke; Isa-
belle: de Kuische; Johanna: hot kind der
Genade; Martha: 'de Bedroefde; Maria: de
Weerstrevende; Rebekka: de goed Gevoede;
Sara: de Heerschende; Suzanna: de Leliën,-
rijke.
Van Germaanscben oorsprong zijn: Al-
bertinede Edelberoem.deBerthade Glan
zende; Brigitta: de Stralende; Emma: de
Huiselijke; Frederika: de Vrederijke; Geer-
truida: de SpeerjonkvrouwHedwig: de
Krijgszuchtige; Ida: de Goddelijke; Mathil-
de: de Heldin; Mina: de Sierlijke; [Wil-
helmina: de Beschermster; Adele, Adel
heide of Aleid: de Edelgeborene.
Reizen is: nieuwe punten van vergelijking
vinden voor a-lles, wat wij gezien hebben en
zullen zien, genoten hebben en zullen genie
ten. Reizen is: leeren weten wat men heeft
en niet heeft en ook niet hebben kan, wat
men weten en niet weten moetx wat men
leeren en afleeren moet.
L a v a t e r.
Is datgene, wat wij geluk noemen, wel
iets anders dan kalmte onder de stormen
des levens?
Van Koetsveld.
Macaroni met ham en kaas.
150 Gr. macaroni, 100 Gr. ham, 60 Gr.
boter, 60 Gr. kaas (oude zotetemelksche,
gruyère, parmezaansche of een mengsel
daarvan).
Bereiding: De macaroni gaar koken
in kokend water met zout op een vergiet
zetten. In de pan de boter laten smelten,
de macaroni toevoegen, goed warm laten
worden, de geraspte kaas in tweeën of
drieën toevoegen, met twee houten lepels
voorzichtig door de macaroni mengen tot
zij draden trekt, dan de ham er door men
gen. De massa overdoen in een vuurvasten
schotel, bestrooien met paneermeel, in een
warmen oven bruin laten worden.
AiLX.HÜX.S!.
Aan het strand.
Mijnheer en mevrouw, pas voor eenige
uren op de badplaats aangekomen, bekijken
de zee.
Mevrouw zegt: „Wat is dat mooil"
Hij antwoordt: „Heerlijk!"
Zij: „En zooals men hier van de stad be
komt!"
Hij: „Of 1 Ja, zoover als men bier verwij
derd is van al die diners..."
Zij: „En van de comedie-uitgangetjes."
Hij: „En van de club."
Zij: „En van de winkels en van de pas
juffrouwen..."
Hij: „Wat is 't mooi 1"
Zij„Heerlijk
Hij: „Hoe laat is 'tV'
Zij: (kijkt op haar horloge): „Wat! A!
vijf uur! Dan moet ik voortmaken."
Hij: „Waar ga je naar toe?"
Zij: „Passen. Ik heb een allersnoezigst
kostuumpje bij den Engelschen kleermaker
besteld, je weet wel, bij denzelfden, die het
vorige jaar dat manteltje gemaakt heeft,;
dat je zoo goed beviel. Ik ga vlug, anders
is iemand me vóór. Wat ga jij doen?"
Hij: „Ik zou wel trek hebben een kijkje
op de club te gaan nemen, of er niet een
partijtje te maken valt."
Zij„Kom niet te iaat thuis, want je moet
je nog verkleeden. Je weet toch, dat we
met de B.'s in „Riche" dineeren?"
Hij: „Ik weet 't; de A.'s zullen er ook
rijn, en die eten liefst niet te laat."
Zij: „Je moest een loge in den circus ne
men. Het zou wel aardig zijn om ze mee
te nemen."
Hij: „Wat geven ze zoo al?"
Zij: „Ik weet het niet, maar ze moeten
heel veel goeds geven."
Hij: „Dat is 't voornaamste. Dan tot
straks."
Zij (verrukt naar de zee kijkend): „Is 't
niet verrukkelijk?"
Hij (evenzoo): „Heerlijk
Een Reuzenkoek.
Koning August de Sterke richtte eens,
gedurende de manoeuvres, die ook door den
Pruisischen koning Wilhelm I en den
Kroonprins bijgewoond werden, een feest
maal aan, waaraan het geheele leger deel
moest nemen. Hij liet een koek bakken, die
reusachtige afmetingen had. Daarvoor werd
verbruikt: 36 schepels meel, 82 stok eieren,
3 vaten melk, 1 vat boter, 1 vat gist en dan
nog de verdere ingrediënten. Er moest een
bijzondere oven voor gebouwd worden en de
koek, die 14 el lang en 6 el breed was, moest,
door middel van r aarden naar den Koning,
worden gesleept, die eigenhandig aanduidde
waar het midden was, en er voor zich en'
zijn gasten met zijn degen een flink stuk
uitsneed. Toen werd den soldaten verlof
gegèven, er met hun sabels en messen naar
believen stukken af te snijden.
Een waarheid als een koe.
Onderwijzer: „Wat weet je van
Achilles V'
Leerling: „Dat hij een hiel had."
„Leven en laten leve n." Deze
spreuk had mevrouw Vroolijk op de jacht-
tasch van haar man gestikt^ omdat hij bijna
altijd misschoot.
„Geef me eens een dubbeltje.
Alsjeblieft."
„Zie je, nu leg ik er nog een dubbeltje
bij. En als je nu een vraag, die ik je stel
len zal, bevestigend beantwoordt, dan krijg
je beide dubbeltjes. Als je ontkennend ant
woordt, neem ik ze.
Nu, pas op, daar gaat-ie dan. Maar zeg
me nog eerst of je het kunstje al eens meer
hebt gezien?"
„Neen."
„O, dank je wel. Ik heb de dubbeltjes all'*
Uit een kinderopstel. De
Beer. De Beer is net een man, maar
hij heeft een snuit, en waar wij handen
hebben, zitten bij hem voeten, en dan heeft
hij een combination (hemd en broek aan
één stuk) aan van pelswerk.
Sergeant: „Infanterist Meyer, je
hebt veertien dagen kamerarrest, omdat je
vier en twintig uur te laat van verlof terug
komt."
Infanterist: „Vraag wel, excuus
mijn vader heeft mij deze ham van 7 kilo
voor u meegegeven!"
Sergeant: „Dat maakt de zaak an
ders! Met zulk een zware ham kun je na
tuurlijk niet zoo hard loopen."
In verlegenheid. Bierdrin
ker :„Nu weet ik heusch niet meer: heeft
mijn ouwetje gezegd, dat ik maar twee gla
zen drinken en om twaalf uur thuiskomen
moet; of heeft zij gezegd, dat ik twaalf
glazen moet drinken en om twee uur thuis
komen?"