Een jongens wacht. Roode ceders in Duitsch- Oost-Afrika. Zooals men Weet, wordt voor de fabri cage van potlooden Het hout van den roo- den ceder gebruikt, dat steeds zeldzamer wordt. Het is een verkeerd begrip, dat in plaats van dit hout evengoed ander hout ■zou kunnen worden gebruikt;aan proef nemingven heeft het niet ontbroken, '-doch deze hebben geen van alle een werkelijk 'gunstig resultaat opgeleverd. Geen hout laat rich zoo goed snijden als dat van den roo- den ceder. De vrees der potloodfabrikanten, dat bin nen afzienbaren tijd geen cederhout meer verkrijgbaar zal zijn, is dan ook zeer ver klaarbaar. Om zich van de schaarschte aan potloodmateriaal een denkbeeld te vormen, zou men slechts de cederzaagmolens in het zuiden der Ver. Staten behoeven te bezoe ken, waar mien tegenwoordig oude omhei ningen en kleine, knoestige stammen ge bruikt, waarop voor weinige jaren nog geen acht geslagen werd. Ho3 lang de voorraad in de zuidelijke Staten nog duren zal, is moeilijk te zeggenzoovéél is echter ze ker, dat verscheidene der aldaar op heb oogenblik aan het werk zijnde molens bin nen de komende twaalf jaren zullen moe ten stoppen, afgezien van welke maatrege len ook, die in dien tussehontijd misschien genomen worden, met betrekking tot nieu wen aanplant. Er zijn echter ofschoon de voorraad voor potlooden geschikte oeders voor het grootste deel is uitgeput, en hoe wel het zeker is, dat binnenkort absoluut geen boomen meer voorhanden zullen zijn nog geen stappen gedaan, om voor éen 'toekomstvoorraad te zorgen. Zoo was da stand van zaken tot voor weinige jarm. Intusschen is echter een nieuw bosch van roode oeders ontdekt, dat zóóveel van deze soort boomen bevat, dat voorloopig geen vrees voor uitputting van den voorraad ge koesterd behoeft te worden. Het bosch in; kw'estie is in de Duitsche kolonie Oost- Afrikk gelegen. De firma Wilkins "Wiese, die sedert twaalf jaren uitgestrekte planta ges in Oost-Afrika bezit, heeft de conces sie voor de uitbuiting van dit cederbosch' verkregen. Zij heeft een kabelspoorweg aan gelegd, welke meer dan anderhalf millioen mark gekost heeft, en in het loopende jaar zijn voor het eerst stammen van roode oe ders van Duitsch-Oost-Afrika naar Hamb burg verscheept. De van daar komende schepen voeren thans geregeld kleinere of grootere zendingen van dit waardevolle hout met zich. ftlayonnaise-saus. Een' goed 'toebereide mayonnaise-saus geldt terecht als 'een der fijnste soort sausen maar de bereiding vereisclit veel zorg en tijd. Het zekerst is men van het welslagen der saus, wanneer men de hoeveelheid bo ven ijs kan roeren; is dit evenwel een te groot bezwaar, dan zette men de kom in heel koud Water. Men gebruike voor dit gerecht de beste olie; op eiken persoon rekent men zoo on geveer een 'eierdopje vol. Heeft men geen mayonnaise-kom te zijner beschikking, dan neme men een gewone kom, met wat nau- wen bodem. Heel Voorzichtig dient men de eieren te openen, om eiwit en dooiers van el kaan te kunnen scheiden. Voor een gerecht van bijvoorbeeld twaalf personen zijn vier eierdooiers voldoende; men roert deze met wat zout steeds naar één kant. Nu begint men de olie voorzichtig er te laten indruppelen, terwijl men met de rechterhand voortdurend blijft roeren. Van dit langzame indruppelen hangt het gelukken der saus af; giet men er 'name lijk te veel olie ineens bij, dan zal de saus schiften, zoodra er azijn aan wordt toegevoegd, kien zal op de genoemde hoe veelheid eieren ongeveer twaalf eierdopjes vol olie moeten gebruiken, waarvoor men stellig een uur tijd moet nemen. De 'massa behoort dap stijf en glad te zijn als 'een soort van deeg en eerst nu kunnen de overige ingrediënten een beurt krijgen. Óp eiken persoon wordt nu een lepel azijn gerekend; heeft men dezen voorzichtig er aan toegevoegd, dan mengt men er nog twee eetlepels citroensap door, verder zes eetlepels koud 'water en vier a vijf eetlepels heldere aspic, dat men van te voren heeft opgelost. Het water maakt de saus zach ter, terwijl de aspic den smaak verfijnt en de vloeistof meteen gebondener maakt. Heeft men de fout begaan, dat men er te veel olie bijgevoegd heeft, dan kan men het best deze fout herstellen door in een andere kom een eierdooier te kloppen en de saus nu langzaam hierbij te voegen. Is de saus geschift, dan kan men soms nog een gladde massa krijgen door er onder flink roeren wat kokend water hij te voegen. "Wie van de lichamelijke opvoeding der jeugd veel verwacht, zal met belangstel ling kennis nemen van mededeelingen over de „boy-scouts," een door den bekenden ge neraal Baden-Powell gestichte Engelsclie organisatie, die dezer dagen een bezoek aan ons land bracht. All-een jongens en jongelieden kunnen er lid van worden. Doel eenerzijdsvarhoo- ging der weerbaarheid van het volk, zon der zich hierbij op militair gebied te be geven; en anderzijds: overal en altijd aan den medemen6ch hulp en steun te verlee- nen. Op allerlei wijze en gebied worden zij geoefend. Hun werkterrein ligt voor namelijk buiten in het open veld, maar ook in stad en dorp hebben zij reeds herhaaldelijk groote diensten bewezen, o. a. bij branden, terrein-afzettingen en reddin gen. Zij oefenen zich in practische aardrijks kunde, terreinkennis, kampeeren, bruggen slaan, vuren aanmaken, transportdiensten, spoorzoeken, wegvinden door middel van zon of starren, op het kompas loopen, lange marschen doen, padvinden, planten- en dierenkermis, enz. Zij leeren signaleeren met vlaggen pf lichten, met armen of stokken, overdag zoowel als des nachts, kennen allen het Morse-alphabet en zijn daardoor in staat op eiken afstand van gedachte.te wisselen. Zij he^en hun eigen herkenningsteekens en laanroepen; zij maken van de eenvoudigste hulpmiddelen een zak, jas, takken en bladen draagbaren en reddingstoestellen. Zij werpen hun touwen naar en om een voorwerp met dezelfde juistheid als de cow boy zijn lasso. Zij kunnen een noodverband aanleggen, bieden 'drenkelingen de eersbei hulp. Heel hun opleiding is er op gericht hen practisch te doen worden, doorzicht en vlugheid yan handelen en besluiten aan te kweeken. En bovenal leeren zijgehoor zaamheid -aan hun superieuren. Het behoeft geen betoog, van hoeveel be- teekenis een dergelijke geoefendheid en! ontwikkeling zijn kan voor algemeene men- schelijke belangen. Overal, waar hulp noo- dig is, kunnen de boy-scouts die schenken, of althans verzachting aanbrengen. Maan vooral yo'or de weerkracht eener natie is een organisatie als de hunne van belang. Zonder soldaatje gespeeld te hebben, komt als een geoefend man de boy-scout in het leger en is in een minimum van tijd tot een flink sbldaat te vormen, waarop het vaderland yertrouwen kan. Overal wint de meming veld, dat in een korten diensttijd een jonkman niet tot flink soldaat gevormd kan worden, tenzij hij beschikt over een zekere mate van geestelijke en lichamelijke oefening. Tal van sociale redenen maken echter zoo'n korten diensttijd gewenscht. Welnu, de te volgen weg is dan vanzelf aangewezen. Ook in ons land wordt dit beseft, en „Volksweerbaarheid" om maar een or ganisatie te noemen, die theorie in practijk omzet is daar om getuigenis af te leg gen van de fraaie resultaten, die bereikt kunnen worden. Dat een opleiding niet alleen in het be lang der weerbaarheid behoeft te geschie den, toonen de boy-scouts. LANDLOOPERS. Naar aanleiding van berichten aangaande den last, dien men heeft van landloopere, enz., heeft iemand het volgend wetsartikel opgediept uit een oud Geldersch Wetboek, getiteld „Codex Gelro Zutphanico", gedrukt in het jaar 1770, waaruit men kan aflei-^ den, dat men twee eeuwen geleden ook niet verschoond was van de landlcopersplaagV getuige de strenge maatregelen. Vagabunden. Dat alle vagabunden, lediggangïrs, land- strijekers, bedelaars en de ander dusdanig! geselschap, soo mannen als vrouwen, vcor sooveel deselve uijtheemsch zijn en vreem delingen, die binnen dese provincie gevon den en geapprehendeert sullen werden, voor de eerste maal dat sullen wesen geapprehen deert, publick sullen worden gegeesselt-, vcor de tweede maal gegeesselt en gebrandmerekt, ende yoor de derde piaal met de dood ge straft. Ende diegene, dewelke sig noemen met de naam van Heij den en of Egijptenaers, soo mannen als vrouwen, voor de eersta maal, dat geapprehendeert sullen zijn, pu-, blijek gegeesselt en gebrandmerekt sullen worden, en voor de tweede maal sonder, conniventie en sonder form van proces op gehangen. Ten ware, dat eenige in 's Lands dienst sijnde met companion bij patent daer door mogten marcheren, of anders in da Provincie met pas cedul en verlof (die sij 'den LIagistraten en officieren in de Steden 'en ten platten Lande sullen ver- toonen) van den Collonel of Capitain, 'dasr onder sij in effectiven dienst leggen, mog ten koomen, diewricke nogtans den inge-' §etenen geene de minste overlast sullen laen- doen, of sig ten platten Lande mogen op-, houden, maar haere reijse en last verrigtea sullen, bij poene dat andersints sij luijden so Wel als de andere soó genaemde Hoij-' denen, tegens het gedecemoerde banissement yikoomende, sonder onderscheijt of eeniga conniventie aenstonds anderen ten exempel' invoegen, als voorschreven sullen gestraftf worden. En wanneer bevonden mogte wor-ü den, dat door de voorschreven landloopers,^ vagabunden, bedelaers en soo genoemde! Heijdenen eenige overlast of geweld soudej mogen bedreven sijn, sullen diegoene, die; daer aen schuldig sijn, schoon voor de. eerste inael geapprehendeert, met de dood, gestraft wordengelijck ook van deselve friet^ de 'dood sullen werden gestraft, die bed vonden sullen worden, schietgeweer bij haer te dragen, des oock diegeene, die' haer in troupen koomen t' samen voegen,, wanneer s es of meerder manspersoon en bo ven de sestien jaer oud in een troup t'* saemen worden gevonden. Met verbod aar? alle herbergiers, taverniers, en saementlijcka' huijsluijden ofte ingesetenen, alle dieselvj, niet "meer te logeren, of te doen logerm, in hunne liuijsen, schuuren, stallen, hooij- bergen ofte sellaepschotten, nog oock te on derhouden, ofte eet en of drincken te gee ven, nog hun te laet-en versteecken, of dat sij hier teegens doende, voor hunne fanteur3,' herbergiers, complicen en metgesellen ge houden, ende ten opsigte van dien aen den' lijve gestraft sullen wórdensonder dat aen de voorschreven herbergiers en fan-, teurs van devoorverhaelde porsoonen voor onschuld mag dienen, dat soodaenige sijn gekoomen tegen 'haeren danck, ten ware, sij secretelijck en datelijck hadden laeten. weeten aen de respective Officieren 't aen-, landen van 'deselve vagabunden, heerloozo soldaten, lediggangers en gesinde voor vetr- haeld. Wordende nogmaals alle bedelaers, sijnde inboorlingen van desm Furstendom en Graafscap, geordonneerd tè blijven in haere geboorte of tegenwoordige woon-plaetse en aldaar haere naemon ende armoede aen de respective Magistraten en Officieren aan. te geeven 'en bekent to maecken, bij j>oeno, soo sij daer buijten bedelende gevonden en geattrapeert worden, van met deselfde straffe als de uijtheemsche gestraft te sullen wor den. Wordende mede verboden den van buij»-. ten inkoomende, sig ter neder te setten op kaatsteden of gemeenten, sonder sig ber voorens aen 'den Officieren met bewijs van voorige woonstede, handel en wandel te, hebben aan gegeeven 25 Oct. 1723. Gerenoveerd in den Jaere 1738. 4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 17