tien toenmaligen Rijnmond (thans Maasmond) en Alkmaar een bijna onafgebroken bosch' te vinden was, dat bijzonder wildrijk was. Juist om die peden liet graaf "Willem II in 1248 den grondslag leggen voor de Hof zaal, een gebouw, merkwaardig door zijn architectuur, belangrijk om zijn geschiede nis en eerbiedwaardig om zijn ouderdom. Hit gebouw werd de kern van het oude 's-Gravenhage en dit gebouw zou nooit ont staan zijn, als de Holla.ndsche graven geen behoefte hadden gevoeld aan een pied a terre in de buurt dar wildrijke bosschen. Het is echter duidelijk, dat de eerste heerschers ov>er Holland meer zorg besteed den aan hot wild en aan den wildstand, dan dat zij moeite deden om van hot Bosch' te maken, wat het -eenmaal worden zou: een prachtig wandelpark. Pas in het laatste tier 15de eeuw is men eonige zorg gaan tiragen voor de aan plantingenvóór dien tijd beschouwde men het Bosch uilsluitend als jachtgrond. Men had blijkbaar al te goed gezorgd voor den wildstand: er waren .tijdens de regeering van Philips van Bour- 'gondië zooveel konijnen in het Bosch ge- komien, dat het door deze knaagdieren met ondergang bedreigd werd. Daarom beval Philips in 1467» dat „men die conijnen zal ;uyt foretteren ende vercopen." Poretteren of fretteeren wil zeggen jacht maken op konijnen door middel van het fretje, een albino van de .wezel. Men jaagt de kuagers uit hun holen door dit Roofdier op hen los to laten. In sommige streken van ons land in het Gooi bijv- fretteert men' nog druk. Ook verbood men in die dagen het laten weiden van jonge dieren in het Bosch, daar zij aan de jonge spruiten en boomen te ved schade toebrachten. Ook be gon men jong hout van elders aan te voe ren uit Noord-Brabant kwamen jonge eiken, beuken uit Gooilandabeelen, iepen en olmen uit Vlaardingen; uit Brugge voerde Inen linden aan. In 1533 alleen werden er 60,000 elzen geplant en in 1552 zelfs 180,000. Gtoot-e zorgen begon men te wijden aan het planten. Het veen werd hoe langer hoe meer uitgegraven, de grond werd bemest §n bij groote droogte zelfs besproeid. Oor spronkelijk was er in het Bosch heel wat veen gegraven en de turf werd als braud- stof voor het Hof gebruikt of verkocht. Eerst in 1533 hield het turfgraven op. He gedeelten, die door het uit venen laag en drassig geworden waren, vulde men met duinzand aan. Ook werden in het Bosch drie boomkweekerijen aangelegd, ten einde het houtverlies to kunnen tegengaan. Men werd ook zuiniger met do opbrengst van het hout: wat nieC ten Hove gebruikt werd, ging men thans publiek verkoopen. Een enkele maal schonk men het hout weg aan de bestuurdeien van godshuizen. - Toch was het Bosch ook in dien tijd nog in hoofdzaak jachtgrond. Men trof er niet alleen klein wild, als hazen, konij nen, fazanten en veldhoenders aan, doch ook herten. Ten behoeve dezer dieren zette men hier en daar hooischelven neef. Ook scha delijk gedierte, als vossen en bunsings, ont brak er niet. He afsluiting van het Bosch duurde zeer lang. In 1613 nog moesten de Voerlieden, die naar Leiden wilden, die stad maar langs een omweg bereiken. Vroeger had men een tijdlang verlof gegeven, om hét Bosch met wagen en paard door te trekken, doch dan moesten de voerlieden de sleutels der poorten bij de poort eis, halen en zoo spoedig mogelijk terugbren gen. Met de zorg over het Bosch was een houtvester belast. In 1350 werd die functie bekleed door Harparen Allaertgraaf Philips stelde in 1449 Jacob van Cats- als Zoodanig aan en het ambt bleef in diens ge slacht tot liet einde der 16de eeuw. He houtvesters hadden, behalve hun vaste inkom sten, het genot van liet vierde deel van jalle boeten, benevens vrij gebruik van liout ien turf. Op het vangen en dooden van wild stonden strenge straffen; evenzoo op het 6telen en op het beschadigen van het houtgewas. Boeten van twee tot veertig gouden Philipsguldens stonden op deze over- jtredingen, terwijl bovendien de schuldigen' pog gestraft werden met opsluiting, ver banning, geeseling, soms met het verliesl van de rechterhand qf een oog. Tot schrik Merkwaardige vorm van een ontwortel den boomstam. In hot Dusseldorfer woud ligt deze door den bliksem gevelde boom, wiens gedeeltelijk uit den grond gerukte van deze boosdoeners stond er aan de noord zijde van het Bosch een galg. In den woeligen Geuzentijd vreesde men in Den Haag een overval van de Spaansche bend-en, en het was daarom, dat men een zesde deel der eiken uit het Bosch omhakte, ohi plaats te maken voor het aanleggen van versterkingen. In November van het jaar 1571 werd dit omgehouwen hout ver kocht, jdoeh het schijnt met de betaling! van de koopsom niet al te vlot te zijn gegaan; (ten brieste in Mei 1574 lag het nog onbetaald in het Bosch. Toen de Span jaarden dus in die maand in de buurt van Hen Haag kwamen, vonden zij er hout ge noeg, dat zij gebruikten voer hun schansen, die zij voor het heiig van Leiden noodig hadden. De aan voerder der Spanjaarden nam echter liet Bosch in zijn besckerjpingslechts! zes boomen werden nog geveld. Hij deedj dus beter dan de krijgsknechten van Wil lem I, die in November van dat jaar zich in het Bosch nestelden, cn niet minder dan zeventig stammen deden vallen. Het spreekt vanzelf, dat in die woelige dagen heel wat wild uit het Bosch viel door de kogels van vriend en vijand, zoodat men het in 1578 noodig vond om! honderd damherten, die uit Engeland waren aangevoerd, in het Bosch los te laten. Intusschen was het Bosch aan een groot gevaar ontsnapt. In 1575 was de toestond tied lands hoogst hachelijk en geldgebrek was aan de orde van den dag. "Willem van Oranje •én de Staten van Holland besloten toen niet alleen het houtgewas, doch ook zelfs den boschgrond 'te verkoopen, en slechts drin gende verzoekschriften cn afgelegde belof ten waren iu staat, om het ernstige gevaar, dat het Bosch dreigde, te bezweren. Ten slotto moest Hen Haag aan de landsregee- ï'ing kwijtschelden eenige schulden en bo vendien nog 1000 Carolusguldens toe be talen. Het aldus afgekoelde Bosch werd in 1621 door Bor genoemd: „het schoone, plei- zierige en vermakelijke bosch en warande, alwaar vele hazen, herten, liinden in te zien zijn, hetwelk zoo lustig en vermakelijk is, dat niet alleen de inwoners, maar ook vele anderen uit verscheiden steden van Hol land en elders daar des Zondags voor hun genoegen en vermaking komen." Intusschen was het af en toe in het Bosch niet geheel en al veilig. Soms hadden er aanrandingen ten bexoovingen plaats. Do muziekuitvoeringen, die men thans in het mooie jaargetijde geregeld in het Bosch geeft, dateeren reeds van het midden dei- 18de teeuw. Natuurlijk hadden die concerten nog niet op geregelde tijden plaats, doch als zij gegeven weiden, ging alles netjes •en fatsoenlijk toe. Hit schijnt niet het ge val te zijn geweest bij de zoogenaamde Bpschkermis, die de Hagenaars der smalle wortels zeer veel gelijken op een mondcr, dat met open muil op zijn buit waoht Voor al bij nevelachtig weer is d© gelijkenis pol» komen. gemeente gewoon waren te houden in den nacht tusscben den eersten en tweeden Pink sterdag. Er heersclite dan „allerhande on- gebondentheit." Bij oen interdictie van 30 klei 1729, uitgevaardigd door President en, Raden van Holland, Zeeland en Friesland,1 werd „op poene van confiscatie verboden in het Bosch tenten te stellen en er eet" en drinkwaren heen te brengen en op poene! van arbitraire oorrectie om er samen td, rotten." Thans is de Boschkermis verdwe nen, doch toen de Haagsche kermis nog1 bestond, trokken velen na de kermispret, op den laatsten Zaterdag, het Bosch in, om,' zoodoende de traditie in ©ere te houden. In het jaar 1795 het beginjaar van't den Franschen tijd werd het bestaan] van liet Bosch nogmaals bedreigd. Een lid; der Nationale Vergadering stelde voor, het' Bosch uit te toeien en den grond te be planten met aardappelen, knollen en peen. Men wilde igildus practisch zijn, doch het voorstel liep op niets uit. Ernstiger werd het Bosch bedreigd in 1812, toen de pre*- fect Stassart bevel gaf om in tien jaren' het hout om te hakken. Van der Spuy kreeg! van baron Van Heeckeren de Cloese bevel om het Bosch in kaart te brengen, ten einde de uitrpoiing systematisch te doen plaats! Ifyebben. He kaart werd gemaakt, doch de val van Napoleon redde het bestaam van het Bosch. i In 1819 en 1820 werden de beide vijvers aangelegd en dadelijk was het bestuur der; Witte of Litteraire Sooiëteit er bij om ver gunning te vragen om aan het eind der Jaeob'alaan een lianen tent te mogen plaat sen. Deze tent werd reeds in 1823 veif- vangen door een houten gebouw, dat in lateren tijd weer ruimen moest voor een steenen gebouw in Moorschen stijl. Een korten tijd heeft hij het begin van de vij- versnog een ander geb-ouw ^gestaan, het Groot-Paviljoen. Ook daar kon men zich vermeien in muziek. Toen echter het Groot- Paviljoen verdween, was het juist tijd daar voor geworden. De bezoekers verminderden, zeer en hun gehalte was niet toegenomen.' Ook hebben nog bestaan een vijftal houten tenten aan de zijde van de Maliebaan. Deze zijn ook van den aardbodem verdwenen. Meermalen heeft het Bosch te lijden ge had van geweldige stormen. Bij ouden van dagen is de herinnering aan den Pinkster^ storm van 1860 nog niet uit het geheugen gewischt. Honderden boomen werden toen ontworteld, doch de storm van 29 Novemb?r 1836 schijnt nog feller te zijn geweest. De beide Prinsen, .Willem (later ko;oing Wil lem III) en Alexander, die per rijtuig van Leiden kwamen, vonden het raadzamer uit te stappen en te voet verder te gaan, teen bij het zoogenaamde Jacobs.-prieel een zware beuk jneerstortte en prins Alexander vrij ernstig trof. - r - -sk-— -

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 16