Een stiïle getuige.
naderbij .gekomen .^as, „en gedurende zes
pretni Dat is onmogelijk 1"
Ada' verwaardigt 2d oh niet den Heer te
antwoorden, maar zij zegt tot de damte:
„Ik verzeker U, dat het waar is, mevrouw.
Papa heeft |het gezegd. Maar hij is erg
(verlegen. Hij durft -sr niet met den direc
teur over spreken en daar wij geen geld
imeer in huis hebban, heb ik de ontwerpen
van Papa genomen om ze den directeur te
toonen. Zooals Mama zegt, de mannen kun
nen goed werken, maar zij zijn niets waard
pp het punt van onderhandelingen voeren."
De dames lachen niet meer, maar kijken'
Heel ernstig. De heer draait zijn snor op.
„Wacht daan even op mij," zei de groote
dame tot Ada. Zonder de tusschehkomst van
den heer aan het loket in te roepen, klopt'
'zij aan de deur, waarop met groote letters
StaatDirectie.'
Zij gaat naar binnen, maar komt na
ieenige oogenblikkan weer te voorschijn, laat
de deur open en zegt tot Ada:
1 „Wilt u binneju komen? De directeur ver
wacht U." _j
1 De Keer en mevrouw Kersan hebben sedart
'een paai* uur het verdwijnen van hun doch-
'terje opgemerkt. Zij doorzoeken het geheele
huis. Zij hebben haar evenwel niet gevon
den, niemand heeft Ada gezien. De huis
bewaarder, die beneden woonde, is even
grof als altijd.
„Uw dochtertje? Ik hoef haar niet te be-
waken, meen ik. Ik bad wel dagwerk, als
ik 'pp de kinderen van alle menschen in
dit groote huis moest letten."
En hij slaat brutaalweg de deur van zijn
hokje dicht.
Mijnheer Kersan loopt vlug naar den com
missaris van politie, maar hij keert al spoe
dig terug.
„De commissaris weet ook van niets,"
roept hij tot zijn vrouw, die hem vol ong>
duld afwacht en haar oogen voortdurend
afvieegt.
Plotseling uit zij een kr?et: _,,Ada!"
Een automobiel houdt voor het huis stil
sn Ada stapt er uit zoo trotsch als ea
vorstin.
„Kind, kind," snikt haar moeder en drukt
Haar dochtertje tegen zich aan.
„U stikt mij, moeder," zei Ada, die tege
lijkertijd huilde en lachte.
Een jongmensch is na Ada uit den auto
mobiel gestapt. Hij spreekt den heer Ker
san (aan, die zijn ooren niet kon gelooven
mevrouw Kersan luistert ook.
„Mijnbeer Korsan," zegt het jonge mensch,
^,de ^directeur is dm de wolken over ww
plan. Hij gelooft, dat uw uitvinding „een
^mmekeer te weeg zal brengen in de ver
vaardiging van luchtschepen en hij zal u
tnorgen met genoegen ontvangen ter verdere
bespreking." 1
De secretaris zwijgt een oogenblik, alsof
ler hem nog iets op het hart ligt, dat hij
Bruins naar buiten loopen in haar helde
re katoenen japon en wit schort en
noodigde hen allen uit in de eetkamer te
komen, waar een heerlijk avondeteh hun te
wachten stond. Jan was ineens bijzonder
in zijn hunq toen hij die welbereide tafel zag
en in een ommezien waren gezichten en
handen gewasschen en zat men rond de
eenvoudige tafel met zijn gul, landelijk
maal. Heerlijke room was er in het kanne
tje en volop versche melk en brood I En
ik verzeker je, dat de kinderen zioh het
lieten smaken: ze aten zóóveel, dat Betste
zich nog ongerust maakte, dat ze zeker
ziek zouden worden; maar daar Was geen
nood van: ze hadden gezonde, sterke magen.
Hoofdstuk IV.
„Hebt u pleizrier met ons mee te gaan
naar de kolenhutten, jongeheer Jan?" vroeg
Bruins den volgenden ochtend, toen hij met
Tom daar toch heen ging.
„Welja, graag"; antwoordde Jan; „dat
is ten minste beter dan daar zoo bij die
meisjes te zitten suffen, kom Max, mee,
ouwe jongen 1"
„Voor het andere jonge volkje heb ik een
sterken schommel gemaakt, daar een eindje
echter niet weet, hoe te zeggen. Toen ging
liij voort:
„Uit het gesprek dat de directeur met
uw dochtertje gehad heeft, bemerkte hij,
dat uêop het oogenblik een beetje in
verlegenheid verkeert en daarom verzoekt
hij u beleefd dit vast als voorschot te wil
len aannemen," en hij overhandigde hem
een bankbiljet.
Mijnheer Kersan sluit nu zijn dochterje
in zijn armen. Man en vrouw geleiden het
jongemensch paar den automobiel. Maar de
huisbewaarder, die het bankbiljet gezien
heeft snelt toe, buigt zich eerbiedig en zegt
„Neem mij niet kwalijk, mijnheer Kersan,
laat mij het portier open doen. Benik
er niet om u te dienen?
Toen men Antoinette Broquant, die op
de vischmarkt te Boulogne viscli zat te
verkoopen, kwam vertellen, dat tolbeamb
ten en politie-agenten haar huisje hadden
doorzocht en haar zoon iPieter hadden mee
genomen, dacht zij eerst, dat het een grap
was. „Ik heb geen tijd om naar jullie
praatjes te luisteren." riep zij uit. »>Wie
zou er mijn krabben en garnalen ver-
koopen, als ik hier mijn tijd verpraatte?"
En vlug keerde zij zich weer naar haar
toonbank om den voorbijgangers haar ver
sche visph, die er zoo smakelijk wit en rose
uitzag, te verkoopen. Maar haar or oer
Jacob, die eigenaar was van een boot,
drong zich tusschen de koopers door en
fluisterde haar iets in het oor. Zij keek hem
eerst ongeloovig aan en werd toen doods
bleek. Zij wist niet hoe zij, steunende op
haar broers arm, nog thuisgekomen was
juist bij tijds om een troep menschen te
zien weggaan, terwijl de overblijvenden
mompelden: „Daar brengen ze Antoinette's
zoon in de gevangenis."
Antoinette Was gezien in het geheele vas-
scherskwartier. Haar man was op zee omge
komen en had haar een bitter beetje nage
laten en zij was vol moed aan het werk ge
gaan om haar zoontje Pieter, een aardigen-
blondkop van tien ja-ren, op te voeden. Zij
woonde in een aardig net huisje; Pieter was
een woelige jongen, maar had een goed haa*t
en leerde flink op sohool. En nu gebeurde
er op eens zoq iets vreeselijks: haar Pieter
in de gevangenis!
Nadat zij geweend en geweeklaagd had,
moest Antoinette een verhoor ondergaan en
vertelden Jacob cn een tolbeambte haar de
toedracht der zaak. Hoe jong Pieter ook
was, hij was een bedrieger. Sedert eenige
weken vermoedde men, dat er langs een
naburige klip tabak en lucifers werden bin
nengesmokkeld door een bootje, dat van de
Engelsche kust.kwam.
verder op en Juf-zal het wel een goed zitje
vinden, daar onder de beuken."
„Dank je welf baks"; antwoordde Betsie.
„Dan hoop ik van ochtend eens flink voort
te komen met mijn naaiwerk en ga jij dan
ook wat zitten borduren Joanna."
„Neen, dank je wel," zei die knorrig; ze
had hoofdpijn dien ochtend en was daarom
niet best te spreken, zo had Nellie afge
snauwd en overhoop gelegen met Jan, zoo
dat ze al haar goede voornemens wel ver
geten scheen.
„Dat gekke borduren 1 Wat heb je daar
nou aanl Ik ga zitten teekenen. Vader
heeft zelf gezegd, dat ik daarmee door
moest gaan." Daartegenover, in de keukea,
was Maggie weer geïnstalleerd op haar
rustbank en had haar breiwerk bij zich ge
kregen. Een blik vol verlangen wierp ze
naar buiten, ,toen ze daar die stemmen
hoorde: wie weet of dat ook niet een jonge
schilderes was die daar haar intrek had ge
nomen bij hen. Dat zou zij treffenHè,
haar oogen glinsterden al. Wel klonk
de stem niet heel vriendelijk, maar dat
kon meevallenNet schoot juffrouw Bruins
de deur uit en Joanna wierp even een blik
naar binnen. Wat zij daar zag, was nu niet
precies opwekkend. Zij schaamde zich, dat
Tolbeambten hadden tegen het vallen vaa
den avond dikwijls een schim langs de rotsen
zien vluchten. Den vorigen dag was het ge*!
heim ontdekt geworden: twee volle man
den met tabak onder een laag onschuldig^
groente. Om drie uren hadden de beambten
niets geien en om vier uren lagen de man
den op den grond, alsof de drager alles in
den steek ^gelaten had om te vluchten. Aan
het.hengsel van een der manden was eea
zakdoek geknoopt die waarschijnlijk gediend
had om ze op te halen. Het was een blauw»
geruite zakdoek met de letters tp'. B., er <>P*
zoodat men een huiszoeking bij Antoinette
gedaan had En de politieagenten twijfelden
er niet meer aan toen zij in de kast tien
dergelijk© zakdoeken gevonden hadden.
Jacob ging weg en liet Antoinette wan
hopig achter. Zij sloot juist de deur,
toen de oude Mardijck voorbij 1 wam, die,
ook zooveel van Pieter hield. Hij woonde
een eindje verder in een hutje.met zijn klein
dochtertje. Zij riep hem toe: „Wat een
ongeluk Mardijck. Pieter in de gevangenis
omdat hij schijnt gesmokkeld te hebben
De oude man verschoot van kleur. „Dat
is niet mogelijk. Zijn zakdoek heeft... Men
moet zich vergist hebben."
Hij liep door naar zijn huisje. Antoinette
sliep den heelen nacht niet. Zij stond des
morgens vroeg op, omdat zij verlof had
gekregen, haar zoontje in de gevangenis op
te zoeken.
Zij omhelsde Pieter en overstelpte hem
met vragen.
„Zeg toch, Pieter, dat het niet waar is?"
Hij keek zijn moeder met zijn groote blauw©
oogen aan en zei eindelijk: „Ik kan niet
zeggen dat ik niet gesmokkeld heb,, maar ik
kan wel zeggen, dat ik niet schuldig ben.
„Wie is dan schuldig?"
„Dat mag ik niet zeggen."
Zijn moeder kon er niets meer uitkrijgen,
evenmin als de rechter van instructie. Acht
dagen later kwam de zaak voor 't gerecht,
Antoinette was diep ongelukkig. Haar broer
Jacob, die juist thuis was, ging haar
troosten Om zich toen wat te verzetten, ging
hij met zijn vrienden naar de bioscope zien.
Men gaf er onder anderen een voorstelling
van een vischvangst dicht bij Boulogne. Ook
zag men het binnenvallen der vïsschers-
booten in de haven van een nabijzijnd
plaatsje. Mannen sprongen uit de booten,
legden ze vast en reikten elkander de man
den met visch aan. Plotseling zag men het
hoofd van een kind op het dek verschijnen.
Iedereen in de zaal riep: „Dat is 'Pieter
Broquant!"
Jacob was haastig opgestaan en ondervroeg
een der vertooners van de bioscope, waar
en wanneer hij die beelden had opgenomen.,
De man antwoordde, dat dit op den vorigen
Donderdagmiddag tusschen drie en vijf uren
was geschied. Jacob bedankte den man voor
zij zelve zoo onaardig en ontevreden was
en vroeg zachtjes aan moeder Bruins:
„Moet uw dochtertje daar altijd zoo op
bed liggen?"
„Ja, ongelukkig genoeg wel", antwoordde
die. „En er is ook in het minst geen kans
op beterschap. Ja, 't is wel erg voor mij,
dat ik zoo nooit eens een handje hulp aan
haar zal hebben."
Joanna liep nog even naar boven en kwam
terug met haar laatste zakje caramels, dat
zij eigenlijk nog eens voor een bijzondere
gelegenheid bewaard had, maar dat zij
nu als een kleine verzoeting in het leed
bij Maggie ging brengen zonder er veel bij
te zeggen: ze legde het maar stil op het
voeteneind neer, terwijl zij zetide:
„Kijk, hier heb ik wat voor je meege
bracht. Dat lange liggen zal je zeker wel
vervelen 1"
Nu, Maggie kreeg een kleur van pleizier
en de tranen kwamen haar in de oog au.
Moeder Bruins was juist dien ochtend zoo
bijzonder haastig en kortaf geweest en het
meisje had weer vreeselijke scheuten in den
rug gevoeld er was zeker weer zoo'n vlaag
op komst die haar altijd zoo vreeseiijk aan
pakte..
(Wordt vervolgd.)