Ada's welgeslaagd plan.
FEUILLETON.
DE SCHATVINDERS.
„Dat is al hocl kras!" zei ch Koning,
„en wat verder -
„Ongelukkigerwijze was mijn touw ntet
lang genoeg; er ontbraken dertig of veer
tig voet aan, zoadat ik op een rots vtel
met het hoofd naar beneden en wel met
zulk een kracht, dat mijn hoofd tot aan
de schouders in den steen zakte."'
„Dat is een sterk stukje en wat toen?'
„Ik ging zoo t© keer, dat mijn lichaam
gescheiden werd van mijn hoofd, dat in
de rots bleef steken. Ik ging dadelijk naar
den tooien om er een ijzeren hefboom te
halem, ten einde mijn hoofd los te maken
uit den steen."
„Het wordt hoe langer hoe krasser," zei
jde Koning', „maar .wat toen?"
„Toen ik weer bij de rots aankwam wilde
een reusachtige wolf juist mijn hoofd uit
de rots halen ,om het te verslinden. Ik gaf
hem met mijn hefboom zulk een slag op
den rug, dat er een brief uit zijn lichaaml
.te voorschijn kwam."
„Dat kan al niet sterker," zei de Ko
ping, „en wat stond er op dien brief?"
„Op dien briof Sire, stond, met allen
eerbied, „dat Uw vader vroeger molenaars
knecht bij mijn grootvader is geweest."
„Dat is gelogen, ellendeling," riep de Ko
ning dadelijk uit en stond op.
„"Wacht even Sire, ik heb gewonnen," zei
de herder kalm.
„"Wat beteekent dat, dat je gewonnen hebt,
onbeschaamde
„Hebt gij niet gezegd, Sire, dat gij gaarne
Uw mooiste kasteel zoudt wilkm geven aan
'den eerstm den besten, die U zou doen zeg
gen: „Gij hebt gelogen?"
„Dat is waar," antwoordde de Koning
een „beetje verlegen, „dat heb ik gezegd.
Een Koning moet zijn woord houden; wij
zullen dan ook morgen mijn grondgebied
doorwandelen en gij zult mogen kiezen."
Op deze wijze kr*eg een herder het mooi-
"rte kasteel van den Koning.
Ada zit op de canapé in het kantoor
van haar vader; de- muren zijn bedekt met
teekeningen en schetsen van motoren en
luchtschepen, want de heer Kexsan is
ingenieur. Ada speelt met haar pop Marietje.
Maar men kan heel goed met de pop
spelen en toch hooien wat vader en moe-
dei' zeggen, is het niet?
Ada is juist acht jaar geworden, maar
pij heeft dikwijls denkbeelden, die haar
moeder doen zeggen
„Er zijn geen kinderen meer. .Waar haalt
he die gedachten vandaan."
Ada herinnert zich alleen maar wat zij
in den loop der gesprekken, die zij bijwoont,
gehoord heeft, terwijl zij stilletjes met haar
pop speelt.
4)
„Zijn hier ook wolven?" vroeg Nellie een
peetje bang.
„O, neen* juffie, dakr hoef je niet bang
roor te wezen,," antwoordde de vriendelijk
ke koetsier lachend; „die zijn d'r al lang
niet meer."
„Geen wolven en ook geen dieven?" in
formeerde Nellie verdeT.
„Ach kind*" zei Jan; „d'r valt hier im
mers niets te stelen, niets dan boomen en
kleine huisjes."
„Nou, zeg dat niet, jongeheer! Ziet u
daar ginds om den hoek dat groote witte
huis? De Gracht heet het* omdat het vroe
ger heel in het water lag. Daar woont de
oude juffrouw Prijers in, alleen met haar
.dienstpersoneel. Ze is erg vreemd, ja zelfs
een beetje malende, zooals de lui zegg6n.
In elk geval ze gaat nooit van het goed af.
En verleden jaar is daar nu ingebroken
en een heeleboel kostbaarheden en zilver
werk is er meegenomen. Den volgenden dag
werden de inbrekers echter gesnapt en een
Vandaag is het gesprek tusschen haar
vader en moeder allesbehalve vroolijk.
De slager is daareven geweest en heeft
hard gesproken. Hij heeft gezegd, dat men
hem veel geld schuldig was en zelfs zeer
veel gedurende geruimen tijd. Mevrouw Ker-
san heeft geweend maar de slager is ver
trokken, terwijl hij de deur achter zich dicht
6loeg. Mijnheer Kersan is weer naar bin
nen gegaan met een groote rol onder den
arm. Hij liet zich op een stoel neervallen
en zat langen tijd met het hoofd in de
handen.
„Zeg Paul!" zei mevrouw Kersan met
roodgeweende oogen.
„Ja, best© vrouw, het is uit. Er is geen
hoop meer."
„Je rekendet er toch' op.... Je was ze
ker, dat
„Ik ben er nog zeker van. De proefne
mingen, die ik laatst in Bretagna gedaan
heb met onze laatst© bankbiljetten, en de
nieuwste verbetering, die ik aan den motor
heb aangebracht, doen er mij zeker van'
zijn, dat mijn luchtschip zes uur kan vlie
gen, op een hoogte tusschen de vijftien hon
derd en twee duizend meter. Ik kan drie
personen meenemen. Het was juist een ge
schikt luchtschip voor het leger, maar
„Maar
„Och, wat geeft dat alles als niemand
toijn vliegmachine wil maken? Je weet,
dat wij geen cent meer bezitten. Ik had
mijn laatst© hoop gevestigd op Krasieri.
Dat is een groot© firma, waarvoor d© in
lichting van mijn machine maar een p-ïul-
schilletj© zou zijn. Men zegt, dat de direc
teur een verstandig man is, die nieuwe
denkbeelden gaarne onderzoekt."
„En heeft hij het j© geweigerd?"
„Als ik hem maar had kunnen spreken.
Als ik bij hem was toegelaten, dan zou
ik hem mijn plan in enkel5 woorden heb
ben uitgelegd, -en ik ben er zeker van,
dat ik er in geslaagd zou zijn, zijn belang
stelling op te wekken. De secretaris heeft
mij ontvangen zooals gewoonlijk. Het is ©en
aardige, beleefd© man, dat is waar, maar
hij kan en wil niets beslissen."
„Mij dunkt, dat als je er op aangedron
gen kadt door den directeur ontvangen te
worden, als j© geprobeerd hadt je vreess-
lijke verlegenheid te overwinnen, dan
„Maar ik heb wel honderd maal gevraagd
hem t© spreken; ik heb er op aangedron
gen, geloof mij toch. Het was altijd: Da
directeur heeft het erg druk. Neen, hij wil
geen onbekenden zoc-als mij, ontvangen. De se
cretaris zei mijEr zijn t© veel uitvin^
ders, en als wij alles moesten bestudeeren;
wat ons gebracht wordt! Toen heb ik mijn
ontwerpen weer meegenomen."
Mijnheer Kersa,n geeft met een wanhopige
beweging de rol ©en duw, zoodat deze dicht
bij Ada neervalt.
„Wat denk je nü te gaan dom?" vraagt
heeleboel van de brochbs en ringen droegen
ze nog bij zich. Het zilver hebben ze waar
schijnlijk ergens in het bosch begraven in
de hoop, het later weer te kunnen halen
en er is dan ook een goed© tweehonderd gul
den belooning uitgeschreven voor dengeue
die het vindt maar tot nog toe is dat nie
mand gelukt."
„Een goede tweehonderd gulden beloo
ning?" riep Jan. „Nou die kon ik best ge
bruiken; dan had ik meteen een nieuwe
fiets en een geweer. Fijn hoor! Ik beloof
je, dat ik er eens naar uit zal kijken* ten
minste."
„En toah hoop ik maar, dat u het dan
niet vindt, jongeheer want met zoo'n ge
weer richt je nooit veel goeds uit!"
„Maar weet je wel vast* dat die inbre
kers in de gevangenis zijn?" begon Neljie
weer, dɩ geen heldin scheen, op dat punt.
„Nou, of ik, hoor juffertje 1"
En daarmee zette hij zijn paard eens aan,
want de tocht begon nu vrij lang te duren.
Opeens werd de stilte verbroken, door lui
de, ruwe stemmen en een groep mannen ge
heel met zwart bedekt stak het pad over
en bleef in het rijweiggetje loopen, tusschen
de boomen. En een andere partij werklui
kwam net van de tegengestelde zij en zag
er zoo rood uit als Indianen.
mevrouw Kersan na ©enige oogenblikken van
stilte.
„Ik weet het niet meer!" antwoordt mijn-,
heer Kersan en steunt weer zijn hoofd tus
schen zijn handen. En zij blijven tegen«
over Elkaar zitten, treurig en wanhopend^
zonder een woord meer te zeggen. Plotse*
ling hoort mevrouw E^ersan in de andeifei
kamer een geluid. Zij merkt, dat Ada;
niet meer in de kamer is.
„Ada," roept zij, „Ada, heb j© weer een
bord gebroken
„Neen, Matoa," antwoordde Ada.
Zij heeft jia-ar spaarpot gebroken. Zij heeft
geprobeerd zoo weinig mogelijk leven tq
maken. Z© luistert: men spreekt verder.:
Zij telt haar geld na, em, twee, drie gul/
den en ©m paar dubbeltjes. Daarmee kan!
syj veel doen. Zij besluit een rijtuig te|
nembn, daar zij den weg niet goed kent.-
Op straat poept zie een koetsier aan en zegt
op vasten -toon:
„Naar de firma Krasieri, en ©en beetje
'gauw 1"
Het paard sjokt langzaam voort, maar Ada!
let er niet op; zij kijkt met alle aandacht
naar de groot© rol, de uitvinding van papa,
en .denkt:
„Mama heeft gelijk; papa is te verlegen.
Ik zal dien directeur wel te spreken krïgV
gen. Al .beeft hij het druk, toch moet hij
mij ontvangen."
Eindelijk is zij bij de fabriek aangeko
men. 'Zij vraagt aan den concierge naar
den directeur; hij wijst haar den weg. In
de wachtkamer zit het vol heeren en da
mes, allen mooi gekleed.
Zij spreken over automobielen. Dat zijn
zeker klanten, denkt Ada. Eerst is zij een
beetje verlegen door al die menschen om
zich heen, maar weldra vat zij weer moed
en zegt tot den heer aan het loket
„Ik wil den directeur spieken."
„Waar over? Hij heeft het zeer druk
en
„Ada heeft hem' al den rug toegekeerd
en is op een groep dames toegeloopen, die
haar glimlachend ganzien. Zij vraagt aan
d© grootste der dames: i
„Kent gij den directeur mevrouw?''
„Zeker liefje.," i I
„Wacht gij op hem?"
„Neen, wij wachten op den hoofdingenieur,
die ons per automobiel naar een plaats
zal brengen, waar wij de proefnemingen
yan een luchtschip zullen bijwonen."
„Zoo," zegt Ada op minachtenden toon,
„dat luchtschip «zal toch niet zoo goed zijn
als dat van Papa."
„Heeft je Papa er ook een gemaakt?"
„Ja, mevrouw. Hij heeft er weer een
nieuwe uitvinding yoor gedaanPlot
seling houdt zij op, maar gaat dan voort:
„Het is jammer, dat hij niet verder kan
gaan, want Papa zei, dat hij met drie per
sonen zes ;uur in |de lucht kon blijven."
„Drie personen?" Toept een beer uit, die
„Hoe komen die zoo rood?" vroeg Jan..
„O, die zijn uit de kleuienmijn jonge
heer," was het antwoord.
„Wat is dat, een kleurenmijn^" vroeg
Joanna, die dacht aan haar vader'a sohil-
derijen en het dure doosje met verf, dat hij
haar gegeven had.
„Daar graven ze rcode aarde op* om verf
van te maken en zoo, en dat zenden ze
dan naar de stad."
„Kan j6 zoo'n mijn zien*?" informeerde
Joanna verder.,
„Och, u zou erg vuil worden, jongejuf-
fer en bovendien is er obk zooveel niet te
zien. Verleden voorjaar is er nog een man
in bedolven geraakt* dus zonder gevaar is
het ook niet!"
„Nu, nu is het genoeg," zei Betsie, die
vond, dat de kinderen nu genoeg griezeligs
gehoord hadden. En bijna tegelijkertijd
draaide het wagentje den hoek om en reed
vlak vóór het grasperk op het pleintje vóór
het huis. Vader Bruins stond aan het hek
met Tom en den waakhond en die laatste
bromde dreigend tegen den kleinen Mac,
toen die ook uit het wagentje kwam. Maar
Bruins liet beide dieren kennis maken en
beval hun aan vriendschappelijk samen om
te gaan. Daarna hielp de gastheer Betsie
met de pakken en koffers en kwam juffrouw