Ufo, 15495. LBIDSöH HACS-BEaAB, Satsrdag1 27 Augustus. Eerste Blad. Asah© 12»2Q.
PERSOVERZICHT, t"
8GHET8 UIT DE RECHTZAAL.
dit gezegde piet téekenond én toont Kct
niet beter dan een lang- betoog, dat er beb
tmkkingen zijn, die ook nadat zij zijn
neergelegd, verplichtingen opleggen, dit
maal verplichtingen van onthouding?
De samenstelling der nieuwe Staats
commissie in zake de vereenvoudi
ging van do Rijksadministratie
kan bij liet „Handelsblad" geen in
stemming vinden. Volgens het blad toch zal
een commissie, die in dezen krachtige maat
regelen van hervorming kan voorstellen^
voor een groot deel moeten beslaan uit
menschen, die kennis van en liefde voor.
administratie hebben, en wel eenvoudig en
practisch' zijn ingericht en- zich dus niet
hebben kunnen leeren hechten aan method
des en werkwijzen, die meer eerwaardig dan
practisch en eenvoudig zijn. Doch de Staats
commissie bestaat voor het moerende-el uit
mannen van ontwijfelbare greote bekwaam
heid, die echter in do eerste plaats weten
hoe administraties niet moeten zijn. Van
al de vijf leden vertegenwoordigt alleen do
heer Middelberg het element, dat het blad
.gaarne in sterkeren getale in de Commissie
vereenigd zou hebben gezien: de mannen,
die hun geheele leven hebben doorgebracht
bij grootte administraties, waar zeer een
voudige, practisch© cn door en door goede,
organisatie een levensvoorwaarde is, waar
de leiders er zich steeds op toegelegd heb
ben,. om de organisatie te volmaken en te
vereenvoudigen.
„L and en Vol k" maakt soortgelijke op
merkingen. j
In „Land en Volk" brengt TV", een en
ander in' het midden aangaande het tege.n-
gaan van loonsverzwijging, van
ontduiking der premie-betaling
door work ge vers, die rechtstreeks bij
-do R ij ks verzekeringsbank zijn
aangesloten. Hij bepleit de gedachte, ook
de werklieden voor de goede uitvoering der
wet te doen zorgen en wel door voor zoo
veel de premie-betaling betreft, een arbei
der, die bij een patroon in dienst komt,
den plicht op te leggen, daarvan aangifte
te doen, gelijk ook de patroon moet doen,
wanneer hij een onderneming opricht. Deze
•aangifte zou dan ook kunnen geschieden
door afgifte van een ingevuld formulier ten
póstkantorc, waar de onderneming is ge
vestigd, bijv. binnen tweemaal 21 uur. Deze
aangiften zullen dan later moeten worden
geverifieerd met de loonlijst van den werk
gever, die het dan natuurlijk wel zal laten
loon te verzwijgen. Op deze aangifte moot
dan worden vermeld het aantal arbeidsuren
per week en het uurloon.
Men zal ons te geiuoat voeren, ge
tuigt schrijver dat de arbeidersdat
toch niet willen doen. In de eerste plaats
is dat nog do vraagde meeste arbeiders,
zijn /vrij wat gewilliger dan de werkge
vers in de tweede plaats zou men in de wet
de bepaling kunnenopnamen, dat -een- ar
beider, die geen-aangifte heeft-gedaan, niet
verzekerd is. Wanneer hem dus in een
dergelijk geval een ongeval overkwam, zal hij
derhalve van de R. V.-B. geen schadeloos
stelling ontvangen. Aangezien in dit ge
val do arbeiders er allen belang bij zouden
hebben de aangifte te doen, zijii wij er niet
bang voor, of dezo zaak zou goed loepen.
Men zou eens zien hoe plc-tseling het aan
tal bekende verzekeringsplichtige bedrijven
zou stijgen en hoe do uitgekeerde loonbe
dragen en d erhalvo de premie zou toenemen.
In „Vragen des T ij d s" klaagt prof.
Van der Vlies am. over-de overlading
der studenten. - i
Men vergt van do school -meer dan zij
geven kan. „Mij treft," zegt hij, „telkens
do scherpe tegenstelling tusschen het ver
zet van studenten tegen elke uitbreiding van
leervakken,, waardoor-de studie en de exa-
mens verzwaard kunnen worden, en de drin
gende eischon der gediplomeerden, die, met
betrekking tot een óf ander - onderwerp in
kennis te kort schietende, hun nazaten daar-,
voor willen bezwaard zi$n. Volgens hen
kan er nog aitijd meer in den beker, dien
zij niet meer behoeven tè ledigen. Doch
al is deze nog zoo groot, als hij vol is, kan
er niet meer bij. Men moge do studie nog
zoo uitbreiden, nog zooveel buitengewone
hoogleeraren en privaat-docenten aanstellen,
altijd zullen er takken van wetenschap en
bijzondere onderwerpen overblijven,* die niet
volledig of in 't geheel niet onderwezen
wordenMen houde in het oog, dat er
een grens komt, aan den tyd zoowel als
aan het laadvermogen."-
Het „H andelsblad" bevatte in een
eerste artikel een bespreking van het ont
werp tot r e g e 1 i ng cLe r z i e k t e v e r-
zekering. Het blad, verwacht van dit
ontwerp niet veel.
Wat verwacht trouwens "de ontwerper zelf
er van? In stede van hier een regeling te
bieden, die af is; een plan, dat prikkelt om
het nu zoo spoedig mogelijk kant en klaar
op stroom te brengen... geeft hij ons een
ontwerp, dat, is het aangenomen, nog
niets is! Want nog ettelijke andere wet
telijke regelingen zullen da-arnevens noodig
zijn, alvorens de ziekteverzekering zal kun
nen in werking treden. Regelingen, waar
van ook reeds voor de beoordeeling van het
thans aanhangig gemaakte ontwerp de ken
nis onmisbaar valt. De ziekteverzekering
zal bijvoorbeeld een belangrijk deel van de
Ongevallenverzekering overnemen? alle
kortere voorbijgaande ongeschiktheid tot ar
beiden, ten gevolge van ongevallen ont
staan, behoort in het nieuwe plan onder de
Ziekteverzekering thuis. Hoe deze over
brenging echter zal geschieden; of het on
gevallenrisico der werkgevers verminderd,
d;ar verzekerden opgevoerd zal worden; en
in welken vorm men zich de aansluiting te
denken heeft, dat laat de Minister in het
duister tot ,,een nader in te dienen ont
werp tot wijziging der Ongevallenwet".
Zijne Excellentie zal eohter toch wel be
grijpen, dat hier een uiterst voornaam punt
aan de orde is, onafscheidelijk met de be-
oordeeiing van liet karakter der voorge
stelde ziekteverzekering verbonden?
Zoo moeten wij helaas liet gevoel hebben,
mper tegenover eenig voorloopig gekeuvel,
dan tegenover een voltooide, proeve te
staan. Dook wat moet dat dan geven? Een
bruikbaar object voor wedgevenden arbeid
is *er vooralsnog niet in te zien.
Het blad komt dan oyor dc Raden van
den arbeid, in het ontwerp Raden wet -voor
gesteld, te spreken. Den grooten invloed,
dien deze Raden uit de belanghebbenden
gekozen, pp do ziekteverzekering zullen
kunnen hebben, vindt het Amstcrdamsch or
gaan toe te juichen.
Aan dit beginsel willen wij inderdaad
allo recht doen wedervaren. Wij zullen er
bij de bespreking van de praestaties der
ziekteverzekering nog op terugkomen, doch
spreken hier reeds gaarne uit, dat een
regeling, welke niet alles op de wet zelve,
of op Koninklijke Besluiten', nog minder
f Haat- aanleiding1 van Het ingediende wets
ontwerp tot herziening van onze wetgeving
op de naamlooze vennootschappen
wijst de „Nieuwe Rotter damsch'e
C o u r a n t" op „het aanvaarden der be
trekking van commissaris van een vennoot
schap door persenen, wier ambt hen daar
van inoest terughoudenuit kies'chheid,
waar zij begrijpen kunnen, dat juist de ambts
titel de aanleiding was, d,at men hen riep
uit berekening, waar de mogelijkheid voor
hen kan bestaan, betrokken te worden in
handelingen, die do hoogheid van het ambt
in gevaar kunnen brengan". Herinnerd wordt
aan Thorbecke's eisch aan zijn collega's, om
hun betrekkingen als commissaris neer to
loggen, hoe deze regel lang is blijven be
staan, doch' gaandeweg verslapt is.
Do „Nieuwe Rotterdamsche Cou
rant" vreest voor misbruiken en dat het
publiek zich door de namen van Ministers
zal laten verleiden", doch het kwaad schuilt
h.i. in het slecht© voorbeeld, door de meer
deren aan de minderen gegeven.
Wat hot hoofd van het Departement
voor zichzelf geoorloofd acht, kan den
ambtenaar niet geweigerd worden, en nu
,valt hot niet te ontkennen, dat meer en
tneer en op bedenkelijke wij2e, hoofdamb
tenaren zich als commissaris aan particu
liere Maatschappijen verbinden, zonder dat
er afdoende waarborgen bestaan, dat zij
hun invloed als ambtenaar, niet ten gunste
der Maatschappijen bezigen. Van publieke
oontröle kan hier geen sprake zijn, en
daarom is ook in het gunstigste- geval een
bron van twijfel geojpend, die zoowel in het
helang $cr publieke moraliteit als van den
ambtenaarsstand gesloten moet blijven.
Het blad wil aannemen, dat geen winst
bejag invloed oefent op het aanvaarden van
een commissariaat.
Doch indien men nagaat, hoe angstval
lig bijv. in onze Gemeentewet gewaakt is
tegen mogelijke, maar in groot© steden
althans ondenkbare misbruiken van Raads
leden, dan vragen wij toch, waarom tegen
over ambtenaren minder streng wordt
gehandeld. Men mag, ja moet hier als puri
tein optreden, omdat zelfs do schijn ver
inoden moet worden. Wat hier de wetge
ver niet vermag, kan door het uitvoerend
gezag verkregen worden.
Dan is er een categorie van hen, die
's lands dienst verlieten.
Niot zonder verwondering zullen velen
gelezen hebben, dat bij hernieuwing een
landvoogd van Nederl.-Indië, nauwelijks in
het vaderland teruggekeerd, geroepen word
om als commissaris zijn steun te verkenen,
ditmaal aan de grootste koloniale instel
ling in ons land. Wij weten niet, of aan
deze roepstem gehoor verleend zal worden.
Ook in geval zal niemand het recht
hebben te .beweren, dat voor den benoemd©
'andere redenen gegolden hebben, dan dio
om. nuttig jvorkzaam te willen zijn. Maar
is daarom <d© positie minder scheef?
Eencrzijds verplichtingen tegenover do
Maatschappij, die men als commissaris gaat
dienen, anderzijds verplichtingen tegen
over hen, van wier plannen men in ambts
betrekking kennis heeft genomen.
Een Indische financier vertelde ons, naar
aanleiding dezer benoeming, groote plan
non in studie te hebben genomen, waar
over zijn vertegenwoordiger reeds met den
gewezen landvoogd geconfereerd had. Hij
voegde aan "die vmededeolingv toe: „Geluk
kig hebben wij niet veel losgelaten." Is
Een gevaarlijk hees*.
Met den collior in do hand stond zij voor
het groot©, ouderwetscho kabinet, waarvan
'do beide deuren wijd openstonden. Als lief-
koozend liet zij de granaten koralen door
haar vingers glijden, bekeek dan aandach
tig het gouden slot. Zij moest daarbij even
denken aan haar moeder, die de koralen
zoo lang gedragen had, iederen Zondag. Wat
Vas die nu al lang dood!
Nu droeg zij ze zelf, maar lang niet iederon
Zondag, 't Was net, of je daar in zoo'n
groote stad niet do rechte aardigheid ipj
had.
Voorzichtig legde zij den ooilier weer
ïieer op een der planken, nam dan als na
denkend den rood-koralen armband op. Dien
idroeg zij ook bijna nooit.
't Was eigenlijk zonde. Zoo'n mooie arm
band! Drie dikke snoeren! En wat con
tmooi gouden slot ook. Langzaam liet zij de
Bnoeren van de eeno hand in de andere
'glijden. Haar moedor moest het weten, dat
die hier nu maar zoo ongebruikt bijna in
het kabinet lagenMaar zij zou ze toch
niet willen missen, al droeg zij ze dan ook
weinig; voor geen geld van de wereld;
Echte bloedkoralen waren het. En als wilde
^ij zeetellen, zoo voorzichtig liet zij ze weer
©verglijden in haar linkerhand.
„Moeder, moeder!" klonk het eensklaps
Van het gangetje. Dan; werd de kamerdeur
haastig opengeduwd.
„Daar is iemand, moeder,"'zei het meisje,
haar hoofd door de deur stekend.
Als was zij bevreesd betrapt te worden,
zoo haastig had de vrouw den koralen;
f armband in het kabinet gelegd, toen Zij1
het roepen hoorde. Zij sloot nu vlug 'de
deuren on liep de kamer uit. Op d© gang,
vlak bij hot kleine keukentje, stond eeu
mian met een grijs deukhoed je op on in een
donker pak.
„Zoo, juffrouw," kwam de man, „ik kom
teens hooreïi. Zo hebben me verteld dat u
commensalen vraagt."
Twijfelend nam zij hem op. Moest zij
meneer zeggen?
„Ja.... zeker," kwam zij eindelijk, ,,'t
Bordje staat voor do ramen."
„O, voor de ramen Dat heb ik niet
gezien. Maar een van mijn collega's heeft
me hierheen gestuurd."
«Een van uw collega's?" 't Moest dus
wel een meneer wezen. j
„O juist, meneer."
„En nu kom ik eens vragen ging
de nian voort.
„Maar komt u binnen, meneer," viel zij
in, de kamerdeur openend en hem voorgaande
naar binnen.
De man bleef midden in de kamer staan
en keek sluw, onderzoekend, naar alle
kanten.
„Ga u zitten, meneer," noodde de vrouw
weer, een stoel onder tafel uittrekkend.
De man nam plaats, legde zijn hoed
naast zich op tafol en koek haar opmerk
zaam aan. Zij voelde zich wat onbehaag
lijk worden onder dien blik en sloeg ^en
haar oogen neer.
„Zoekt u een kosthuis, meneer?" vroeg
zij dan zacht.
„Ja, ziet u, ik wou gaan verhuizen,"
zei hij.
„Okwam zij.
„Ik ben gevangenbewaarder."
„Zoo, bent u gevangenbewaarder
Verwonderd bleef zij hem' een oogenblik
opnemen. Gevangenbewaarder, dat leek haar
oen griezelig beroep. i
„Dat is een akelig werk', dunkt me,",
zei ze.
Do man lachte even; haalde de sohou-
ders op. 1
„Och, daar wen je aan."
Zij knikte.
„Ik zou hot toch niet graag wezen,"
kwam zij. .^j i&J*; <--•
Do man lacht© weer. 1 V-'i
„Noen, dat begrijp ik," zei hij. „Dat zóu
ook geen wérk voor u wazen."
Zij schudde krachtig' hot hoofd.
Neen, ld at vond zij ook.
„Daar mjoeten ze flinke mannen voor heb
ben," ging do ander voort. „En vertrouwde
natuurlijk."
Zij knikte weer. Ja, dat Ingreep ze.
Vertrouwd© mensehen moesten het zijn.
Nu, dan wist zij meteen, wie zij in huis
kreeg. Als hij ton minste kwamEn af
wachtend bleef zij hem aankijken.
„Nu ben ik overgeplaatst naar het Huis
van Bewaring naar de gevangenis aan den
Amstelveensehen weg," vervolgd© de man.
„O, daar aan den Amstelveensehen weg,"
kwam zij, naar buiten wijzend. „Dat is
hier vlak bij."
Do man knikte. 1
„Daarom ben ik ook naar u toegekomen,"
zoi hij. „Een van mijn collega's aan het
Huis vaij Bewaring vertelde me, dat u
commensalen vroeg."
„Nu, maar dat treft prachtig, menear.
U kunt hier overal naar me inform-aeren."
„Ja, ja, dat weet ik wel," kwam! hij.
„Maar hoeveel vraagt u par week?"
„Hoeveel
Zij kook hem zijdelings even aan'. Zij
had het wel voor vijf gulden gedaan ën
eens zelfs voor f 4.75. Maar dit was een
meneer. Hij was gevangenbewaarder
„Zes gulden per week, meneer," zei ze.
„Zes gulden vroeg hij.
„Ja, ziet u, meneer..." begon zij, bang,
dat zij te veel gevraagd zou hebben.
Maar hij wenkte al met do hand.
„Noen, neen, dat is goed," zei hij. „Maar
dan wou ik maar een maand vooruit be
talen." 1 1
„Een maand? Maar dat is niet noodig,
(méneer. Een week is Voldoende."
„Ja, dat weet ik wel. Maar dat is ge-
hxakkelijk zoo," meende hij.
„Nu, zooals u wilt," kwam' zij. Zij glim
lachte blij. Een maand vooruit! Dat was
eerst nog eens een' commensaal
„Dat is dus vier en twintig gulden, hè?"
de nian weer, tastende naar zijn binnen
zak. ,,Hebt u van veertig gulden tering?"
„Van veertig gulden T' vroeg ze. ^,Dan
^oudt u dus zestien gulden terug moeten;
hebben. Neen, zoovéél heb ik' niet in huis."
Zij keieik hehx' vragend aah-
„Maar wacht,"- zaai zij" dan. „Mien kan het
wgl even wisselen, Ipern^aet.''
op ministerieele aanschrijvingen of voor
schriften van ambtenaren doet aankomen,
maar die aan de belanghebbende leden der
burgerij zeiven de .gelegenheid geeft, op de
wettelijke grondslagen naar hun zin te
ageeren en te bouwen, dat zulk een re
geling groote sympathie verdient.
Natuurlijk zal hier allicht klinken, dat de
wet, met haar minima-voorschriften, te wei
nig brengt; doch men kan juist zeggen, dat
een der scherpste kanten van de dwang
verzekering vervalt, en dat de zegenrijke
kracht der eigen hulp tot behoorlijke
erkenning komt, indien het in de handen
der. betrokkenen gelegd wordt, in deze mi-
nima-praestaties verbetering te brengen.
Ook hier is het wel eenige jaren van gelei
delijke ontwikkeling, tevens immers van
opvoedende krachtsinspanning, waard,
om de uitvoering van een socialen maatre
gel af te wachten van op zelfbestuur aange
wezen organen; in plaats van zoo goed en
zoo kwaad mogelijk alle weldaden ineens
door wetsartikelen en commiezen of agen
ten op te dringen. Ook de belanghebbenden
zijn ten slotte door het eerste het beste ge
diend; en als men nu spreekt van gezonde
democratische instellingen, dan is er toch
heusch tusschen beide stelsels van vergelijk
géén sprake.
Doch minister Talma is verder "gegaan.
Hij heeft zioh door zijn politieke fantasieën
laten meevoeren.
Hij voeldo zich hier opgeheven door de
verlokkende idealen, die het olericale
staatsrecht, katholiek (Le Pl'ay), zoowel als
anti-revolutionnair, zoo vaak heeft verkon
digd: de publiek-rechtolijke organisati© van
den arbeid. Deze immers is het eigenlijke
doel der „Radenwet". Er moesten daarbij
lichamen op papier gezet, in staat het tot
atomen" vervallen economische bedrijfs
leven weder corporatief te maken, en de
in dc ondeugden van het individualisme ent-
vezelde maatschappij organische kracht te
hergeven.
Waarschijnlijk heeft dan een kundig, doch
ietwat theoretisch gebleven ambtenaar,
doorkneed in Thorbeeke's staatsrechtelijke
gedachten over decentralisatie, en in Op-
penheim's gemeenterecht, den Minister op
zijn vlucht vergezeld. En van die gezamen
lijke toohten hebben dc sociaal-politieke
predikant' en de ambtelijk© jurist medege
bracht dit denkbeeld van de Raden van den
Arbeid, colleges in beteekenis ver over de
ziekteverzekering, ja, over eenige verzeke
ring uitgaande; toekomstige autonome or
ganen voor het gebeelc bestuur der politiek-
sociale arbridsaangelegenheden in Neder
land. Hun theoretische inrichting en staats
rechtelijke positie is reeds tot in de onder
deden daartoe ontworpen. Op een wijze,
die, is het niet merkwaardig van de zijd©
van een anti-revolutionnairen minister,
één navolging, één huldebrengende navol
ging is van Thoi-becke's geniale inrichting
van bet plaatselijke zelfbestuur.
Mr: S. v a n II o u t.e.n schrijft in No. 6
van de serie 1910 zijner ,tS t a a t k u n-
digo Brieven" o.m.
Het gevaar voor wijziging onzer h a n-
delspolitick bestaat naar mijn cordeei
alleen in de mogelijkheid, dat Kolkman het
voorbeeld van 'Pierson volgt en t a r i e f s-
verhooging verdedigt als een gemak
kelijk middel om geld te maken. Maar als
hij geen geld noodig heeft vervalt voor
hem do reden, om zich aan een debat over
de handelspolitiek te wagen. Kolkman over
schat noch zijn eigen kracht, noch die van
„O, noem," zei hij, snel de uitgestoken hand
met het bankbiljet terugtrekkend, „laat dat
maar. TVe kunnen het misschim wel anders
doon. Als ik nu, laat eens kijken, als ik
nu Kijk, deze maand is bijna uit- Als
ik nu deze dagen nog betaalde en dan de
volgende maand. Dat is dan
Zij knikte maar. Een royale man was dat
toch
„Nu, hoeveel is dat dan?" vroeg hij.
„Hoeveel Ja, 't is hu nog bijna twee
weken."
„Een goede week," viel hij in.
„Ja, ja, een goeds week," kwam ze. „Nu,
laten we zeggan f 32.50. Vindt u dat goed?"
Hij knikte, schoof haar het opgevouwen
bankbiljet' toe en borg zijn oude, versleten
portefeuille w-aer dn zijn binnenzak.
Dan krijg ik dus zeven vijftig terug,"
zei hij.
Zij nam' het geVouwen briefje, met de
'40 cluidelijk aan do vier hoeken, op.
„Ik zal even geld halen," zoi zc.
Even later was zij wear terug, telde de
drie rijksdaalders op de tafol neer en stak
het briefje in haar beurs.
„Hier kunt u uw goed opbergen," zei
ze, dan een groote bedsteekast openend.
„Best," zei hij opstaande. „Ik zal alvast
wat gaan halen."
Een halfuur later was hij met een paar
grioot© doozen terug. De rest van zijn goed
kwam morgen, vertelde hij. Zij knikte en
liet hem do kamer binnen, wees hem dan
nog eens de kast, waarvan zij de deuren
'openzette', en ging weer terug naar het
keukentje.
„Ik kom' vanavond terug," zei hij, een
oogenblik later in de keukendeur komend.
Zij knikte. I 1 I I
„Best, méneer", zei ze.
„Een beste comhiemsaal, Miefn," vertelde
zij haar dochtertje, toen hij weg was. „Hij
heeft meer dan vijf weken vooruit betaald."
„Gelukkig, dat we hem' hebben, moeder,"
meende Mien.
„Ik zou wel ééns willen weten, hoe die
collega van hem lieet, die mij gerecomman
deerd h'éeft," zei ze. „Ik modt het hem!
'toch' nog eens vragen."
Toen zij een uur later eens naar de klee-
de protectionist1 sche argumenten, vooral
voor een kleinen handelsstaal ais Neder
land. En als minister van financiën gaat het
hem naar den vleeze. In de 7 eerste maan
den van dit jaar brachten de middelen p] m.
f 5,300,000 meer op dan in 1909. Van .leze
hoogere opbrengst komen ca. f 680,0*0
opcenten op vermogens- en bedrijfsbelas
ting en f 1,770,000 uit meerdere opbrengst
van het gedistilleerd, waarop de accijns ver
hoogd is. Blij ven alzoo voor verhooging uit
algemeeno oorzaken pl.m. f 2,850,000 of
ruim 3 pCt. Bij zulk een rijzing der midde
len behoeft Kolkman geen geldgebrek to
hebben. En hij weet ook wel, dat zijn colle
ga in het protectionistische Duibschland
niet op even gunstige uitkomsten van het
Duitsche handelsstelsel op de schatkist kan
wijzen, als hier te lande bij ons handelsstel
sel verkregen worden.
Men vrage daarom van Kolkman slechts
een zuinig beheer. Men vraagt dan van hem
slechts wat hij gaarne wil, al kan bij te
gen den stroom niet altijd opzeilen. Gevaar
dreigt hier vooral door opdrijving van mili
taire uitgaven, maar alle partijen in do Ka
mer weten, dat de vrije handel een hoofd
bron is van goede internationale betrekkin
gen en dat alle vermeerdering van weermid
delen bij bekostiging uit verhoogde invoer
rechten onze internationale veiligheid v-vj
meer zou schaden dan bevorderen. Als du
schatkist niet op andere wijze in de koste i
kan voorzien, laat men beter de weermid
delen zooals zij zijn.
Ik kan alzoo de "toekomst voor onze han
delspolitiek niet donker, inzien. Vo^r o.:z>
politiek zie ik wel een algemeen
d.i. do verflauwing van den zin voor vrij
heid en recht en de neiging voor uitbrei
ding van allerlei Staatsbemoeiing mee kost-
bare en plagerige ambtenarij, en dit bii onze
geheele volksvertegenwoordiging, rechts en
Inks beiden. Doch dit gevaar dreigt onze
handelspolitiek het minst. Ook bij vorhoo-
ging der invoerrechten is voor groote uit
breiding van het beambten personeel geen
noodzakelijkheid en daarop valt dus ook
niet in de eerste plaats do trek der clerical©
inzonderheid Kuyperiaanscho baantjesja
gers, wier drijven naar uitbreiding der so
ciale wetgeving, die hun plaatsjes aan do
staatsruif bezorgt, naar mij van meerdere
zijden gedane verzekeringen, zulk een be
langrijk deel heeft gehad in de anti-liboralo
stembus-agitatie. De vruchten der ongeval
lenwetgeving smaken naar meer cn zij we
ten, dat, als er weder eens een werkelijk li
beraal ministerie komt, de uitzichten -an
allo ambtenjagers verminderen. Hun wensen
is uitbreiding der Staatsbemoeiing door sv
ciale wetten; hierbij hebben zij echter to
maken met Talma, die hun de tafel moet
aanrichten, doch kunnen zij Kolkman in
ruste laten, mits hij maar het geld bezorgt.
En als de gewone vermeerdering der mid
delen hem die verschaft, laten zij ook het
tarief in ruste.
Juist dat echter moeten wij, liberalen,-
niet meer toelaten. Wij moeten ook op het
terrein der handelspolitiek weder aanval
lend optreden. Bij de eerste ook maar half-
gunstige gelegenheid moeten wij het werk
van 1877 weder opnemen en een groote ver
eenvoudiging van het tarief doorzetten.
Door uitzicht te geven op actief optreden
voor werkelijke liberale maatregelen kunnen,
wij invloed herwinnen, niet door mismoedig
klagen over machteloosheid.
ren wilde kijken, dia hij gebracht had, cn!
do kastdeuren opende, keek zij vreemd op.
Er was niets dan dc twee doozen. Zij opondo
zo voorzichtig. Er zat niets in. Nu be
greep zij er niets meer van. Zij bleef nog.
even in de groot© kast rondkijken, sloot
dan nadenkend do deuren. Wat zou data
nu betéekenen? Enfin, zij had hot geld;
kwaad kon zij er dus niet bij.
Toen zij weg wou gaan, zag zij haar
sleutels nog op liet kabinet. Hé, had zjj
dio daar straks laten zitten? Zij liep weer
terug. Het slot was open. Zou die man
er soms in gekeken hebben schoot haar,
eensklaps door het hoofd. Zenuwachtig
gooido zij dé deuren opon. Maar toen zij
erin gezien had, schrok zij dadelijk terug.
De collier en de bloedkoralen armband la
gen niet op de gewone plaats. Met be
vende handen zocht zij het kabinet door,
liep dan angstig om Mien.
„Heb' je mijn granaten ketting en mijn
bloedkoralen armband ©ok gezien vroeg
zij gejaagd, als- het kind binnenkwam.
„Noen, moeder," -kwam het meisje ver
wonderd.
„Maar dan heeft die vent zc gestolen
En zonder nog iets te zeggen, tastte zij
zenuwachtig in haar zak, haalde liaar beurs
te voorschijn, opende deze en zocht liet
ontvangen bankbiljet er uit. Toen zij het?
openvouwde, deinsde zij met een verschrik
ten kreet achteruit.
„Wat is er, moeder?" vroeg Mien.
„Een sigarenzakje," zei ze. En een vreem
de glimlach vertrok haar* gezicht. Zij be
greep nu plotseling, waarom hij zooveel'
vooruit betaald had en het bankbiljet, niet
had laten wisselen.
„Die fielt," hijgde ze nog.
Dan ging zij haastig naar do deur. „Pas
j'ij ©ven op, Mien riep ze, al op de trap
„Ik -ben dadelijk' terug." Eu op een draf
liep zij naar het politie-bureau, het val-
sch© bankbiljet §tevig in haar hand g>
klemd.
Do nieuw© oommansaal kwam niet weer,
'terug.