Ufo, 15495. LBIDSöH HACS-BEaAB, Satsrdag1 27 Augustus. Eerste Blad. Asah© 12»2Q. PERSOVERZICHT, t" 8GHET8 UIT DE RECHTZAAL. dit gezegde piet téekenond én toont Kct niet beter dan een lang- betoog, dat er beb tmkkingen zijn, die ook nadat zij zijn neergelegd, verplichtingen opleggen, dit maal verplichtingen van onthouding? De samenstelling der nieuwe Staats commissie in zake de vereenvoudi ging van do Rijksadministratie kan bij liet „Handelsblad" geen in stemming vinden. Volgens het blad toch zal een commissie, die in dezen krachtige maat regelen van hervorming kan voorstellen^ voor een groot deel moeten beslaan uit menschen, die kennis van en liefde voor. administratie hebben, en wel eenvoudig en practisch' zijn ingericht en- zich dus niet hebben kunnen leeren hechten aan method des en werkwijzen, die meer eerwaardig dan practisch en eenvoudig zijn. Doch de Staats commissie bestaat voor het moerende-el uit mannen van ontwijfelbare greote bekwaam heid, die echter in do eerste plaats weten hoe administraties niet moeten zijn. Van al de vijf leden vertegenwoordigt alleen do heer Middelberg het element, dat het blad .gaarne in sterkeren getale in de Commissie vereenigd zou hebben gezien: de mannen, die hun geheele leven hebben doorgebracht bij grootte administraties, waar zeer een voudige, practisch© cn door en door goede, organisatie een levensvoorwaarde is, waar de leiders er zich steeds op toegelegd heb ben,. om de organisatie te volmaken en te vereenvoudigen. „L and en Vol k" maakt soortgelijke op merkingen. j In „Land en Volk" brengt TV", een en ander in' het midden aangaande het tege.n- gaan van loonsverzwijging, van ontduiking der premie-betaling door work ge vers, die rechtstreeks bij -do R ij ks verzekeringsbank zijn aangesloten. Hij bepleit de gedachte, ook de werklieden voor de goede uitvoering der wet te doen zorgen en wel door voor zoo veel de premie-betaling betreft, een arbei der, die bij een patroon in dienst komt, den plicht op te leggen, daarvan aangifte te doen, gelijk ook de patroon moet doen, wanneer hij een onderneming opricht. Deze •aangifte zou dan ook kunnen geschieden door afgifte van een ingevuld formulier ten póstkantorc, waar de onderneming is ge vestigd, bijv. binnen tweemaal 21 uur. Deze aangiften zullen dan later moeten worden geverifieerd met de loonlijst van den werk gever, die het dan natuurlijk wel zal laten loon te verzwijgen. Op deze aangifte moot dan worden vermeld het aantal arbeidsuren per week en het uurloon. Men zal ons te geiuoat voeren, ge tuigt schrijver dat de arbeidersdat toch niet willen doen. In de eerste plaats is dat nog do vraagde meeste arbeiders, zijn /vrij wat gewilliger dan de werkge vers in de tweede plaats zou men in de wet de bepaling kunnenopnamen, dat -een- ar beider, die geen-aangifte heeft-gedaan, niet verzekerd is. Wanneer hem dus in een dergelijk geval een ongeval overkwam, zal hij derhalve van de R. V.-B. geen schadeloos stelling ontvangen. Aangezien in dit ge val do arbeiders er allen belang bij zouden hebben de aangifte te doen, zijii wij er niet bang voor, of dezo zaak zou goed loepen. Men zou eens zien hoe plc-tseling het aan tal bekende verzekeringsplichtige bedrijven zou stijgen en hoe do uitgekeerde loonbe dragen en d erhalvo de premie zou toenemen. In „Vragen des T ij d s" klaagt prof. Van der Vlies am. over-de overlading der studenten. - i Men vergt van do school -meer dan zij geven kan. „Mij treft," zegt hij, „telkens do scherpe tegenstelling tusschen het ver zet van studenten tegen elke uitbreiding van leervakken,, waardoor-de studie en de exa- mens verzwaard kunnen worden, en de drin gende eischon der gediplomeerden, die, met betrekking tot een óf ander - onderwerp in kennis te kort schietende, hun nazaten daar-, voor willen bezwaard zi$n. Volgens hen kan er nog aitijd meer in den beker, dien zij niet meer behoeven tè ledigen. Doch al is deze nog zoo groot, als hij vol is, kan er niet meer bij. Men moge do studie nog zoo uitbreiden, nog zooveel buitengewone hoogleeraren en privaat-docenten aanstellen, altijd zullen er takken van wetenschap en bijzondere onderwerpen overblijven,* die niet volledig of in 't geheel niet onderwezen wordenMen houde in het oog, dat er een grens komt, aan den tyd zoowel als aan het laadvermogen."- Het „H andelsblad" bevatte in een eerste artikel een bespreking van het ont werp tot r e g e 1 i ng cLe r z i e k t e v e r- zekering. Het blad, verwacht van dit ontwerp niet veel. Wat verwacht trouwens "de ontwerper zelf er van? In stede van hier een regeling te bieden, die af is; een plan, dat prikkelt om het nu zoo spoedig mogelijk kant en klaar op stroom te brengen... geeft hij ons een ontwerp, dat, is het aangenomen, nog niets is! Want nog ettelijke andere wet telijke regelingen zullen da-arnevens noodig zijn, alvorens de ziekteverzekering zal kun nen in werking treden. Regelingen, waar van ook reeds voor de beoordeeling van het thans aanhangig gemaakte ontwerp de ken nis onmisbaar valt. De ziekteverzekering zal bijvoorbeeld een belangrijk deel van de Ongevallenverzekering overnemen? alle kortere voorbijgaande ongeschiktheid tot ar beiden, ten gevolge van ongevallen ont staan, behoort in het nieuwe plan onder de Ziekteverzekering thuis. Hoe deze over brenging echter zal geschieden; of het on gevallenrisico der werkgevers verminderd, d;ar verzekerden opgevoerd zal worden; en in welken vorm men zich de aansluiting te denken heeft, dat laat de Minister in het duister tot ,,een nader in te dienen ont werp tot wijziging der Ongevallenwet". Zijne Excellentie zal eohter toch wel be grijpen, dat hier een uiterst voornaam punt aan de orde is, onafscheidelijk met de be- oordeeiing van liet karakter der voorge stelde ziekteverzekering verbonden? Zoo moeten wij helaas liet gevoel hebben, mper tegenover eenig voorloopig gekeuvel, dan tegenover een voltooide, proeve te staan. Dook wat moet dat dan geven? Een bruikbaar object voor wedgevenden arbeid is *er vooralsnog niet in te zien. Het blad komt dan oyor dc Raden van den arbeid, in het ontwerp Raden wet -voor gesteld, te spreken. Den grooten invloed, dien deze Raden uit de belanghebbenden gekozen, pp do ziekteverzekering zullen kunnen hebben, vindt het Amstcrdamsch or gaan toe te juichen. Aan dit beginsel willen wij inderdaad allo recht doen wedervaren. Wij zullen er bij de bespreking van de praestaties der ziekteverzekering nog op terugkomen, doch spreken hier reeds gaarne uit, dat een regeling, welke niet alles op de wet zelve, of op Koninklijke Besluiten', nog minder f Haat- aanleiding1 van Het ingediende wets ontwerp tot herziening van onze wetgeving op de naamlooze vennootschappen wijst de „Nieuwe Rotter damsch'e C o u r a n t" op „het aanvaarden der be trekking van commissaris van een vennoot schap door persenen, wier ambt hen daar van inoest terughoudenuit kies'chheid, waar zij begrijpen kunnen, dat juist de ambts titel de aanleiding was, d,at men hen riep uit berekening, waar de mogelijkheid voor hen kan bestaan, betrokken te worden in handelingen, die do hoogheid van het ambt in gevaar kunnen brengan". Herinnerd wordt aan Thorbecke's eisch aan zijn collega's, om hun betrekkingen als commissaris neer to loggen, hoe deze regel lang is blijven be staan, doch' gaandeweg verslapt is. Do „Nieuwe Rotterdamsche Cou rant" vreest voor misbruiken en dat het publiek zich door de namen van Ministers zal laten verleiden", doch het kwaad schuilt h.i. in het slecht© voorbeeld, door de meer deren aan de minderen gegeven. Wat hot hoofd van het Departement voor zichzelf geoorloofd acht, kan den ambtenaar niet geweigerd worden, en nu ,valt hot niet te ontkennen, dat meer en tneer en op bedenkelijke wij2e, hoofdamb tenaren zich als commissaris aan particu liere Maatschappijen verbinden, zonder dat er afdoende waarborgen bestaan, dat zij hun invloed als ambtenaar, niet ten gunste der Maatschappijen bezigen. Van publieke oontröle kan hier geen sprake zijn, en daarom is ook in het gunstigste- geval een bron van twijfel geojpend, die zoowel in het helang $cr publieke moraliteit als van den ambtenaarsstand gesloten moet blijven. Het blad wil aannemen, dat geen winst bejag invloed oefent op het aanvaarden van een commissariaat. Doch indien men nagaat, hoe angstval lig bijv. in onze Gemeentewet gewaakt is tegen mogelijke, maar in groot© steden althans ondenkbare misbruiken van Raads leden, dan vragen wij toch, waarom tegen over ambtenaren minder streng wordt gehandeld. Men mag, ja moet hier als puri tein optreden, omdat zelfs do schijn ver inoden moet worden. Wat hier de wetge ver niet vermag, kan door het uitvoerend gezag verkregen worden. Dan is er een categorie van hen, die 's lands dienst verlieten. Niot zonder verwondering zullen velen gelezen hebben, dat bij hernieuwing een landvoogd van Nederl.-Indië, nauwelijks in het vaderland teruggekeerd, geroepen word om als commissaris zijn steun te verkenen, ditmaal aan de grootste koloniale instel ling in ons land. Wij weten niet, of aan deze roepstem gehoor verleend zal worden. Ook in geval zal niemand het recht hebben te .beweren, dat voor den benoemd© 'andere redenen gegolden hebben, dan dio om. nuttig jvorkzaam te willen zijn. Maar is daarom <d© positie minder scheef? Eencrzijds verplichtingen tegenover do Maatschappij, die men als commissaris gaat dienen, anderzijds verplichtingen tegen over hen, van wier plannen men in ambts betrekking kennis heeft genomen. Een Indische financier vertelde ons, naar aanleiding dezer benoeming, groote plan non in studie te hebben genomen, waar over zijn vertegenwoordiger reeds met den gewezen landvoogd geconfereerd had. Hij voegde aan "die vmededeolingv toe: „Geluk kig hebben wij niet veel losgelaten." Is Een gevaarlijk hees*. Met den collior in do hand stond zij voor het groot©, ouderwetscho kabinet, waarvan 'do beide deuren wijd openstonden. Als lief- koozend liet zij de granaten koralen door haar vingers glijden, bekeek dan aandach tig het gouden slot. Zij moest daarbij even denken aan haar moeder, die de koralen zoo lang gedragen had, iederen Zondag. Wat Vas die nu al lang dood! Nu droeg zij ze zelf, maar lang niet iederon Zondag, 't Was net, of je daar in zoo'n groote stad niet do rechte aardigheid ipj had. Voorzichtig legde zij den ooilier weer ïieer op een der planken, nam dan als na denkend den rood-koralen armband op. Dien idroeg zij ook bijna nooit. 't Was eigenlijk zonde. Zoo'n mooie arm band! Drie dikke snoeren! En wat con tmooi gouden slot ook. Langzaam liet zij de Bnoeren van de eeno hand in de andere 'glijden. Haar moedor moest het weten, dat die hier nu maar zoo ongebruikt bijna in het kabinet lagenMaar zij zou ze toch niet willen missen, al droeg zij ze dan ook weinig; voor geen geld van de wereld; Echte bloedkoralen waren het. En als wilde ^ij zeetellen, zoo voorzichtig liet zij ze weer ©verglijden in haar linkerhand. „Moeder, moeder!" klonk het eensklaps Van het gangetje. Dan; werd de kamerdeur haastig opengeduwd. „Daar is iemand, moeder,"'zei het meisje, haar hoofd door de deur stekend. Als was zij bevreesd betrapt te worden, zoo haastig had de vrouw den koralen; f armband in het kabinet gelegd, toen Zij1 het roepen hoorde. Zij sloot nu vlug 'de deuren on liep de kamer uit. Op d© gang, vlak bij hot kleine keukentje, stond eeu mian met een grijs deukhoed je op on in een donker pak. „Zoo, juffrouw," kwam de man, „ik kom teens hooreïi. Zo hebben me verteld dat u commensalen vraagt." Twijfelend nam zij hem op. Moest zij meneer zeggen? „Ja.... zeker," kwam zij eindelijk, ,,'t Bordje staat voor do ramen." „O, voor de ramen Dat heb ik niet gezien. Maar een van mijn collega's heeft me hierheen gestuurd." «Een van uw collega's?" 't Moest dus wel een meneer wezen. j „O juist, meneer." „En nu kom ik eens vragen ging de nian voort. „Maar komt u binnen, meneer," viel zij in, de kamerdeur openend en hem voorgaande naar binnen. De man bleef midden in de kamer staan en keek sluw, onderzoekend, naar alle kanten. „Ga u zitten, meneer," noodde de vrouw weer, een stoel onder tafel uittrekkend. De man nam plaats, legde zijn hoed naast zich op tafol en koek haar opmerk zaam aan. Zij voelde zich wat onbehaag lijk worden onder dien blik en sloeg ^en haar oogen neer. „Zoekt u een kosthuis, meneer?" vroeg zij dan zacht. „Ja, ziet u, ik wou gaan verhuizen," zei hij. „Okwam zij. „Ik ben gevangenbewaarder." „Zoo, bent u gevangenbewaarder Verwonderd bleef zij hem' een oogenblik opnemen. Gevangenbewaarder, dat leek haar oen griezelig beroep. i „Dat is een akelig werk', dunkt me,", zei ze. Do man lachte even; haalde de sohou- ders op. 1 „Och, daar wen je aan." Zij knikte. „Ik zou hot toch niet graag wezen," kwam zij. .^j i&J*; <--• Do man lacht© weer. 1 V-'i „Noen, dat begrijp ik," zei hij. „Dat zóu ook geen wérk voor u wazen." Zij schudde krachtig' hot hoofd. Neen, ld at vond zij ook. „Daar mjoeten ze flinke mannen voor heb ben," ging do ander voort. „En vertrouwde natuurlijk." Zij knikte weer. Ja, dat Ingreep ze. Vertrouwd© mensehen moesten het zijn. Nu, dan wist zij meteen, wie zij in huis kreeg. Als hij ton minste kwamEn af wachtend bleef zij hem aankijken. „Nu ben ik overgeplaatst naar het Huis van Bewaring naar de gevangenis aan den Amstelveensehen weg," vervolgd© de man. „O, daar aan den Amstelveensehen weg," kwam zij, naar buiten wijzend. „Dat is hier vlak bij." Do man knikte. 1 „Daarom ben ik ook naar u toegekomen," zoi hij. „Een van mijn collega's aan het Huis vaij Bewaring vertelde me, dat u commensalen vroeg." „Nu, maar dat treft prachtig, menear. U kunt hier overal naar me inform-aeren." „Ja, ja, dat weet ik wel," kwam! hij. „Maar hoeveel vraagt u par week?" „Hoeveel Zij kook hem zijdelings even aan'. Zij had het wel voor vijf gulden gedaan ën eens zelfs voor f 4.75. Maar dit was een meneer. Hij was gevangenbewaarder „Zes gulden per week, meneer," zei ze. „Zes gulden vroeg hij. „Ja, ziet u, meneer..." begon zij, bang, dat zij te veel gevraagd zou hebben. Maar hij wenkte al met do hand. „Noen, neen, dat is goed," zei hij. „Maar dan wou ik maar een maand vooruit be talen." 1 1 „Een maand? Maar dat is niet noodig, (méneer. Een week is Voldoende." „Ja, dat weet ik wel. Maar dat is ge- hxakkelijk zoo," meende hij. „Nu, zooals u wilt," kwam' zij. Zij glim lachte blij. Een maand vooruit! Dat was eerst nog eens een' commensaal „Dat is dus vier en twintig gulden, hè?" de nian weer, tastende naar zijn binnen zak. ,,Hebt u van veertig gulden tering?" „Van veertig gulden T' vroeg ze. ^,Dan ^oudt u dus zestien gulden terug moeten; hebben. Neen, zoovéél heb ik' niet in huis." Zij keieik hehx' vragend aah- „Maar wacht,"- zaai zij" dan. „Mien kan het wgl even wisselen, Ipern^aet.'' op ministerieele aanschrijvingen of voor schriften van ambtenaren doet aankomen, maar die aan de belanghebbende leden der burgerij zeiven de .gelegenheid geeft, op de wettelijke grondslagen naar hun zin te ageeren en te bouwen, dat zulk een re geling groote sympathie verdient. Natuurlijk zal hier allicht klinken, dat de wet, met haar minima-voorschriften, te wei nig brengt; doch men kan juist zeggen, dat een der scherpste kanten van de dwang verzekering vervalt, en dat de zegenrijke kracht der eigen hulp tot behoorlijke erkenning komt, indien het in de handen der. betrokkenen gelegd wordt, in deze mi- nima-praestaties verbetering te brengen. Ook hier is het wel eenige jaren van gelei delijke ontwikkeling, tevens immers van opvoedende krachtsinspanning, waard, om de uitvoering van een socialen maatre gel af te wachten van op zelfbestuur aange wezen organen; in plaats van zoo goed en zoo kwaad mogelijk alle weldaden ineens door wetsartikelen en commiezen of agen ten op te dringen. Ook de belanghebbenden zijn ten slotte door het eerste het beste ge diend; en als men nu spreekt van gezonde democratische instellingen, dan is er toch heusch tusschen beide stelsels van vergelijk géén sprake. Doch minister Talma is verder "gegaan. Hij heeft zioh door zijn politieke fantasieën laten meevoeren. Hij voeldo zich hier opgeheven door de verlokkende idealen, die het olericale staatsrecht, katholiek (Le Pl'ay), zoowel als anti-revolutionnair, zoo vaak heeft verkon digd: de publiek-rechtolijke organisati© van den arbeid. Deze immers is het eigenlijke doel der „Radenwet". Er moesten daarbij lichamen op papier gezet, in staat het tot atomen" vervallen economische bedrijfs leven weder corporatief te maken, en de in dc ondeugden van het individualisme ent- vezelde maatschappij organische kracht te hergeven. Waarschijnlijk heeft dan een kundig, doch ietwat theoretisch gebleven ambtenaar, doorkneed in Thorbeeke's staatsrechtelijke gedachten over decentralisatie, en in Op- penheim's gemeenterecht, den Minister op zijn vlucht vergezeld. En van die gezamen lijke toohten hebben dc sociaal-politieke predikant' en de ambtelijk© jurist medege bracht dit denkbeeld van de Raden van den Arbeid, colleges in beteekenis ver over de ziekteverzekering, ja, over eenige verzeke ring uitgaande; toekomstige autonome or ganen voor het gebeelc bestuur der politiek- sociale arbridsaangelegenheden in Neder land. Hun theoretische inrichting en staats rechtelijke positie is reeds tot in de onder deden daartoe ontworpen. Op een wijze, die, is het niet merkwaardig van de zijd© van een anti-revolutionnairen minister, één navolging, één huldebrengende navol ging is van Thoi-becke's geniale inrichting van bet plaatselijke zelfbestuur. Mr: S. v a n II o u t.e.n schrijft in No. 6 van de serie 1910 zijner ,tS t a a t k u n- digo Brieven" o.m. Het gevaar voor wijziging onzer h a n- delspolitick bestaat naar mijn cordeei alleen in de mogelijkheid, dat Kolkman het voorbeeld van 'Pierson volgt en t a r i e f s- verhooging verdedigt als een gemak kelijk middel om geld te maken. Maar als hij geen geld noodig heeft vervalt voor hem do reden, om zich aan een debat over de handelspolitiek te wagen. Kolkman over schat noch zijn eigen kracht, noch die van „O, noem," zei hij, snel de uitgestoken hand met het bankbiljet terugtrekkend, „laat dat maar. TVe kunnen het misschim wel anders doon. Als ik nu, laat eens kijken, als ik nu Kijk, deze maand is bijna uit- Als ik nu deze dagen nog betaalde en dan de volgende maand. Dat is dan Zij knikte maar. Een royale man was dat toch „Nu, hoeveel is dat dan?" vroeg hij. „Hoeveel Ja, 't is hu nog bijna twee weken." „Een goede week," viel hij in. „Ja, ja, een goeds week," kwam ze. „Nu, laten we zeggan f 32.50. Vindt u dat goed?" Hij knikte, schoof haar het opgevouwen bankbiljet' toe en borg zijn oude, versleten portefeuille w-aer dn zijn binnenzak. Dan krijg ik dus zeven vijftig terug," zei hij. Zij nam' het geVouwen briefje, met de '40 cluidelijk aan do vier hoeken, op. „Ik zal even geld halen," zoi zc. Even later was zij wear terug, telde de drie rijksdaalders op de tafol neer en stak het briefje in haar beurs. „Hier kunt u uw goed opbergen," zei ze, dan een groote bedsteekast openend. „Best," zei hij opstaande. „Ik zal alvast wat gaan halen." Een halfuur later was hij met een paar grioot© doozen terug. De rest van zijn goed kwam morgen, vertelde hij. Zij knikte en liet hem do kamer binnen, wees hem dan nog eens de kast, waarvan zij de deuren 'openzette', en ging weer terug naar het keukentje. „Ik kom' vanavond terug," zei hij, een oogenblik later in de keukendeur komend. Zij knikte. I 1 I I „Best, méneer", zei ze. „Een beste comhiemsaal, Miefn," vertelde zij haar dochtertje, toen hij weg was. „Hij heeft meer dan vijf weken vooruit betaald." „Gelukkig, dat we hem' hebben, moeder," meende Mien. „Ik zou wel ééns willen weten, hoe die collega van hem lieet, die mij gerecomman deerd h'éeft," zei ze. „Ik modt het hem! 'toch' nog eens vragen." Toen zij een uur later eens naar de klee- de protectionist1 sche argumenten, vooral voor een kleinen handelsstaal ais Neder land. En als minister van financiën gaat het hem naar den vleeze. In de 7 eerste maan den van dit jaar brachten de middelen p] m. f 5,300,000 meer op dan in 1909. Van .leze hoogere opbrengst komen ca. f 680,0*0 opcenten op vermogens- en bedrijfsbelas ting en f 1,770,000 uit meerdere opbrengst van het gedistilleerd, waarop de accijns ver hoogd is. Blij ven alzoo voor verhooging uit algemeeno oorzaken pl.m. f 2,850,000 of ruim 3 pCt. Bij zulk een rijzing der midde len behoeft Kolkman geen geldgebrek to hebben. En hij weet ook wel, dat zijn colle ga in het protectionistische Duibschland niet op even gunstige uitkomsten van het Duitsche handelsstelsel op de schatkist kan wijzen, als hier te lande bij ons handelsstel sel verkregen worden. Men vrage daarom van Kolkman slechts een zuinig beheer. Men vraagt dan van hem slechts wat hij gaarne wil, al kan bij te gen den stroom niet altijd opzeilen. Gevaar dreigt hier vooral door opdrijving van mili taire uitgaven, maar alle partijen in do Ka mer weten, dat de vrije handel een hoofd bron is van goede internationale betrekkin gen en dat alle vermeerdering van weermid delen bij bekostiging uit verhoogde invoer rechten onze internationale veiligheid v-vj meer zou schaden dan bevorderen. Als du schatkist niet op andere wijze in de koste i kan voorzien, laat men beter de weermid delen zooals zij zijn. Ik kan alzoo de "toekomst voor onze han delspolitiek niet donker, inzien. Vo^r o.:z> politiek zie ik wel een algemeen d.i. do verflauwing van den zin voor vrij heid en recht en de neiging voor uitbrei ding van allerlei Staatsbemoeiing mee kost- bare en plagerige ambtenarij, en dit bii onze geheele volksvertegenwoordiging, rechts en Inks beiden. Doch dit gevaar dreigt onze handelspolitiek het minst. Ook bij vorhoo- ging der invoerrechten is voor groote uit breiding van het beambten personeel geen noodzakelijkheid en daarop valt dus ook niet in de eerste plaats do trek der clerical© inzonderheid Kuyperiaanscho baantjesja gers, wier drijven naar uitbreiding der so ciale wetgeving, die hun plaatsjes aan do staatsruif bezorgt, naar mij van meerdere zijden gedane verzekeringen, zulk een be langrijk deel heeft gehad in de anti-liboralo stembus-agitatie. De vruchten der ongeval lenwetgeving smaken naar meer cn zij we ten, dat, als er weder eens een werkelijk li beraal ministerie komt, de uitzichten -an allo ambtenjagers verminderen. Hun wensen is uitbreiding der Staatsbemoeiing door sv ciale wetten; hierbij hebben zij echter to maken met Talma, die hun de tafel moet aanrichten, doch kunnen zij Kolkman in ruste laten, mits hij maar het geld bezorgt. En als de gewone vermeerdering der mid delen hem die verschaft, laten zij ook het tarief in ruste. Juist dat echter moeten wij, liberalen,- niet meer toelaten. Wij moeten ook op het terrein der handelspolitiek weder aanval lend optreden. Bij de eerste ook maar half- gunstige gelegenheid moeten wij het werk van 1877 weder opnemen en een groote ver eenvoudiging van het tarief doorzetten. Door uitzicht te geven op actief optreden voor werkelijke liberale maatregelen kunnen, wij invloed herwinnen, niet door mismoedig klagen over machteloosheid. ren wilde kijken, dia hij gebracht had, cn! do kastdeuren opende, keek zij vreemd op. Er was niets dan dc twee doozen. Zij opondo zo voorzichtig. Er zat niets in. Nu be greep zij er niets meer van. Zij bleef nog. even in de groot© kast rondkijken, sloot dan nadenkend do deuren. Wat zou data nu betéekenen? Enfin, zij had hot geld; kwaad kon zij er dus niet bij. Toen zij weg wou gaan, zag zij haar sleutels nog op liet kabinet. Hé, had zjj dio daar straks laten zitten? Zij liep weer terug. Het slot was open. Zou die man er soms in gekeken hebben schoot haar, eensklaps door het hoofd. Zenuwachtig gooido zij dé deuren opon. Maar toen zij erin gezien had, schrok zij dadelijk terug. De collier en de bloedkoralen armband la gen niet op de gewone plaats. Met be vende handen zocht zij het kabinet door, liep dan angstig om Mien. „Heb' je mijn granaten ketting en mijn bloedkoralen armband ©ok gezien vroeg zij gejaagd, als- het kind binnenkwam. „Noen, moeder," -kwam het meisje ver wonderd. „Maar dan heeft die vent zc gestolen En zonder nog iets te zeggen, tastte zij zenuwachtig in haar zak, haalde liaar beurs te voorschijn, opende deze en zocht liet ontvangen bankbiljet er uit. Toen zij het? openvouwde, deinsde zij met een verschrik ten kreet achteruit. „Wat is er, moeder?" vroeg Mien. „Een sigarenzakje," zei ze. En een vreem de glimlach vertrok haar* gezicht. Zij be greep nu plotseling, waarom hij zooveel' vooruit betaald had en het bankbiljet, niet had laten wisselen. „Die fielt," hijgde ze nog. Dan ging zij haastig naar do deur. „Pas j'ij ©ven op, Mien riep ze, al op de trap „Ik -ben dadelijk' terug." Eu op een draf liep zij naar het politie-bureau, het val- sch© bankbiljet §tevig in haar hand g> klemd. Do nieuw© oommansaal kwam niet weer, 'terug.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5