em '1 ïtjiï ril IT t ïi PT ïiji rn i» rTi t ïiï i iïi i i -ZONDAGSBLAD^ VAN HET 1&ID5CH DAGB1AD Op welken leeftijd is het prestatie vermogen het grootst Indisch Hollandsch. STOFGOUD. ALLBBZ.EI. „r 21 Augustus. Aimo 1910. Vóór het vartrek. In Engeland en Amerika wordt in den laat- tten tijd strijd gevoerd over de vraag, of fcien in de jeugd of op gevorderden leeftijd 't test in staat ós om te werken. Vele perso den van naam hebben hierover hun meening ten beste gegeven. Sommigen waren van oordeel, dat het praestatievermogen het grootst is in de jonge jaren, anderen dat dit het geval is in de latere jaren; weer ande ren verklaarden, dat het arbeidsvermogen ongetwijfeld het grootst is in den eersten tijd van den volwassen staat, maar dat de ware werklust eerst veel later komt, na do etormachtige jaren van dien tijd, zoodat de mensch toch op lateren leeftijd het meest en het best werkt. Enkelen öloten zioh daarentegen aan bij de bekende uitspraak van dr. William Os- Ier, dat nimmer eenige arbeid, na 't 40ste levensjaar door iemand verricht, voor de wereld en den loop der dengen van over wegend belang is geweest en dat de we reld precies zou zijn als ze is, wanneer al die arbeid na 't 40ste jaar ware aohterwego ge bleven. Nu heeft men bij het behandelen van deze kwestie als voorbeelden altijd kunste naars, geleerden en philosophen aangehaald, maar thans is door een Amerikaan ook de koopmansstand in deze interessante be schouwingen betrokken. Hij heeft een greep gedaan in de Nieuw- Yorksche handelswereld om aan te toonen, dat in den handel in elk geval het grootste praestatievermogen eerst intreedt op late ren leeftijd, in de jaren der rustigel prac- rische nuchterheid. Van de omstreeks 600 hoofdfiguren van den Nieuw-Yorkschen groothandel was de gemiddelde leeftijd 59 jaren, en volgens de wet der gemiddelden aioefc dus ongeveer de holft daarvan dien leeftijd reeds hebben overschreden. Eenigen zijn zelfs veel ouder; zoo b.v. is J. P. Morgan 71 jaren, George F. Baker 63 jaren; en vele anderen van denzelfden leef tijd bemerken nog blijkbaar geen spoor van puderdomswerval of seniele aftakeling. VaQ de eigenlijke menschen van den handel is de gemiddelde leeftijd bij de bedoelde 600 personen zelfs 69 jaren; iets jonger zijn gemiddeld de directeuren van groote maar- schappijen, b.v. van spoorwegen en trusts, nl. 62 jaren; do gebroeders Rockefeller even wel, gewis nog krachtige en onvermoeide werkers, zijn reeds in hun 69ste en 67ste jaar Hetzelfde is opgemerkt onder de iuge- uiesurs en advocaten en juist de bckwaam- eten en hardst-werkenden in al deze be roepen zijn reeds aanmerkelijk over den middelbaren leeftijd heen. Er schijnt dus geen reden te zijn om aan te nemen, dab met de jaren het praestatievermogen li- fteemt. Nederlajidsche kinderen kunnen so!ms in opstellen wel eens aardige uitdrukkingen gebruikenïnaar ook Indische kinderen hebben er slag van. Toch zijn de kunst stukjes der kleine Indiërs weer anders dan die van de jonge Nederlanders. Men oordeole naar do volgende collectie, die een onder wijzer in Indië verzamelde uit de opstel len zijner leerlingen. Zij kwam voor in „Dei Javabode" Een tabouretje is zeer geschikt om voor de piano fa zitten. Om 12 ;uren heeft de kat een streep in de oogetn en om 12 uren 's avonds ïiecle- •Jnaal rond. In sommige scholen worden bordelappen (Dveral geslingerd. Als eien klapper valt op je hoofd, is zeer ongezond. Er zijn leien van steen en van fabur gemaakt. Wat kijkt die hond leelijk met zijn tan den. 't Is ongeluk Jn,et die dames, die d^e mag fcesn,«(u,yeld zijn,. Goeden ochtend, mevrouwPak stoel, neem zit. De rok Imijner zuster is losbandig. Nachtbraken hij een zieke kan ik niet. Mijn familie al op, papa dood, mama dood, zusters dood, allemaal al dood. De vijand werd gedood en in de pan gehakt. Daar de stal vernieuwt, de paarden zijn achterstallig. i Zonder geweten zakte hij in de modder. Sommige slangen legt ei en vindt soms in een ei twee jongentjes. Om zich te verdedigen slaat het paard met de achterpooten achteruit en ook met de tanden. Als het paard schopt, gaat men dikwijls dood. Tegen de koude en regen kan de kat niet uitstaan. Over een touw gaat zij met gemak langs. Wanneer men een kat tegenspreekt, dan zegt men haar den naam van poes. Als het paard rijden wil, wordt het op getuigd. Een pajong ia een ding, om in den regen te loopen. Die jongen kijkt mijn lei af. Als het paard nog jong is, dan zijn harefi krul. Do twee achterpooten van het varken worden tot ham vervaardigd. Dikwijls de soldaten, die waken', dutten. Do Europeesche toko's zijn 's Zondags ge sloten, fwa,nt zij. will-an ook naa? de k?xk gaan. Zijn eigen ik alleen voor waarheid en waardemeter te houden is de kern der dom heid; dommer kan men niet worden; elke ruimte van blik ontbreekt. Schopenhauer. Zóó scherpzinnig is geen man, dat hij de diepte kan peilen, waarin een vrouw haar verheven zelfopoffering verbergt. Bosboom Toussaint. Ledigheid, niet arbeid, is do vloek des menschenzij is het, die het hart van men schen en volkeren verteert, evenals roest het ijzer, evenals de worm do plant. S amuel Smiles. De dertiende op een Vrijdag. Voor 'hen, dio lijden aan bijgeloof, is het een der huiveringwekkendste gebeurtenissen als de 13de van de maand op een Vrijdag valt. In dit jaar hebben wij 13 Mei Vrij1- dag geschreven en allicht zijn er menschen geweest, die dozen dag niot durfden opstaan. Het is waar, Henri IV en Sadi Carnot werden beiden op Vrijdag den 13den gebo ren en zij werden beiden vermoord, maar na een ?eer schitterende loopbaan. Mac Mahon, die onder hetzelfde gesternte werd geboren, had zich evenmin te beklagen. D'Annunzio wilde op een Vrijdag, die op 13 viel, liet noodlot trotseeren. Hij fcain oen rijtuig, No. 13, behield het eenige uren en betaalde 13 lire. Thuisgekomen vond hij 13 brievenaan tafel zaten 13 gasten aan. 'b Avonds ging hy naar het theater en hij kreeg een dar coulissen op het hoofd, wat hem bijna duet oog kostte. Hij kwam er dus nogal goed ,af na zooveel slechte vooi> teek enen In Napoleons leven heeft de Vrijdag ook een belangrijke rol gespeeld. Dien dog be zocht hij voor liet eerst de school te Brien- ne; op Vrijdag werd hij eerste consul, op Vrijdag Keizer. Op Vrijdag ook vertrok hij naar St.-IIelena, maar dat was de eenige Vrijdag, die Jiem ongeluk bracht. Te Philadelphia heeft zich een club go vormd, om aan te toonen, dat het cijfer 13 niet gevaarlijk is. De 13 leden komen bijeen op den 13dm, enz. Zij hebben het voorbeeld van hun land voor zi^h. Amerika is ontdekt op den 13den, telde oorspronke lijk 13 etatan> d,e eerste ylag h.ud 13 sterren en 13 strepen. Zijn devies „E pluribuml unum" telt 13 lettors, enz. Toch. is heb Amerika nog niet zoo slecht gegaan. Verschil. Onderwijzer: ,,Zeg me eens, Jan, hooveel seconden heeft een minuut?" Jan: „Bij een man of bij een vrouw, njeester O n d e r w ij z e r: „Bij een man of bij een vrouw?.... Hoe bedoel je dat?" Jan: „O, dat maakt een groot versohiL Als Pa zegt, ik kom over een minuut torug, clan duurt een minuut zestig seconden; maar als Ma het zegt, dan duurt het eer half uur, of nog langer." Lastig. ,jMijn vrouw kan op twintig manieren kalfslever klaar maken." „Ja, dat weet ik; maar de een-en-twintig- ste kent ze niet»; die, dat je ze eten kunt." Dokter: „Hier heb je droppels, Pie- ters; je doet het best ze op brandewijn in te nemen." P i e t e r s: „Hoeveel glazen per droppel dokter?" Het temperament heeft uw dochter van haar moeder, nietwaar, mijnheer de ban' kier?" „Ja, en het millioen heeft ze van mijl" O zoo. Jan: „Pa, wat is dat: onze beschreven vaderen?" P a: „Zoo noemt men wel de leden van den Gemeenteraad." Jan: „Maar zijn het dan alle vaders?" ,P a: „Neen, Jan.' J an „Wat is dan het verschil?" P a: „Eohte vaders betalen de schulden* die hun zoons maken. Deze vaders maken schulden die zij dikwijls hun zoons en klein zoons laten betalen." Slim. Bruin was een zeer omzichtig) man. Bruin had ook een vrouw. Vrouwen) moeten verjaarsgeschenken hebben en op) den eersten ver jaardag zijner vrouw na hun) huwelijk gaf hij haar een prachtigen dia-» manten halsketting. Dat was niet zoo on-j doordacht, als men wellicht zou meenem, Want iedere steen in den ketting stelde een levensjaar van mevrouw Bruin voor. En dat vertelde hij aan iedereen. En op iederen' verjaardag moest er een nieuwe diamant' aan toegevoegd worden. En ook dat ver telde hij aan hun kennissen. Hij heeft nu al in geen negen jaar zijn vrouw een ver jaarsgeschenk behoeven te geven. De uiler Bten raken elkaar. „Welke is de eigenaardigste tegenstelling in onze letterkunde?" „Poot, die een gedicht wijdt aan de nagedachtenis van Hooft". Haar achtergrond. Moeder Soheltjens laat haar portret schilderen door' een toekomstigen Rubens. Na een paar uren gewerkt te hebben, zegt de verfpot: Ge moogt wat uitrusten, madame. Ik zal intusschen den achtergrond schilderen. Moet ik mij omkeeren? vraagt moeder ScheltjensPl v. A.") Er 6taat in een schoollesjeToen Novem» ber in 't land kwam... Onderwijzer: „Piet, waar kwam November vandaan, toen hij in 't land kwam?" Piet: „Van den scheurkalender, mees ter l'1 Mo, 15495. N; VVAAIWWVUW Aan Zwedens zuidwestkust, door een korten wandelweg verbonden met het kleine «tation, ligt een aaidig plaatsje, dat een) mengeling vertoont van eigenaardigheden vap. een groote zoowel als van een provin ciestad, van een marktvlek en een stations plaats, Buiten die stad is een zeer gezellig Restaurant; in de stad een ouderwetsch hotel en allerliefste kleine huizen. Hier nemen elk jaar een driehonderd men schen zeebaden, vrij van de plichten, fees telijkheden en t. iletdwang der groote had plaatsen. Het schijnt zelfs, of men daar minder dën elders elkander met nieuws gierigheid en indringerigheid kwelt, mis schien wijl er geen groote huurkazernes, geen villa's, geen gemeenschappelijke plaat sen van samenkomst zijn behalve het Bad huis en een groote zaal met piano, buiten op „Den Heuvel," zooals liet zomerrestau- rant genoemd wordt. Ieder zoekt zoo goed moge-lijk onder dak te komen in een der kleine huizen, en gtoepen badgasten ontmoet men alleen op den weg naar de prachtige klippen aan het zuidelijke strand. „De twee ontroostbaren" echter kende iedereen in den zomer van 1909. Hij woonde op „Den Heuvel" en zij in het kleine, door een tuin omgeven huis van den horlogema ker, waar haar weelderige brunette-schoon heid de pracht der rozen verduisterd zou hebben, als zij niet in het zwarte krip gehuld was geweest en als haar blik zich niet tegen eiken voorbijganger gewapend had met een uitdrukking, waarin duidelijk to lezen was„Beproef het niet met mij I Voor mij is allo levensvreugde voorhij." De blik was zoo droevig, de taal' daarin zóó duidelijk, dat niemand het waagde, te gelooven aan de tegenspraak der jeugdig .veerkrachtige gestalte en het blozende, nauw dertigjarige gelaat. De andere van de heide ontroostbaren was een man van middelbaren leeftijd, blond, deftig, altijd geheel in het zwart gekleed. .Wij ontmoeten zoo dikwijls, vooral in den zomer, rouwenden met een zwarten band om den arm. Dat. was hem blijkbaar niet voldoende. De levensmoede blik uit de mooie, blauwe oogen, en de zwarte jas, die hij altijd droeg, wezen elke gedachte aan troost zijn leven af. Ieder voelde eerbied en angst toveins hij 'ten aanblik van die twee. Minnendon stootten elkaar aan en fluis- jerden: „Wat moet zij hem hebben lief gehad!" Of: „Zou jij zoo om mij treuren als hjj om haar?" Want zooveel wisten allen, dat beiden verpletterd waren door het .verlies van wat hun het liefste op de we reld was geweest. Niemand waagde het» een van de twee te naderen, en zij zeiven hielden wederkerig hun smart te heilig, om elkaar ook slechts met een enkel woord te storen. Maar hij was gerberd, pis zij de onberispelijke ap- pelcompote in het restaurant snel van zich af schoof en naar buiten op de veranda pnelde, de oogen gv.erh.uiy.on.d, met do bQRd». En zij vermoedde eveneens, hoe ontzettend hij leed, als hjj in staat was, dadelijk na het middagmaal een pas aangestoken, heer lijk geurende sigaar W3g ti werpen, terH wijl hij, over de balustrade geleund, naar de blauwe zee staarde met een blik, die niets aardsch meer zag. Hij vertoefde gaarne op een plek, ver op de klippen, als de storm gierde en de witte golfkuiven hoog opschuimden. Hij had dan een gevoel, alsof de wind zijn leed uitzong en de golven zijn verscheurd hart waien, dat rusteloos werd voortgedreven. Toen hij op zekeren dag zich daar hoven op de klip omwendde, zag hij voor zich do nachtzwarte vrouwengestalte, een Aphro dite aan weekheid van lijnen, een Niobe in .do strakke droefheid der gelaatstrekken. Met een beweging, alsof zij juist de plek had gezocht, waar hij was, naderde zij. Hij ontblootte het hoofd als voor een ko ningin en ruimde haar de plaats in, liaar voorbijgaand met de houding van een ter dood veroordeelden gladiator, die de Kei zerin begroet. Beiden zochten ij'vorig de eenzaamheid, en daar de omgeving der badplaats niet bepaald een Afrikaansch oerwoud was, ontmoetten zij hij dat zoeken dikwijls elkaar. Toen zij op een avond de klippen besteeg, vond zij hem rustend op een rots en kramp achtig snikkend. Storend indringen is niet goed; maar toonen, dat men mcnschclijk voelt, is iets geheel anders. En zij zag hein aan met «een onhoorbarm zucht. Een anderen keer vond hij haar aan het strand, het hoofd op de hand geleund, ter wijl tranen droppelden door fijne blanke vingers. Nu kon hij niet nalaten, zacht en eerbiedig te zeggen: „Ween maar, mevrouw, dat geeft verlichting! Hij was zeker uw tranen waard." Bij ;dcn .klank zijner stem schrikte zij eerst heftig. Dan vertrok haar gelaat tot een .uitdrukking van wanhopige smart, en zij toonde hem zwijgend een geopend me daillon. Hij bukte en zag het portret van een voor naam uitziend heer met ietwat gedundein haardos. De taal heeft geen gesohikte woorden voor zulk een situatie. Hij nam eerbiedig den hoed af voor den deftigen man met het dunne haar, boog diep voor do ontroostbare .vrouw en verdween geruischloos. Dat hij geen woord gesprok in had, trof haar hevig, doch aangenaam. Zij begon te vermoeden, dat er op aarde, behalve haar, ook nog menschen waren, die waardig en diep konden rouwen. Drie gehecle dagen was hij uit haar ge zichtskring verdwenen. Toen zij hem weer zag, zat hij in de avondzon, op de meest verwijderde bank in het park hij „Denj Heuvel," den fijnen zwarten stroohoed naast zich, terwijl de laatste matti stralen der verdwijnende zon in zijn blond-s lokken speelden. Hij dro2g een onberispelijke zwarte overjas, zijn gezicht was hlesk en hij be schouwde onafgewend -een kabinetfoto in zwartleeren foedraal. Toen d,e ontroostbare vrouw, voorhij ging, stak dp ontroostbare man haar het portret toe met smcekend gebaar, als een bedelaar* en zei met deemoedig vibreerendo stem:) „Liefkoos die arme Nelly met een enkel'aqf blik!" Zij boog het hoofd, nam hst portret mit beide handen aan en zag een lief, klein vrouwtje, bijna een kind nog; haar vrou welijk instinct echter kon niet nalaten op te merken, dat zij -een wipneusje esn eem zeer laag voorhoofd had. Dan drukte zij* een paar krampachtige kussen op het poi> tret, gaf het hem terug, als ware het een) gloeiend ijzer, en snelde naar ha^r woning.' Het trof hom als een steek in het hart* toen hij zag, hoezeer haar lenige, hevaLi lige bewegingen aan die van de on vergen telijko Nelly herinnerden. Toen zij elkaar een volgenden keer op do klippen troffen, straalde een glans van sympathie in beider oogen; schuw en aar zelend stamelde zij een „gocrden avond!" Kicsch en fijngevoelend zocht zijn vragende blik een geschikt plaatsje heel dicht bij .Jiaar on do klip, «n met de droeve be koorlijkheid, van een koningin-weduwe, die pas haar koning verlorah had,' antwoordde zij met een blik: U moogt. Eu lui ging zitten. Als do arme Nelly en de voorname hoer met het dunno haar van uit betere gewes ten liet gesprek hiadden gehoord, dat nu tferd gevoerd, zouden zij zeker tevreden zijn geweest.^ De bcido ontroostbaren schil derden voor elkaar in schoono trekken hun beulden; nOoit hadden zij hun verlies die^ per en smartelijker gevoeld, nooit "hadden' zij de onmogelijkheid van eiken aardschok troost duidelijker begrepen. Zoo ging het twee weken lang. 't "VVaa de laatste dag vóór liet vertrek en in aan grijpende klanken vloriden de knagende# woorden weer ovar hun lippen. Daar sidderde do ontroostbare man plot seling, stak zijn hand uit naar de gebro- k-eno -aan zijn zijde en fluisterde: „Laten wij ónze droefheid doelen, laten wij onzei tranen vermengen; laten wij denzelfdcn omar*- telykon levensweg gaan." - Eer9t beefde zij, dan bloosde zij. Daarop drukte zij zacht zijn hand en zei schuch*' ter: „Gij, mannen, zijt zoo zwak. Ik kan) u niet afwijzen, om u wellicht ti zien! overgeleverd aan een andere vrouw, zon* der piëteit voor uw smart, zonder de lou* tering der wanhoop, zonder ceifbied voor herinneringen. Om Nelly's wil". Do ontroostbare drukte haar zóó heftig aan zijn hart, dat zij zacht afwerend star' melde: „Niet zoo, niet zoo; dat past nie*' voor on6." Hij boog zich over haar en fluisterde: „De onvergetelijke gunde mij alles. Mijn) vreugdo was haar vreugde." Zij drukte zich een weinig dichter naai, hem toe en sprak week: „Vreugde! "Wat is dat voor een woord op onze lippen t Maar... ook mijn Edwoz'd, wiens beeld nimmer uit mijn liart kan gerukt worden, wilde altijd, dat ik mij wèl zou gevoelen." De zomeravond brak ,aan. De tw-se on* troostbaren stonden op en gingm, elkaaij omarmend, langzaam huiswaarts, zich ,zo<i goed gevoel-2nd als men dat mot gebrokeg }uy:t pvaa£ «enigszins Jk.a&. v

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 11