VOOR DEJEUGD
l&IDSCH DAGBIAD
Mo. 15492
Woensdag- 24 Augustus.
Anno 1910.
•Ci
a.*.
-VT-/- ik**-k« tl.' «JL«iAj> a tl.» i &L* «X' j jL* s JL« *JL< i tJLoJL* t iAJï»JL? t JL* «JJ
We willen ons test doen!
De beesten in den kuil.
•*•0
Weer spoedt de vacantie ten einde en
wéér moeten wij gaan werken, met het vas
te voornemen, een volgend jaar weer over te
gaan, of to slagen voor de H. B. S., of het
gymnasium of voor een andere inrichting
van onderwijs. Misschien ook gaan wij de
school verlaten, om meer dadelijk practisch
opgeleid te worden voor het een of ander
vak of bedrijf. Maar in elk geval we moe
ten een doel hebben, waarvoor we werken:
we moeten ons best doen om vooruit te ko
men, en naarmate we werken, moeten we
ook zien, dat we vooruit komen, dat we ook
waarlijk vorderen in ons streven, dan wordt
onze arbeidslust groot er en dat spoort ons
aan tot steeds meerdere oefening en belang
stelling.
Onze vaders doen ook al 't hunne om den
Fooruitgang van hun zaken te bevorderen;
onze moeders doen al het hare, om het huis
houden vooruit te brengen en zouden wij
dan stilzitten? Alleen maar profiteeren van
het werken van anderen?
Neen, wij willen ook aanpakken; vooruit
willen we, dat geeft ons een gevoel van te-
Fredenheid en levenslust, waardoor wij aan
stekelijk zijn, in den goeden zin, voor wat
meer tragen uit onze omgeving.
Dit jaar weer vol moed begonnen en:
„We willen ons best doen!"
zij onze leusl
Een 'edelman uit Venetië, graaf Binaldi,
die op zekeren dag op de jacht was, viel
in een kuil, die men met takken bedekt had
pm. wilde dieren er in te lokken. Ge kunt
,u den angst van den ongelukkige niet voor
stellen; één dag en één nacht waren ver-
loopen, zonder 'dat iemand hem te hulp was
•gekomen om uit zijn gevangenis te ontsnap
pen en hij had dicht bij zich zulke vreemde
geluiden gehoord, zulk een klagelijk gehuil,
dat de schrik hem om het hart geslagen
was. Toen hij voelde, dat zijn krachten hem
begaven, had hij zich onbeweeglijk gehou
den ien zat nn bevend in een hoekje van
den verschrikkelijken kuil.
Op den jnorgen van den tw-eeden dag
meende Binaldi een geluid van voetstappen
ie hoonen, hij riep dus op klaaglijken toon:
„Help, help, wie gij ook zijt, trek mij
uit den kuil."
Het was een boer, Guiseppe geheeten, die
door het bosch' ging. Toen hij de kreten'
hoorde, was hij eerst bang, maar vatte toen
weer ïnoed, kwam dichterbij en vroeg, wie
hem riep.
„Ik ben een arme jager, die hier in dezen
kuil gevallen is en er reeds een dag en
een nacht in doorbracht. Heb medelijden met
Jmij. Ik beloof u, ik zal u goed beloonm."
„Ik 'zal mijn best doen," hernam Guiseppe.
Hij sneed met zijn snoeimes een sterken
.boomtak af, boog zich over den kuil en
^edde:
„Mijnheer de jager, luister goed naar wat
ik u zeg; ik leg dezen tak over den rand
van den kuil, houd hem stevig vast en dan
kunt gij er langs naar boven klauteren.
Verrukt zei Rinalda: „Vraag mij gerust
alles, en ik zal het u given."
„Ik ga trouwen, dus schenk uw gaven
dan aan GuiUetta, mijn aanstaande vrouw."
Dadelijk werd de tak neergelaten; spoedig
voelde Guiseppe, dat hij zwaar werd en op
hetzelfde oogenblik sprong een aap uit den
kuil en liep tusschen zijn beenen door weg.
Hij was evenals Binaldi in den kuil gevallen
en had heel handig van, den tak gebruik
gemaakt. De boer, die verschrikt was door
de vreemde verschijning, was op het punt
te vluchten.
„Jg laat mij dus in den steek," riep Bi
naldi „In naam van je aanstaande, help mij,
ik ben graaf Binaldi, een der rijksten uit
Venetië."
Guiseppe keerde op zijn schreden terug
en legde nog eens den tak neer, maar eens
klaps sprong een leeuw te voorschijn, die
een vreugdegebrul uitstootte.
„Waar ben ik toch!" riep dc boer uit en
hij vluchtte opnieuw, bleek van sclirik.
Maar de angstkreten van Binaldi weer
klonken steeds in zijn ooren en dan vatte
hij weer moed en liep weer terug
'Ofschoon hij over het lieele lichaam beefde,
besloot hij ten derde male den tak in den
kuil te leggen, maar raadt eens, wat hij
nu weer optrok? Een slang, die ratelend
langs zijn been voortkronkelde. De arme
boer stond stijf van schrik. De wanhoops
kreten van Binaldi brachten hem weer tot
zichzelf.
„Mijn redder, zijt ge nog hier? In naam'
van hetgeen je het liefste op aarde is,
help mij.
Hij snikte om'iemand het hart te breken;
Guiseppe kon er geen weerstand aan bie
den. Toen hij voor den vierden keer naar den
kuil terugkeerde, wierp hij weer den tak
naar beneden.
„Houdt u hem goed vast?" vroeg hij.
„Ja," antwoordde Binaldi en in een oogen-
blik stond hij buiten den kuil. Maar zijn
krachten begaven hem; hij was zoo uitge
put, dat hij flauw viel in Guiseppe's armen.
Deze hielp hem zoo goid mogelijk en
slaagde er eindelijk in hem bij te brengen;
hij haalde toen een stuk brood uit zijn knap
zak te voorschijn en liet den graaf dit eten.
Hij gaf hem den arm en zoo verlieten zij
het bosch, Binaldi herhaalde den geheelen
Wieg weer
„Mijn redder, hoe zal ik u ooit alles kun
nen vergelden, hoe zal ik u beloonen, zoo
als ge dat verdient
„Gij hebt mij een bruidschat voor mijn
aanstaande beloofd," antwoordde de boei-,
„Ge kunt er op rekenen, beste vriend,
je aanstaande zal een prachtigen bruidsschat
hebben en gij zelf zult de rijkste boer in
je dorp worden. Waar kom je vandaan?"
„Uit Casabianca; maar ik verlaat mijn hut
om mij in Venetië te vestigen, wanneer
ik alle rijkdommen zal hebben, die u mij
beloofd hebt."
Zij waren aan den zoom van het bosch
gekomen.
„Nu zijn wij dicjit bij den grootm weg.
Nn zal ik niet meer verdwalen. Dank jd
wel, Guiseppe."
„En wanneer mag ik den bruidsschat
komen halen?" en hij wilde er nog bij
zeggen: „en de schatten?", toen Binaldi hein
in de rede viel met de woorden: „Wan
neer je wilt, vriend", en zij namen afscheid'
yan elkaar.
Guiseppe ging dadelijk, dronken van vreugi
de, het avontuur aan Giulietta vertellen.
Den volgenden morgen ging hij zeer vroeg
naar het paleis van den edelman en zei
aan den livreibediende, dat hij den bruids
schat voor zijn aanstaande kwam halen, dieü
de edelman hem beloofd had.
Guiseppe scheen gek, men ging den graaf
waarschuwen, dat ei- een boer aan de deur
stond, tlie een bruidsschat kwam halen en,
die den graaf absoluut zelf wilde spreken.
„Ik ken dien man niet," antwoordde de
edelman woedend, „jaag hem weg."
Dat deed men. Guiseppe drong er te ver-,
geefs op aan; hij werd mishandeld en weg
gejaagd. Wanhopend ging hij naar zijn hut
terug, zonder bij zijn aanstaande te durven
aangaan. Maar hoe verbaasd stond liij, toen
hij bij zijn binnentreden, dicht bij den haard
den aap, den leeuw en do slang zag, di«
hij den vorigen dag nit den kuil gehaald
had. Hij wilde verschrikt wegvluchten, toen
de leeuw, zacht kwispelend, hem de hand
kwam likken, terwijl de aap een guitig ge
zicht trok en de slang vroolijk door liet
vertrek kroop. Guiseppe stelde zich dua
ger-ust.
„Arme dieren," zei hij, „zij zijn betel!
dan de edelman uit Venetië, dien ik ook
gered heb. Hij jaagt mij als een hond weg,
de ondankbare! En als ik denk aan den
mooien bruidsschat voor Giulietta. Hoe zul
len wij nu bruiloft vieren? Geen hout in
den haard, geen stuk vlecsch om te etenj
en geen geld om het te koopen!"
De aap bracht hem toen hij zijn hout
schuur, waar hij hem een goed geordendej
stapel hout toonde.
Hij had dat in het bosch bijeengezameld
en het naar d<e hut van zijn weldoener
gebracht. De leeuw bracht Giuseppe naar;
een hoek van het vertrek, waar een prach
tigen voorraad wild lag; twee herten, twoq
reebokken, een wild zwijn, een massa hazen,
en alles netjes met hout overdekt; de leeuw;
had voor zijn redder gejaagd. De slang1
was snel onder een hoop droge bladeren;
gekropen en kwam weer dadelijk te voor
schijn; zij sperde den muil open en Gui
seppe zag een grooten diamant glinsteren;
draken en slangen weten n.l., waar schatten
.verborgen liggen.
„Een diamant!" riep Guiseppe uit en hij
nam den edelsteen in de hand. Hij bewon-.'
derde hem van alle kanten en streelde den,
aap, den leeuw en de slang, die zich om'
hem verdrongen.
Hij was nu goed van brandstof en wild
voorzien; nu ontbrak hem nog maar allem
het geld, maar met den diamant zou dat
niet moeilijk te krijgm zijn. Hij ging dus
naar Venetië, ging een juwelierswinkel bin
nen en liet hem zijn diamant zien, die van
het zuiverste water was.
„Hoeveel geld wilt ge er voor hebben
vroeg de koopman.