No. 15433.
LE3ED5CH DAGBXaAB, Saterdag' 13 Ang-cisins. dorste Blad.
PERSOVERZICHT.
SCHETS UIT DE RECHTZAAL.
Anno £@10,
Onder het opschrift De parasieten
of tafelschuimers onzer sa
menleving plaatste „Iedertsijn" een
ontboezeming in ,,D e T ij d". De inzender
is opgestoven, toen hij onder de oogen
kreeg een in „D e T ij d" overgenomen cor
respondentie uit Haarlemmermeer in het
„H andelsbla d", .waarin steen en
been werd geklaagd, ja, ergernis werd ge^
lucht over de toenemende strooperij der
plattelandsche bevolking door bandelooze
ewerverstroepen.
Want wat die inzender omtrqnt zijn om
geving zegt, geldt in niet mindere mate
van den Westhoek van Noord-Brabant, ja,
wij hebben alle reden tot die veronder
stelling van gansch onzen vaderlandschen
bodem.
Geachte Redactie, aldus gaat de inzen
der dan voort, wij noemen het eenvoudig
een schande, dat zóó iets in de 20ste eeuw
nog kan voorkomen. En wij zouden het een
beschaafden Staat als Nederland onwaardig
n^°men, ware het niet, dat Chineesche toe
standen juist in onze lage -landen gezegd
werden goed te gedijen.
Maar toch: heb kan zoo niet langer, ook
niet in Nederland.
Verbeeld ul
Er bestaat thans in ons Vaderland een
tallooze horde parasieten, die maling, heeft
aan het Paulijnsche gezegde: „Wie niet
werkt, die ete ook niet"; lage menschen,
die, allen hygiënischen voorschriften ten
spot, oud worden, omdat zij nooit de lasten
des levens kenden en verkiezen te leven zon
der zorg uit eens anders korf; die zonder
hooger begrip van godsdienst of zeden, van
het mijn en dijn, rondzwerven en de land
streken onveilig maken; kortom, een bede-
laarstrocp, met kistjes of wat leurwaren
bij zich, om aan de politie te ontsnappen,
maar die overigens het bedelen als vak heb
ben uitgekozen en daardoor een zóó winst
gevend zaakje hebben ontwikkeld, dat de
arme gevers daarvan kunnen watertanden.
En die toestand duurt reeds jaren!
Jan Rap koning, levende van het zweet
des eerzamen burgers, een inkomen genie
tend, en tot zulke verteringen in staat, dat
'een fatsoenlijk werker hen mocht benijden
Jan Rap geen bedrijfsbelasting kennend en
toch royaal kunnende leven van zijn bedrijf!
En dat we niet overdrijven, elke platte
lander kan dat getuigen. Niet sporadisch
zien we bedelaars neerstrijken op onze lan
douwen, maar trcepsge-wijze vallen zij aan.
'Hielden vroeger sommigen er honden op
Da, thans komen ze met paard en wagen:
het paard tooh vreet voor niets langs den
Apenbaren weg of bij den boerman en
vrouw en kinderen krijgen ook het hunne.
Wie zou het hun durven weigeren?
Laatst vroeg een gemeenteraadslid van
'Dinteloord den burgemeester, of er tegen
die plaag niets was te doen. „Niet geven'',
was het schijnbaar practisohe antwoord van
'den burgemeester.
Maar wie de toestanden kent, weet, dat
zulk een antwoord geen antwoord is. Eer
stens toch, in de kom verkiezen de men
schen liever wat te geven, dan uitgevloekt
en bedreigd te worden. Men kan immers
niet weten: er Ioopen zooveel schurken
bnder dat ras.
En verder voor de afgelegen boerderijen
is weigeren heelemaal niet aan te bevelen.
Iedereen gevoelt het: één, zegge één luci
fer kan zulk een gezin in heb diepste on
geluk storten.
En zoo staan we voor het treurige feit,
dat ijverige en eerzame burgers van Neder
land jaarlijks 5Ö> ja 100 gld, en meer kwijt
zijn aan ja was het nog maar goed besteed
aan schuim en uitschot van het volk.
En, geachte Redactie bleef hot nog
maar bij die materieels schade van het
platteland, hoe schreeuwend onrechtvaar
dig ook maar het wordt een ramp voor
den ganschen Staat.
Herinner u slechts* wat verleden jaar
is geschied 1
Toen was er werkloosheid, beweerde men.
In de Tweede Kamer werd door mannen,
buiten de praktijk van het leven staande,
hoogelijk opgegeven van gebrek aan werk.
Maar o bittere ironie terwijl die hee-
ron daar dagen stonden te orakelen, ston
den de boeren op monschenhanden te wach
ten, moesten zij tot fabelachtige prijzen uit
geven, omdat de arbeiders zoo schaarsch
waren en terzelfder tijd kwam dat
schooierige en luierende schuim (dikwijls
menschen als boomen), die door hun han
denarbeid der maatschappij ten zegen kon
den zijn, nog vragen om een aalmoes.
Er wordt te veel gegeven. Wel vindt men
werk, men doet het maar liever niet, want
men leeft toch; men laat ze niet verhonge
ren; dat weten zij maar al te goed. Maar
afgezien van die stoffelijke schade, een nog
grootcr nadeel wordt o. i. door dat schooiers
wezen toegebracht op zedelijk gebied, n.l.
aan het gezonde karakter van ons Neder-
landsche volk. Waar luien en deugnieten
toch hun kost verdienen en dikwij-ls ruim
schoots, daar moet de arbeid voor den
werk- en spaarzamen Nederlander dubbel
zwaar gaan wegen. Jan Rap leeft, ondanks
rijn niet werken, ja, ails koning zwerft hij
door het landDe eerzame burger, niet be
schermd tegen dien overlast, ondanks zijn
arbeid minder weelderig kunnende leven
dan zijn bedeelde
Zou hierdoor geen gegronde verbittering
ontstaan
Wat Jan Rap betreft, de schooierskwestie,
meent „Iedertsijn" dat noodig zal zijn: een
wettelijk verbod:
lo. Yan den leurhandel. Want a) 't is
meestal een vermomde bedelarij en b) bij
het huidige snelle en algemeene verkeer ge
heel nutteloos;
2o. Yan woonwagens, althans van rond
trekkende woonwagens. Het zijn dikwijls
pesthol en van ondeugd. Wettelijk hebben de
eigenaars daarvan een domicilie, maar fei
telijk geen. Zouden zulke lui om dat verbod
het land uittrekken, het ware geen verlies,
maar ©en zegen voor den Staat;
3o. Yan bedelarijMen zou desnoods aan
waarlijk armen een bewijs van onvermogen
kunnen geven, afgegeven door het gemeen
telijk of kerkelijk armbestuur voor kor
ten tijd.
4o. Van straatmuzikanten; want ook het
instrument is meestal niets anders dan een
middel om het bedelen te sanclionneercn.
Men kan dan aan invaliden tot arbeiden on-
geschikten, e. a. verlof daartoe geven.
In de „N icuwe Rotterdam-
sche Courant" komt voor een hoofd
artikel over „w ettelijke winkel-
sluit i n g", waarin allereerst in 't kort
de geschiedenis dezer bewoging hier te
lande nagegaan wordt. „De maatregel werd
er een om de winkeliers tegen zichzelven in
bescherming te nemen, en was niet langer
bedoeld als een voorschrift ter bescher
ming van economisch zwakke arbeiders te
gen misbruiken van de zijde van de econo
misch sterkere patroons. Het nieuwe begin
sel, waarvan men uitging^, had met zooge
naamde sociale wetgeving niets meer ge
meen."
Maar over dat nieuwe beginsel wil het
blad op het oogenblik niet. spreken, slechts
merkt het op het niet te bewonderen.
„Doch waarom zoo vraagt het blad
als men nu per se deze richting van staats-
voogdij op wil, uitsluitend den winkelier
„geholpen" 2 Waarom niet zoovele anderen
in nering en bedrijf, ambacht en werkplaats,
die ook lang en hard werken? Waarom al
dadelijk niet den koffiehuishouder? Voor
hem en zijn kellners kunnen dezelfde argu
menten worden in het midden gebracht, als
voor de winkeliers en hun bedienden. Men
voere hiertegen niet aan, dat het koffie-
huisbedrijf juist m de late avonduren de
beste verdiensten afwerpt. Voor volo win
keliers geldt dat argument ook.
De dwang tot vervroegde sluiting van alle
winkels zonder onderscheid wordt verdedigd
met het betoog, dat deze maatregel alleen
doel kan treffen, wanneer hij algemeen
werkt. De concurrentie-voorwaarden
zegt men moeten in dit opzicht gelijk
zijn. Zien wij wel, dan is dit de hoofdre
den, waarom de „bescherming" wordt uit
gestrekt ook tot hen, die daaraan geen be
hoefte hebben hoegenaamd. Evenmin trou
wens, als de straatventers, die in het
voorstel der Staatscommissie op het uur
der winkelsluiting gedoemd v/orden ten be
lieve van de winkeliers de uitoefening van
hun bedrijf te Schorsen, ofschoon dc ver
koop bij avond wellicht hun voornaamste
broodwinning is.
Men treft dus diegenen, die vrede hebben
met den bestaanden toestand van onbeperk-
ten winkeltijd; men beperkt zoodoende de
vrijheid van hen, wier levensbelang dik
wijls juist die vrijheid is, en belemmert het
bedrijf van hen, die gewoonlijk de econo
misch zwakkeren zijn in de samenleving,
ten bate van anderen, gewoonlijk da econo
misch sterkeren der middenstanders, die
getuige de vrijwillige vroege sluitmg in
menige winkelstraat bij laat openblijven
geen belang hebben.
De concurr en tie-voorwaarden zijn echter
van tal van zeer verschillende factoren af
hankelijk. Men denko eens aan de voordee-
len, die de grootere winkels hebben tegen
over de kleine wat betreft de faciliteiten
bij den inkoop de mogelijkheid van grooter
winstberekening, het ruimer krediet en de
grootere gemakkelijkheid in de betalings-
gebruiken en zooveel meer. Dat zijn alle
maal factoren, die nu eenmaal ongelijkheid
brengen in de concurrentie tusschen win
kels van verschillenden omzet. Gaat men
nu .onder het mom van göhjkheid te bren
gen juist aan de- kleine winkeliers een van
hun voordeelen ontnemen, dan brengt men
inderdaad onbillijke ongelijkheid in de
onderlinge concurrentie."
„De overheid zou toonen den samenhang
der concurrent!e-voorwaarden niet te be
seffen, indien zij ingreep in den duur van
den winkeldag; zij zou daarmede de zui
vere werking van de factoren, die de con
currentie beheerschen, onoordeelkundig
verstoren en onbedoeld de groot© winkels,
dio reeds zoovele faciliteiten genieten boven
de kleine winkels, begunstigen ten koste
van de zwakkere mededingers, dio daarvan
niet dan bezwaren zullen ondervinden.
Het bedrijf van den kiemen winkelier
wordt door de voorgestelde winkelsluiting
aan banden gelegd en ondervindt slechts
dwang in stede van vrijheid, sterker druk
in stede van opheffing tot de economische
voorwaarden van den grooten winkelhou
der."
In een asterisk over Het Tarief zegt
,,H et Centru m"
„De meerderheid in den lande en in dé
Kamer berust bij de Rechterpartijen, bij de
protectionisten. We mogen dan ook ver
wachten, dat op spoedige herziening van on
ze tarieven zal worden aangedrongen er»
dat men bij de behandeling van het daartoe
betrekkelijke ontwerp zal rekening houden
met do wenken, van de praktijk, opdat de
bescherming in zoo hoog mogelijke mate
voordeel brenge aan onze eigen industrie,
tot welvaart van het geheele Rijk."
Aldus besluit „D e Maasbode" een
paar artikelen oyer of liever vóór protectie
Met den wensch, dat bij de behandeling
van het te verwachten tariefs-ontwerp reke
ning zal worden gehouden met de wenken
der praktijk, zal wel iedereen accoord gaan,
al is te verwachten, dat niet allen op de
zelfde wijze die wenken zullen beoordeelen.
Wat echter minder juist lijkt in het bo
venstaande, is de voorstelling, als zouden de
Recbterpartijen geheel, of voor het over
groot© deel, uit protectionisten bestaan.
De lijn, die Rechter- en Linkerzijde van
elkander scheidt, geeft niet tevens de grens
aan tusschen protectionisten a outrance en
dito vrijhandelaars.
Ook onder een Linkscih ministerie werd
verhooging van het Tarief voorgesteld.
Hoe zou bovendien het aanstaand wets
ontwerp louter protectionistisch kunnen we
zen, nu uit de beoogde verhooging grootpn-
decls dc kosten der sociale wetgeving moe
ten worden bestreden?
Do herziening van ons tarief zal, zoóal
niet uitsluitend, dan tooh goeddeels een fïs-
c a a 1 karakter moeten dragen, gelijk ook
prof. dr. Nolens dezer dagen in de „N i e u-
w-e Venloosche Courant" schreef
En vergissen wij ons niet, dan heeft de
minister zelf zich eveneens in dien zin uit
gelaten en op het fiscale karakter der ta
rieven-wijziging niet onduidelijk den na
druk gelegd.
Een zuiver protectionistisch tarief is dus
n i e t te verwachten en zou bij de Rechter
zijde zeker geen onverdeelde instemming
vinden.
Het (anti-rev.) A rnhemsche Dag
blad" teekent hierbij aan:
Wij zijn het geheel met deze beschouwing
eens.
Tot de dogmatische „vrjjhandelaars" be-
hooren wii niet. Maar evenmin wenschen wij
bij do „proteotionisten" ingedeeld te wor
den.
Tegen een oordeelkundig tariefs
herziening hebben wij geen bezwaar. Inte
gendeel, daarvan verwachten wij in de hui
dige omstandigheden cn voor de schatkist èn
voor de nijverheid goede gevolgen. Maai
tegen een sterk protectionistisch tarief zou
den wij ons met kracht verzetten. Het Duit-
sche voorbeeld wenschen wij niet te volgen.
Trouwens met een herziening goh'eel in pro.
tectionistischen geest zou de Minister zijl*
doel: versterking van de schatkist, niet bo,
reiken. Immers, daardoor zou de invoer
van tal van artikelen absoluut belemmerd
worden.
„Het Huisgezin" sch'reef
Terwijl men boven don Moerdijk
maar in ettelijke districten een katho
liek naar de Kamer kan afvaardigen,-
zit men onder dat opzicht in het Zuiden ah*
in Abrahams soboot.
Men weet vooruit* dat een katholiek dq
uitverkorene is.
Men weet ook, dat in den regel in hef
district of in de omgeving geschkte canai-
daten worden aangetroffen, die, omdat ze
bovendien den kiezers bekend zijn, in t'Ie
bekendheid hun geschiktheid eenmaal
vaststaande een aanbeveling bezitten.
Men zou dus zeggen, dat onder deze om
standigheden een Kamerverkiezing in het
Zuiden de eenvoudigste, de gemakkelijkste^
de aangenaamste zaak van de wereld moest
zijn.
Laten we zeggen, dat de heeren A. en B.
genoemd worden als candidaten voor een
vac anten Kamerzetel en beiden r h ge*
schikt achten en, wat niet altijd hetzelfde
is, geschikt geacht mogen worden het
district op waardige wijze in Je Kamer te
vertegenwoordigen.
Uit deze twee zal een keuze moeten \v---r-»
den gedaan.
Dit kan geschieden en behoort o- k te
geschieden op een wijze, die voor geen van
beide candidaten iets krenkends heeft, die
geen verdeeldheid en .tweedracht zaait en
de kiezers in hun vrije keuze ongerept laat..
De een acht A. meer geschikt, de ander:
B .De een oordeelt, dat van A, de ander,
dat van B. meer mag verwacht worden in
het belang des lands, in het belang eener
goede wetgeving.
Dit kan door de woordvoerders in de
verschillende kiezersvergaderingen op zake»
lijke wijze worden betoogd en toegelicht.
Op die vergaderingen dient 't vrije mits
gepaste woord in den ruimsten zin to
worden geëerbiedigd, ook in dezen zin ge
ëerbiedigd, dat men er iemand niet leelijk
op aankijkt, of erger, omdat hij de redenen
ontvouwt, waarom hij aan A. de voorkeur
geeft boven B., of omgekeerd.
En wanneer aldus op zakelijke, vriend
schappelijke wijze men beoogt immers
allen hetzelfde doel de ge dacht enw issc-
ling is gevoerd, late men de kiezers in volle
vrijheid beslissen. Daarvoor immers richt
men kiesvereenigingen, beter kiezersver-
eenigingen op.
Hoe meer de gedachtenwisseling in het
openbaar wordt gevoerd, hoe- grooter waar
borg voor een loyale1 behandeling; hoe min
der onder-onsjes men houdt, hoe minder
ipen in stilte de'kiezers „bewerkt," hoe
minder gevaar vcor min-gepaste praktij ken
en achterklap.
Niet dat men voorkeur heeft voor ton
candidaat is verkeerd, het kan loffelök
en volkomen gerechtvaardigd zijn maar
de wijze, waarop de eene candidaat géDoue-
secrd, de andere achtergesteld en afgebro
ken wordt, kan afkeurenswaardig zijn.
Met wat wij boven schreven is in het af-
getrokkene iedereen het eens. Jammer
slechts, dat wat elkeen als vanzelf sprekend
Waarom de schpiJffüKachine
beieencl werd.
r Met moeilijke, langzame stappen kwam
Jiij hot stationsplein over. Hij voelde zich
(doodop. Den hoelen dag* was hij op reis
geweest, had gesjouwd van. liet eene kantoor,
naar het andere, en alle grootere winkels
langs. En hij had niets gegeten dan een
paar broodjes, ergens in een melkinrichting,
Waar hij ongemakkelijk gezeten had op een
klein, smal krult je aan oen laag tafeltje.
Hij had daar graag een tijd gebleven, om,
zoo goed en kwaad het ging, toch ten minste
;een beetje uit te rusten. Maar hot was er
idruk. Do menschen verdrongen zich om
hem hoon. Ais er anderen binnenkwamen,
keken zij telkens naar het tafeltje, waar
hij nog zat met een klein teugje melk in
hot groote, dikke glas, dat voor hem stond.
De juffrouw had ook al een paar maal
.verstoord naar hem heengekeken, als was
'rij wat nijdig, omdat hij nog geen plaats
maakte. Hij had immers»,maar één enkel
broodje met kaas genomen en een met
boter! Dat was geen vertering, zelfs niet
in een melkinrichting, om lang op te rit-
iton.
Eindelijk was hij maar opgestaan. Op
rijn gemak zat hij zoo toch niet en uit
rusten deedt je ook niet veel op die on
gemakkelijke krukjes. Toen hij buiten ge
staan had, had hij nog honger gevoeld. Maar
die was langzamerhand wel weggezakt, toen
hij in don eersten winkel stond, druk pra
tend met den patroon om hem een schrijf
machine aan te prijzen. Hij had zich nog
erg moo gevoeld, ook teen hij dien winkel
uitging. Maar hij had dio moeheid er wel
uitgeloopen, tot hij in de overspanning van
het werk niets meer voelde dan een vreemde
hrandarigheid in zijn 'gezicht.
Maar in den trein naar huis, waar hij,
als versuft, zonder gedachten had neerge
zeten, was de overspanning weggezakt. En
toen de trein stilstond voor het perron en
hij opstond, had hij zijn beenen zoo zwaar
en loom gevoeld en zoo ip-moe zijn gan-
sche lichaam, dat het hem leek, !als zou
hij dat eind naar huis nooit meer kunnen
Ioopen. Hij jiad den. stroom; van reizigers
voor zich uit laten gaan, was dan lang
zaam do trappen afgekomen naar buiten.
Nu, terwijl hij het stationsplein overliep,
ging het al weer. Zijn beenen gingen wc-er
in den gowonen pas, wat langzamer alleen,
omdat hij nog zoo moe was.
Do straatlantaarns werden nn aangesto
ken en uit een winkel hier cn daar schit
terde al wat licht over do nog scheme
rige straat. Hij keek er naar zonder be
langstelling. Maar toen hij een bakkers
winkel voorbij kwam, waar, voor het groote,.
breedo raam, in het felle licht van de gas
lampen hoven, hob bruingebakken brood
zoo verlokkend lag uitgestald, voelde bij
ineens wem den honger opkomen. Hij glim
lachte even. Zoo dadelijk, thuis, zou hij
ten minste kunnen eten. En onwillekeurig
stapte hij wat harder door. Maar toen hij
een paar straten verder was, verlangzaamde
zijn stap kal weer. Hij zuchtte even. Het
was .tocli ook een heel eind.
olBen jij daar, [Willem?" klonk do stom
van zijn vrouw van boven, toen hij eindo-
lijk binnen was en de. deur achter zich
gesloten had.
„Gelukkig wel!" riep hij terug.
Dan keek hij even omhoog. Twee trappen
nog, dacht hij, terwijl hij naar boven be
gon to klimmen.
„Goddank," kwam hjj glimlachend, toen
hij hoven stond.
„Ben je moe?" vroeg' zijn vrouw.
„Nou, en of," zei hij en liep dadelijk dcor
naar de kamer, waar hij zich op een stoel
liot neervallen, pven met een blik van wel
gevallen kijkende naar de gedelete tafeL
Zijn vrouw, die naar heb keukentje was
dooTgcloopen, kwam nu terug in de kamer.
„Ik heb niets anders dan aardappelen,''
zei ze, „en een heel klein beetje spinazie."
Hij knikte even.
„Heb je veel trek vroeg zij dan.
Hij knikte weer.
„Nogal," zei Jiij zachtjes.
Een oogenblik later zaten zij aan tafel.
Zij at heel weinig, bediende hem een; paar
maal van aardappelen. Maar hij bemerkte
het. -ï i
„Neen, Lien," weerde hij af, toen zij hein!
bijna al de spinazie op heb bord wou schep
pen. „Jij moet zelf ook eten."
;,Ik heb geen trek," zeA zkl
Hij glimlacht^ flauwt
„Neen, neen," zei hij dan, haar nu ook
bedienend.
Toen hij een uurtje later wakker werd
in den stoel, waar hij bad zitten slapen,
cn ziek geeuwend oprichtte, meende hij te
hooren snikken. Hij luisterde. Ja, dat was
zijn viouw in do alkoof.
„Maar, Lien," zei hij, zijn arm' om liaar
heen slaande. „Wat is dat nou?"
Zij had dadelijk getracht haar snikken
to smoren, toen zij hem in do kamer be
wogen hoorde, en droogde nu snel haar
tranen. j
„"Wat is or?" vroeg hij weer. ,'_J ;-_-j 1%-j
„Neen, niets," zei ze.
„Jawel," hield hij aan. „Zeg het Hou
eens."
„Och," kwam zo, „ik vind het zoo on
gelukkig, dat je nooit genoeg krijgt."
„Is dat alles lachte hij.
„Ja, ja, Willem; je ziet er zoo slecht
van uit." En zij brak weer in schreien uit.
„En morgen weet ik heelemaal niet, hoe
ik aan oten komen moet," snikte ze.
Hij trachtte haar te troosten, maar zij
huilde aldoor.
„Je bent overspannen, Lien," zei hij.
„Je bent zelf verzwakt; ik merkte het
wel."
Zij schudde het hoofd. 1
„Neen, neen," kwam zij en barstte wéér
in snikken uit.
Dien avond, toen' zij tegenover elka£Lr za
ten aan tafel, moest hij haar telkens aan
kijken. Zij had vroeger altijd zoo'n frisscbé
kleur gehad en een gezonden blos op beidé
wangen. En nu leek zij afgetobd en bleek'.
Haar oogen stonden' zwak en haar lief ge
zichtje, was merkbaar verouderd. Hij had
dat nog nooit zoo gezien als nu'. En hoé
langer hij kijken bleef, des te duidelijker
zag hij het verval in haar eens zoo bloeiend
wezen. Dat pijnigde hem al meer. 't Was1
of bij ieder nieuw rimpeltje, dat hij zag,
de pijn al venijniger invrat in zijn ziel. En
hij moest het hoofd afwendén.
Zij bem'erkté, dat hij stil géwordén Was1.
„Is er .wat, Willem.?-' yyoeg zij, opkij
kend.
Hij fccEudde Eet hoofd. 1
5,Neen,- piets", zei hijv
Maar heel dien avond moest hij telkens
weer heenkijken.' naar haar bleeke, fletse
ffezén ten defcken, toqE
Den volgenden' dag, toen hij woer rond
liep van den eenen winkel naar den anderen,
moest hij er ook aldoor weer aan denken.
„Dat kan toch zoo niet blijven," her
haalde hij al maar in zich zeiven„dat
mag zoo niet."
Toen hij naar huis terugkeerde, voelde
hij zich zoo wanhopig als nooit nog. Hij
bad weer niets verkocht. Van deze heele
week had hij nu nog niets verdiend. Mis
schien, dat hij morgen een machiue leveren
kon op een kantoor; maar dat was nog
zoo onzeker. En zij haddon niets meer.
Nog drie dagen duurde het. vóór hij zijn
wekelijkscli salaris van tien gulden ontving.
En wat moest daar dan niet dadelijk af
voor wat ze allemaal dez? week op krediet
gehaald hadden en vcor wat hij mo;st hou
den voor vertering op reis! En zijn vrouw
was zoo zwak, dat zij eigenlijk wol wat
versterkends hebben mocht.
Toen hij thuiskwam, zat zij al aan taf-el.
hij had nog enk-el© aardappelen en verder
brood. Toen zij begonnen te eten, barstte
zij weer plotseling in schreien uit. Zij kon
niet meer eten en even later bracht hij
haar naar bod. Zij was ineens, terwijl hij
tegenover haar zat, bewusteloos van haar
stoel gezakt. Toen zij «een tijd te bed ge
legen had, sloeg zij dc oogen weer op, keek
even verwonderd om zich heen cn stak
hom dan flauw-glimlacliend haar hand toe,
waar hij yoor het bed zat. Hij vroeg hos
het haar ging en zij knikte even.
„Beter," zei zs zachtjes„ik kan wel
weer opstaan."
„Neen, nesp", kwam hij beslist; „je blijft
op bed."
„Ga jij jdan verder eten," zei zé met
zwakke stem.
Hij schudde Eet hoofd,
-„'t Smaakt ine niet meer,'' kwam hij.
Maar zij hield aan en om haar genoegen
te doen, .ging hij nog even aan tafel en
luimde vervolgens den boel op. Dan kwam
hij terug in de alkoof.
-„Ik wou toch' maar opstaan," begon zij
weer.
Maar hij wou' ér niet van" Kóoréif. Zij
m'oest stil in bed blijven. Hij zou de deur
openlaten en even wat gaan werken. Het
werken ging echter niet best. Gedurig zat
hij voor zich uit te staren; bedenkend, wat
hij tocE dpén, mjojést. Zij was foo zwak, 'zoo
J-
uiterst zwak. Zij meest wat versterkende
bobben. "Wist "hij maar ©cn middel om aan
geld te 3c omen
Hij keek de kamer rond- Er was ook niets
moer om te beleonon. Daar viel zijn blik
op een schrijfmachine on den grond, dié
hij had om to verkoopon. Daar kon hij
natuurlijk wol geld op krijgen. Maar hij'
schrok dadelijk van de gedachte terug. Neen;
neen, dat mocht niet, weerde hij af. 't "Was
de zijne niet. Ja, zijn vrouw had het noo^
dig, zeker; maarEn het was gevaar
lijk, bedacht hij.
Zijn oogen zochten weer rond in dc kamérs
Maar telkens keerde zo terug naar do ma
chine. Die stond daar zoo glimmend, 't "Was,
of zij hom trok naar zich toe. Hij had. zo
maar op to nemen en weg te Ioopen, do
trap af, en daar die straat in, waar hij
al zoo vaak geweost was en het vieze kan
toortje binnen, 't Zou toch wol heerlijk zijm
als hij dan terugkwam mat dat geld! En
als hij oen machine verkocht had, kon hij
deze immers lossen met het geld, dat hij
als provisie kreeg 1
„"Willem", klonk het uit de alkoof. 1
Dadelijk was hij hij het bed.
„Heb je niet wat water Ik ben zod
flauw." J
„"Water vroeg hij. „Is ef nietJ
Zij schudde het hoofd.
Toen hij haar het water gegeven had;
keerde hij weer terug in de kamer. Hi£
keek naar do schrijfmachine. Zij blonk nog
fonkelnieuw. En plotseling was hij besloten.-
't Moest, voor Li-en 1
„Ik ga er even uit, hoor," zei hij, del
alkoof binnengaande.
„Er uit?" vroeg zij verwonderd, zich wat'
oprichtend. 1
„Ja, even maar! Een boodschap. Blijf nui
!maar rustig liggen."
Ylug nam hij de machine op en liep ér,
mee de trap af.
Maar een goed halfuur later was hij
terug met eieren en melk. 1
Zij keek hem vragend aan.
„Ik heb geld geleend van een" kennis,"'
jokte hij én glimlachte gelukkig, toen hij
haar een glas melk toereikte.
Twee maanden later stond hij voor, dé
Iréchtbank. J