j3o. 15450.
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag* 6 Juli. Tweede Blad.
Anno 1910.
PERSOVERZICHT.
I Mits natuurlijk van te voren vaststa, dati
dit ven dengeen, die zich verbindt, wordt
geeischt, en dat de verbintenis onder bs-
j lofte van nakoming dier verplichtingen'
1 jwordt nagegaan.
Uit de ReehtzaaL
FEUILLETON.
Stella,.
-r In een hoofdartikel dat „De Neder
lander" wijdt aan de uitspraak van de com-
inissie vün beroep in zake het ontslagvan
IjE n k a (mej. Van der Vlies) maakt dit blad
l.jPlnet ingenomenheid gewag van het oordeel
Ücr commissie over de artikelen van En-
kn, waarvan zij sommige zeer ongepast en
1'^jBen rechtvaardigen grond voor ontslag acht
Lzonder dat ook maar ©enigszins de gromd-
Wwcttelijke vrijheid van den onderwijzer in
j 'gevaar komt."
I Dat dit openlijk -en onomwonden is uit
gesproken, achten wij een der ver dienstwil
yan het vonnis. Men heeft over de aan
tasting der vrijheid van den onderwijzer
in de Christelijke school geschreven, alsof
ier niets boven die vrijheid ging, en alsof
iemand verplicht kon worden een zaak te
u blijven dienen, ook indien bedongen werd,
dat hij van die vrijheid op sommige pun-
ten afstand had te doen. Daar is, gelijk de
H commissie aantoont met een beroep op d©
bij vele scholen geldende bepalingen, dat
[Sdo onderwijzer lid eener bepaalde Kerk
jmoet wezen, niets tegen to z egg in.
In één opzicht schijnt Enka tegen die
belofte te hebben gehandeld, n.l. wat het
J optreden in politieke vergaderingen betreft.
B Doch dit feit was tusschen partijen be
sproken, was aan Enka vergeven, en kon
dus, zonder nieuwe feiten, geen reden tot
Ontslag meer opleveren.
De commissie heeft nu op al deze overwe
gingen beslist, dat het gegeven ontslag
geen effect zal hebben. Enka blijft dus
onderwijzeres waar zij was, en zij zal dat
Ook kunnen blijven, tenzij zij niet geneigd
I feLocht blijken zich te onderwerpen pan de
.voorschriften, die in het belang der school,
•waarin zij arbeidt, noodig zullen blijken.
Zij kan daarover natuuriijk haar meening
hebben, maar de beslissing ligt in handen
yan het bestuur der school.
Daaiaan valt niets te veranderen, en'
daarin moet ai. ook worden berust.
Met de overwegingen en de conclusie van
ïde gevallen beslissing kan „D e Neder
lander" zich zeer wel vereenigen.
In het vakblad „De Suikerindus
trie" heeft de heer Pennook, te Steen
bergen, een artikel gepubliceerd, waarin de
jaandacht der Nederlandsche kapi
talisten wordt gevestigd op een geld
belegging, waarbij tevens de Neder--
Jandsche suikerindustrie baat
?pu vinden.
De hoofdzaken uit zijn opstel volgen hier:
„Aangenomen, dat de verbouw van sui
kerbieten in Engeland zoodanigen omvang
krijgt, dat zulk een handel mogelijk wordt,
ien dat er in dit land zelf geen fabrieksn
verrijze'n, dan zou de productie van Enge
land een zeer gewaardeerde aanvulling
jvan grondstof kunnen geven voor de Ne-
Jdcrlp.ndsche fabrieken, die thans omzien
jia.ir grcotcren toevoer van beetwortelen.
>m langer te kunnen werken. Maar de dis
tricten, van waar de aanvoer kan komen,
zijn beperkt. In de eerste plaats mogen de
bicten niet langer onderweg zijn, dan on
geveer vijf dagen, daar zij anders in quali-
jteit veranderen; in de tweede plaats is de.
yracht een belangrijke factor en in de derde
plaats moet rekening worden gehouden
tnet de bestaande gelegenheden voor het
yervoer per stoomboot, daar wegens de on-
'Êekerheid van den duur van de reis, ver
foei per zeilschip, tenzij in bijzondere om
standigheden, vrijwel uitgesloten is."
En daar nu zooals de schrijver ons
jmededcclt de geheele oppervlakte, welke
(dit jaar in Engeland met beetwortelen is
beplant, hoogstens 20 H.A. bedraagt,
jscbiiht de kans, dat uit Engeland een aan
vulling zou kunnen komen van grondstof
yoor de Nederlandrche fabrieken al bijster
■klein. Voor een Engelsche industrie van
/enige beteekenis behoeft de bietencultuur
\n Engeland trouwens ook geen uitbrei
ding te ondergaan; volgens het persoonlijk
bordeel althans van onzen consul-generaal,
jden heer Maas, is er van een oprichting
yan suikerfabrieken, in Engeland voorals
nog geen sprake."
De heer Pennock ziet echter in een enkel
afwachtende houding geen heil en hij wil
ten-minste de belangstelling in deze voor
Nederland belangrijke kwestie gaande hou
den door bekendheid te geven aan de mee-
niiig, van welke de suikerexpert Sigmund
Stein in de „Daily Mail" heeft laten blij
ken; een meening, die regelrecht ingaat
tegen de opinies van hen, die Engeland
voor de suikerbietcultuur ongeschikt ach
ten.
Twintig jaar lang heeft Sigmund Stein
zonder eenigen steun van het Gouverne
ment proeven gedaan betreffende de teelt
der suikerbiet in elk gedeelte van Enge
land en Schotland. En die proeven heb
ben Jiem bewezen, dat Groot-Britannië een
geschikt klimaat zoowel als een geschikten
bodem bezit voor deze cultuur. Op ver
schillende boerderijen bracht men het tot
een zeer hooge opbrengst, per eenheid be
rekend, en wat het suikergehalte betreft,
toont het gemiddelde van 4000 proeven
17.65 pCt. suiker aan in den wortel en
19.15 pCt. in het sap. Verscheidene mon
sters bleken zelfs voor 21 pCt. uit suiker
te bestaan.
In de meeste gevallen verzekerden de
boeren dan ook aan Stein, dat zij er naar
.verlangden suikerbiet te verbouwen, aanger
zien zij hadden opgemerkt, dat dit hun een
aanzienlijk voordeel zou opleveren.
Al ontveinst zich de heer Pennock geens
zins, dat men hier te maken heeft met de
resultaten van proeven, zoo acht hij die
resultaten toch belangrijk genoeg om aller
belangstelling gaande te houden en om in
Engeland speciaal de aandacht te trekken.
Er worden dit jaar ook voor rekening
van Hollandsche fabrieken in Engeland
bieten verbouwd.
„De bietennood ten onzent is hier de
oorzaak van en hulde zij gebracht aan het
initiatief, dat dit middel te baat nam om
in de leegte te voorzien.
Na de campagne zal men dus ook hier
I te lande in staat zijn een oordeel te vellen
j over de verwerking van de Engelsche bie-
I ten en juist dit oordeel zien wij in „D e
j Suikerindustrie" met belangstelling
I te gemoet, want het geldt hier een alge-
meen belang te scheppen of minstens een
belang, dat meerderen omvat als de enkele
fabrieken, die deze bieten verwerken zul
len.
Nooit kan het loonend worden den strijd
j om grondstof zoo als hij hier te lande ge-
I voerd wordt, in het buitenland voort te
zetten, doch wel om tijdig de handen ineen
te slaan cn om met Hollandsch kapitaal
den door Hollandschen ondernemingsgeest
gecultiveerden bodem dienstbaar te maken
aan Hollandsche belangen, en op die wijze
zal worden voorkomen, dat men den weg
bereid heeft óf voor andere suikerproducee-
rende naties óf dat Engclsch kapitaal de
zaak ter hand neemt zich tijdelijk van bui-
tenlandsche industrieelen en technici be
dienend, tevens alle mettertijd geschapen
Hollandsche belangen met een slag ver
nietigend.
Men twijfelt niet aan de bereidwillig
heid van Hollandsch kapitaal, om in der
gelijke ondernemingen geld te steken; ook
voor andere doeleinden, als Amerikaan-
sche sporen en Rubber- en andere cul
tuur-ondernemingen, is geld te vinden mits
de namen der ondernemers slechts waar
borgen voor soliditeit geven.
En als men nagaat, welk een vasten voet
het Belgische kapitaal in de Hollandsche
suikerindustrie heeft gekregen en jaren
lang reeds kolossale sommen het land uit
gaan, waarom zou dan ook op zijn beurt
Hollandsch kapitaal geen vasten voet in
Engeland weten te krijgen mits beheerd
door goede commercieele en technische
krachten."
Naar aanleiding van de door den minister
van justitie in de Eerste Kamer afgelegde
verklaring, dat van hem een voorstel tot
invoering van voorwaardelijke
veroordeeling te wachten was, schrijft
het „Handelsblad":
Wij wijzen met groote ingenoraendheid op
deze woorden. Er is dus kans, dat het uit
nemende instituut der voorwaardelijke vsr-
oordoeling, die het mogelijk maakt, dat de
man, die zksK aan één gering misdrijf beeft
schuldig gemaakt, nog niet als misdadiger
•wordt behandeld en gestempeld, met al de,
dikwijls levenslange gevolgen van dien,
eerlang in ons reoht wordt opgenomen. Er
is te meer kans, nu die toezegging tot ons.
komt van deze zijde.
Het is nog niet lang geleden, dat prof.
Fabius de invoering der voorwaardelijke
veroordeeling opstelde als een sohrikbeeld,
een voorbeeld van de ijselijkheden, die ons
land wachten, wanneer het weer naar d©
„vrijzinnige staatkunde" zou worden gere
geerd. „Een der eerstvolgende onthullingen,"
schreef de hoogleeraar, „zonde vermoedelijk
de voorwaardelijke veroordeeling zijn: naar
het beginsel, dat niet de schuldige ge
straft wordt om het kwaad, dat hij
bedreef, maar dat iemand eerst dan ernstig
onder handen wordt genomen, als
hij voor de maatschappij al te hin-
derlijk wordt, die dezen last niet dra
gen kan." Wij laten nu daar, dat het be
ginsel, dat de vrijzinnigen tot invoering
der voorwaardelijke veroordeeling zou no
pen, hier niet bepaald juist is uitgedrukt;
prof. Fabius heeft het voor ons voornaamste
element, het individu, hier geheel verwaar
loosd. Maar van belang is, dat, terwijl er
bij een schrijver van rechts en niet een
van de minsten, ook al spreekt hij niet of
ficieel namens eenige partij zoo sterk
verzet bestaat tegen een maatregel, dat hij
dien als een der gruwelen van vrijzinnige
staatkunde brandmerkt, een minister, be
hoor en de tot de ooalitie-partijen, van dien
zelfden maatregel zulk een warm voorstan
der blijkt.
„Land en Volk" schrijft onder het
opschrift Kerk en politiek:
„D e Nederlander" waarschuwt
dat kerkelijke vergaderingen toch geen oor
deel moeten uitspreken over politieke ver
houdingen. De Kerk bemoei© zich niet met
politiek. „Daarmee kan zij voor de politiek
niets goeds, en voor zichzelf alleen kwaads
brouwen. Immers zullen de gevallen talrijk
zijn, waarin zich over dergelijke politieke
aangelegenheden verschil van gevoelen
openbaart, en dan heeft men den politie-
ken strijd met al zijn kwade kanten op het
erf der Kerk binnengehaald. In plaats van
de eenheid der Kerk te bevorderen, ver
scheurt men haar op de drbevigste wijze."
Het behoeft, geen betoogj dat de waar
schuwing wordt gegeven met betrekking
tot die protesten tegen de Borromeo-
encycliek, waarbij thevens de kerkelijke
coalitie wordt afgekeurd.
Zoolang de bemoeiingen der Kerk en
haar dienaren met politiek niet tot verschil
van gevoelen aanleiding gaven, schenen zij
geen kwaad te kunnen. W$,t zou ook van
het verkiczingswcrk terecht komen, zoo de
predikanten als zoodanig niet de ijverigste
agenten waren
Blaagfiche Hechtbank.
Deze Rechtbank behandelde nog cl© vol
gende zaken:
Mishandeling te Leiden.
J. K. W. van L., 21 jaar, te Leiden,
thans militair bij de Koloniale Reserve te
Nijmegen, stond terecht wegens mishan
deling. Op den 13den April liep H. S.
Keuls met nog anderen langs de Beesten
markt en gaf eon man eenig geld. Daarop
kwam beklaagde aan en gaf Keuls onmid
dellijk een paar klappen, die aankwamen.
Beklaagde bekende en zeide, dat hij het
gedaan had, omdat, K. en anderen dien man
dronken hadden gemaakt en hem nu nog
mee wilden nemen neer ,,'t Posthof". K. ver
telde, dat daarvan niets aan was.
Eisch zeven dagen.
Mishandeling te Ter-Aar.
H. J., te Ter-Aar, had den 25-jaTigeu J.
v. d. Graaf „met zijn vier knoken," zooals
hij zeide, een duw onder zijn neus ge
geven, die aankwam. Maar liij had hef ge
daan, omdat hij vermoedde, dat deze met
anderen zijn beido fietsbanden had laten
leegloopen, wat, volgons getuige, niet waar
was.
Eisch 14 dagen.
Xcrnieling van glasruiten
te Zoeterwoude.
Daarvoor had. moeten terechtstaan do
Leidonaar P. de B., die op het terrein van
de oliefabriek „De Fortuin" van den hoar
Couvée, onder Zoeterwoude, eenige ruiten
had vernield. Beklaagde was niet versche
nen doch tegen hem werd verstek verlssncL
Nadat een paar getuigen waren gehoord,
eischto het O. M. 5 dagen gevangenisstraf.
Mishandeling der politie'
te Leiden.
C. K., 44 jaar, kellner te Leiden, stond
terecht wegens het toebrengen van een 6lag
aan den politie-agent S. Verver, terwijl hij
dezen daarna ook nog had uitgescholden.
Het was in den nacht van Zondag op
Maandag 8 April, dat genoemde politieagent
surveilleerde, terwijl twee mannen, die uit
een café kwamen, aan het vechten gingen,
waarmede de politie-agent zich bemoeide,
kwam de kellner e? bij en gaf den agmt
een slag. Beklaagde wist zich er nu niets
meer van te herinneren.
Het O. M. eisehte 14 dagen gevangenis
straf.
Nogmaals mishandeling
of verzet te Leiden.
G. J. Ahr., 21 jaar, te Leiden, had op
Zondag 17 April op het Levendaal, waar
een groote volksverzameling was, heel wat
herrie gemaakt. Van de volksverzameling
was A. het middelpunt, die met ©en mes
in de deur zijner woning stak en de aan
dacht op zich vestigde. De politie-agent Van
Dommelen kwam er met zijn collega Van
der Feen bij. Het was een heel© toer om
baas van A. te worden, zóó woest was hij,
en de agenten moesten zelfs de sa
bel gebruiken. Hij had gerukt en getrok
ken en tegen de boenen van -een der agenten
geschopt, enz.
Beklaagde wist er niets meer van, doordat
hij dronken was geweest.
"VVat je dronken doet, moet je nuchter b>
zuren, dus eisch 7 dagen.
D© president vroeg den agent Van D. nog of
beklaagde goed bekend stond. De agmt kon
niets kwaads van hem zeggen.
Beleediging van een ambtenaar
te Hazerswoude.
B. de W., 21 jaar, fabrieksarbeider- te
Koudekerk, werd op Zondag 1 Mei ver-
baliseerd door den rijksveldwachter Nie-
kerk, te Hazerswoude, wegens straatschen
derij. Hij schold daarna den man der wet
ook nog uit door hem het woord vuilik toe
te voegen.
Het O. M. eisehte f 5 of 10 dagen. Be
klaagde zeide wel een getuige a décharge
te kunnen oproepen, als hij daarvoor hot
geld had.- Die kon verklaren, dat hij niet
gescholden had.
Nog eens bele e d i g i n g van
oen ambtenaar te Leiden.
K L., 23 jaar, koopman te Leiden, was
gedagvaard voor liet feit, dat hij den be
ambte, tevens onbezoldigd rijksveldwachter
bij de Rijkswerkinrichting te Leiden, P.
Wielinga, had bele-edigd. Uit het proces-
verhaal bleek, dat beklaagde den ambtenaar
aan de Pesthuislaan op 10 April had uit
gescholden. Er was toen een trein gederail
leerd en daar liepen veel menschen naair
toe. Deze gingen echter op aanmaning van
den beambte weer terug, behalve beklaagde.
Het O. M. eisehte f 10 of 10 dagen.
Beklaagde zeide. dat verbalisant hem eens
had gescholden voor dief, daarover was hij
ontstemd en beleedigde hem.
De president merkte hem op, dat hij daar
mede heel onverstandig de^d.
Uitspraak in al deze zaken Dinsdag 12
Juli.
Amatordamftche Rechtbank.
Om in de gevangenis te komen.
Een 53-jarig kleermaker, die wegens slapte
in het werk te Zwolle gedaan had gekre
gen, liep van daar zonder een oent op
zak naar Amsterdam om werk te zoeken.
Op 5 Juni kwam hij daar hongerig en uit
geput aan en bezocht tal van kleermake
rijen, doch nergens vond hij plaatsing. Bij
de firma Hollenkamp kreeg hü een op ©en
stuk papier geschreven adres, waar hij kon
vragen voor een zitplaats, doch ook daar
kon men hem nog niet plaatsen. Met dit
briefje, waarop hij zelf schreef dat hij ein
zitplaats had, ging hij naar de firma Hollen-
kamp en Co terug en liet het briefje zien.
Toen gaf men hem een gesneden broek mede-
Deze verkocht hij voor een erulden. welk
geld hij gebruikte om zijn ontzettenden hon
ger te stillen.
Gisteren had hij zich voor d© Amster-
damsche rechtbank, vacanti©kamer, wegens
verduistering, subs, valsohheid in geschrifte,
te verantwoorden. De arme man bekende
berouwvol zijn daad. Hij had. gehandeld
uit honger. D© firma Hollenkamp zou de
zaak niet aangegeven hebben, doch bekl
zelf had zich bij do politie aangemeld.
De officier van justitie, betreurende de
armoede, wees er ^chter op dat deze arm©
man vroeger wegens oplichting herhaalde
lijk veroordeeld was. Deze magistraat eiseh
te wegens oplichting thans 7 maanden ge
vangenisstraf. De rechtbank zal 19 dezer
vonnis wijzen.
Mishandeling van een politie
agent.
Het O. M. eisehte bekrachtiging van een
door de rechtbank van 15 Mei 1901 ge
wezen vonnis, waarhij de werkman Chr. H.
V. tot 2 maanden gevangenisstraf is ver
oordeeld wegens mishandeling van een po
litie-agent in den avond van 5 April van
dat jaar op den O.-Z.-Voorburgwal. Bekl.
erkende den agent een klap in het gezicht
gegeven to hebben, maar was in verzet te
gen het vonnis gekomen om een lichtere
straf. Gedurende 9 jaar was hij naar Duitsch-
land geweest en beloofde zijn leven te be
teren. Uitspraak 17 dezer.
Gemeenteraad Tan Sassen hei m.
Alle leden aanwezig. Voorzitter de bur
gemeester.
Mededeeling werd gedaan van de volgende
ingekomen stukken:
lo. Een schrijven van Ged. Staten, inhou
dende, dat op de reclame van G. Tegelaar
betreffende H. O. afwijzend i^ beschikt.
2. Een schrijven van den heer Vercoute-
ren, dat hij zijn benoeming tot lid van de
commissie tot wering van schoolverzuim aan
neemt.
3. Een schrijven van Ged. Staten, dat aan
de gemeente voor gehouden herhalingson-
derwijs f 36 wordt vergoed.
4. Een schrijven van de Gezondheidscom
missie te Alphen, overleggende de rekening
over 1911. Sassenheim komt daarop voor
met f 46.23i.
5. Procesverbaal van gehouden kasopne
ming. De boeken waren in orde en in kas
bevond zich f 1380.19.
Bovenstaande stukken werden alle voor
kennisgeving aangenomen.
Het kohier schoolgelden derde kwartaal
werd hierna goedgekeurd op een bedrag van
f 38.10.
De Voorzitter deelde hierna mede, uafc
de gasfitter tot heden geen instructie
heeft gehad, waarna hij de verschillende ar
tikelen voorlas.
De instructie werd goedgekeurd. Om aan
de verschillende aanvragen te kunnen vol
doen, zijn er weer muntgasmeters en ook
gasbuizen noodig, wat natuurlijk geld kost.
De Raad besloot f 1000 te leenen 4 pCt.,
om in het tekort te voorzien.
Hierna deelde de Voorzitter mede, dat de
rekening procedure Wa-rmondcrdamschen
weg was ingekomen.
Salaris advocaat mr. Thorbecke f 2100.
Kosten tegenpartij f 1254.35. Verschil
lende kleine pesten f 290,32, zoodat de
geheele rekening bedraagt f 3644,67. Be
sloten werd hiervoor een geldleening aan
te gaan van f 3600.
Comptabiliteit 1910, betreffende eemge
af- en overschrijvingen, werd goedgekeurd
Hierna werd vergaderd met gesloten
deuren.
27)
Terwijl hij, in. zulke mijmeringen
verdiept, steeds stiller wordt, babbelt zij
vroclijk over al het mogelijke en verorbert
met benijdenswaardigen eetlust de eenvou
dige lekkernijen.
„Ons geïmproviseer-1 souper is leuk,"
roept zij uit, „bijna zoo leuk als de
kleine soupers in „Britannia, waarmee
papa 7ii ij placht op te wachten, wanneer ik
tut de wereld naar huis terugkeerde, en wel
zoo echt hongerig, als men dat op een par
tij te Venetie wordt, waar men zich uitste
kend amuseert, maar niets te eten krijgt,
„liet bal bij Giovanelli schijnt dus t^ch
met uw eenige uitgang in de Venetiaamriie
kringen geweest te zijn," merkt Rohntz op,
terwn] hij een onderzoekenden, oijna onbe-
eclieivien, doordringenden blik o haar ves-
ügt.
i,A oordat papa's toestand erger werd,
hen ik meermalen uitgeweest. Papa stond
daan.p Gn ik ging onder geleide van gravin
j'.n vooral amuseerde ik mij op de ont-
vaugai enden van lady Stair bijna evengoed
s ia mij op het bal bij Giovanelli verveel-
e- i kan wel niet dansen, maar praten,"
zij lachte eenigszins schuchter, alsof zij
x oen spot wilde driiven met haar
«Pr lamheid praten kan ik."
fc men op Ven et ia arisch! partijen niets
«po' n weef ik bij ondervinding,"
mGn eeni,&szins gemelijk, „maar hoe
- cn op zuh:e feesten kan amuseeren,
toi+ko n 1 akso';"-R niet. De Venetiaansche
ivrw-f ije ™er(?ld is immers ontzettend;
°T> f zijn onverdraaglijk."
a neb ik niet gevonden," verzekert
Stella, terwijl zij haar kopje met haar ge
wonen naïeven ernst schudt, in het geheel
niet."
„Gij moet toch toegeven, dat de Italianen
zulk een ellendigen toon hebben, dat..."
„Ik ontmoette immers niet alleen Italia
nen, ik trof Oostenrijkers, Engelschen, Rus
sen aan, maar..." Stella nadenkend
vt>or zich, waarop zij met overtuiging zegt:
„De netste van allen, mijn speciale vriend,
was toch een Italiaan, vorst Zino Capito."
„Die houdt rich eigenlijk ook voor een
Oostenrijker", brengt Rohritz in het mid
den.
„Maar hij is toch te Rome geboren", houdt
Stella vol.
„Ik de, dat gij geheel omtrent hem op de
hoogte zijt", merkt Rohritz op.
„Wij gingen veel met elkaar om", zegt
Stella onbevangen, „wij logeerden in het
zelfde hotel, papa, ik en de vorst. Hij zat
naast mij aan de table d'höte, met mooi
weer reden wij dikwijls met hem en
's avonds kwam hij menigmaal bij ons óm
met papa bézique te spelen. Hij was bijzon
der lief voor papa."
„Blijkbaar!" merkte Rohritz pp.
„Hij schijnt u niet zeer sympathiek te
rijn?" zegt Stella, eenigszins onthutst.
„Toch wel, wij konden het altijd goed sa
men vinden", verzekert Rohritz koel, ,.ik
ken hem zeer goed. hmijn oudste broeder
is met zijn zuster Thérèse getrouwd."
„Is die ook zoo knap als hij?" vraagt
Stella naïef.
Een bevallige, gedistingeerde verschijning,
lijkt echter niet in het minst op hem", en
op steeds scherperen toon voegt hij er bij
„Vindt gij hem werkelijk zoo knap?"
In tusschen brengt de waardin een rohotel
smakelijk uitziende aardbeien binnen. Stella
bedankt hem vriendelijk voor het heerlijke
souper, de waardin zegt iets tegen Roh
ritz in het Krainerisch, hetgeen Stella niet
verstaat, en hij klemt zijn monocle in zijn
oog, wat bij hem een oogenblikkelijke, zeer
slechte stemming te kennen geeft.
Als de vrouw de kamer weer heeft verla
ten, merkt hij als terloops op: „Hoevele
jaren, barones Stella, was ik ook weer te
jong, om uw vader te zijn, vier of vijf, niet.
waar? Welnu, de waardin schijnt van een
andere meening; zij wenseht mij daar juist
geluk met mijn bekoorlijke dochter."
Maar Stella heeft geen tijd, hem iets te
antwoorden. Verstijfd van schrik vestigen
haar oogen zich op de witte, met bloe
men beschilderde cijferplaat Vv de klok
aan den muur. ,,ïs het werkelijk reeds
halfelf roept zij, „neen, gelukkig, de
klok staat stil. Hoe laat is het, baron Roh
ritz
„Kwart over elven", zegt hij, zelf ver
baasd en onaangenaam getroffen; „ik be
grijp niet, dat de bode nog altijd niet met
een voertuig is teruggekomen."
„Om 's Hemels wil," r .pt Stella buiten
zichzelve, ,,wat zal mama zeggen
„Wees u toch verstandig; uw moeder kan
u in dit geval toch onmogelijk van iets b
schuldigen; zij moet immers gehoord heb
ben, dat het verkeer met de veerpont tij
delijk opgeheven is", zegt hij, zelf zeer ze
nuwachtig.
„Zeker, maar daar zij niet weet, wat
„Ik geloof niet, dat hij ondanks al zijn
energie en bekendheid met de streek in
staat zou zijn geweest, u een voertuig te
verschaffen," zegt Rohrit-, steeds zenuw
achtiger wordend.
„Wanneer de pont niet gaat, dan kun
nen wij misschien met een bootje overgezet
worden", zegt Stella snikkend.
?fi\ zien, wat er kan gedaan worden""
antwoordt hij „in elk geval zal ik er onschul
dig aan zijn, wanneer uw mama niet na
verloop van een kwartier geheel gerustge
steld is."
Met die woorden verlaat hij de kamer.
Even daarna verschijnt de waardin nog
eens.
„Waar is uw papa heën?" vraagt zij.
„Hij is naar buiten gegaan, om eens te
kijken, wanneer en hoe men de Save zou
kunnen oversteken."
„Vanavond niet meer", beweert de waar
din. „Hij zal toch mogelijk niet..." Zij zet
het bord met de kaas, hetwelk zij binnen
gebracht heeft,' neer en snelt weg.
Stella voelt rich beklemd te moede. Wat
heeft hij in den zin Waarom is de waardin
zoo vreeselijk geschrikt? Zij strompelt naar
een der open ramen, ziet Rohritz, die aan
den oever in heb Savonisch, hetwelk Stella
niet verstaat, druk in gesprek is met een
mannelijk individu. Zij steekt haar hoofd
naar buiten. Het heeft eindelijk opgehou
den te regenende zwarte wolken zijn van
een gescheurd. De maan vertoont zich in al
haar glans aan den hemelden werpt een zil-
ons overkomen is, zal zij vinden, dat wij
wel tijd hadden gehad, Wolfssgg, zelfs over
den langsten omweg, te bereiken. Gij nadt i verachtig licht over de plassen en diepe vo-
zeker het beste voor, maar het zou toch ren, over ae woest bruisende Save met haar
veel, veel beter rijn geweest, zoo Hans bij met schuim gekroonde golven, over 't zwar-
mij ware gebleven. Hij is hier bekend en te dak der hut, welke den veerlui tot be-
hij bezit de energie, welke er t. behoort, schutting dient, en over een schommelende
om iets van deze luie Krainers gedaan te boot, die aan den oever der rivier is boves-
krijgen." Een plotselinge angst bekruipt Stella
•J
een angst, welke grooter en sterker is dan
de kinderachtige vrees voor de scheld
woorden van haar onrechtvaardige moeder.
Nu treedt de waardin op haar toe.
„Met den heer is niets to beginnen. Hij is
zoo hardnekkig. Voor de' pont is het water
te slecht, geen visscher wil naar den over
kant roeien. En nu wil hij alleen in de boot
naar Wolfsegg. 't Is hem niet uit het hoofd
te praten."
Stella ziet Rohritz in do boot stappen, ziet
den vissoher den ketting, waarmede het
vaartuig aan den oever is bevestigd, ban-
teeroTL Zonder zich te bekomu -ren om de
pijn, welke haar gewonde voet haar ver
oorzaakt, snelt zij naar buiten, steekt dwars
de modderige straat over naar den oover,
waar de visscher de boot reeds van den
ketting heeft losgemaakt en op het punt
staat haar van den op die plaats lagen va)
in de diepe, woelige rivier te stc ,ten.
„Om 's Hemels wil, rijt gij dol?" roept zij
Rohritz toe, „wat bezielt u!?"
Rohritz kijkt haastig om. Hun oogen ont
moeten elkaar in het maanlicht.
„Na hetgeen gij mij gezegd hebt, blijft mij
niets anders over dan uw goeden naam te be
schermen met den goheelen inzet van nnjn
persoonlijkheid. Afstootenl" roept hij deD
visscher toe.
„Neen," roept zij, „het is immers niet bij
mij opgekomen aan mijn goeden naam te
te denken. Ik was slechts laf en bang voot
mama."
De visscher staat besluiteloos. Rohrit2
neemt de roeispanen ter hand.
„Afstootenroept hij driftig.
„Nu, mij goed", roept Stella, „maar
neem mij dan mee".
(Wordt vervolgd).