j3o. 15450. LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag* 6 Juli. Tweede Blad. Anno 1910. PERSOVERZICHT. I Mits natuurlijk van te voren vaststa, dati dit ven dengeen, die zich verbindt, wordt geeischt, en dat de verbintenis onder bs- j lofte van nakoming dier verplichtingen' 1 jwordt nagegaan. Uit de ReehtzaaL FEUILLETON. Stella,. -r In een hoofdartikel dat „De Neder lander" wijdt aan de uitspraak van de com- inissie vün beroep in zake het ontslagvan IjE n k a (mej. Van der Vlies) maakt dit blad l.jPlnet ingenomenheid gewag van het oordeel Ücr commissie over de artikelen van En- kn, waarvan zij sommige zeer ongepast en 1'^jBen rechtvaardigen grond voor ontslag acht Lzonder dat ook maar ©enigszins de gromd- Wwcttelijke vrijheid van den onderwijzer in j 'gevaar komt." I Dat dit openlijk -en onomwonden is uit gesproken, achten wij een der ver dienstwil yan het vonnis. Men heeft over de aan tasting der vrijheid van den onderwijzer in de Christelijke school geschreven, alsof ier niets boven die vrijheid ging, en alsof iemand verplicht kon worden een zaak te u blijven dienen, ook indien bedongen werd, dat hij van die vrijheid op sommige pun- ten afstand had te doen. Daar is, gelijk de H commissie aantoont met een beroep op d© bij vele scholen geldende bepalingen, dat [Sdo onderwijzer lid eener bepaalde Kerk jmoet wezen, niets tegen to z egg in. In één opzicht schijnt Enka tegen die belofte te hebben gehandeld, n.l. wat het J optreden in politieke vergaderingen betreft. B Doch dit feit was tusschen partijen be sproken, was aan Enka vergeven, en kon dus, zonder nieuwe feiten, geen reden tot Ontslag meer opleveren. De commissie heeft nu op al deze overwe gingen beslist, dat het gegeven ontslag geen effect zal hebben. Enka blijft dus onderwijzeres waar zij was, en zij zal dat Ook kunnen blijven, tenzij zij niet geneigd I feLocht blijken zich te onderwerpen pan de .voorschriften, die in het belang der school, •waarin zij arbeidt, noodig zullen blijken. Zij kan daarover natuuriijk haar meening hebben, maar de beslissing ligt in handen yan het bestuur der school. Daaiaan valt niets te veranderen, en' daarin moet ai. ook worden berust. Met de overwegingen en de conclusie van ïde gevallen beslissing kan „D e Neder lander" zich zeer wel vereenigen. In het vakblad „De Suikerindus trie" heeft de heer Pennook, te Steen bergen, een artikel gepubliceerd, waarin de jaandacht der Nederlandsche kapi talisten wordt gevestigd op een geld belegging, waarbij tevens de Neder-- Jandsche suikerindustrie baat ?pu vinden. De hoofdzaken uit zijn opstel volgen hier: „Aangenomen, dat de verbouw van sui kerbieten in Engeland zoodanigen omvang krijgt, dat zulk een handel mogelijk wordt, ien dat er in dit land zelf geen fabrieksn verrijze'n, dan zou de productie van Enge land een zeer gewaardeerde aanvulling jvan grondstof kunnen geven voor de Ne- Jdcrlp.ndsche fabrieken, die thans omzien jia.ir grcotcren toevoer van beetwortelen. >m langer te kunnen werken. Maar de dis tricten, van waar de aanvoer kan komen, zijn beperkt. In de eerste plaats mogen de bicten niet langer onderweg zijn, dan on geveer vijf dagen, daar zij anders in quali- jteit veranderen; in de tweede plaats is de. yracht een belangrijke factor en in de derde plaats moet rekening worden gehouden tnet de bestaande gelegenheden voor het yervoer per stoomboot, daar wegens de on- 'Êekerheid van den duur van de reis, ver foei per zeilschip, tenzij in bijzondere om standigheden, vrijwel uitgesloten is." En daar nu zooals de schrijver ons jmededcclt de geheele oppervlakte, welke (dit jaar in Engeland met beetwortelen is beplant, hoogstens 20 H.A. bedraagt, jscbiiht de kans, dat uit Engeland een aan vulling zou kunnen komen van grondstof yoor de Nederlandrche fabrieken al bijster ■klein. Voor een Engelsche industrie van /enige beteekenis behoeft de bietencultuur \n Engeland trouwens ook geen uitbrei ding te ondergaan; volgens het persoonlijk bordeel althans van onzen consul-generaal, jden heer Maas, is er van een oprichting yan suikerfabrieken, in Engeland voorals nog geen sprake." De heer Pennock ziet echter in een enkel afwachtende houding geen heil en hij wil ten-minste de belangstelling in deze voor Nederland belangrijke kwestie gaande hou den door bekendheid te geven aan de mee- niiig, van welke de suikerexpert Sigmund Stein in de „Daily Mail" heeft laten blij ken; een meening, die regelrecht ingaat tegen de opinies van hen, die Engeland voor de suikerbietcultuur ongeschikt ach ten. Twintig jaar lang heeft Sigmund Stein zonder eenigen steun van het Gouverne ment proeven gedaan betreffende de teelt der suikerbiet in elk gedeelte van Enge land en Schotland. En die proeven heb ben Jiem bewezen, dat Groot-Britannië een geschikt klimaat zoowel als een geschikten bodem bezit voor deze cultuur. Op ver schillende boerderijen bracht men het tot een zeer hooge opbrengst, per eenheid be rekend, en wat het suikergehalte betreft, toont het gemiddelde van 4000 proeven 17.65 pCt. suiker aan in den wortel en 19.15 pCt. in het sap. Verscheidene mon sters bleken zelfs voor 21 pCt. uit suiker te bestaan. In de meeste gevallen verzekerden de boeren dan ook aan Stein, dat zij er naar .verlangden suikerbiet te verbouwen, aanger zien zij hadden opgemerkt, dat dit hun een aanzienlijk voordeel zou opleveren. Al ontveinst zich de heer Pennock geens zins, dat men hier te maken heeft met de resultaten van proeven, zoo acht hij die resultaten toch belangrijk genoeg om aller belangstelling gaande te houden en om in Engeland speciaal de aandacht te trekken. Er worden dit jaar ook voor rekening van Hollandsche fabrieken in Engeland bieten verbouwd. „De bietennood ten onzent is hier de oorzaak van en hulde zij gebracht aan het initiatief, dat dit middel te baat nam om in de leegte te voorzien. Na de campagne zal men dus ook hier I te lande in staat zijn een oordeel te vellen j over de verwerking van de Engelsche bie- I ten en juist dit oordeel zien wij in „D e j Suikerindustrie" met belangstelling I te gemoet, want het geldt hier een alge- meen belang te scheppen of minstens een belang, dat meerderen omvat als de enkele fabrieken, die deze bieten verwerken zul len. Nooit kan het loonend worden den strijd j om grondstof zoo als hij hier te lande ge- I voerd wordt, in het buitenland voort te zetten, doch wel om tijdig de handen ineen te slaan cn om met Hollandsch kapitaal den door Hollandschen ondernemingsgeest gecultiveerden bodem dienstbaar te maken aan Hollandsche belangen, en op die wijze zal worden voorkomen, dat men den weg bereid heeft óf voor andere suikerproducee- rende naties óf dat Engclsch kapitaal de zaak ter hand neemt zich tijdelijk van bui- tenlandsche industrieelen en technici be dienend, tevens alle mettertijd geschapen Hollandsche belangen met een slag ver nietigend. Men twijfelt niet aan de bereidwillig heid van Hollandsch kapitaal, om in der gelijke ondernemingen geld te steken; ook voor andere doeleinden, als Amerikaan- sche sporen en Rubber- en andere cul tuur-ondernemingen, is geld te vinden mits de namen der ondernemers slechts waar borgen voor soliditeit geven. En als men nagaat, welk een vasten voet het Belgische kapitaal in de Hollandsche suikerindustrie heeft gekregen en jaren lang reeds kolossale sommen het land uit gaan, waarom zou dan ook op zijn beurt Hollandsch kapitaal geen vasten voet in Engeland weten te krijgen mits beheerd door goede commercieele en technische krachten." Naar aanleiding van de door den minister van justitie in de Eerste Kamer afgelegde verklaring, dat van hem een voorstel tot invoering van voorwaardelijke veroordeeling te wachten was, schrijft het „Handelsblad": Wij wijzen met groote ingenoraendheid op deze woorden. Er is dus kans, dat het uit nemende instituut der voorwaardelijke vsr- oordoeling, die het mogelijk maakt, dat de man, die zksK aan één gering misdrijf beeft schuldig gemaakt, nog niet als misdadiger •wordt behandeld en gestempeld, met al de, dikwijls levenslange gevolgen van dien, eerlang in ons reoht wordt opgenomen. Er is te meer kans, nu die toezegging tot ons. komt van deze zijde. Het is nog niet lang geleden, dat prof. Fabius de invoering der voorwaardelijke veroordeeling opstelde als een sohrikbeeld, een voorbeeld van de ijselijkheden, die ons land wachten, wanneer het weer naar d© „vrijzinnige staatkunde" zou worden gere geerd. „Een der eerstvolgende onthullingen," schreef de hoogleeraar, „zonde vermoedelijk de voorwaardelijke veroordeeling zijn: naar het beginsel, dat niet de schuldige ge straft wordt om het kwaad, dat hij bedreef, maar dat iemand eerst dan ernstig onder handen wordt genomen, als hij voor de maatschappij al te hin- derlijk wordt, die dezen last niet dra gen kan." Wij laten nu daar, dat het be ginsel, dat de vrijzinnigen tot invoering der voorwaardelijke veroordeeling zou no pen, hier niet bepaald juist is uitgedrukt; prof. Fabius heeft het voor ons voornaamste element, het individu, hier geheel verwaar loosd. Maar van belang is, dat, terwijl er bij een schrijver van rechts en niet een van de minsten, ook al spreekt hij niet of ficieel namens eenige partij zoo sterk verzet bestaat tegen een maatregel, dat hij dien als een der gruwelen van vrijzinnige staatkunde brandmerkt, een minister, be hoor en de tot de ooalitie-partijen, van dien zelfden maatregel zulk een warm voorstan der blijkt. „Land en Volk" schrijft onder het opschrift Kerk en politiek: „D e Nederlander" waarschuwt dat kerkelijke vergaderingen toch geen oor deel moeten uitspreken over politieke ver houdingen. De Kerk bemoei© zich niet met politiek. „Daarmee kan zij voor de politiek niets goeds, en voor zichzelf alleen kwaads brouwen. Immers zullen de gevallen talrijk zijn, waarin zich over dergelijke politieke aangelegenheden verschil van gevoelen openbaart, en dan heeft men den politie- ken strijd met al zijn kwade kanten op het erf der Kerk binnengehaald. In plaats van de eenheid der Kerk te bevorderen, ver scheurt men haar op de drbevigste wijze." Het behoeft, geen betoogj dat de waar schuwing wordt gegeven met betrekking tot die protesten tegen de Borromeo- encycliek, waarbij thevens de kerkelijke coalitie wordt afgekeurd. Zoolang de bemoeiingen der Kerk en haar dienaren met politiek niet tot verschil van gevoelen aanleiding gaven, schenen zij geen kwaad te kunnen. W$,t zou ook van het verkiczingswcrk terecht komen, zoo de predikanten als zoodanig niet de ijverigste agenten waren Blaagfiche Hechtbank. Deze Rechtbank behandelde nog cl© vol gende zaken: Mishandeling te Leiden. J. K. W. van L., 21 jaar, te Leiden, thans militair bij de Koloniale Reserve te Nijmegen, stond terecht wegens mishan deling. Op den 13den April liep H. S. Keuls met nog anderen langs de Beesten markt en gaf eon man eenig geld. Daarop kwam beklaagde aan en gaf Keuls onmid dellijk een paar klappen, die aankwamen. Beklaagde bekende en zeide, dat hij het gedaan had, omdat, K. en anderen dien man dronken hadden gemaakt en hem nu nog mee wilden nemen neer ,,'t Posthof". K. ver telde, dat daarvan niets aan was. Eisch zeven dagen. Mishandeling te Ter-Aar. H. J., te Ter-Aar, had den 25-jaTigeu J. v. d. Graaf „met zijn vier knoken," zooals hij zeide, een duw onder zijn neus ge geven, die aankwam. Maar liij had hef ge daan, omdat hij vermoedde, dat deze met anderen zijn beido fietsbanden had laten leegloopen, wat, volgons getuige, niet waar was. Eisch 14 dagen. Xcrnieling van glasruiten te Zoeterwoude. Daarvoor had. moeten terechtstaan do Leidonaar P. de B., die op het terrein van de oliefabriek „De Fortuin" van den hoar Couvée, onder Zoeterwoude, eenige ruiten had vernield. Beklaagde was niet versche nen doch tegen hem werd verstek verlssncL Nadat een paar getuigen waren gehoord, eischto het O. M. 5 dagen gevangenisstraf. Mishandeling der politie' te Leiden. C. K., 44 jaar, kellner te Leiden, stond terecht wegens het toebrengen van een 6lag aan den politie-agent S. Verver, terwijl hij dezen daarna ook nog had uitgescholden. Het was in den nacht van Zondag op Maandag 8 April, dat genoemde politieagent surveilleerde, terwijl twee mannen, die uit een café kwamen, aan het vechten gingen, waarmede de politie-agent zich bemoeide, kwam de kellner e? bij en gaf den agmt een slag. Beklaagde wist zich er nu niets meer van te herinneren. Het O. M. eisehte 14 dagen gevangenis straf. Nogmaals mishandeling of verzet te Leiden. G. J. Ahr., 21 jaar, te Leiden, had op Zondag 17 April op het Levendaal, waar een groote volksverzameling was, heel wat herrie gemaakt. Van de volksverzameling was A. het middelpunt, die met ©en mes in de deur zijner woning stak en de aan dacht op zich vestigde. De politie-agent Van Dommelen kwam er met zijn collega Van der Feen bij. Het was een heel© toer om baas van A. te worden, zóó woest was hij, en de agenten moesten zelfs de sa bel gebruiken. Hij had gerukt en getrok ken en tegen de boenen van -een der agenten geschopt, enz. Beklaagde wist er niets meer van, doordat hij dronken was geweest. "VVat je dronken doet, moet je nuchter b> zuren, dus eisch 7 dagen. D© president vroeg den agent Van D. nog of beklaagde goed bekend stond. De agmt kon niets kwaads van hem zeggen. Beleediging van een ambtenaar te Hazerswoude. B. de W., 21 jaar, fabrieksarbeider- te Koudekerk, werd op Zondag 1 Mei ver- baliseerd door den rijksveldwachter Nie- kerk, te Hazerswoude, wegens straatschen derij. Hij schold daarna den man der wet ook nog uit door hem het woord vuilik toe te voegen. Het O. M. eisehte f 5 of 10 dagen. Be klaagde zeide wel een getuige a décharge te kunnen oproepen, als hij daarvoor hot geld had.- Die kon verklaren, dat hij niet gescholden had. Nog eens bele e d i g i n g van oen ambtenaar te Leiden. K L., 23 jaar, koopman te Leiden, was gedagvaard voor liet feit, dat hij den be ambte, tevens onbezoldigd rijksveldwachter bij de Rijkswerkinrichting te Leiden, P. Wielinga, had bele-edigd. Uit het proces- verhaal bleek, dat beklaagde den ambtenaar aan de Pesthuislaan op 10 April had uit gescholden. Er was toen een trein gederail leerd en daar liepen veel menschen naair toe. Deze gingen echter op aanmaning van den beambte weer terug, behalve beklaagde. Het O. M. eisehte f 10 of 10 dagen. Beklaagde zeide. dat verbalisant hem eens had gescholden voor dief, daarover was hij ontstemd en beleedigde hem. De president merkte hem op, dat hij daar mede heel onverstandig de^d. Uitspraak in al deze zaken Dinsdag 12 Juli. Amatordamftche Rechtbank. Om in de gevangenis te komen. Een 53-jarig kleermaker, die wegens slapte in het werk te Zwolle gedaan had gekre gen, liep van daar zonder een oent op zak naar Amsterdam om werk te zoeken. Op 5 Juni kwam hij daar hongerig en uit geput aan en bezocht tal van kleermake rijen, doch nergens vond hij plaatsing. Bij de firma Hollenkamp kreeg hü een op ©en stuk papier geschreven adres, waar hij kon vragen voor een zitplaats, doch ook daar kon men hem nog niet plaatsen. Met dit briefje, waarop hij zelf schreef dat hij ein zitplaats had, ging hij naar de firma Hollen- kamp en Co terug en liet het briefje zien. Toen gaf men hem een gesneden broek mede- Deze verkocht hij voor een erulden. welk geld hij gebruikte om zijn ontzettenden hon ger te stillen. Gisteren had hij zich voor d© Amster- damsche rechtbank, vacanti©kamer, wegens verduistering, subs, valsohheid in geschrifte, te verantwoorden. De arme man bekende berouwvol zijn daad. Hij had. gehandeld uit honger. D© firma Hollenkamp zou de zaak niet aangegeven hebben, doch bekl zelf had zich bij do politie aangemeld. De officier van justitie, betreurende de armoede, wees er ^chter op dat deze arm© man vroeger wegens oplichting herhaalde lijk veroordeeld was. Deze magistraat eiseh te wegens oplichting thans 7 maanden ge vangenisstraf. De rechtbank zal 19 dezer vonnis wijzen. Mishandeling van een politie agent. Het O. M. eisehte bekrachtiging van een door de rechtbank van 15 Mei 1901 ge wezen vonnis, waarhij de werkman Chr. H. V. tot 2 maanden gevangenisstraf is ver oordeeld wegens mishandeling van een po litie-agent in den avond van 5 April van dat jaar op den O.-Z.-Voorburgwal. Bekl. erkende den agent een klap in het gezicht gegeven to hebben, maar was in verzet te gen het vonnis gekomen om een lichtere straf. Gedurende 9 jaar was hij naar Duitsch- land geweest en beloofde zijn leven te be teren. Uitspraak 17 dezer. Gemeenteraad Tan Sassen hei m. Alle leden aanwezig. Voorzitter de bur gemeester. Mededeeling werd gedaan van de volgende ingekomen stukken: lo. Een schrijven van Ged. Staten, inhou dende, dat op de reclame van G. Tegelaar betreffende H. O. afwijzend i^ beschikt. 2. Een schrijven van den heer Vercoute- ren, dat hij zijn benoeming tot lid van de commissie tot wering van schoolverzuim aan neemt. 3. Een schrijven van Ged. Staten, dat aan de gemeente voor gehouden herhalingson- derwijs f 36 wordt vergoed. 4. Een schrijven van de Gezondheidscom missie te Alphen, overleggende de rekening over 1911. Sassenheim komt daarop voor met f 46.23i. 5. Procesverbaal van gehouden kasopne ming. De boeken waren in orde en in kas bevond zich f 1380.19. Bovenstaande stukken werden alle voor kennisgeving aangenomen. Het kohier schoolgelden derde kwartaal werd hierna goedgekeurd op een bedrag van f 38.10. De Voorzitter deelde hierna mede, uafc de gasfitter tot heden geen instructie heeft gehad, waarna hij de verschillende ar tikelen voorlas. De instructie werd goedgekeurd. Om aan de verschillende aanvragen te kunnen vol doen, zijn er weer muntgasmeters en ook gasbuizen noodig, wat natuurlijk geld kost. De Raad besloot f 1000 te leenen 4 pCt., om in het tekort te voorzien. Hierna deelde de Voorzitter mede, dat de rekening procedure Wa-rmondcrdamschen weg was ingekomen. Salaris advocaat mr. Thorbecke f 2100. Kosten tegenpartij f 1254.35. Verschil lende kleine pesten f 290,32, zoodat de geheele rekening bedraagt f 3644,67. Be sloten werd hiervoor een geldleening aan te gaan van f 3600. Comptabiliteit 1910, betreffende eemge af- en overschrijvingen, werd goedgekeurd Hierna werd vergaderd met gesloten deuren. 27) Terwijl hij, in. zulke mijmeringen verdiept, steeds stiller wordt, babbelt zij vroclijk over al het mogelijke en verorbert met benijdenswaardigen eetlust de eenvou dige lekkernijen. „Ons geïmproviseer-1 souper is leuk," roept zij uit, „bijna zoo leuk als de kleine soupers in „Britannia, waarmee papa 7ii ij placht op te wachten, wanneer ik tut de wereld naar huis terugkeerde, en wel zoo echt hongerig, als men dat op een par tij te Venetie wordt, waar men zich uitste kend amuseert, maar niets te eten krijgt, „liet bal bij Giovanelli schijnt dus t^ch met uw eenige uitgang in de Venetiaamriie kringen geweest te zijn," merkt Rohntz op, terwn] hij een onderzoekenden, oijna onbe- eclieivien, doordringenden blik o haar ves- ügt. i,A oordat papa's toestand erger werd, hen ik meermalen uitgeweest. Papa stond daan.p Gn ik ging onder geleide van gravin j'.n vooral amuseerde ik mij op de ont- vaugai enden van lady Stair bijna evengoed s ia mij op het bal bij Giovanelli verveel- e- i kan wel niet dansen, maar praten," zij lachte eenigszins schuchter, alsof zij x oen spot wilde driiven met haar «Pr lamheid praten kan ik." fc men op Ven et ia arisch! partijen niets «po' n weef ik bij ondervinding," mGn eeni,&szins gemelijk, „maar hoe - cn op zuh:e feesten kan amuseeren, toi+ko n 1 akso';"-R niet. De Venetiaansche ivrw-f ije ™er(?ld is immers ontzettend; °T> f zijn onverdraaglijk." a neb ik niet gevonden," verzekert Stella, terwijl zij haar kopje met haar ge wonen naïeven ernst schudt, in het geheel niet." „Gij moet toch toegeven, dat de Italianen zulk een ellendigen toon hebben, dat..." „Ik ontmoette immers niet alleen Italia nen, ik trof Oostenrijkers, Engelschen, Rus sen aan, maar..." Stella nadenkend vt>or zich, waarop zij met overtuiging zegt: „De netste van allen, mijn speciale vriend, was toch een Italiaan, vorst Zino Capito." „Die houdt rich eigenlijk ook voor een Oostenrijker", brengt Rohritz in het mid den. „Maar hij is toch te Rome geboren", houdt Stella vol. „Ik de, dat gij geheel omtrent hem op de hoogte zijt", merkt Rohritz op. „Wij gingen veel met elkaar om", zegt Stella onbevangen, „wij logeerden in het zelfde hotel, papa, ik en de vorst. Hij zat naast mij aan de table d'höte, met mooi weer reden wij dikwijls met hem en 's avonds kwam hij menigmaal bij ons óm met papa bézique te spelen. Hij was bijzon der lief voor papa." „Blijkbaar!" merkte Rohritz pp. „Hij schijnt u niet zeer sympathiek te rijn?" zegt Stella, eenigszins onthutst. „Toch wel, wij konden het altijd goed sa men vinden", verzekert Rohritz koel, ,.ik ken hem zeer goed. hmijn oudste broeder is met zijn zuster Thérèse getrouwd." „Is die ook zoo knap als hij?" vraagt Stella naïef. Een bevallige, gedistingeerde verschijning, lijkt echter niet in het minst op hem", en op steeds scherperen toon voegt hij er bij „Vindt gij hem werkelijk zoo knap?" In tusschen brengt de waardin een rohotel smakelijk uitziende aardbeien binnen. Stella bedankt hem vriendelijk voor het heerlijke souper, de waardin zegt iets tegen Roh ritz in het Krainerisch, hetgeen Stella niet verstaat, en hij klemt zijn monocle in zijn oog, wat bij hem een oogenblikkelijke, zeer slechte stemming te kennen geeft. Als de vrouw de kamer weer heeft verla ten, merkt hij als terloops op: „Hoevele jaren, barones Stella, was ik ook weer te jong, om uw vader te zijn, vier of vijf, niet. waar? Welnu, de waardin schijnt van een andere meening; zij wenseht mij daar juist geluk met mijn bekoorlijke dochter." Maar Stella heeft geen tijd, hem iets te antwoorden. Verstijfd van schrik vestigen haar oogen zich op de witte, met bloe men beschilderde cijferplaat Vv de klok aan den muur. ,,ïs het werkelijk reeds halfelf roept zij, „neen, gelukkig, de klok staat stil. Hoe laat is het, baron Roh ritz „Kwart over elven", zegt hij, zelf ver baasd en onaangenaam getroffen; „ik be grijp niet, dat de bode nog altijd niet met een voertuig is teruggekomen." „Om 's Hemels wil," r .pt Stella buiten zichzelve, ,,wat zal mama zeggen „Wees u toch verstandig; uw moeder kan u in dit geval toch onmogelijk van iets b schuldigen; zij moet immers gehoord heb ben, dat het verkeer met de veerpont tij delijk opgeheven is", zegt hij, zelf zeer ze nuwachtig. „Zeker, maar daar zij niet weet, wat „Ik geloof niet, dat hij ondanks al zijn energie en bekendheid met de streek in staat zou zijn geweest, u een voertuig te verschaffen," zegt Rohrit-, steeds zenuw achtiger wordend. „Wanneer de pont niet gaat, dan kun nen wij misschien met een bootje overgezet worden", zegt Stella snikkend. ?fi\ zien, wat er kan gedaan worden"" antwoordt hij „in elk geval zal ik er onschul dig aan zijn, wanneer uw mama niet na verloop van een kwartier geheel gerustge steld is." Met die woorden verlaat hij de kamer. Even daarna verschijnt de waardin nog eens. „Waar is uw papa heën?" vraagt zij. „Hij is naar buiten gegaan, om eens te kijken, wanneer en hoe men de Save zou kunnen oversteken." „Vanavond niet meer", beweert de waar din. „Hij zal toch mogelijk niet..." Zij zet het bord met de kaas, hetwelk zij binnen gebracht heeft,' neer en snelt weg. Stella voelt rich beklemd te moede. Wat heeft hij in den zin Waarom is de waardin zoo vreeselijk geschrikt? Zij strompelt naar een der open ramen, ziet Rohritz, die aan den oever in heb Savonisch, hetwelk Stella niet verstaat, druk in gesprek is met een mannelijk individu. Zij steekt haar hoofd naar buiten. Het heeft eindelijk opgehou den te regenende zwarte wolken zijn van een gescheurd. De maan vertoont zich in al haar glans aan den hemelden werpt een zil- ons overkomen is, zal zij vinden, dat wij wel tijd hadden gehad, Wolfssgg, zelfs over den langsten omweg, te bereiken. Gij nadt i verachtig licht over de plassen en diepe vo- zeker het beste voor, maar het zou toch ren, over ae woest bruisende Save met haar veel, veel beter rijn geweest, zoo Hans bij met schuim gekroonde golven, over 't zwar- mij ware gebleven. Hij is hier bekend en te dak der hut, welke den veerlui tot be- hij bezit de energie, welke er t. behoort, schutting dient, en over een schommelende om iets van deze luie Krainers gedaan te boot, die aan den oever der rivier is boves- krijgen." Een plotselinge angst bekruipt Stella •J een angst, welke grooter en sterker is dan de kinderachtige vrees voor de scheld woorden van haar onrechtvaardige moeder. Nu treedt de waardin op haar toe. „Met den heer is niets to beginnen. Hij is zoo hardnekkig. Voor de' pont is het water te slecht, geen visscher wil naar den over kant roeien. En nu wil hij alleen in de boot naar Wolfsegg. 't Is hem niet uit het hoofd te praten." Stella ziet Rohritz in do boot stappen, ziet den vissoher den ketting, waarmede het vaartuig aan den oever is bevestigd, ban- teeroTL Zonder zich te bekomu -ren om de pijn, welke haar gewonde voet haar ver oorzaakt, snelt zij naar buiten, steekt dwars de modderige straat over naar den oover, waar de visscher de boot reeds van den ketting heeft losgemaakt en op het punt staat haar van den op die plaats lagen va) in de diepe, woelige rivier te stc ,ten. „Om 's Hemels wil, rijt gij dol?" roept zij Rohritz toe, „wat bezielt u!?" Rohritz kijkt haastig om. Hun oogen ont moeten elkaar in het maanlicht. „Na hetgeen gij mij gezegd hebt, blijft mij niets anders over dan uw goeden naam te be schermen met den goheelen inzet van nnjn persoonlijkheid. Afstootenl" roept hij deD visscher toe. „Neen," roept zij, „het is immers niet bij mij opgekomen aan mijn goeden naam te te denken. Ik was slechts laf en bang voot mama." De visscher staat besluiteloos. Rohrit2 neemt de roeispanen ter hand. „Afstootenroept hij driftig. „Nu, mij goed", roept Stella, „maar neem mij dan mee". (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5