No. 1S444. LEIBSCH DAGBLAD, Woensdag" 29 Juni. Tweede Blad. Anno 1910. PERSOVERZICHT, Eerste Kamer. FEUILLETON. tel la. Onder don titel Encycliek en coa litie bevatte „De Nederlander" o»n Uitvoerig artikel, waarin verdedigd wordt het samengaanderChristelij k-H i s- torische partij met de Roomseh- Kath olieken 'tBlad zegt te begrijpen, dat onder velen feijner politieke vrienden de vraag is opge komen, of de coalitie-politiek, niet uit dan boo ze is. Dat de voor het Protcstantsch gevoel zoo bolocdigcnde Borromeus-Encycliek bij v^an pnzer politieke vrienden wear de vr. op ilcn voorgrond dringt, of die „coalitie-poli- fcick", 't ware misschien boter te spre ken van coalitie-tactiek toch niet uit den booze is, is zeer natuurlijk. Wel bevat die Encycliek niets nieuws voor ons, en wordt dagelijks, zelfs in de lagere school, voort durend de leugen geleerd, dat onze Her vormers en PTotestantschc leiders om be weegredenen van laag allooi zich aan de jjeestclijke ovcrheersching van den Paus en de Roomsche hiërarchie hebben ontworsteld, maar op deze wijze, vanwege den Paus Zei ven, ih deze tijden daaraan nog eens .te worden herinnerd, is kwetsend, al getuigt het, naar onze meening, allerminst van kracht. Die de Waarheid dient, heeft aan de verspreiding van onwaarheden goan behoefte; wel hij, die zioh zwak voelt. Tooh moet de coalitie worden gehandhaafd, taoont „De Nederlander" Het naaste doel van de C.-H. Unie is, al diegenen te vereenigen, die moonen, dat godsdienst, zedelijkheid en recht niet zijn te scheiden, en dat de christelijke beginse len, gelijk wij die uit de Sclirift kennen, ten grondslag moeten liggen aan de moraal en aan allo maatschappelijke toestanden, welke door dio moraal worden beheerscht. Aan hen, dio dat belijden, wcnschen wij zoo voel mogelijk invloed op de politiek te Verzekeren. Wie dit verband niet erkent of van min der bcteekenis acht, staat, welke zijn per soonlijke geloofsovertuiging zijn moge, aan de overzijde. Wij, die dit verband wel erkennen, en meen en, dat evengoed als onaï lieden daag- sohe toestanden, verre uitstekende boven dii van vóór de Christelijke jaartelling, aan den eeuwenlangcn invloed van het Eveng©- I40 te danken zijn, en dat het Evangelie nog onberekenbaren invloed op de vorming van de maatschappij en van onze rechtsbegrip pen zal uitoefenen wij stollen vóór alles prijs op een volksopvoeding in Ev&ngeli- echeji geest En wanneer men dan, van ge achte zijde, vorwonderd vraagt: „Mijn hemel, zijn dan alle Christelijke beginselen gad-o- tcsn en besloten in de onderwijswetten dan antwoorden wijZonder twijfel. Een volks opvoeding „volk" omvat alle kringen buiten den Christus, leidt logisch tot toe standen, wellicht nog erger dan zij ten tijde van den bloei van hot Romei^sohe Rijk zijn beleefd. Natuurlijk gaat die(-bntaarding lang zaam, duurt wellicht oeuwen, maar zij is onvermijdelijk. Dat in de school deze beginselstrijd gevoerd wordt, cn dat de „neu trale school" hot beginsel vertegenwoordigt, hetwelk tegen de doorwerking van den Evangelischcn zumdeesem in den volksgeest gekant is, moet, dunkt ons, door ieder, dio in waarheid den Óhrisfus belijdt, worden doorzien. Het spreekt vanzelf, dat, behalve op school gebied, die doorwerking van het Evangelie ook op ander gebied zioh telkens doet ge voelen. Op dit oogenblik echter gaan wij, kortheidshalve, hierop niet verder in. Daar de volksopvoeding alleen reeds voldoende zou zijn om ons tegenover het liberalisme ti ver eenigen, kunnen wij op dit oogenblik ons ontslagen achten van de verplichting, om de noodzakelijkheid dier doorwerking op an der gebied te bespreken. Zij ligt bovendien genoeg voor de hand. De vraag is nu, of, waar wij aanraden ons bij do stembus te verbinden met de Roomsch-Katholiekcn, ton einde gezamenlijk een meerderheid in de Kamer te vormen, dit oen ongeoorloofd middel is. Op zichzelf natuurlijk niet. Het is vol komen wettig. Stemmen moeten wij, en dus staan wij altijd voor de vraag, hoe wij stemmen moeten om het geoorloofd© doel te bereiken. Stemmen wij, zonder overleg met anderen, alleen op eigen geestverwanten, met het gevolg, dat die anderen evenmin op onze geestverwanten stemmen, dan bereik m wij het bovenstaande doel niet, en werken wij indirect moe, dat de volksopvoeding zich bui ten Christelijken invloed ontwikkelt. Daaren tegen bereiken onze tegenstanders hun dosl wèl, terwijl ook zonder onze hulp een groot aantal Roomsch-Katholiekcn de Kamer bin nentreedt. De school wordt dan óf neu traal óf Roomscli-KatholickDo ervaring toch hoeft geleerd, dat in Roomsch-Katho- lieke streken de neutrale school tegenover de Roomsch-Katholieke onmachtig en dat daar het openbaar onderwijs in meerdere of mindere mate Roomsch-Katholielc is. Stemmen wij daarentegen in overleg met anderen, dan krijgen wij onze scholen, maar ook cn wel in ruimere mate dan wanneir er geen coalitie is tie Roomsch-Katho- lieken de hunne. Aangenomen nu. dat de Roomscli-Katho- lieke scholen uit Protestantech oogpunt to veroordeelen zijn dan nog vragen wij: Staan wij als geloovige Protestanten ster ker, wanneer beiden die scholen wel, daü wanneer beiden die schalen niet hebben? En verder: is het Protestantisme zoo afge leefd, dat, indien wij met gelijke krachten staan tegenover neutrale en Rrxmasch- Katholieke scholen, wij den strijd niet kan nen volhouden? Die vragen beantwoorden, dunkt ons, zichzelvc. En daarom wil het ons nog steeds voorkomen, dat de allereerste eisch van verstandig Christelijk beleid is, te zorgen, dat ons volksonderwijs zich kunne ont wikkelen in Evangelische richting, naar onze opvatting. Doch dat is, zonder samenwerkingmetde Roomse h- Katholiekon, onbereikbaar gebleken. Dus werken wij samen. Dat Rome altijd op de loer ligt, geven wij toe. Rome verandert niet. Maar ligt het Protestantisme niet eveneens ,,op de loer"; verandert het Protestantisme? Natuurlijk niet. Het gaat bij Rome om de macht van de geestelijkheid, en wij, Protes tanten, kunnen die macht, zooals Rome ze verstaat, niet erkennen. Waarom is men dan zoo bevreesd voor Rome? Niet omdat Rome niet verandert, maar omdat nog steeds Rome over een macht beschikt, waarvoor de wereld respect heeft, veel meer dan voor de macht van Hem, die de wereld heeft overwonnen, cn op Wien alleen de Protestant te vertrouwen heeft. Het Protestantisme moet steeds die per gevoelen, dat, vergeleken met Rome's Kerk, zijn kracht niet zit in belijdenissen en kerkorganisaties, hoe noodzakelijk bei den ook zijn mogen. De geloovige Protes tant ia op Christus alleen aangewezen; maar wat geeft de wereld om dien Christus? Tegen overhecrsching van Rome hebben wij steun in onze eigen instellingen Onze vrijheden toch zijn gevestigd in de Grondwet. Daaraan tornt ten onzent nie mand, ook niet de Roomsck-Katholiek. In tegendeel geniet ook deze van die vrijheden en kan daarom ongehinderd Borromeus-En- cyolicken in ons land verspreiden naar hartelust, zonder dat de Regeering er iets aan doen kan of aan behoeft te doen. Wij behoeven ons niet, zooaJs Duitsehland, bloot te stellen aan een antwoord, waarbij Rome, na eerst onze vaderen, die voor ons op den brandstapel gingen, beschuldigd te hebben van te zijn mannen, ,,wier God hun buik was," ons, alsof wij zelf onnoozelen zijn, komt vertellen, dat het niet boos be doeld was. Onze vrijheden wortelen in de Evange lische beginselen, gelijk ze zioh na de Her vorming hebben ontwikkeld. Tegen over de vrijheid van den Paus om ons te beleedigen, staat de vrijheid van ons Protes tanten, de Protestansche beginselen met kracht te belijden en te propageeren. Een uitval als nu in Rome gedaan werd, wel verre van ons te schaden, wekt den Protes tanten zin op, en herinnert ons er aan, dat wij telkens en telkens ook onzen kinderen moeten inprenten, waarom wij de ge hoorzaamheid, niet aan Christus, maar aan de Roomsche geestelijkheid hebben opge zegd. Het „Protcstantsch beginsel" loopt geen gevaar door Encyclieken; wel door onverschilligheid en slaperigheid Het blad ziet aan het samengaan met Ro me nog een goede zijde. Moeten eenerzijds de Roomsch-Katbolie- ken, waar ze de macht daartoe hebben, krachtens hun beginsel, de Protestanten vervolgen, wij zien dat ook nu weer in Spanje andererzijds hebben de Neder- landsche liberalen h^t beginsel van ware verdraagzaamheid niet anders m toepas sing weten te brengen., dan door het invoe ren van een zoogenaamd „Christendom bo ven geloofverdeeldheid," ten gevolge waar van alle „geloovigen," om het zachtste woord te bezigen, overal als minderwaar digen werden weggedrongen. Wij nu stellen er prijs op te toonen, dat ware verdraagzaamheid bestaanbaar is en bevorderd wordt door op politiek gebied aan ieder gelijken invloed te gunnen. Wij wenschen niemand te verdringen, ook niet de Roomscb-Katholieken. zoo min als de libe ralen, maar aan ieder zijn rechtmatigen in vloed te verzekeren, en den eigenlijken, strijd der geesten te voeren buiten bet po litieke erf om. Daarom otuit ons, z.-olang zelfverdediging daartoe niet noopt, het achtcruitstellen van „andersdenkenden," ook van Roomsch- Katholieken. tegen de borst. Evenzeer stel selmatige achteruitzetting van liberalen; te meer, omdat wij niet vergeten, dat ook zij, en zij in de eersto plaats hebben meegewerkt om de vrijheden, die wij bezitten, in onze Grondwet vast te leggen. Slechts door ware verdraagzaamheid kan op den duur het verkeerde ook in de Roomsch-Katholieke wereldkerk worden overwonnen. Ons Pro- testansch land heeft daarin voor te gaan. Eindelijk verliezen wij niet uit het oog, dat, hoe diep ook de klove zij, die ons van Rome scheidt, wij met de Roomsch-Katho- lieken zeer gewichtige beginselen gemeen hebben, die ons weer dichter doen staan bij hen dan bij zulke Protestanten, die den Christus naar de Schriften verwerpen. Het is om die redenen, dat wij in coalitie op zichzelvc niet iets vederfolijks kunnen ontwaren. Mocht echter een oogenblik aanbreken, waarop een der gccoaliseerden de toepas sing onzer Christelijke beginselen in gevaar bracht, dón zullen wij toonen, het woord van Groen van Prinsterer niet te hebben vergeten, dat ten slotte nog steeds ,,in iso lement onze kracht ligt." „Do Controleur" schrijft onder hot motto: Een wasch-ochte: Dc Vereeniging van Armbesturen te Am sterdam deed. gelijk men woot, een beroep op do taenschen, die oen zomerreis j ei maken, om aan hun los huiselijk per soneel, als schoonmaaksters, naaisters, enz., hun loon niet te onthoudon. Eon alleszins billijk verzoek. Die soort menschen lijden het meest onderr den alge- mecncu exodus, wolke hun oen „mooie va- cantio" bezorgt, met volledige vrijheid, zich don tijd te korten met na te rekenen, hoe ze gedurende die dagen cr zullen konion. Een „abonné" van „De Nieuwe Cou rant" is echter diep geschokt door heb verzoek, en hij geeft aan het boklemd go- moed lucht op de gebruikelijke wijze: pot ingezonden 6tuk. Reeds do uitdrukking „het loon onthou den" vind hij vreemd, en licht dit verder toe: „Loon volgt op arbeid, en „onthouden" onderstelt het reoht op iets. Zulke uitkoo- ringen zouden echter giften zijn, of, wil men, aalmoezen. Het arbeidscontract stelt voorop, dat zulk loon gedeeltelijk in voedsel, gedeeltelijk in geld bestaat. Een schoonmaakster, die f 1 voor 8 uren werk (de veelvuldige etenstijdm afgerekend) cn 70 ets. aan voedsel ont vangt, verdient dus f 1.70 per dag; oen naastor f 2.25. Die looncn zijn hoog, om- flat zij niet dagelijks en niet vast zijn. Ware zulks het geval, dan het jaar op 300 werk dagen gerekend, waren het inkomsten van f 525 en f 675. Buitendien genieten dez« werksters oontante betaling. Ik betreur dit zakelijk medelijden, omdat het mijns inziens averechte werkt. Voor werk gevers loopt het zoo op, dat zij bezuinigen op het „laten yrerken", ergens moet men de meerdere uitgaven op vinden, en de to;stan den worden hoe langer hoe meer aver xdits- Do werkster schikt zich niet naar de fa milie, maar do familie moot zich schikken naar haar. In hooger maatschappelijke ran gen zou zulks onmogelijk zijn. Tot bestrijding der werkloosheid is ook niet gunstig dergelijke handelwijze, zoo min als de hoogere looncn. Hebben wij niet in den laatsten tijd hior ter stede twee maal een spijkerfabriek zien sluiten? Dc zaak ging goed, maar de winst ging geheel aan de hoog© looncn en voor het drijven der zaak bleef niets over. Dat do hooge loonon ©en weldaad zijn voor den werk man en zijn gezin, wordt ook niet immer bevestigend beantwoord. Het zou mij geen moeite kosten mot fei ten oen en ander te staven, maar reeds noem ik veel plaatsruimte in, waarvoor ik u dank." Het is jammer, dat deze wasch-cchte li beraal uit pure bescheidenlieid juist uit scheidt, waar 't mooi had kunnen worden. We zouden o.a. gaarne eens zien aange toond, hoe „hoogo" looncn verderfelijk wa ren voor den arbeider on zijn gezin. Dat een schoonmaakster, die geregeld el- kon dag werkte, cn zes gulden per week thuisbracht, dolle ding-n zou doen, is even begrijpelijk, ols dat oen naaister, die wist, in den vorm van kost en loon f 2.25 por dag waard te zijn, groot gevaar liep, door hoog moedswaanzin te worden bcyangcn. Noen, 't is wel erg best, dat aan die lui tijdens de vacantio van mevrouw gelegen- heid gegeven wordt tot wat vasicu cn over peinzen, twee vanouds geren ommorde lou teringsmiddelen. Vergadering van gisteravond. Voorzitter: J. E. N. baron Schimmelpen- ninck van der Oye. Prinses von Wied. Ingekomen is oen Koninklijke Boodschap, Yneldende het overlijden van de Prinses von Wied. De Voorzittcr zegt ongeveer het vol gende „Eerbiedig doelt ook de Eerste Kamer in den rouw, waardoor H. M. do Koningin, on het Koninklijk Huis gctroffen, en waar van de Koninklijke Boo li chap getuigt. Ook do Eerste Kamer hooft mat wov moed vernomen hot afsterven van deze ge liefde Prinses uit het Huis van Oranje- Nassau, dio zich zoo nauw ver bondon ge voeld o aan hot Vaderland en hot Neder- land9cho Volk on die niet naliet daarvan bij voorkomende gelegenheden to doen blij ken. Eu wedcrkocrig hooft zij ook menig maal blijken van eerbiedige hoogachting van. ons Volk mogen ondervinden,. In deze voortreffelijke Vorstin, hoogstaan de in eigen Hui9 cn Haar omgeving, is weer gebleken hoe sterk de bandon zijn, die Oranje aan Nederland verbinden en welke een afwezigheid van veertig jaar in liet buitenland niet vermogen los te rukken. Ik stel voor do Koninklijke Boodschap met oen eerbiedig adres van rouwbeklag te be antwoorden." Dienovereenkomstig wordt besloten. De griffier doet vervolgens voorlezing van ingekomen Koninklijke besluiten en R*- gocringsbescheiden, waaronder een van den minister van buitenlandsche zaken, houden de afschrift van een dankbetuiging van de Engelscho rogocring aan dc Kam©.*, voor de betuiging van deelneming bij het over lijden van Koning Eduard VH. Nota-Van Heeckoron. Dc heer Van Weideren Rengors zegt, dat de laatste maal, dat do Kamer ver gaderd was, door don Voorzitter mede doe ling is gedaan van een nota van het lid der Kamer, den heer Van Heockeren van Keil, welke nota ter griffie is gedeponeerd. Na lezing en herlezing van dit stuk is do strekking aan spreker nog niet geheel dui delijk geworden; maar hot komt hsm toch voor, dat do beschouwingen, in dit stuk neergelegd, ter konnis bohooren t komen van dc Regccring, in het bijzonder van den mi nister van buitenlandsche zaken. Hij stelt mitsdien voor een afseïirift van de nota toe to zenden aan den minister van buitenlandsche zaken. Do Voorzitter zal zich in dc phase, waarin dc zaak thans verkeert, togen dit voorstel niet verzetten. Maar de vraag is toch gewottigd, in hoe verre een dergelijke nota o?n stuk is, dat in behandeling moet worden genomen; of hot do geest van het reglement van orde is dit met een stuk in dezcu vorm te doen. Het reglement van orde zegt ten aanzien van de bevoegdheid der loden om nota's in te zendon, dat do nota's persoonl ijk moeten wor den ingediend on in do afdoelingon voorge lezen. Hier is geheel iets anders geschiedlii ?r is ©cn nota aan den Voorzitter gezonden, dio blijkbaar bedoelde de voortzetting van het oraal dobat, maar zonder dal daartoe de mogelijkheid bestaat. Het zou dan ook meer geweest zijn in overeenstemming mot het reglement van orde, althans den geest daarvan nader zijn gekomen \vaune*r een vorige maal de nota niet was gedepo neerd ter griffie, maar ter zijde gelogd. In- tussclicn, spreker herhaalt, dat hij zich thans niet tegen hot voorstel zal verzotten, maar hij heeft dezo opmerkingen niet torug wil len houden. Het voorstel van den heer Van Weid 'ren Rengcrs wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Voorzitter noodigt alsnu do le den uit zich naar dc afdeelingcn te bege ven tot het kiezen van een commissi© van' rodactie voor hot adres van rouwboklag en doze commissie om in zijn Kamer de re dactie van dit adres samen te stellen. Hij stelt voor dit adres Dondordag in openbar© zitting te behandelen. Voorts doelt hij mede, dat do Central© Sectie besloten heeft morgen in do afdodin-* gen verschillende wetsontwerpen te onder* zoeken en Donderdag te elf uren in open bare behandeling te nomen do reoht?rlijkj ontworpen, zoomode do wetsontwerpen di^ alsdan voor afdoening vatbaar zijn. Dc vergadering wordt verdaagd tot Don derdag te elf uren. Opgave van personen, die sfeh te Lelden hebben gevestigd. D. van Assen, Lage Rijndijk 18, schilder. W. Ou wel een, Noordeinde 24, kantoorbo diende. A. H. Reulc, Mareaingcl 32. A. J. Mastenbroek, Hoogcwoord 75, ban- kotbakker. P. Kriek en gezin, Hoefstraat 56 B, ai garenmakor. E. Bult, Rijn- en Schickade 66, klerk telegr. S.S. A. L. van den Berg cn gezin, Oude Rijn 124 A. W. Post, Hoogo Rijndijk 2 A, di©nstbode. A. J. do Gelder ©n gezin, Prinsenstraat 39 A, colporteur. L. de Jong, Diaconcsscnhuis. J. H. J. Wilmot, Oud© Vest llA, boek houder. J. Kempen, Lage Rijndijk 25, kleermaker H. A. Gijbeis en gerin, Rijn- en Schiekado 35, machinist. J. Bouthoorn, Marien poolstraat 1 A, dienstbode. C. C. P. J. van Esch, Brecstraat 48/50. Wed. BraveSaur en gc/.in, Niotwc Rij* 13. F. G. Itiesz en gezin, Plantsoen 33, kapi tein der infanterie C. Trouwee, Haverstraat 16, tuinman. T Kort eland, Clara steeg 3-1, werkman. C. M. Houniet, Botermarkt 2, dienst bode. Apostolisch vicaris van i'nrneno. Naar wij vcrncmou, is als opvolger van wijlen Z. D. H. mgr. J. J. A. van Baura tot Apostolisch Vicaris van Curasao benoemd de hoogeerwaarde pater G. Vuylsteko O. P., overste der Missie van de ecrw. paters Dominicanen op het eiland Portorico, te vens vicaris van den hoogcerw pater pro vinoiaal der Orde in Nederland. („Huisgez.") 18) „Zeker," antwoordt zij met,' imponeerende onbevangenheid. „Ik heb dat immers aan mijn zuster gezien; die heeft haar infante rist ook bij Bcngaalsche verlichting lee- ren kennen, anders zou zij om zijnentwil de wetenschap niet aan den kapstok hebben gehangen, want hij was juist zooals alle an deren, dat wil zeggen, hij speelde bovendien pog op de piano. Stel u dat eens -oorl Wagner natuurlijk! Twee honden en een kater zijn bij ons krankzinnig geworden van het spektakel, Franzi verzekerde mij ech ter, dat zijn aanslag haar aan Rubenstein herinnerde. Nu ziet u eens, hde gedoofwaar- dig uw natuurschilderingen zijn." Rohritz lacht goedmoedig en zegt daarop „Wanneer ik ook wil toegeven, dat ik in dertijd aan boord der „Europa" wel een klein weinig hartepijn had, zoo durf ik toch beweren, dat de tijd der gecsfcverbijstjiing toen toch bij mij voorbij was." „Hm, nog iets," merkt Stella op, terwijl zij steeds koener op de hellende baan van haar waanwijsheid naar beneden glijdt, „dat moet ik precies wetenGij waart toen ver liefd op een getrouwde vrouw? Un hom me qui se respecte, is altijd slechts verliefd op een getrouwde vrouw, ten minste in ro mans." Stella!" roept Stase verontwaardigd. Ock Rohritz, die Stella's onzin tot ius^er met veel geduld heeft aangehoord, schijnt ditmaal onaangenaam getroffen. Hij boort zijn blik onderzoekend in de oogen .an het jonge meisje en bemerkt, dat hij in een af grond van onschuld ziet. Vóórdat hij nog tijd heeft gevonden iets te antwoorden, zegt Stase weer: „Gij zijt op een wijze frivool, Stella...." Stella krijgt een hoogrood© kleur, de tra nen komen haar in de oogen; zij maakt on beholpen, kleine bewegingen met haar handen, speelt een paar maten uit do Cis- moll-étude van Thalberg. „Frivool... frivool.... Maar, Anastasia, ik heb immers slechte in scherts gesproken mompelt zij, en zich als om bescherming smeekend tot Rohritz wendend, voegt zij er bij„Er behoorde toch immers weinig logica toe om dat te raden, want wanneer u op een jong meisje verliefd waart geweest dan hadt gij in 't geheel niet ongelukkig behoeven te zijn en niet op tropisch© zeeën behoeven te varen om verstrooiing te zoe ken. Gij hadt dan immers eenvoudig kunnen trouwen, nietwaar?" „Maar als het jonge meisje hem nu eens niet heeft willen hebben?" vraagt de rit meester vroolijk. Stella kijkt eerst Rohrite, dan haar oom met groot© oogen aan en mompelt: „Zoo iets is ni6t bij mij opgekomen Een schaterend gelach van den ritmees ter, een gelach, waarmede Kathrien harte lijk en Stase ironisch instemt, is het ant woord op deze bekentenis. „Bedank toch voor het compliment, Roh ritz. Bedank haar toch I" roept Leskjewitech lachende. Maar Rohritz behoudt zijn ernstig-welwü- lend gezicht. „Het is ook den grootsten geest niet ge geven, alle mogelijkheden in aanmerking te nemen", zegt hij bedaard. Barones Meincck, die intusschen, geheel in het schaakspel verdiept, weinig van het geen om haar heen is voorgevallen, gehoord heeft, herinnert zich plotseling, dat het haar plicht is, haar dochter op te voeden. „Hebt gij weer dwaze dingen gezegd, Stella?" vraagt rij verwijtend; „gij zijt toch onverbeterlijk „Arme mama, zij is werkelijk te bekla gen", zegt Stella zuchtend en met haar on- bedwingbaren zin voor humor, voegt zij er bij„Zij heeft geen geluk met haar kinde ren. Haar verstandige doohter begaat dwaasheden en haar domme dochter zegt ze. Wat is erger?" VIII. Het regent den nacht daarop. Ja, het regent tot in den voormiddag. De uitgetre den plekken op het terras zijn alle met water gevuld en vormen kleine, bruine plas sen. Het lichtgele Erfofc is donker oranjegeel geworden, de grasperken dampen van voch tigheid en de Malmaisonrozen rijn verlept en vuil. In de poelen liggen verdronken vlindere en nevelguirlandes hangen om d© bergen aan den anderen kant van de rivier de Save. Men zoekt tevergeefs de zon tos- eek en de gijsbruine wolkenmassa. Eindelijk valt de regen langzamer, een paar angstige vogelstemmetj es laten zich hooren, een ne velachtige witte plek duidt tossohen de wolken de plaata aan, waar de Km óch ver borgen beeft, langzaam sdfcruift rij den laat sten sluier van haar stralend gericht weg én de hemel vertoornt rich tacfrervd en blauw. Door de betere weersgesteldheid daartoe aangelokt, begeven Kathrien, Stase en Stella zich naar buiten, om haar dagclijksch bad in de Neuring te nemen. In normalen toestand is de Neuring een helder, vroo lijk beekje, dat met groote uitgelatenheid over de kiezelsteenen in zijn ondiep bed springt en voortdurend in toomigen Btrijd is met allerlei stukken rots, welke zijn aan vallen goedmoedig verachten. Het golven- bad tusschen de grootste dier stukken rots, waar voor het gemak der dames een sterke ijzeren leuning is aangebracht, is een der meest geliefkoosde van al de Erlachhofer- genoegens. Aan den eenen oever der beek bevindt zich een zacht glooiende, met gras begroeide heuvel, aan welks voet zich een uit ruwe planken getimmerd badhuisje verheft. Een houten trap leidt naar het water. Stella rit in een zeer verschoten badkos tuum met een witten boord om op de on derst© trede en kijkt met een bedrukt ge zicht in het water. „Ik heb mij gisteren zeker onvergeeflijk dwaas gedragen", zegt zij, terwijl zij haar goudblond haar in een dikke wrong slingert en met een schild pad kam boven op haar hoofd bevestigt. „Wanneer bedoelt gij vraagt Stase vriendelijk, „bij de lunch of 's avonds of vanmorgen vroeg?" „Gisteren in het salon", zegt Stella eenigs- zins ongeduldig. „Het gesprek met Rohritz was werkelijk wel een weinig vreemd," zegt Kathrien ladhend „Ik bou in jonw plaats, wanneer ik mij too dwaas had aangesteld, hem niet meer ;n de oogen durven kijken", beweert Stase. Zij is de andere dames vooruit gcloo- pen en reeds in het water gestapt, terwijl rij zich aan dc leuning tusschen de rotoer vasthoudt. Het water sist en 6chuint alsof het in toorn ontstoken is over haat voetstappen. „Was het werkelijk zoo erg, tante Kathrien?" roept Stella, van schrik v?r- bleokcnd. Kathrien buigt zich over haar hoen, geeft haar een klapje op den schouder, pakt haa' daarop vriendelijk bij haar kin cn /.egt: „Nu, bijzxmdcr gepast waren je opmerkirw gen niet, doch ik geloof niet, dat RohriU je die zeer kwalijk genomen zal hebben Men neemt zoo'n mooi, dom gansje als gi> zijt, niet licht wat kwalijk!" Met die woorden steekt Kathrien haa kleinen voet vooruit en zet dien behoed zaam tusschen de gele irissen en witte wa terleliën op den oever. „Het was dus heel, heel vreesclijk... het meet vreeeelijk geweest zijn, wanneer u dat zelfs vindtroept Stella cn groote tranen vloeien uit haar oogen en vallen voor haar voeten in de beek. „Wee3 toch geen kind", zegt Kathrien troostend; „de geheele zaak heeft immerr weinig te bctcckenen-" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5