No. 15438.
LEID5GH DAGBLAD, Woensdag* 22 Juni. Tweede Blad.
Anno 1910.
PERSOVERZICHT,
Uit de ReohtxaaL
FEUILLETON.
Stella.
i In een driestar Voorschot op Rijks-
subsidië zegi „Het Centrum":
Van het Kabinet-Heemskerk kan
teer zeker niet gezegd worden, dat het op
gebied van o n d e r w ij s niet met ijver
ën tevens practisch werkzaam is.
Werd de vorige week door de Tweede
Kamer aangenomen de wet", regelende de
nadere subsidieering van het meer uitge
breid lager onderwijs, de „Staatscou
rant" van 17 Juni brengt thans het besluit
van 2 Juni 1910 (SfbL" 153), waarin ook
weder aan een meermalen uitgesproken
wensch wordt voldaan.
Gelijk bekend, moesten de bijzondere
scholen vaak zeer lang wachten op de
Rijkssubsidie en herhaaldelijk werd daar
om verzocht het mogelijk te maken, dat een
voorschot zou kunnen worden bekomen.
Dat verzoek is t hans ingewilligd.
Voortaan toch zal het bestuur eener "b* y-
zondere school in de maand Februari
aan den Minister een voorschot kun
nen aanvragen op de Rijkssubsidie. Ver
leend wordt dan een voorschot van ten
hoogste zestig ten honderd van de laatste
lijk aan dat bestuur toegekende Rijksbij
drage.
Een schoolbestuur, 'dat voor de eerste
maal voor subsidie in aanmerking komt,
kan een voorschot bekomen van ten hoog
ste zestig ten honderd op de aange-
vraagdfe subsidie, mits uit de gedane
opgave de aanvankelijke aanspraak op sub
sidie voldoende blijke.
Natuurlijk wordt later bij de definitieve
'üitkeering der subsidie het bij voorstehof
gfenotene in mindering gebracht.
Het schoolbestuur moet zich' bereid ver
klaren terug te betalen, hetgeen eventueel
bij voorschot te veel mocht zijn genoten.
.Voor de nakoming van deze verbintenis
moeten zich twee borgen stellen, goed te
keuren door den Minister van Bmnenland-
sche Zaken.
Er bestaat alle reden den Minister dank
baar te zijn voor deze regeling, die bij
menig schoolbestuur fmandeele moeilijk
heden voorkomen zal
„D e Nieuwe Courant" schrijft pver
1de interpellatee-Van Doorn aan
gaande de encycliek:
Het gemis van een eigen gezantschap
bij het Vaticaan sluit de gedachtenwis-
seling eener Regeering met den Heiligen
Stoel geenszins uit. Het beteekent alleen,
jdat een Regeering, om welke reden dan
ook, op het onderhouden van een perma
nent gezantschap aldaar geen prijs stelt;
ïnaar niet, dat zij zich daardoor de gele
genheid zou hebben benomen, omtrent be
paalde onderwerpen, de Roomsch-Katho
lieke Kerk en tevens nationale belangen,
rakende, aan het Vaticaan haar meening
te doen kennen en vragen of vertoogen ter
beantwoording voor te leggen. Zeker zou
de Heilige Stoel, die door het onderhouden
(eener intemunliatuur hier ter stede, de mo
gelijkheid eener gedachtenwisselïng met
onze Regeering over onderwerpen, de Kerk
lakende, de facto erkent, een daartoe on
zerzijds te kennen gegeven verlangen niet
kunnen afwijzen.
Zulk een gedachtenwisseling zou kunnen
geschieden door een spëcialen, tijdelijken
gezant maar dit ware in castt wenschelijk
noch noodig.
Geheel voor de ftiand ligt de weg Ovër
tien tijdelijken zaakgelastigde, mgr. Gual-
tieri, auditeur by de nuntiatuur, te Brus-;
sel, thans met de waarneming van 1de in-
temuntiatuur te 's-Gravenhage belast. En
reden om zulk een stap te doen geeft de
Borromaeus-encycliek, naar ons vooricomt,
aan de Nederlandsche regeering wel; te
meer, nu Pruisen, op zijn protest, uit Rome
ten antwoord heeft gekregen, dat de Paus
met de voor protestanten kwetsende uitdruk
kingen in dat voor de geheele katholieke
wereld bestemde stuk geen oogenblik de
bedoeling heeft gehad in eenig opzicht
tie niet-roomschen vanDuitschland,
Of hun vorsten te krenken.
Ter geruststelling en voldoening yan de
joiet-roomschcn van Nederland en hüïï
lV o r s t i n zou ër voor het Verkrijgen eener
dergelijke verklaring pief minder aanlei
ding bestaan-
Of de afgevaardigd^, voor Gouda beoogt
de Regeering tot het vragen van een zoo
danige verklaring te bewegen, is ons vol
komen onbekend. Maar zeker zou een aan
drang zijnerzijds in dezen zin, door de Re
geering niet op gronden aan de theorie of
praktijk van het internationale rechtsver
keer ontleend, maar slechts om opportuni
teit s redenen kunnen worden, afgewezen.
Hef „Weekblad v. hu Recht" be
spreekt met instemming het onlangs inge
diende wetsontwerp inzake herzie
ning onzer militaire strafrechts
pleging, dat, oorspronkelijk in 1905
door minister Loeff reeds bij Memorie van
Antwoord gewijzigd, thans zulks ander
maal gedaan is. Op belangrijke; punten
doet het uitkomen, waarop de Regeering
van 1905 een weigerend antwoord had ge
geven, komt de huidige Regeering aan de
van vele zijde uitgedrukte verlangens te
gemoet. Ook met hetgeen thans wordt
voorgesteld zal onze militaire strafrechts
pleging een gebrekkige blijven. Een gan-
schelijk verouderde regeling kan niet door
hier en daar wat te veranderen tot een
naar de eischen van tien tijd ingericht straf
proces worden vervormd. Poch met het
geen thans wordt voorgedragen wordt in
"hoofdzaak het onmiddellijk bereikbare ver
kregen. Wie, geleid door streven naar
meer, dit aangebodene zou willen afwij
zen, zou zich, naar de meening van het
blad, aan de rechtmatige belangen onzer
militairen vergrijpen. Na op eenige der be
langrijkste gedeelten van het wetsontwerp
de aandacht gevestigd te hebben, onder-
steunt het blad den aandrang der Regee-
ring bij de" Kamer, om het wetsontwerp
spoedig in behandeling te nemen. Een
korte zomerzitting ware z. i. hier niet mis
plaatst. Het groote belang rechtvaardigt
z.i. wel eenige opoffering. Uit de be
schouwing van het blad zy aangestipt
Eén belangrijke aanvulling verdient nog
vermelding. In al de artikelen, waarin ge
sproken wordt van het afleggen van den
feed, wordt in het gewijzigde ontwerp
zie o.a. art. 87 tusschen haakjes bijge
voegd „belofte." De bedoeling schijnt te
zyn voor het militaire strafprooess pok
aan de getuigen zie o.a. ook art. 123
de vrije keuze te laten tusschen eed en
belofte. De uitdrukking „naar de wijze
zyner godsdienstige gezindheid" is niet opr
genomen.
Over den tienurigen arbeidsdag zegt
,;Het Huisgezin":
Wij hebben het vorig jaar geen instem
ming betuigd, met de door de Tweede
Kamer aangenomen motie betreffende den
tienurigen arbeidsdag.
Evenmin koesteren wij thans sympathie
voor de vanwege het Bureau voor de R.-K.
Vakorganisatie ontworpen betoogingen
voor den tiea-uren.dag.
Of wij dan menschen maar willen laten
wterken tot ze er bij neervallen?
^Natuurlijk niet.
Of we dan nief van oordeel zyn, dat
voor sommigen een overmatig lange ar
beidsduur wordt gehandhaafd?
Zeker.
Maar wij blijven bezwaar hebben tegen
lëen wettelijke regeling, welke voor alle
Volwassen mannelijke arbeiders (van kin
deren, onvolwassenen en vrouwen is in
dit' verband natuurlijk geen sprake), on
verschillig de soorf van arbeid, door hen
Verricht, een. arbeidsduur van ten hoogste
tien uren vaststelt.
Tegen deze uniformiteit en tegen een
regeling door den rijkswetgever hebben
wij ernstige bedenking.
Bevordere men allerwegen krachtig de
Vakorganisatie en late deze, als vertegen
woordigster van den arbeid, piet de werk
gevers een regeling treffen voor den ar
beidsduur in overeenstemming met de
izwaarte en de soort van het werk, met de
eischen der practijk en met wat eens men
schen leven menschwaardig moet maken.
Men zal dan wel niet een automatisch
Werkende regeling verkrijgen, doch wat
men verkrygt, zal beter aansluiten bij hef
leven.
De betoogingen voor den tien-uren-dag
'zullen in de maanden Juli en Augustus
Worden gehoudien.
Kome men er niet" mee" aan op het plat
teland, waar in dien drukken tijd heel an
dere werkdagen dan van tien uren wor^
den gemaakt.
En rekene men ook niet të zeer op de
instemming van allerlei soort werklieden;
die, in de wintermaanden weinig of niets
te doen hebbend, blij zijn in den zomer
flinke dagen te kunnen maken, ten einde
zoo evenwicht te kunnen krijgen tusschen
hun uitgaven en inkomsten.
Men kan wel den tien-urigenriag vragen,
maar wie komt met pen wetsontwerp, dat
niet van uitzonderingen krioelt, zóó, dat er
van het beginsel niet meer dan een schijn
tje zou overblijven?
In „De Telegraaf", zegt „Het
Volk" onder het hoofd Talma de tal
mer, kwam voor het volgend bericht:
„Naar wij vernemen, is het nog niet zeker
of de Regoering de door de Staatscommis
sie ontworpen regeling van een wettelijk
vastgesteld sluitingsuur voor win
kels door een eigen wetsvoorstel zal laten
volgen.
De beslissing dienaangaande hangt af van
de resultaten van een onderzoek, hetwelk
thans yanwego het Departement van Band-
bouw, Handel en Nijverheid wordt ibge-
steld."
Uit de verdere mededelingen van het blad
blijkt dan, dat de Minister nog tweeërlei
rapport afwacht, n 1. vooreerst het rapport
der fenquête-commissie inzake de toodandm
van deen middenstand en in de tweede pkrats
't rapport, van mevrouw van Herwerden naar
den arbeidsduur der winkelbedienden- Op
grond van die l>eide rapporten wil de Mi
nister dan beslissen, ,,of men hot ontwerp
der Staatscommissie door een eigen ontwerp
zal laten volgen, dan wel andere maatrege
len zal moeten beramen."
De vaardigheid, die minister Talma ten
toon spreidt in het verzinnen van voor
wendselen tot zijn eindeloos talmen met ar
beidswetgeving, begint inderdaad langzamer
hand iets eerbiedwaardigs te krijgen. Nu is
er ben exprcssclijk ingestelde Staatscommis
sie, die met algemecne stemmen tot de
wenschelijkheid van wettelijke regeling der
winkelsluiting besluit en met algemecne
stemmen, een wetsontwerp vaststelt en den
Minister aanbiedten nog weet Talnfa tweo
middelen te bedenken, om aan hot indienen
van een wetsontwerp te ontkomen. En dat,
waar het oen zaak als de winkelsluiting
betreft, die in het buitenland reeds lang
volkomen proefhoudend en, eenmaal inge
voerd, uiterst populair bij de overgrooto
meerderheid der betrokkenen is gebleken.
De groote democratiseerder van „Patri
monium" van weleer is thans alleen nog
ïnaar groot in de traagheid. Den minister van
arbeidswetgeving valt in dit conservatieve
ministerie de taak toe omde arbeidswet
geving Vast te stellen.
Hnagsehe Rechtbank.
Diefstal te Noordwijkerhout.
De 50-jarige schippersknecht W. H. H.
moest terechtstaan wegens diefstal van een
fietslantaarn en drie lappen.
Op 4 April kwam beklaagde in een her
berg en zei tegen zekeren v. d. Berg: „Geef
me een kwartje." „Dank je," zei v. d. Berg;
„dat doe ik niet."
„Dan neem ik die lantaarn mee," zei H.,
wijzende op een fiets, die daar buiten stond
en waaraan een lantaarn was.
„Dat moet jij weten',' antwoordde v. d.
Borg.
H. nam de lantaarn mede en verkocht
haar den volgenden dag voor 100 centen,
zei hij, aan een schippersknecht.
Maar nu H. terecht moest staan, beweer
de hij, dat hij de lantaarn van Yan den
Berg gekregen had.
Toen de President bekl. op het tegenstrij
dige wees, in zijn verklaring en die van
Yan den Berg; antwoordde bekl.„Zooals
ik het zeg is de waarheid, meneer, de waar
heid, Yan den Berg heeft hem er afgehaald
en mij ter hand gesteld, dat is degelijk vast
waar."
Getuige v. d. Berg bleef bij zijn verkla
ring.
Op 15 April passeerde H. 's nachts nabij
Lis8e het kippenhok, behoorende bij een
boerenwoning. H. wist, dat er kippen in za
ten, en nam er drie kippen uit, die hij m
een zak stopte en tijdelijk in een schuit ver
stopte. Den volgenden dag kwam hij de hip-
petjes halen, maar werd toen door den
veldwachter van Noorwïjkcrhout aange
houden.
President tot H.„Je hebt al acht vonnis
sen achter den rug; is 't' niet?"
Beklaagde: „Ja, edelachtbare."
Pree.: „Nu, dat is zoo mooi niet/I"
Bekl.: „Neen 't is leelijk!"
Pres.,En hoe zit dat nu met die kippen V'
Bekl.„Och, dio moesten er ook eens bij
zijn, hè."
Het O. M. vroeg voor H. een gevangenis
straf van negen maanden.
Pres.: „Dat vindt je zeker nogal veel,
bekl."
BekL,.'t Is een heel brok, 't is mirakel
hoog."
Qontralo Raadv&n Boroop.
J P(Ongeval Ionvorzekering).
In dc gisteren te Utrecht gehouden open-
baro terechtzitting heeft, de uitspraak plaat#
gobad o.a. in de volgende zaak
Hooger beroep van J. v. R. te Barwoutw
waarder tegen de uitspraak van den Raad
van Beroep te 's-Gravenhage, houdende be
vestiging der beslissing van de Rijksverze
keringsbank, waarbij de door hem gevraag-»
de schadeloosstelling niet wordt toegekend.,
De Oentrale Raad, aannemende dat eischea
door een ongeval is getroffen, daarin b»
staande, dat hij ten gevolge van het opne
men en wegwerpen mot een schop van oen
zwaar stuk klei een aandoening van den.
rechterschouder bekwam, die hem noodzaak
te wegens d© daardoor ontstane pijn het
werk te staken, vernietigde uitspraak en
beslissing en kende aan getroffone met in
gang van 31 Juli 1909 een rente toe van 70
pet. van zijn dagloon, met bevel dat hem
uit 's rijks kas zullen worden vergoed de
kosten van dagvaarding en schadeloosstel
ling van in eersten aanleg medegebrachte
deskundigen.
Verzet tegen do politie.
Beschuldigd zioh hi err. ~i te hebben sohul-
dig gemaakt, stond terecht de 29-jarige P.
de T., zonder beroep, te Leiden.
Op 3 Mei was bckl. dronken en pleegde
in dien toestand straatschenderij. De agent
Boon vond hot noodig hem naar hot politie
bureau te brengen, maar De T. verzette zich
hevig, door te rukken cn te trekken en don
agent te trappenook presenteerde hij don
agent in het water te gooien.
De agent Yan Dalen, die zijn oollega te
hulp kwam, kreeg ook nog eenige stom
pen tegen de borst.
Bekl., die nog nooit met de politie in aan
raking kwam, verklaarde er niets meer van
te weten; hij was dien dag erg nken ge
weest, iets, dat hem ook zelden gebeurde.
Het O. M. vroeg zoven dagen gevangenis
straf wegens verzot.
De volgende persoon uit Leiden, die zioh
wegens dit misdrijf te verantwoordne had,
was zekere A. S. den B. Deze man passeer
de op 11 Maart per fiets te Bodegraven
den rijksveldwachter P. J. K., aldaar, die
hem aanhield, omdat hij op nood loos kwel
lende wijze een kalf vervoerde op den baga
gedrager van zajn fiets.
Naar zijn naam gevraagd gaf hij op
Siera të heeten; later bleek, dat deze op
gave valsch was geweest.
De rijksveldwachter K. begaf zich op 8
April naar Leiden, om te trachten den wa
ren man op te sporen, wat hem spoedig
gelukte; hij zag zijn man bezig met vee op
te laden en hield hem aan. S. den B. ont
kende evenwel de gezochte man te zijn,
maar Kok was zeker van zijn zaak en noo-
digdc hem uit mede te gaan naar het po
litiebureau, waaraan de man niet voldeed
en zich verzette. Kok was door het op
dringen van wel 25 kameraads van den ge
zochte, genoodzaakt hem los te laten. La
ter gelukte het hem te pakken te krij
gen; uit het toen ingestelde onderzoek'
bleek wie hij was en werd hij voor
een en ander geverbaliseerd,
Nu hij terecht moest staan, liet hij ver
stek gaan en werd een gevangenisstraf van
zeven dagen tegen hem geeischt.
J. K. en zijn broer Willem te Noord-
wijk waten op 10 April beschonken en lie
pen 's avonds laat op straat te zingen in
liet rustige dorp. De veldwachter Net en
de nachtwaker, op surveillance zijnde,-
maanden het tweetal tot kalmte aan, maar
zonder resultaat. De rustbewaarders kon
den van de gebroeders K. klappen krij
gen, zooveel zij wilden, zoodat arrestatie
volgde. Dit ging echter met hevig verzet
gepaard, de veldwachters werden door de
woestelingen gebeten en getrapt cn met
een groot stuk hout gedreigd.
Ook had een hunner een blinkend voor
werp in de hand, waarmede zij er op in
hakten. De veldwachters maakten proces
verbaal op en thans werd, tegen de beide
broeders ieder 1 maand gevangenisstraf
geeischt.
Uitspraak in al deze zaken 27 Juni
SlotterdaniAclie Rechtbank.
H, P., huisvrouw van 0. den H., -13
jaar, en haar dochtor J. den H., 22 jaar,
boiden zonder beroep te Waddingsveen, be
klaagd van mishandeling vertelden van een
woordenwisseling op 30 April, tusschen haar
en haar buurvrouwen. Een dezer viel de
eerste beklaagde aan, de tweede kwam tus-
schenbeiden en raakte met die buurvrouw,
slaags. De moeder trachtte toen de vech
tenden mot haar klomp te scheiden, waarbij
zeer goed die buurvrouw een paar klappen
kon hebben opg-oloopen. De beide buurvrou
wen verklaarden, dat beklaagden met hand
tastelijkheden begonnen waren- de mishan
delde had zich alleen verweerd.,
Togen ieder der beklaagden word ]5 boo-
te, subsidiair tion dogen hechtenis go
eiacht. Beklaagdon beweerden onschuldig
gestraft te worden; de tweedo beklaagde'
was zelfs nog door de buurvrouw in een vin-
ger gebeten. Uitspraak Donderdag BP
dezer.
AniMterdaniBclie Rechtbank.
Stakingsprooesson.
Do Gde kamer hoeft gisteren bij vorvroegr
de uitspraak vrijgesproken Q. J. B., tegen
wien 1£ jaar gevangenisstraf was geeischt
onder beschuldiging, dat hij op 21 April
jl. aan den Amstelveenschen weg (Koene*
kade) met een groote groop werklieden to
gen een kleine groep optredende, tor .vijl ge
roepen werd „gooi zo dood!" en met stee-
non gegooid werd, J. Yet een slag op den
schouder zou hebben gegeven.
De rechtbank achtt© het ten laste gelegde
feit niet bswezxm en gelastte de onmiddel
lijke invrijheidstelling van den beklaagde.
Yan de publieke tribun© ging een luide!
juichkreet op.
Verdediger in deze zaak was mr. Max. R.,
Eiïick.
Een andere vrijspraak valt te vermelden
uit de 4de kamer Deze betrof W. F. S.,
tegen wien 4 maanden gevangenisstraf was
geeischt, onder verdenking, dat hij op 13
Mei j.L, toen het aan de De Wittenkadd
nogal woelig toeging, aan Jae. Poorter, een
werkwillige, een schop of trap tegen het
dijbeen had gegeven.
Ook in deze zaak was mr. Brück als ver
dediger opgetreden.
Ongunstiger Hop hot af voor den 35-jnri-
gen metselaar O. J. K. Hij word veroor
deeld tot een jaar gevangenisstraf (geeischt
was 2 jaar) wegens het opruien op lo. Mei
jl. aan ovengenoemde Kade tot levensberoo-
ving van meer genoemden Jaa Poorter, eon
27-jarigen opperman, door te roepen„slaat
hem dood
Uit het verslag van de behandeling der
zaak op 7 dezer zij herinnerd, dat Poorter
dien avond door de politieagenten Do Boet
cn Bilders voor eigen veiligheid naar zijn
huis werd gebracht. Bij die gelegenheid
morden harde klappen uitgedeeld en raak
te dj agent Bilders onder den voet.
9)
Alle kennissen, voorad het vrouwelijk ge
deelte daarvan, sloegen de handen ineen,
toen plotseling het' praatje ging, dat zij zeer
veel belang stelde in Frans Meineck, een
eenvoudigon, onbeduidenden, blonden hu
zaar, die niets voor had, volstrekt niets dan
zijn bijzonder knap gelaat en zijn vurigen,
ridderlijken aard.
Wat hem aan haar beviel, die vraag be
antwoordde ieder voor zich; zoowel haar
mooi gelaat, haar weelderige gestalte, als
de koelheid en hardheid, welke met die
schoonheid een raadselachtig contrast vorm
den de nimbus, welke haar persoonlijkheid
omgaf; het feit, dat zij tegen alle andere
mannen bijna onbeleefd kortaf en jegens
hem alleen vriendelijk was. Maar wat zij
aan hem aantrekkelijk vond, daarover bra
ken zich de wijsgeer en van Lemberg tever
geefs hun hoofd.
Maar hij beviel haar, dat ontkende nie
mand, zij zelve het allerminst-. Toen een
eveneens geleerde en interessante vriendin
na een diner, waarbij Meineck haar buur
man was geweest, vroeg, hoe zij met dien
oppervlakkigen huzaar een discours had
kuuncn voeren, antwoordde zij schouderop
halend, dat het amusanter was, een opper
vlakkigen husaar'te hooren praten, dan een
grooten geleerde te zien kauwen, waartoe
zich volgens haar ondervinding het genoe
gen van wetenschappelijke oorypheeën bij
goede diners bepaalde.
Maar terwijl Meinecks genegenheid voor
haar van het begin af een hartstochtelijk
dwepend karakter had, was de hare voer
hem in hest begin van zeer kalm en aard.
Voor haar was hij een kind; dat haar re
laties tot hem in een huwelijk zouden kun
nen eindigen, zou niemand dwazer, onwaar
schijnlijker zijn voorgekomen dan haarzel-
ve. Zij behandelde hem steeds vriendelijk,
nu eens goedmoedig plagend, dan böjna
moederlijk hartelijk. Yan verliefdheid ver
ried zij in haar gedrag geen zweem.
Tegen het einde van Februari, toen een
bedrieglijk voorjaar, hetwelk men, zooals
allen voorspelden, met een grimmige Maart
zou moeten boeten, zijn intocht in Theresifu
stadt deed, stond Lina haar jongen vereer
der toe, haar op haar lange uitstapjes te
paard te escorteeren. Toen was hij in zijn
element, won het vap haar in de edele rij
kunst. Het was na een van deze tochten,
toen zij met schitterende oogen en blozen
de wangen naar huis terugkeerde, dat haar
plotseling een gevoel van angst overviel.
Zij wist, dat zij, zoo lang aan onbeperkte
vrijheid gewoon, vroeg of laat tie ketenen
drukkend zou vinden; zij wilde niet trou
wen I
Den volgenden dag verliet zij, zonder
iemand, behalve haar naaste familie, daar
van te verwittigen, Theresienstadt, en be
gaf zich naar een kleine bezitting bij Praag,
waar rij, onafhankelijk van aard als zij
was, dikwijls maandenlang alleen met een
ouden tuinman en haar kamenier vertoefde.
Het was een mooi, poëtisch nestje, een
voormalige molen. Een groote treurwilg
stond er naast en. hing over het ouderwet
sdie dak heen; een kleine beek stroomde er
rakelings langs en murmelde en kabbelde
tusschen oevers vol vergeet-mij-nietjes en
narcissen naar haar doel, de rivier. Inder
tijd, in die gedenkwaardige maand Maart,
sliepen naroissen en vergeet-mij-nietjes ech
ter nog vast onder de sneeuw en het beekje
stroomde niet. Men had in Februari goed
voorspeld: Maart was grimmig koud. Lan
ge, zonderling gevormde ijskegels hingen
van het dak van den molen bijna tot aan
de ramen neer en de treurwilg glinsterde
too verachtig in zijn koud, rein sneeuwkleed.
Lina zat van 's morgens vroeg tot
's avonds laat als een soort vrouwelijke
doctor Faust tusschen boekenkasten, die-
till eerfless eken en globes in een groote, lee-
ge kamer, waar zij trachtte te werken en
„zich weer te vinden". Op zekeren dag ver
scheen Meineck in den molen. Zij ontving
hem opzettelijk met opgeruimde onverschil
ligheid, terwijl zij aan haar schrijftafel zat,
en met haar pen speelde, waardoor hem
beduid moest worden, dat. een lang bezoek
niet ge wensch fc werd. Hij bemerkte het.
Yerlegen, verbijsterd bij het zien van de
geleerde apparaten, welke hem van alle
kanten omringden, zat hij met eenigsrins
voorover gebogen lichaam, de sabel tusschen
zijn knieën, in 'n fauteuil, waarvan hij eerst
een Grieksche lexicon en twee deelen „Re
vue" had moeten afleggen, stotterde iets
onsamenhangends en beschouwde haar met
verlangende oogen. Zij droeg een eenvou
dige, donkergroene lakensche japon, welke
haar nauw omsloot; haar van natuur krul
lend, in den nek kort geknipt zwart haar
was eenvoudig achter de oor en weggestre
ken. Hij vond haar kapsel bekoorlijk en be
wonderde met een had kloppend hart dé
prachtige lijnen van haar schouders. Zij
kwam hem weergaloos schoon voor: de ver
heven schoonheid van het onbereikbare. Hij
zag haar later dikwijls zoo in rijn droom en
en in zijn stervensuur verscheen haar beeld
hem nog eens weer, even edel, oven rein,
als het rich in dat uur in zijn hart had ge
grift.
Dat hij nog den moed vond tot spreken,
verwonderde hem later zeer, maar... hij
vond dien. Hij vroeg om haar hand in hart©-
toohtelijke, tot in de ziel dringende woor
den. Zij sloeg rijn aanzoek af. Hij wilde
rioh daarmee niet tevreden stellen. Zij ver
weerde zioh dapper, bekende hem ronduit,
dat het haar niet gemakkelijk viel zijn lief
de af te wijzen, maar dat zij het moest doen,
ter wille van den vrede van hun beider ge
moed. Daargelaten, dat rij niet gaarne van
haar vrijheid wilde afstand doen, vond zij
't gewetenloos, om een overspannen jongen
man, die in een opwelling van poëtische ver
rukking een niet meer jong meisje zijn hand
aanbood, bij zijn woord te nemen.
Haar diepe stem had zoo iete hartelijks,
gevoelvols. Hem verging hooren en ricn, hij
lag voor haar op zijn knieën, kuste den
zoom van haar japon en beloofde eindelijk
er voorloopig in te berusten, n.l. wanneer
zij hem wilde toestaan, dat hij na zes maan
den zijn aanzoek herhaalde. Dan zou hij
wel het bewijs hebben geleverd, dat zijn ge
negenheid geen opwelling van poëtische
verrukking was.
Nu legde zij haar mooie, smalle handen
op rijn schouders en zeide liefderijk: „Lief
kind, wanneer gij over zes maanden werken
lijk nog zoo dwaae rijt en een oude vrouw.
begeert, dan zuilen wij er weer over spre
ken. En nu adieu!"
Hij drukte haar hand aan zijn lippen, zoo
vast, zoo hartstochtelijk, dat zij hem dio
plotseling onttrok. Het bloed steeg haar
naar do wangen, hij had haar nog nooit zien
blozen. Zijn blik boorde zich diep in haar
oogen; rij wendde haar hoofd af.
„Tot weerziens I" zeide hij, waarop hij
met een diepe ernstige buiging do kamer
verliet.
Er klonk bijna iets zegepralends uit den
rhythmus van zijn voetstappen; zoo kwam
het haar ten minste voor, terwijl rij er
naar luisterde, en het geluid eindelijk in
de verte wegstierf. Hij liep alsof hij vleu
gelen aan de voeten had; overmoedig, zeker
van dc overwinning. Een gevoel van wre
vel maakte zich van haar meester. Haar
krachtige natuur verzette zich tegen het
listig rioh indringende vreemde element,
dat haar hart had gevangengenomen en nu
haar verstand dreigde te overhoerschen. Te.
vergeefs! De hand, welke hij aan zijn lip
pen had gedrukt, brandde, en plotseling
tintelde het in haar aderen; iets onbeschrij
felijk zaligs, zooals rij het nog nooit had ge
voeld, deed haar hart onstuimig kloppen.
Zij vermande zich, echooof de papieren
op haar schrijftafel terecht, trachtte te
werken. TevergeefsDe pen ontgleed aad
haar vingers.
(Wordt vervolgd.),