No. 15436.
LEIBSCH DAGBLAD, Zaterdag* 18 Juni. Vierde Blad.
Anno 19X0.
Officieele Kennisgeving.
De Lustrumfeesten.
SCHETS UIT DE RECHTZAAL.
Typhus.
De Burgemeester van Leiden, brengt ter
algemeene kennis, dat sedert 17 Mei
jl. in deze gemeente geennieuwe ge
vallen van. typhus zijn voorgeko
men en dat sedert6 J uni geen lij-
d e r s aan die riekte meer inbehand e-
1 i n g z ij n.
De Burgemeester voornoemd,
N. 0. DE GIJSELAAR.
Leiden, 18 Juni 1910.
Oproeping van kiezers voor de
Kamer van Koophandel en
Fabrieken.
De Burgemeester van Leiden;
Gezien art. 7 van bet Koninklijk Besluit
van 4 Mei 1896, Staatsblad No. 76, tot vast-
Btelling van een algemeen reglement voor
de Kamers van Koophandel en Fabrieken,
bepalende, dat vóór 15 Juli van het jaar,
waarin de gewone verkiezing van leden
eener Kamer plaats heeft, door Burgemees
ter en Wethouders een voorloopige lijst van
kiesgerechtigden moet worden opgemaakt;
Noodigt de belangstellenden, die niet op
de laatst vastgestelde kiezerslijst voor de
Kamer van Koophandel en Fabrieken in
deze gemeente voorkomen, maar aanspraak
kunnen maken om op de nieuwe kiezerslijst
te worden geplaatst, uit, daarvan vóór 1
Juli a s. ter Seoretariea an gif-
te te doen, volgens het daarvoor vast
gestelde formulier, waarvan exemplaren
kosteloos verkrijgbaar zijn.
Hij herinnert, dat art. 6 van bovenge
noemd Koninklijk besluit bepaalt, dat men,
om kiezer van leden eener Kamer te zijn,
zal moeten voldoen aan de beide volgende
vereischten
a. kiezer zijn van leden van den Raad
der gemeente, waar de kamer is gevestigd;
b. aldaar bestuurder of medebestuurder
rijn en gedurende ten minste twaalf achter
eenvolgende maanden zijn geweest, van een
bedrijf van handel of nijverheid.
De Burgemeester voornoemd,
N. C. DE GIJSELAAR,
Leiden, 17 Juni 1910.
De Burgemeester der gemeente Leiden;
Yestigt de aandaoht der ingezetenen op
'den inhoud van de artt. 57 cn 58 der Kies
wet, luidende als volgt:
Artikel 57.
Personen, bij wie en bestuurders van bij
zondere ondernemingen en instellingen,
waarbij mannen, die den leeftijd van vijf
en twintig jaren hebben bereikt, in dienst
betrekking zijn, zijn, voor zoover niet bij al-
gemeenen maatregel van bestuur vrijstel
ling is verleend, verplicht te zorgen, dat
ieder van dezen, die bevoegd is tot de_ keuze
roede te werken, gedurende ten minste twee
achtereenvolgende uren tusschen acht uren
des voormiddags en vijf uren deB namid
dags daartoe gelegenheid vinde.
Artikel 58.
Personen en bestuurders, ilï het voor
gaande artikel bedoeld, zijn, voor roover
arbeid wordt verricht in fabrieken of
werkplaatsen, verplicht te zorgen, dat in
het arbeidslokaal, en zoo er meerdere ar-
beidslokaleai zijn, in het grootste of wel fa
meer dan één arbeidslokaal, gedurende
twee werkdagen vóór en op den tot stem
ming bepaalden tijd op een zichtbare wijze
is opgehangen een door hen of van hun
nentwege onderteekende lijst, de uren, in
het voorgaand artikel bedoeld, vermelden
de, voor elk afzonderlijk of groepsgewijze
of voor allen gezamenlijk.
Het Koninklijk besluit van 24 Mei 1901
(Staatsblad No. 109) tot aanwijzing der
vrijstellingen, bedoeld in art. 57 der Kies
wet, luidt als volgt:
Art. 1. „Vrijstelling wordt verleend aan
„de in art 57 der Kieswet bedoelde perso
„nen cn bestuurders van bijzondere instel
lingen en ondernemingen ten aanzien van
,,bij hen in dienstbetrekking zijnde perso-
„nen, welke uit hoofde van die dienstbe
trekking op den dag der stemming tus-
,,schen de in vermeld artikel genoemde
tijdstippen niet gedurende twee achter
eenvolgende uren vertoeven in de gemeen-
„to, op welker kiezerslijst zij voorkomen."
Art. 2. „Yrijstelling als omschreven in
„het voorgaand artikel wordt voorts ver
teend aan geneeskundigen en apothekers
„ten aanzien van 1 'j hen in dïenstbetrek-
„king zijnde personen, alsmede aan per-
„sonen en bestuurders van bijzondere in
stellingen en ondernemingen ten aanzien
„van bij hen in dienstbetrekking zijnde
„ziekenverplegers."
Do Burgemeester voornoemd,
N. 0. DE GIJSELAAR.
Leiden, 18 Juni 1910.
Verkiezing.
De Burgemeester der gemeente Leiden;
Gelet op art 55, laatste lid der Kieswot;
Brengt ter kennis van de kiesgerechtig
den, dat de herstemming ter benoeming
van één lid der Provinoiale
Staten van Zui d-H olland in
het kiesdistrict Leiden zal
plaats hebben op Yrijdag 24 Juni
1910, van des voormiddags acht tot des
namiddags v ij f uur.
Dc lijst der candidaten bevat in alpha-
betische volgorde de volgende namen:
J. A. BOTS.
H. PAUL.
Art 128 van het Wetboek van Strafrecht
luidt:
„Hij, die opzettelijk zich voor een ander
uitgevende, aan een krachtens wettelijk
voorschrift uitgeschreven verkiezing deel
neemt, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste één jaar."
En geschiedt hiervan openbare kennis
geving door plaatsing in het „Leidsch
Dagblad."
Dc Burg< cester voornoemd,
N. C. DE GIJSELAAR.
Leiden, 16 Juni 1910.
i.
Inleiding.
Na oen langen weg van voorbereiding
zijn we dan eindelijk gekomen tot de ééne
week van luister, die lustrumweek. De stad,
heeft door samenwerking van academie- en
stadsburgers een nieLw aanzien gekregen.
Wel moet aan veel n]bg de laatste hand ge
legd, wellicht zal in? de laatste dagen en
nachten nog het hardst moeten worden
gewerkt', maar als het Maandagmiddag
uur heeft geslagen, dan houden al dc re
petities voor het geestelijk werk op, dan
wordt het gereedschap uit de handen der
zwoegende werklieden "neergelegd en wij
Leidenaars, of we willen of niet, worden
geworpen in een roes van feestvreugde cn
we komen er niet weer uit vóór het krie
ken van dien volgendhn Zondagmorgen,
tenzij we de stad verlaten, doch wie, die
Leiden en zijn Academie lief heeft en dc
historié van zijn stad kent, zou dat willen,
als wc maar een vluthtigjen blik werpen
in den officieelen feestwijzer der feesten
door het Leidsch Studentenkorps cn 'dc
gfezelschappen uit zijn midden van 20 tot 25
Juni te geven, dan^vordt het ons duidelijk
dat voor hen, die intens willen deelnemen
aan de feesten zelfs voor wie er van willen
genieten alleen, geen rustig uurtje schier
overschiet. Daarom is het gloed 'dat wij,
voor dat de eerste optocht door de ver
sierde straten trekt en over ons brengt een
feeststemming, die ons voor het einde niet
weer zal verlaten, nog eens kalm overzien
alles wat ér reeds gedaan is om het zoover
te krijgen.
En dan word én we allereerst getrokken
naar het anders zoo stille Stadskwartier
aan den Zoéterwoudschen Singel en het
Plantsoen, rustigén uithoek van de stad,
thans middenpunt der feestviering. De be
woners daar hebben zich eerst beklaagd
te worden gestoord i n het rustig natuurge-
nieten daar, maar hoe dichter we nader
den tot de groote dagen, hoe meer ze
ér zich mee zullen hebben verzoend en dc
wetenschap, dat waar zij de volle vijf jaren
rustig van Singel en Plantsoen kunnen ge
nieten, ze zich toch ook wel eens één week
'zij het énkele weken daarvan kunnen spe
nen terwille van onze academieburgers en
wie met hen medeleven.
Nu ons Van-der.Werf-park door plompe
Rijksgebouwen meer en meer is ingeperkt
tot een al te bescheiden plantsoentje,
moest er naar een ander feestterrein wor
den uitgezien en onze vroedschap nam het
waardig besluit hét tegenwoordige terrein
leen vlak weiland gereed te maken en
het Collegium aan te bieden. Ook over
deze royaliteit is indertijd geklaagd. Wij
zijn er van ovértuigd dat de klaagtonen
zijn verstomd, nu mén de mooie situatie
er met eigen oogen hééft aanschouwd en
menig wandelaar op het monum/enlaal
I7de ceuwsch feestpaleis zijn oog vesti
gend, thans de stille verzuchting slaakt:
kon hét er maar altijd blijven 1" Dat zal
niet kunn,en, maar over vijf jaar zal, indien
dé band tusschén het Leidsch Studenten
korps en onzen de oude bouwkunst min-
penden architect Jesse blijft bestaan, er
wel weer een gebouw verrijzen dat uit het
oogpunt van kunst en architectuur even als
thans aan de hoogste eischen zal voldoen.
De aardige gebouwtjes, die om'het hoofd
gebouw heen zetelen, passen er zich waar-
Élig b\j aan.
Ook het voorplein maakt een goeden in
druk. Het gemeentebestuur heeft alles ge
daan om voor zooVeï* de korte tijd dit
toeliet dit t ot een passend geheel met het
feestgebouw te maken. De vijver in het
midden, de gladgeschoren grasperken, om
zoomd met malsch bloeiende, veelkleuri
ge bethunia's, dc breedc bcgrinde oprij-
wegen, het doet alles goed bij het 17de
eeuwsch paleis. Schaduwrijk boomgewas
moest echter ontbreken. Jonas' wonder
boomen van één nacht groeien niet meer.
Men heeft dit echter aardig weten te ver-
.helpen, dank zij onzen wel voo ra enen Hor
tus. Overal prijken nu waaiervormige wa
ringen, altijd groene palmen. Ze mogen
tevjenwel eenige schaduw aanbieden, de
echte lommerlanen vinden de feestgenoo-
ten, wanneer zij over de schilderachtige
rustieke brug wandelen, in het Plantsoen,
Idat gedeeltelijk ook voor hen is gereser
veerd. Als bij avond de duizenden elek
trische glocilichten het feestgebouw tot
£jen too verpaleis hebben gemaakt, en 'de
'groote, witte lichtbollen het terrein on het
daartegénovergelegen Plantsoen met een
hélder en toch zacht licht kleuren en de
gekost urne erden in riddergewaden ge
armd met de Leidsche schooncn in lichte
baltölletjes als feeën gekleed, onder de
jaren oude beuken of eiken wandelen,
dan zal het daar zijn als een stukje phan-
tastische sprookjeswereld.
Vooral zal het dat wezen op den mooien
Vrijdagavond, die komen zal. Op de blij
de Incomste" moest, der historie getrouw,
evenals in 1642 binnen Amsterdam volgen
een waferspei en openlucht vertooning he."
Daarvoor was de breede Singelgracht als
aangewezen. Aan den oever van dezq
gracht en het Plantsoen is doorvoor éen
oud-Romaansch grafelijk kasteel gebouwd,
phantastische nabootsing van het kasteel,
waar in 1332 te Nijmegen Réinalt II van
Nassau met zijne gemalin Alianora van
Engeland verblijf hield, en even verder de
daarbij behoorende brug met hoog fort.
Kosten noch moeiten zijn ontzien om dit
interieur te zetten in de lijst van den tijd,
waarin het" stuk speelt.
Op hef breede terras in het water uitge
bouwd zal het gliebaerenspel plaats heb
ben. Woensdag des namiddags, welke uit
voering zal worden bijgewoond door H.
M. de Koningin-Moeder en Z. K. H. Prins
Hendrik, en Vrijdagsavonds. Op de aan
djen Singlel gebouwde tribunes is plaats
voor 2500 bezoekers. De gekostumccrdcn
zullen met in verschillende kleuren geverf
de 17de eeuwsche vaartuigen binnenko
men en leden van hef Leidsch Studenten^
korps zullen mpt medewerking van Leid-
schJe jongedames en kinderen de vertoó*
ninghe geven, bijgestaan door ..Toon-»
kunst" cj) het Utrcchtsch Stedelijk o^.
leest. y
Vooral dés avonds zal naar on zé veiv
wachting dit spel een overweldigenden
indruk maken cn een waardig pendant
vormen van de schitterende Maskerade,
die er aan voorafgegaan is.
Waf een voorbereidende studie en ar-;
beid moet het gekost hebben om liet zoo-»
Ve<r té krijgen I Men leze om dit cenigs-
zins te bégrijpen hot „Woord vooraf" van
het mooie boek ,,De blyde Incomslc„"
van den abactis der Maskeradc-Commis-'
sic, den heer F. D. K. Bosch, er maar]
dens over na.
Begeven wij ons in de stad zelve, dan
blijkt ons dat men ook hier niet heeft stil
gezeten, noch het Studentenkorps, noch de
burgerij.
Met de oude sleur, bij vroegere lustrums
gevolgd, waarbij voor versiering elke
straat, soms iedere bewoner op zich zelf
aangewezen was en men «>m maar van al
die soesa af fe zijn zich overgaf aan een
aannemer, die wat vetpotjes plaatste in
den vorm van een ster of een kruis cn
wat palen met guirlandes verbonden, werd
reeds in 1905 gebroken. Doch niet eerder
dan bij dit lustrum heeft men een vasf
systeem in de versieringen gebracht.
„Vreemdelingenverkeer" heeft met het uit
schrijven van prijsvragen naar een vijftal
stratentypén er het initiatief toe genomen*
Naar de bekroonde ontwerpen werden
of word,en de verschillende straten ge
tooid, hier wat rijker, daar wat eenvoucfc*
gér, al naar de daarvoor bijeenverzaruekiq
gelden het toelieten en in overeenstem-,
ming met liét inwendige van de straat.
Ovicr de versieringen zelf spreken wyj
nog niet, maar we brengen gaarne hukie
aan dje burgerij, die met het Leidsch Stu-»
dicnttenkorps heeft willen samenwerken tot
fe'en mooi en waardig geheel, 'dat dc actu-
e'ele tentoonstelling in het Stedelijk Mm
se urn dte Lakenhal kan het ons leeren
de kroon zet op de lustrums, die aan dc
67stjë viering, van het bestaan onzer Hoo«*.
geschool voorafgingen.
De aardbeving;.
De aardbeving, waaromtrent in ons vorig
nummer mededeoling werd opgenomen
van 't Instituut in de Bilt, is gelocaliseord.
Zij heeft gewoed in Zuid-Spanjo. Do ho
ving is tamelijk hevig geweest' en riohtt*
vrij wat schade aan. Het epicentrum wordt
gezocht vrij ver ten Zuid-oosten van Grif'
na da, cn dicht bij Cartuja.
Tot zelfs in de Verecnigde Staten heb-,
bon de zelfregistreerendo sedsmografen de,
beving op de diagrammen aangeteekend.
Ook uit Parijs, Laibach, Jugenheim enz.
komen berichten over het registreoren van
dc seismische storingen.
Ook bij Drachenburg, in Zuid-Stiermar
ken heeft een beving gewoed. Hier on daas
kwamen stukken rots naar beneden.
De verhuurde kamer.
/W\/»AA»\A/VAAA
„Ja, kom maar boven, ménoar 1" riep
zij boven aan de trap.
Zij glunderde vergenoegd. Een héér voor
haar kamers! En zij was nog wel zoo hang
geweest, dat zij oen tijd leeg zouden" staan,
nu meneer wegging! Nieuwsgierig hoog zij
naar beneden, om don meneer te zien, die
op dc deurmat zijn voeten stond af te schrap
pen. Maar hot was al schemerig, „'t Lijkt'
in elk geval ©ear nétte man", meende zij,
„dat hij zijn voetön jaffveegt."
De meneer was intusschen langzaam paan
hoven geklommen".
„Dag, juffrouw." 1
Zjj nam hem even op en knikte.
„Dag, meneer".
Dan liep zij hem vóór naar de kamér.
„Hier, hier heen, meneer!" kwam zij, toen
hij rondkijkend even staan bleef. Zij had
de deur detr kamér al open gedaan! en liet'
hem nu binnen. Toén hij in het helderder
licht der kamer stond, monsterde zij hem
opmerkzamer. Sjiek zag hij er niet bepaald
uit, niet zooals haar méneer. Maar de een
maakt nu eenmaal meer werk van zijn
kloaren dan de ander. En het leek toch!
een heel fatsoenlijk mensch, en een ménear
ook, dat zag je zoo maal* aan zijn, heele
doen.
Hij had intusschen" de kamer oven rond-
geloopem en hier en daar gekeken.
„En zijn ze dadelijk te betrekken?" vroeg
hij nu.
,Ja, ziet u, taoncer," zei ze, „meneer hoeft
'er nog wel huur aan. Maar meneer is op
reis gegaan. En meneer vond het goed,
dat ik ze dadelijk verhuurde, als ik kon."
„Zoo," zei hij. „Ja, ik heb ze ook di
rect noodig."
„Nou, dat kan, méneer," zei ze weer, „al
't vanavond nog. Er is nog wel wat
goed van méneer, maar dat kan ik zoo
long wel opborgen."
Hij bleef nog even rondkijkend staan.
„Hier is nog een kast, meneer," kwam
zij dan, een deur openend. „En daar" én
zij liep naar een andere deur hebt u
een hangkast."
vEn de slaapkamer?" vroeg hij.
Door een tusschondeur ging zij hém! vóór
naar oen kleine achterkamer, sloeg daar.
bedrijvig het dek op van hét bed.
„Alles zindelijk, men,eer, ziet u maar!"
Hij knikte.
„Ja," zij hij, ,,'t ziet er goed uit. De ka
mer bevalt me wel. Wat is de prijs
„Met pension?" vroeg zij.
Hij knikte.
„Zestig gulden," zei ze schuchter.
„Zoo," kwam hij.
„Alle hoeren hebben hier altijd met ge
noegen gewoond," waagde zij. „Als meneer
soms navragen wil Is meneer hier be
kend 7'
„Neem," zei hij achteloos. „Ik ben hier
vreemd. Ik bon pas aangesteld als boek
houder op de oliefabriek."
„O, aan de Oliefabriek."
Haar ontzag steeg.
„Nou, ik kom het straks wel even zeg
gen," kwam hij, de kamer uitstappende naar
de gang.
„Best, menoor," zei ze. „Als soms nog
adressen wilt hebben, om te informeeren 1"
riep zij hem nog na.
Rika, haar dochter, kwam al haastig het'
keukentje uitloopen, toen zij de buitendeur
weer hoorde gaan.
JU ie verhuurd, moe?" vroeg zij.
„Neen, nog niet," zei zo. „Maar ik donk
toch wel, dat hij ze nemen zal."
„Gelukkig," kwam Rika,
Een uurtje later werd er gebeld. Zij zatétf
juist thee te drinken.
„Daar zal je hean hebben, moe," zei Rika.
Haastig stond juffrouw Diks op, voelde
éven naar haar tulen mutsje, of hot wel
recht stond, en liep naar de trap.
„Dag, juffrouwklonk het van bene
den.
„O, is u daar, meneer zei zo. „Kom
u maar boven."
Zij glimlachte gelukkig.
„Steele gauw het licht op op de voor
kamer, Riek," fluisterde zij tegen haar doch
ter, die achter haar stond.
„Ik wou de kamer maar nemen, juffrouw,"
zei dc vreemde meneer, toen hij boven
stond.
„O ja; méneer?"
„'t Is immers zestig gulden mot pénsion?"-
„Ja, meneer, Maar komt u binnen."
Rika was al vooruit geloopen, had ook
de gordijnen neergelaten. Toen kg de hel
der verlichte kamer binnen was, keek hg
even genoeglijk om zich heen, stapte dan
door naar de tafel. Riek, van ter zijde,
nam hem eveiï op.
„Mijn goed komt morgén," zei hij.
Dan vertelde hij, dat hij in Utrecht ge
woond liad, daar ook boekhouder geweest
waaan eon groote fabriek, veel grooter
dan deze hier; maar dat de zaak failliet
was gegaan.
„Ja," ging hij voort. „Dat 's nu juist
geen boffer, juffrouw, als je zoo iets treft."
„Hebt u er ook nog schade bij geleden,
meneer?" vroeg juffrouw Diks.
„Ik had nog zes maanden salaris te goed."
„Zes maanden?" vroeg zij ontsteld.
„En krijgt u daar nu niets van
„Vooreerst zeker niet," antwoordde hij
„Maar later waarschijnlijk wel."
Juffrouw Diks sloeg de handen ineen.
„Wel, wel," zei ze. En zij schudde mee
warig het hoofd.
„Ik geloof, dat we een besten meneer
getroffen hebben, Riek," zei ze blij, toon
zij weer in het keukentje waren.
„Gelukkig maar," meende Riek.
„Ja, ik zat er toch wel wat over in.
't Is nu een slechte tijd om to verhuren.
En we kunnen dat geld niet missen."
„Zet jij eens gauw wat theewater op,"
kwam zij even later. „Dan zal ik vragen,
of hij soms thee wil."
Maar meneer wou ook wel een' boterham;
hij had vroeg gegeten.
„Hier, Riek," zei ze, toen zij weer terug
was, „haal jij eens oen ons leverworst."
Even later bracht zij de thee en het brood
met loverworst binnen.
„Zoudt u ook nog een kistje sigaren voor
me kunnen laten hal en, juffrouw?" vroeg
hij, „ik zal hot u morgen wel betalen, als
ik aan de fabriek geweest ben."
Zij liet Riek het kistje halen in den siga
renwinkel op den hoek. Morgen zouden ze
het geld wel brengen.
Toen zij een uurtje later den boel kwam
'wegruimen, maakte meneer wear een praatje.
Hij vertelde nog eons van de fabriek, waar
hij geweest was, en hoe 'n groot*» zaak dat
was; zei dan, dat hij nog even uitmoest,
om een paar dingen voor morgén te koopon,
en vroeg naar winkels. De juffrouw luis
terde belangstellend, legde hem dan uit,
waar hij gaan moest.
„Ja, dat 's waar ook, juffrouw," zei hij,
toon zij de kamer uit wilde gaan. „U be
grijpt met die geschiedenis, daar in Utrecht,
zijn mijn financiën op 't oogenblik niet to
best En ik heb de laatste dagen nogal "wat
uitgaven gehad. Zou u mij tot morgen ook
vijf gulden kunnen leenen?"
Zij schrok. Vijf gulden 1 Zij had zelf niet
veel meer.
„Ja, ziet tf, méneer," kwam zij aarzelend.
Hij koek haar opmérizaam' aan.
„Ja^ als u 't liever niet doet! Daa? zal
ik nu nog evén naar dé fabriek moeten.
Hij koerde zich stf én gxéep galat de td-
garen naast hem.
„Maar ik dacht, juffrouw...", ging hij
wat geraakt voort.
„Jawel, méneer," viel zij in. „Ik zal ze
u dadelijk brengen."
Toen zij het aan Riek vertelde, viel dio
dadelijk uit:
„Maar, moeder, hoe hebt u dat lcunnén
doen? U weet immers hoolemaal niet wie
't is."
„Ik kon toch moeilijk weigeren," meende
zij aarzelend.
„En dan een méneer, die dén eersten avond
al geld leent," kwam Riek, minachtend do
schouders ophalend.
„Nou ja, maar je moet denken met die
geschiedenis in Utrecht. Hij ziet er toch'
'fatsoenlijk uit," verdedigde zij. Toch had
zij er 's avonds zelf ook spijt van. 't "Was toch
wol wat vreemd zoo'n eersten avond; dat
moest zij toegeven.
Den volgenden morgen dacht zij daar nog
voortdurend aan, toen zij, nadat hij was
uitgegaan, do kleorcnkast, waarin de kloa
ren waren van den vorigen méneer, wildé
opruimen. Verschrikt bleef zij plotseling
voor de kast staan. Daar hing alleen nog
maar oen vos tl En er moest ook nog een
pak in zijn. Haastig liep zij naar achteren.
„Riek, heb jij meneers pak uit de kast
gehaald
„Ik Welneen, moe."
„Dan begrijp ik er niets van. Waar ié
het dan?"
Samen gingen zij weer naar de voorka
mer, zochten in do kast, dan in de anderé
kasten, dan in de slaapkamer, ten slotte op
zolder, maar vonden geen pak. Verbluft
koken zij elkaar aan. „Meneer zal het toch
niet meegenomen hebben," dachten zij alle
bei. Maar zij durfden het niet uitspreken.
Riek ging eindelijk weer naar het keu
kentje, om den koffioboel verder om t3
wasschen. Haar moeder bleef doelloes rond-
zoeken in' de kamér en de slaapkamer. Maar
na een oogenblik kwam Riek naar voren'
geloopen..
„Moe, hadt u dat zilveren vorkje nietl
bij de ham gelegd?"
Zij keek haar dochter aan, een, nieuw,
'onheil vermoedend. j
„Wel zeker weL" v-i^i *4
„Ik zie het nergens méér."
Gejaagd liep zij naar achteren, sfauffcldé
tusschén dc bordjes eü kopjes
„Neem, u hoeft niet te zoeken," kwam!
Riek, ,,'t is hiér niet."
„Heb ik het dan in hei buffétje laten
liggen 7'
Weer draafden beidén naar voren. In het
buffet kg het vorkje niet.
„Maar kijk eons, moe," kwam nu Riek
weer; „die zilveren lepeltjes liggen er ooki
niet meer."
Verbaasd sloeg zij de handen ineen. i
„Maar die meneer zal toch niet...?"
„'t Is oen opliohter, moei" schreeuwde
Riok.
„Maar, kind
„U zult hot zien, moe."
„En mijn vijf guldon dan en die sigaren?"-
„Waarom hebt u het ook gedaan
Meneer kwam dion hooien middag niet
thuis. Maar zij kookte toch maar eten voor
hem, dat zij nog tot halfacht warm hield/
Toon twijfelde zij niet langer.
Riek had haar al dadelijk gezegd, dat
hij niet meer terug zou komen. „U kunt
het bordje wel weer aanslaan," vinnigd^ die.
Maar zij had toch nu en dan nog hoop^
dat hot anders zou uitkomen, dan zjj vreesde
En 's avonds op bed luisterde zij nog tok
kons, of zij hem misschien do trap hoordé
opkomen.
Zoodra zij don volgendon morgen op was,
zij had hem niot gehoord liep zij
paar de kamer, dan naar de slaapkamer.
Er was niemand. Het bed stónd nog on
aangeroerd. Dan keek zij nog eens in dé
kast in de voorkamer. Het eone vest hing
er nog.
„Je hebt gelijk gehad, Rick," zei zc, toen.
zij terugkwam in het keukentje.
Riok lachte eens.
„Ik wist het wel," zei zo dan.
Een halfuur later sloog Riok het bordjé
weer aan: „Gcmoubileerde kamers te huur."
„Och, och, mijnheer zijn pak," jammerde
juffrouw Diks, die had staan toekijken.
„En dio vijf gulden nog on die sigaren,
moe."
Juffrouw Diks knikte.
„Ik heb hem nog wol leverworst gege
ven," zei ze.
Een paar maanden later pas zag zij den
nieuwen meneer terug.
't Was in de rechtzaal.
Daar hoorde zij, dat hij al hooi wat jaren
gezeten had.
't Leek toch zoo'n nette heer," zei zé
tegen Riek, toon, zij samen hot gorechtsge,
bouw uitgingen.
Riek lachte geheimzinnig. Zij had hefc
toch maar goed gezien I