No. 15436. LEIBSCH DAGBLAD, Zaterdag* 18 Juni. Vierde Blad. Anno 19X0. Officieele Kennisgeving. De Lustrumfeesten. SCHETS UIT DE RECHTZAAL. Typhus. De Burgemeester van Leiden, brengt ter algemeene kennis, dat sedert 17 Mei jl. in deze gemeente geennieuwe ge vallen van. typhus zijn voorgeko men en dat sedert6 J uni geen lij- d e r s aan die riekte meer inbehand e- 1 i n g z ij n. De Burgemeester voornoemd, N. 0. DE GIJSELAAR. Leiden, 18 Juni 1910. Oproeping van kiezers voor de Kamer van Koophandel en Fabrieken. De Burgemeester van Leiden; Gezien art. 7 van bet Koninklijk Besluit van 4 Mei 1896, Staatsblad No. 76, tot vast- Btelling van een algemeen reglement voor de Kamers van Koophandel en Fabrieken, bepalende, dat vóór 15 Juli van het jaar, waarin de gewone verkiezing van leden eener Kamer plaats heeft, door Burgemees ter en Wethouders een voorloopige lijst van kiesgerechtigden moet worden opgemaakt; Noodigt de belangstellenden, die niet op de laatst vastgestelde kiezerslijst voor de Kamer van Koophandel en Fabrieken in deze gemeente voorkomen, maar aanspraak kunnen maken om op de nieuwe kiezerslijst te worden geplaatst, uit, daarvan vóór 1 Juli a s. ter Seoretariea an gif- te te doen, volgens het daarvoor vast gestelde formulier, waarvan exemplaren kosteloos verkrijgbaar zijn. Hij herinnert, dat art. 6 van bovenge noemd Koninklijk besluit bepaalt, dat men, om kiezer van leden eener Kamer te zijn, zal moeten voldoen aan de beide volgende vereischten a. kiezer zijn van leden van den Raad der gemeente, waar de kamer is gevestigd; b. aldaar bestuurder of medebestuurder rijn en gedurende ten minste twaalf achter eenvolgende maanden zijn geweest, van een bedrijf van handel of nijverheid. De Burgemeester voornoemd, N. C. DE GIJSELAAR, Leiden, 17 Juni 1910. De Burgemeester der gemeente Leiden; Yestigt de aandaoht der ingezetenen op 'den inhoud van de artt. 57 cn 58 der Kies wet, luidende als volgt: Artikel 57. Personen, bij wie en bestuurders van bij zondere ondernemingen en instellingen, waarbij mannen, die den leeftijd van vijf en twintig jaren hebben bereikt, in dienst betrekking zijn, zijn, voor zoover niet bij al- gemeenen maatregel van bestuur vrijstel ling is verleend, verplicht te zorgen, dat ieder van dezen, die bevoegd is tot de_ keuze roede te werken, gedurende ten minste twee achtereenvolgende uren tusschen acht uren des voormiddags en vijf uren deB namid dags daartoe gelegenheid vinde. Artikel 58. Personen en bestuurders, ilï het voor gaande artikel bedoeld, zijn, voor roover arbeid wordt verricht in fabrieken of werkplaatsen, verplicht te zorgen, dat in het arbeidslokaal, en zoo er meerdere ar- beidslokaleai zijn, in het grootste of wel fa meer dan één arbeidslokaal, gedurende twee werkdagen vóór en op den tot stem ming bepaalden tijd op een zichtbare wijze is opgehangen een door hen of van hun nentwege onderteekende lijst, de uren, in het voorgaand artikel bedoeld, vermelden de, voor elk afzonderlijk of groepsgewijze of voor allen gezamenlijk. Het Koninklijk besluit van 24 Mei 1901 (Staatsblad No. 109) tot aanwijzing der vrijstellingen, bedoeld in art. 57 der Kies wet, luidt als volgt: Art. 1. „Vrijstelling wordt verleend aan „de in art 57 der Kieswet bedoelde perso „nen cn bestuurders van bijzondere instel lingen en ondernemingen ten aanzien van ,,bij hen in dienstbetrekking zijnde perso- „nen, welke uit hoofde van die dienstbe trekking op den dag der stemming tus- ,,schen de in vermeld artikel genoemde tijdstippen niet gedurende twee achter eenvolgende uren vertoeven in de gemeen- „to, op welker kiezerslijst zij voorkomen." Art. 2. „Yrijstelling als omschreven in „het voorgaand artikel wordt voorts ver teend aan geneeskundigen en apothekers „ten aanzien van 1 'j hen in dïenstbetrek- „king zijnde personen, alsmede aan per- „sonen en bestuurders van bijzondere in stellingen en ondernemingen ten aanzien „van bij hen in dienstbetrekking zijnde „ziekenverplegers." Do Burgemeester voornoemd, N. 0. DE GIJSELAAR. Leiden, 18 Juni 1910. Verkiezing. De Burgemeester der gemeente Leiden; Gelet op art 55, laatste lid der Kieswot; Brengt ter kennis van de kiesgerechtig den, dat de herstemming ter benoeming van één lid der Provinoiale Staten van Zui d-H olland in het kiesdistrict Leiden zal plaats hebben op Yrijdag 24 Juni 1910, van des voormiddags acht tot des namiddags v ij f uur. Dc lijst der candidaten bevat in alpha- betische volgorde de volgende namen: J. A. BOTS. H. PAUL. Art 128 van het Wetboek van Strafrecht luidt: „Hij, die opzettelijk zich voor een ander uitgevende, aan een krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezing deel neemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar." En geschiedt hiervan openbare kennis geving door plaatsing in het „Leidsch Dagblad." Dc Burg< cester voornoemd, N. C. DE GIJSELAAR. Leiden, 16 Juni 1910. i. Inleiding. Na oen langen weg van voorbereiding zijn we dan eindelijk gekomen tot de ééne week van luister, die lustrumweek. De stad, heeft door samenwerking van academie- en stadsburgers een nieLw aanzien gekregen. Wel moet aan veel n]bg de laatste hand ge legd, wellicht zal in? de laatste dagen en nachten nog het hardst moeten worden gewerkt', maar als het Maandagmiddag uur heeft geslagen, dan houden al dc re petities voor het geestelijk werk op, dan wordt het gereedschap uit de handen der zwoegende werklieden "neergelegd en wij Leidenaars, of we willen of niet, worden geworpen in een roes van feestvreugde cn we komen er niet weer uit vóór het krie ken van dien volgendhn Zondagmorgen, tenzij we de stad verlaten, doch wie, die Leiden en zijn Academie lief heeft en dc historié van zijn stad kent, zou dat willen, als wc maar een vluthtigjen blik werpen in den officieelen feestwijzer der feesten door het Leidsch Studentenkorps cn 'dc gfezelschappen uit zijn midden van 20 tot 25 Juni te geven, dan^vordt het ons duidelijk dat voor hen, die intens willen deelnemen aan de feesten zelfs voor wie er van willen genieten alleen, geen rustig uurtje schier overschiet. Daarom is het gloed 'dat wij, voor dat de eerste optocht door de ver sierde straten trekt en over ons brengt een feeststemming, die ons voor het einde niet weer zal verlaten, nog eens kalm overzien alles wat ér reeds gedaan is om het zoover te krijgen. En dan word én we allereerst getrokken naar het anders zoo stille Stadskwartier aan den Zoéterwoudschen Singel en het Plantsoen, rustigén uithoek van de stad, thans middenpunt der feestviering. De be woners daar hebben zich eerst beklaagd te worden gestoord i n het rustig natuurge- nieten daar, maar hoe dichter we nader den tot de groote dagen, hoe meer ze ér zich mee zullen hebben verzoend en dc wetenschap, dat waar zij de volle vijf jaren rustig van Singel en Plantsoen kunnen ge nieten, ze zich toch ook wel eens één week 'zij het énkele weken daarvan kunnen spe nen terwille van onze academieburgers en wie met hen medeleven. Nu ons Van-der.Werf-park door plompe Rijksgebouwen meer en meer is ingeperkt tot een al te bescheiden plantsoentje, moest er naar een ander feestterrein wor den uitgezien en onze vroedschap nam het waardig besluit hét tegenwoordige terrein leen vlak weiland gereed te maken en het Collegium aan te bieden. Ook over deze royaliteit is indertijd geklaagd. Wij zijn er van ovértuigd dat de klaagtonen zijn verstomd, nu mén de mooie situatie er met eigen oogen hééft aanschouwd en menig wandelaar op het monum/enlaal I7de ceuwsch feestpaleis zijn oog vesti gend, thans de stille verzuchting slaakt: kon hét er maar altijd blijven 1" Dat zal niet kunn,en, maar over vijf jaar zal, indien dé band tusschén het Leidsch Studenten korps en onzen de oude bouwkunst min- penden architect Jesse blijft bestaan, er wel weer een gebouw verrijzen dat uit het oogpunt van kunst en architectuur even als thans aan de hoogste eischen zal voldoen. De aardige gebouwtjes, die om'het hoofd gebouw heen zetelen, passen er zich waar- Élig b\j aan. Ook het voorplein maakt een goeden in druk. Het gemeentebestuur heeft alles ge daan om voor zooVeï* de korte tijd dit toeliet dit t ot een passend geheel met het feestgebouw te maken. De vijver in het midden, de gladgeschoren grasperken, om zoomd met malsch bloeiende, veelkleuri ge bethunia's, dc breedc bcgrinde oprij- wegen, het doet alles goed bij het 17de eeuwsch paleis. Schaduwrijk boomgewas moest echter ontbreken. Jonas' wonder boomen van één nacht groeien niet meer. Men heeft dit echter aardig weten te ver- .helpen, dank zij onzen wel voo ra enen Hor tus. Overal prijken nu waaiervormige wa ringen, altijd groene palmen. Ze mogen tevjenwel eenige schaduw aanbieden, de echte lommerlanen vinden de feestgenoo- ten, wanneer zij over de schilderachtige rustieke brug wandelen, in het Plantsoen, Idat gedeeltelijk ook voor hen is gereser veerd. Als bij avond de duizenden elek trische glocilichten het feestgebouw tot £jen too verpaleis hebben gemaakt, en 'de 'groote, witte lichtbollen het terrein on het daartegénovergelegen Plantsoen met een hélder en toch zacht licht kleuren en de gekost urne erden in riddergewaden ge armd met de Leidsche schooncn in lichte baltölletjes als feeën gekleed, onder de jaren oude beuken of eiken wandelen, dan zal het daar zijn als een stukje phan- tastische sprookjeswereld. Vooral zal het dat wezen op den mooien Vrijdagavond, die komen zal. Op de blij de Incomste" moest, der historie getrouw, evenals in 1642 binnen Amsterdam volgen een waferspei en openlucht vertooning he." Daarvoor was de breede Singelgracht als aangewezen. Aan den oever van dezq gracht en het Plantsoen is doorvoor éen oud-Romaansch grafelijk kasteel gebouwd, phantastische nabootsing van het kasteel, waar in 1332 te Nijmegen Réinalt II van Nassau met zijne gemalin Alianora van Engeland verblijf hield, en even verder de daarbij behoorende brug met hoog fort. Kosten noch moeiten zijn ontzien om dit interieur te zetten in de lijst van den tijd, waarin het" stuk speelt. Op hef breede terras in het water uitge bouwd zal het gliebaerenspel plaats heb ben. Woensdag des namiddags, welke uit voering zal worden bijgewoond door H. M. de Koningin-Moeder en Z. K. H. Prins Hendrik, en Vrijdagsavonds. Op de aan djen Singlel gebouwde tribunes is plaats voor 2500 bezoekers. De gekostumccrdcn zullen met in verschillende kleuren geverf de 17de eeuwsche vaartuigen binnenko men en leden van hef Leidsch Studenten^ korps zullen mpt medewerking van Leid- schJe jongedames en kinderen de vertoó* ninghe geven, bijgestaan door ..Toon-» kunst" cj) het Utrcchtsch Stedelijk o^. leest. y Vooral dés avonds zal naar on zé veiv wachting dit spel een overweldigenden indruk maken cn een waardig pendant vormen van de schitterende Maskerade, die er aan voorafgegaan is. Waf een voorbereidende studie en ar-; beid moet het gekost hebben om liet zoo-» Ve<r té krijgen I Men leze om dit cenigs- zins te bégrijpen hot „Woord vooraf" van het mooie boek ,,De blyde Incomslc„" van den abactis der Maskeradc-Commis-' sic, den heer F. D. K. Bosch, er maar] dens over na. Begeven wij ons in de stad zelve, dan blijkt ons dat men ook hier niet heeft stil gezeten, noch het Studentenkorps, noch de burgerij. Met de oude sleur, bij vroegere lustrums gevolgd, waarbij voor versiering elke straat, soms iedere bewoner op zich zelf aangewezen was en men «>m maar van al die soesa af fe zijn zich overgaf aan een aannemer, die wat vetpotjes plaatste in den vorm van een ster of een kruis cn wat palen met guirlandes verbonden, werd reeds in 1905 gebroken. Doch niet eerder dan bij dit lustrum heeft men een vasf systeem in de versieringen gebracht. „Vreemdelingenverkeer" heeft met het uit schrijven van prijsvragen naar een vijftal stratentypén er het initiatief toe genomen* Naar de bekroonde ontwerpen werden of word,en de verschillende straten ge tooid, hier wat rijker, daar wat eenvoucfc* gér, al naar de daarvoor bijeenverzaruekiq gelden het toelieten en in overeenstem-, ming met liét inwendige van de straat. Ovicr de versieringen zelf spreken wyj nog niet, maar we brengen gaarne hukie aan dje burgerij, die met het Leidsch Stu-» dicnttenkorps heeft willen samenwerken tot fe'en mooi en waardig geheel, 'dat dc actu- e'ele tentoonstelling in het Stedelijk Mm se urn dte Lakenhal kan het ons leeren de kroon zet op de lustrums, die aan dc 67stjë viering, van het bestaan onzer Hoo«*. geschool voorafgingen. De aardbeving;. De aardbeving, waaromtrent in ons vorig nummer mededeoling werd opgenomen van 't Instituut in de Bilt, is gelocaliseord. Zij heeft gewoed in Zuid-Spanjo. Do ho ving is tamelijk hevig geweest' en riohtt* vrij wat schade aan. Het epicentrum wordt gezocht vrij ver ten Zuid-oosten van Grif' na da, cn dicht bij Cartuja. Tot zelfs in de Verecnigde Staten heb-, bon de zelfregistreerendo sedsmografen de, beving op de diagrammen aangeteekend. Ook uit Parijs, Laibach, Jugenheim enz. komen berichten over het registreoren van dc seismische storingen. Ook bij Drachenburg, in Zuid-Stiermar ken heeft een beving gewoed. Hier on daas kwamen stukken rots naar beneden. De verhuurde kamer. /W\/»AA»\A/VAAA „Ja, kom maar boven, ménoar 1" riep zij boven aan de trap. Zij glunderde vergenoegd. Een héér voor haar kamers! En zij was nog wel zoo hang geweest, dat zij oen tijd leeg zouden" staan, nu meneer wegging! Nieuwsgierig hoog zij naar beneden, om don meneer te zien, die op dc deurmat zijn voeten stond af te schrap pen. Maar hot was al schemerig, „'t Lijkt' in elk geval ©ear nétte man", meende zij, „dat hij zijn voetön jaffveegt." De meneer was intusschen langzaam paan hoven geklommen". „Dag, juffrouw." 1 Zjj nam hem even op en knikte. „Dag, meneer". Dan liep zij hem vóór naar de kamér. „Hier, hier heen, meneer!" kwam zij, toen hij rondkijkend even staan bleef. Zij had de deur detr kamér al open gedaan! en liet' hem nu binnen. Toén hij in het helderder licht der kamer stond, monsterde zij hem opmerkzamer. Sjiek zag hij er niet bepaald uit, niet zooals haar méneer. Maar de een maakt nu eenmaal meer werk van zijn kloaren dan de ander. En het leek toch! een heel fatsoenlijk mensch, en een ménear ook, dat zag je zoo maal* aan zijn, heele doen. Hij had intusschen" de kamer oven rond- geloopem en hier en daar gekeken. „En zijn ze dadelijk te betrekken?" vroeg hij nu. ,Ja, ziet u, taoncer," zei ze, „meneer hoeft 'er nog wel huur aan. Maar meneer is op reis gegaan. En meneer vond het goed, dat ik ze dadelijk verhuurde, als ik kon." „Zoo," zei hij. „Ja, ik heb ze ook di rect noodig." „Nou, dat kan, méneer," zei ze weer, „al 't vanavond nog. Er is nog wel wat goed van méneer, maar dat kan ik zoo long wel opborgen." Hij bleef nog even rondkijkend staan. „Hier is nog een kast, meneer," kwam zij dan, een deur openend. „En daar" én zij liep naar een andere deur hebt u een hangkast." vEn de slaapkamer?" vroeg hij. Door een tusschondeur ging zij hém! vóór naar oen kleine achterkamer, sloeg daar. bedrijvig het dek op van hét bed. „Alles zindelijk, men,eer, ziet u maar!" Hij knikte. „Ja," zij hij, ,,'t ziet er goed uit. De ka mer bevalt me wel. Wat is de prijs „Met pension?" vroeg zij. Hij knikte. „Zestig gulden," zei ze schuchter. „Zoo," kwam hij. „Alle hoeren hebben hier altijd met ge noegen gewoond," waagde zij. „Als meneer soms navragen wil Is meneer hier be kend 7' „Neem," zei hij achteloos. „Ik ben hier vreemd. Ik bon pas aangesteld als boek houder op de oliefabriek." „O, aan de Oliefabriek." Haar ontzag steeg. „Nou, ik kom het straks wel even zeg gen," kwam hij, de kamer uitstappende naar de gang. „Best, menoor," zei ze. „Als soms nog adressen wilt hebben, om te informeeren 1" riep zij hem nog na. Rika, haar dochter, kwam al haastig het' keukentje uitloopen, toen zij de buitendeur weer hoorde gaan. JU ie verhuurd, moe?" vroeg zij. „Neen, nog niet," zei zo. „Maar ik donk toch wel, dat hij ze nemen zal." „Gelukkig," kwam Rika, Een uurtje later werd er gebeld. Zij zatétf juist thee te drinken. „Daar zal je hean hebben, moe," zei Rika. Haastig stond juffrouw Diks op, voelde éven naar haar tulen mutsje, of hot wel recht stond, en liep naar de trap. „Dag, juffrouwklonk het van bene den. „O, is u daar, meneer zei zo. „Kom u maar boven." Zij glimlachte gelukkig. „Steele gauw het licht op op de voor kamer, Riek," fluisterde zij tegen haar doch ter, die achter haar stond. „Ik wou de kamer maar nemen, juffrouw," zei dc vreemde meneer, toen hij boven stond. „O ja; méneer?" „'t Is immers zestig gulden mot pénsion?"- „Ja, meneer, Maar komt u binnen." Rika was al vooruit geloopen, had ook de gordijnen neergelaten. Toen kg de hel der verlichte kamer binnen was, keek hg even genoeglijk om zich heen, stapte dan door naar de tafel. Riek, van ter zijde, nam hem eveiï op. „Mijn goed komt morgén," zei hij. Dan vertelde hij, dat hij in Utrecht ge woond liad, daar ook boekhouder geweest waaan eon groote fabriek, veel grooter dan deze hier; maar dat de zaak failliet was gegaan. „Ja," ging hij voort. „Dat 's nu juist geen boffer, juffrouw, als je zoo iets treft." „Hebt u er ook nog schade bij geleden, meneer?" vroeg juffrouw Diks. „Ik had nog zes maanden salaris te goed." „Zes maanden?" vroeg zij ontsteld. „En krijgt u daar nu niets van „Vooreerst zeker niet," antwoordde hij „Maar later waarschijnlijk wel." Juffrouw Diks sloeg de handen ineen. „Wel, wel," zei ze. En zij schudde mee warig het hoofd. „Ik geloof, dat we een besten meneer getroffen hebben, Riek," zei ze blij, toon zij weer in het keukentje waren. „Gelukkig maar," meende Riek. „Ja, ik zat er toch wel wat over in. 't Is nu een slechte tijd om to verhuren. En we kunnen dat geld niet missen." „Zet jij eens gauw wat theewater op," kwam zij even later. „Dan zal ik vragen, of hij soms thee wil." Maar meneer wou ook wel een' boterham; hij had vroeg gegeten. „Hier, Riek," zei ze, toen zij weer terug was, „haal jij eens oen ons leverworst." Even later bracht zij de thee en het brood met loverworst binnen. „Zoudt u ook nog een kistje sigaren voor me kunnen laten hal en, juffrouw?" vroeg hij, „ik zal hot u morgen wel betalen, als ik aan de fabriek geweest ben." Zij liet Riek het kistje halen in den siga renwinkel op den hoek. Morgen zouden ze het geld wel brengen. Toen zij een uurtje later den boel kwam 'wegruimen, maakte meneer wear een praatje. Hij vertelde nog eons van de fabriek, waar hij geweest was, en hoe 'n groot*» zaak dat was; zei dan, dat hij nog even uitmoest, om een paar dingen voor morgén te koopon, en vroeg naar winkels. De juffrouw luis terde belangstellend, legde hem dan uit, waar hij gaan moest. „Ja, dat 's waar ook, juffrouw," zei hij, toon zij de kamer uit wilde gaan. „U be grijpt met die geschiedenis, daar in Utrecht, zijn mijn financiën op 't oogenblik niet to best En ik heb de laatste dagen nogal "wat uitgaven gehad. Zou u mij tot morgen ook vijf gulden kunnen leenen?" Zij schrok. Vijf gulden 1 Zij had zelf niet veel meer. „Ja, ziet tf, méneer," kwam zij aarzelend. Hij koek haar opmérizaam' aan. „Ja^ als u 't liever niet doet! Daa? zal ik nu nog evén naar dé fabriek moeten. Hij koerde zich stf én gxéep galat de td- garen naast hem. „Maar ik dacht, juffrouw...", ging hij wat geraakt voort. „Jawel, méneer," viel zij in. „Ik zal ze u dadelijk brengen." Toen zij het aan Riek vertelde, viel dio dadelijk uit: „Maar, moeder, hoe hebt u dat lcunnén doen? U weet immers hoolemaal niet wie 't is." „Ik kon toch moeilijk weigeren," meende zij aarzelend. „En dan een méneer, die dén eersten avond al geld leent," kwam Riek, minachtend do schouders ophalend. „Nou ja, maar je moet denken met die geschiedenis in Utrecht. Hij ziet er toch' 'fatsoenlijk uit," verdedigde zij. Toch had zij er 's avonds zelf ook spijt van. 't "Was toch wol wat vreemd zoo'n eersten avond; dat moest zij toegeven. Den volgenden morgen dacht zij daar nog voortdurend aan, toen zij, nadat hij was uitgegaan, do kleorcnkast, waarin de kloa ren waren van den vorigen méneer, wildé opruimen. Verschrikt bleef zij plotseling voor de kast staan. Daar hing alleen nog maar oen vos tl En er moest ook nog een pak in zijn. Haastig liep zij naar achteren. „Riek, heb jij meneers pak uit de kast gehaald „Ik Welneen, moe." „Dan begrijp ik er niets van. Waar ié het dan?" Samen gingen zij weer naar de voorka mer, zochten in do kast, dan in de anderé kasten, dan in de slaapkamer, ten slotte op zolder, maar vonden geen pak. Verbluft koken zij elkaar aan. „Meneer zal het toch niet meegenomen hebben," dachten zij alle bei. Maar zij durfden het niet uitspreken. Riek ging eindelijk weer naar het keu kentje, om den koffioboel verder om t3 wasschen. Haar moeder bleef doelloes rond- zoeken in' de kamér en de slaapkamer. Maar na een oogenblik kwam Riek naar voren' geloopen.. „Moe, hadt u dat zilveren vorkje nietl bij de ham gelegd?" Zij keek haar dochter aan, een, nieuw, 'onheil vermoedend. j „Wel zeker weL" v-i^i *4 „Ik zie het nergens méér." Gejaagd liep zij naar achteren, sfauffcldé tusschén dc bordjes eü kopjes „Neem, u hoeft niet te zoeken," kwam! Riek, ,,'t is hiér niet." „Heb ik het dan in hei buffétje laten liggen 7' Weer draafden beidén naar voren. In het buffet kg het vorkje niet. „Maar kijk eons, moe," kwam nu Riek weer; „die zilveren lepeltjes liggen er ooki niet meer." Verbaasd sloeg zij de handen ineen. i „Maar die meneer zal toch niet...?" „'t Is oen opliohter, moei" schreeuwde Riok. „Maar, kind „U zult hot zien, moe." „En mijn vijf guldon dan en die sigaren?"- „Waarom hebt u het ook gedaan Meneer kwam dion hooien middag niet thuis. Maar zij kookte toch maar eten voor hem, dat zij nog tot halfacht warm hield/ Toon twijfelde zij niet langer. Riek had haar al dadelijk gezegd, dat hij niet meer terug zou komen. „U kunt het bordje wel weer aanslaan," vinnigd^ die. Maar zij had toch nu en dan nog hoop^ dat hot anders zou uitkomen, dan zjj vreesde En 's avonds op bed luisterde zij nog tok kons, of zij hem misschien do trap hoordé opkomen. Zoodra zij don volgendon morgen op was, zij had hem niot gehoord liep zij paar de kamer, dan naar de slaapkamer. Er was niemand. Het bed stónd nog on aangeroerd. Dan keek zij nog eens in dé kast in de voorkamer. Het eone vest hing er nog. „Je hebt gelijk gehad, Rick," zei zc, toen. zij terugkwam in het keukentje. Riok lachte eens. „Ik wist het wel," zei zo dan. Een halfuur later sloog Riok het bordjé weer aan: „Gcmoubileerde kamers te huur." „Och, och, mijnheer zijn pak," jammerde juffrouw Diks, die had staan toekijken. „En dio vijf gulden nog on die sigaren, moe." Juffrouw Diks knikte. „Ik heb hem nog wol leverworst gege ven," zei ze. Een paar maanden later pas zag zij den nieuwen meneer terug. 't Was in de rechtzaal. Daar hoorde zij, dat hij al hooi wat jaren gezeten had. 't Leek toch zoo'n nette heer," zei zé tegen Riek, toon, zij samen hot gorechtsge, bouw uitgingen. Riek lachte geheimzinnig. Zij had hefc toch maar goed gezien I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 13