LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 11 Juni. Vierde Blad. Anno 3.SI0, POTGIETERS VIERTAL y in. Tweede Kamer. EEN VROUWELIJKE DETECTIVE. No. 15430. Het is een opmerkelijk virschijnsdl, maar levens oen zoït gToote waarheid, dat, terwijl er maar zeer weinig of misschien g^en jnenschen zijn, die voor niet-ernstig zou den willen doorgaan, het getal van hen dis Üezo eigenschap niet bizitten, toch zeer 'gxoot is. Zij zullen waarschijnlijk gaarne belijden dat geduld, ijver, ernst en orde, dingen zijn zonder welke niets goads ge sticht, niets groots tot stand gebracht wordt; ïnaar het komt nu eenmaal niet op ein belijdenis, wel op daden cn feiten aan. Voor het overige zou men het bezwaar lijk kunnen tegenspreken, dat vaak voor jarnst wordt aangezien, wat er hoegenaamd biet op gelijkt en heel vaak ook als lucht hartigheid wordt beschouwd wat inderdaad het tegendeel is. Dat komt ook veelal daardoor, dat men gewoon is oppervlakkig te oordeelen en, poms ook wel eens oppervlakkig oordeelen lm oo t. De ceno mensch' ziet er uitwendig geheel jinders uit dan de ander. Er zijn er dio 'om zoo te zeggen nooit uit do vouwtjes komen. Zij zetten goregïld een strak gelaat èn men ziet ze nooit lachen. Hun gesprek js nimmer opgewekt, aan kwinkslagen bezon digen zij zich nimmer. Uitwendig vertoo- nen zij het beeld van don mensch mot oen hoogst ernstige, zelfs strenge levensopvat ting Toch kan dat alles schijn wezen. Misschien zijn het menschcn die do zaken fcteeds van den zwartsteu kant beschouwen, die altijd van allen en van alles het erg ste denken, steeds voor onheilen on onge vallen Vreezen en zich niet thuis gevoe len in eigen omgeving. Misschien zijn het lieden met <ien onte vreden inborst, een wrevelig humeurdie lallcs afkouron, altijd klagen en mdppaxm, >ltijf' glrl.. i hebben en die ton slotte nog oom berd-u.- en zwartgalliger worden dan zj [Van na Lu. reeds zijn, zich zelfs gem inoeito meer gevïn om nu en dan eens een Vriendelijk woord te spreken of dan schijn ëan voldaanheid en tevredenheid aan te ne- taenwaarbij dan nog komt, dat ze wel licht door dat alles hun eigen gezondheid benadoelen en daarvan de duidelijke sporen vertoonen. Hot is er verre van verwijderd, dat al die dingen het kenmerk cener ernstige levens opvatting zijn. Het tegendeel is stellig waar. Het is niet ernstig, de menschen en de 'dingen uitsluitend van de slechtste zijde te [beschouwen en het meest mogelijke kwaad ïvan hen te denken. Die een ernstige le vensopvatting heeft, schertst misschien niet isl te vlaak en zeer zeker vat hij het leven biet lioht opima-ar hij ziet toch wel de gelijk de lichtzijden en acht zich gelukkig iets goeds te kunnen vinden in leven, lot en menschendie doet zijn best pin Jiiet een an dor door zijn gemoedstoestand, 'door zijn humeur van streek te brengen die zal gaarne iets vindon dat hij prij ken kan; die ziet niet in alles zonde Ijn schuld, doch waardeert streven en goede bedoelingen, ook waar ze niet altijd of niet terstond met succes worden bekroond. D;e een ernstige levensopvatting hoeft, die erkent het bestaan van een taak en vain bin plicht om aan die taak zoo goed mo- feolijk en met al zijn krachten te arbei den. Zeer zeker is hij dus iemand die vlij tig werkt en zorgt; maar hij doet het blij- ïnocdig en gaat niet uit van do gedachte, dat al zijn zwoegen cn sjouwen hem toch fricts zullen baten, dat zijn zorgen niet jnaar waarde beloond worden, zijn arbeid pij zijn medemcnschen geen waardoering Vindt. Die oen ernstige levensopvatting hoeft, piet zeer goed in, met koevele bezwaren He menschen te kampen hebben, hoe onvol maakt alles is, hoeveel er nog te verbeteren [valt; maar hij pakt zelf de dingen flink ban. om zijn doel aan die verbetering bij te dragen en do bezwaren on moeilijkhe den zooveel mogelijk weg te nemen, zonder ér steeds over te zeuren, te jammeren en te klagen. Ook op dit gebied wordt met pas- Ben en meten de meeste tijd versleten, maar al dit passen en meten is geen ernst. Een ernstig mensch heeft wel degelijk levenslust en het leven heeft voor hem al tijd i e 16 meer lioht dan schaduw, iets meer goed dan kwaad. Nu staat hier stellig iets tegenover, na melijk dat het volstrekt niet opgaat dat een lacher geen ernstig mensch zou wezan. Daarmee willen we nu weer niet zeggen, dat het goed zou zijn om het leven altijd lachend door te gaan. We hebben hier meer het oog op het goede humeur en op de blijd schap des harten, die zich nu en dan ook wel eens in oen, de gelaatsspieren ontspannen- den, laoh Vertoont. Wij denken aan den gul len blijden lach, blij als de blonde zonneschijn, door louter levensvreugde gekweekt. 1Wij denken aan den ongekunsteldon lach op het kindergelaat. Wij denken aan den gullen lach, die de somberheid en de zwaarmoedig heid verdrijft; aan den lach die wear eens oen andere richting geift aan den geest. Opzettelijk on stelselmatig elke uiting van vroolijkheid to weren, daarin kunnen wij geen ernst zien. Maar de blijmoedige mensch, die saaiheid en stijfheid haat, die af e<n toe eens ontdooit, die iets vanhot kind behouden heeft en kinderlijk blijft het ge- heele leven door, die kan wel degelijk een ernstig mensch wezen en hot loven en dj levenstaak zeer ernstig opvatten en trach ten te volbrengen. Hij oefent zich in de zeker niot gemakkelijke kunst, om van do menschen en de dingen de beste zijde ba zien en op te merken; hij begrijpt dat hot werk gemak kol ij kor valt en beter volbracht wordt, wanneer men zijn best doet om het in opgewektheid te volbrengen, een opge wektheid die geen hinder toebrengt aan de nauwkeurigheid, maar die allicht ver hoogt. Hij geeft zijn oogen en gedachten goed den kost, maar weet zich daarbij tc houden in een goede shamming, en wordt niet driftig of laat zich het humour niet bederven door de minste kleinigheid. De ernstige mensch heeft lust in hot la ven cn hij ziet er, met onzen De G-enestet, geen kwaad in, het loven te beminnen, om dat levenslust kracht geeft tot den strijd en omdat levenslust vroolijk leert strijden, maar, als het noodig is, ook hopend en geduldig lijden. De mensch, 'die ernstig-blij door het leven weet te gaan, heeft de meeste kans om zich gelukkig te gevoelen en zeker is het dat de schaduwen van den weg hem niet zullen verhinderen om voort te gaan. Hij zal dien vervolgen, zonder anderen door noodeloos cn nutteloos gejammer te verhin deren om hetzelfde te doen. Zoo hebben wij dus gezien waarin de ernst niet bestaat en tevens waarin hij wèl bestaat. Rcsumeerende, zouden wij kunnsn zeggen: de ernst des levens bestaat daarin, dat wij den wil hebben om onze aardsche taak met lust, ijver en volharding te be werken, maar tevens met kalmte cn be daardheid; dat wij ons zelvcn trachten te honden in do best mogelijke stemming en die stemming zooveel in ons vermogen is bij anderen trachten op te wekken; maar ook daarin dat wij, nevens den lust e(n den moed om te leven en tl werken, ook weben te berusten in wat over ons be schikt wordt. Hebben wij met goeden wil en met de beste bedoelingen gedaan wat wij konden, dan zal zelftevredenheid, die geen zelfgenoegzaamheid is, ons de hinder palen helpen overwinnen, die wij, met dan moesten ernst en don besten wil, toch niet konden wegnemen. Dr. Jan ten Brink. In de zitting van gisteren werd aangeno men art. 4 van het wetsontwerp tot regeling van de Banken van Leoning. Door aanneming van dit artikel is nu ook o.a. bepaald, dat van kinderen beneden zestien jaren en van kennelijk beschonken personen door de gemeentebank-van-leening geen panden mogen worden aangenomen en ook Diet mogen beleend worden voorwerpen, behoorcnde tot den eeredienst of afkomstig van instellingen van weldadigheid of benoo- rende tot kleeding, uitrusting, bewapening van een krijgsman, beneden den officiers rang. Bij het verdere debat nam de M i n i s er een amendement van de commissie van rapporteurs over, waardoor de houder \an dc Bank verplicht wordt, bij een verkooping van panden te waken voor een ordilijkon gang van zaken en te zorgen, dat de bezich tiging van de panden behoorlijk kan plaats hebben. Bij een der artikelen wees de teer Bes er op, dat dit wetsontwerp bepaalt, dat de gemeentelijke Banken-van-leening. behalve rente, ook administratiekosten mogen I ef fen, terwijl de particuliere Bankeu alleen rente, maar geen administratiekoeten mo gen berekenen. Hierdoor nvj zullen, vreesde spreker, de particuliere Banken tot ontd li king gedwongen worden. Dit zou te onJ?r- vangen zijn door.te bepalen, dat ook parti culiere Banken rente en administrati ï'ccs- ten zullen kunnen heffen. In dien ceest stelde spreker, ook namens verschill ?nde andere leden, een amendement voor. De Minister bestreed dit amende ment. Het is volstrekt niet de bedoeling, dat de particuliere Banken geen administra tiekosten zouden mogen heffen, maar zij moeten begrepen zijn in één som, die onder de benaming rente wordt geheven. Plet pu bliek toch vraagt niet, bij bcleening, hoeveel het kwijt is eensdeels aan rente en ander deels aan administratiekostenhet publiek vraagt slechts in het algemeen hoeveel het te betalen heeft. Ook de heeren Borgesiusen Do Visser bestreden het amendement. Op voorstel van den heer De Visser werden de beraadslagingen over de artikelen 34, 35 en 36, waarop het amendement be trekking heeft, geschorst, ten einde de commissie van rapporteurs gelegenheid te geven in overleg met den Minister tot een bevredigende redactie te komen. Nog werd een wijziging aangebracht, waardoor B. on Ws. worden verplicht min stens eenmaal per jaar, en overigens zoo veel meer als noodig blijkt, inspectie op de particuliere Banken uit to oefenen. Do overige artikelen worden gcodgikcurd. "Wegens dc warmte werd de vergadering vroegtijdig verdaagd tot a.s. Dinsdag tc elf uron. Hoe warm 't was in «le Kamer! "Wij moonon hier te mogen laten volgin wat ,,De Telograaf" van hedenmorgen schrijft over do Kamerzitting van gisteren, 't Zal velen allicht een aangenaam oogenblik be zorgen. Hoe warm het. was onhoc taai1 De journalisten offerden talloozc zweet droppels, die regelmatig sijpelden op hun kopij, die héél, hcél langzaam uitvlooiden over de woorden en zinnen van parlementairi welsprekendheid, en die ten slotti op de telegraafkantoren worden meegssoind naar heinde en ver. Do stamgasten op do pu blieke tribune sliepen. Hun hoofden, bekende parlementaire koppen, hingen over de ver schansing en af en toe klonk 'n kort ge snork door 't Heilige dor Heiligen Dan hamerde de voorzitter, maar hij hamerde voorzichtiglijk, want hij .wist niot, of het geluid van boven, dan urel van de groen 3 banken kwam. En nérgens in 't reglement van orde is slapen of snorken vorbodon Do Kamer-knechten stonden lóóm Zo zakten door hun knieën, die al zoo veel politieke stormen hebben meegemaakt. Zo streken zich 't woot van het aangezicht en keken weemoedig naar hun oranje-ban delier, die van de nattigheid aan 't ver schieten ging. Als 'n Kamerlid z'n vinger opstak, waggelden zo naar de waterleiding en sjouwden glazen vol met het edele nat. En dan gingen ze weer staan, on vertelden elkaar, dat 't warm was. Dc volles verte genwoordigers zclven merkten het ook. Do heer Van der Molen koek behaaglijk naar z'n witte vest, smetloos als de ziel van den bekenden, naïeven staatsman, vond, dat 't hem flatteerde en dat 't altijd maar zo mer moest blijven. Loom hingen zo in dc banken. Zelfs steelsche blikken naar aar dige dames op de tribunepardon zetter, weg met dezen zin. Zo bliezen en ze puftenen ze zeiden tegen mekaar, dat 't warm was. Al die hooge, brecdo vocxr- hoofden-van-intellect glommen en schitter den van de hitte. Zc glansden vettig. Er lag 'n margarine-kleur, 'n margarine-glans op. Duimen knapten tegen vingorsen de puffendo boden sjorden weer water aan en zpiden eerbiedig, dat 't warm was, en dat we 't verleden jaar anders hadden Op de perstribune, waar nooit geslapen of gerust mag worden, gloeiden vonken vuur van do hitte. En we zeiden, onder 't schrij ven, tegen elkaar, dat 't warm was. In al die warmte, die gloeiende warmte, in «lie loomo parlementaire hitte, stond de hoer Sohaper te schreeuwen, te agecren, te bul deren met 'n stem als 't geluid van 'n mail- 6toomer-9choorstecnpijp. Hij verdedigde z'n amendement, dat de gemeentelijke banken- van-leening van 8 uur 's morgens tot 9 uur 's avonds geopend dienen te bljjVengeen socondo korter, en hij vond 't 'n schande, dat de Kamer er niets voos* voelde; hij honkte met de vuisten op tafel, stiet heesche klanken uit, schold de tegenstandors voor reactionairen, wond zich' op in do warmte, in de zo warmte, dat de brandschoone zak doek, 's morgens door mevrouw Sohaper in den linkerzak van haar mans brook go- stopt, welhaast 'n vunzig nat propje go- worden was, waar do heeren Dqys en Van Lynden van Sandenburg, twee trouwe vrien den, mee gingen voetballen, totdat do sla pende heer Brummelkamp het tegen z'n oorlel kreeg on de voorzitter 't vorder verbood, schoon hij er voel schik in had. En de heer Schaper schoorsteenpij pte verder over de banken-van-leening. 't Werd steeds war mer. Midden in de vurige philippica van den staatsman uit Appingedam kwam do stem van den pracses, zwak; „De heer Scha per maakt het zich h e u s c h te warm. Dat gaf even roerige vroolijkheid. En toen kwamen de heeren De Visser, De Klerk en Drucker en de Minister alle maal, terwijl ze zioh met voor de Kamer leden speciaal beschikbaar gestelde, elegan te waaiers, koelte toewaaiden, den heer Schaper bestrijden. Het was absoluut on- noodig, in de wet te zetten wanneer de banken geopend moeten rijn: dat dient aan de gemeenten to worden overgelaten, die het naar locaio omstandigheden kunnen re gelen. Daarop werd de hoer Schaper weer verschrikkelijk boos, en het was zoo warm Hij werd zóó boos, dat-ie op 'n gegeven oogenblik z'n stralend aangezicht afdroog de met de memorie van toelichting, en uit z'n natten zakdoek ging staan voorlezen. ,,'t Is warm", fluisterde de voorzitter te gen den griffier, en schrikte z'n boord recht, dat op apegapen lag. Waarop de griffier zei, dat hij het óók vond, en de zweetdroppels schudde uit z'n grijzen baard, waarop de hoofdbodo Bijlevcld tegen den heer Elhorst zei, dat de griffier het warm scheen te hebben en dat het trouwens ook warm was, waarop de heer Elhorst zei, dat het in een bakkersoven nog véél warmer kan zijn, waarop de hoofdbode Bij levcld antwoordde, nog nooit in 'n bakkers oven te zijn geweest, waarop de heer El- horst medelijdend glimlachte, zei, dat 't 'n gebrek in z'n opvoeding was, en hem uifc- noodigde in de zomervacanfcie eens 'n be zoek aan z ij n oven te brengen, wat de hoofdbodo aannam, waarop gezegde hoofd bode vroeg, of de heer Elhorst, als hij in z'n oven staat, z'n gekleede jas aanhoudt, waarop de heer Elhorst antwoordde, dat hij dan sarong en kabaai draagt. De rest van het debat kunnen wij laten zwemmen. De Kamer verwierp het amendement: 49 stemmen riepen flauw tegen, 4 fluister den vóór. De restccrende 47 Kamerleden waren aan het rolschaatscnrijden op het Scheveningsche strand. De gemeenten mo gen nu zelf bepalen, wanneer de gemeen telijke banken op werkdagen geopend zul len zijn. 's Middags was hot net zoo. De hitte gloeide steeds meer aan. Kroop om onze halzen, sloot er als 'n altijd nau wer nijpende schroef De heeren Bos en Drucker en Goeman Borgesius kregen het aan den stok over de vraag, of do parti culiere banken, behalve de gewone rente, ook nog administratiekosten in rekening zullen mogen brengen. Ja... riepen de eer ste twee, neenzweette de laatste. Het gesnork op de publieke tribune werd ang stig algemeen. De heer Borgesius zei te gen don heer Roodhuyzen, dat, als Piet Ooms vanavond zou probeeren van Schevc- ningen naar Calais te zwemmen, hij stellig zou meegaan, het water in. De paarse hoof den der uitverkoren heeren verdwenen ge regeld achter do kleine, lieve waaiers, dift van de griffie werden toegezonden. Toen de heer Ketelaar den moed had, dwars te gen het regloment van orde in, jet een groot glas kwast binnen te koroon, m h»* haaglijk het edel nat slurpte door het gotv» den rietje, steeg er een waar vrongdogohuil op. Vermaningen van don voorzitter hiel pen niet. De boden werden overrompeld, het „èAnnome...." schalde door de zaaJ, en binnen tion minuten stonden do kwAsten, de oranjes-metr'n-klont, de Pilsner UrquoUs, de soda-waters, de flesschen port <sa sherry op de groene banken. En boerenjongen» waren er ook. De linkerzijde, do antithese negeorend, liet den voorzitter oen glas schuimend bier brengen. Hij likkebaarde, doch weigerde. Dan vroeg de heer Limburg het woord en betoogde in een schitterende juridische speech, dat het reglement van or^ de bij een d e r g e 1 ijk e temperatuur, hot drinken van verfrisschende dranken niet verbiedt. Toon nam do voorzitter z'n biertje.... ,,'t Is warm", puften de boden. De heer Van Twist, de barmhartigo Sa maritaan, liet Bijleveld van rin grenadine proeven. ,,Lik 't rietje maar af", zei de kapitein, ,,'t Ie lekker frisch". Toen VFoog de heer Do Visser schorsing, om over art. 34 met den Minister te kunnen overleg gen. Het was nog geen drie uur... ,,Dan... sluit... ik... de... vergadering... wegens,.,, de... warmte", mompelde onze goede voor zitter... De boden dronken de restjes uit. Ook het „Handelsblad" of liever zijn Qaag- scho correspondent, is aardig geweest. Het vermelde Om halfdrio hadden we, gehoord dc onbelangrijkheid van do discussie, gelezen do uitnoodiging tot bezichtiging van oen tentoonstelling (waarover nader t& bespiege len) cn gevoeld de puf-warmte, ons zal ven oen halfuur verlof van Kamer ar bed d gegeven (mot behoud van soldijEv?n over drieën kwamen we terug. En namen aan stonds vreemde verschijnselen waar. De deur naar de publieke (en naar do pers-) tribune, stond open. Maar de Cerberus van mr. March an te ctreatie, dc rijksveldwach- ter ,was verdwenen. Gesmolten? Wio weet? Zijn stoel stond er nog, maarspookachtig leeg. Wo lie pen de trap op, dc eerste cn do tweede al zachter en zachter, zooals men in ecu sterfhuis doet, om do stilte te eerbiedigen, Want noch van bovon, van de publieke tribune, noch uit do wachtkamers der kran- tenloopers, kwam eenig gerucht. Wo openden, niot zander aarzeling, cte deur van de wachtkamers der loopers .;.nf» mand. Dc dour van dc wachtkamer der jour nalisten niemand, 't Werd ijz- en hu>. veringwekkend (wat wel iets oangjiratuii/fi had bij do zo temperatuur), 't Dood don ken aan 'tspookschip, den Vliegenden Hol lander, dat, ais hot volk van D ai and foost viert, stil on uitgestorven schijnt en la- vergeefs door dc vroolijkers wordt aanga- roepon. „Zo spreken niet, ze gonaeoi niet, ze schijnen dood!" varieerden we Wagner... .En wilden behoedzaam do deur opoona. van 't trapje, dat uit de looperskanua* naar do porstribuno leidt, toen opeens oen klonk, ons het bloed in do aderen zou hebben doen stollen (indien dc temperatuur zuLkx niot had verhinderd)do klank van er~ menschel ijko stem! In dit uitgestorven too- vcrslot ..Meneer!" zoi oan hoofd mot oen bruin rood gezicht onder een strooien hoed, dat ovon door oen deurkier achter ons naar binnen werd gestoken: „Is er vandaag gaan zitting?" „Meneer, ik wee» hit niet. Een halfuur geleden heb ik de bieren in oogonschijnlijk den bosten welstand, schoon min of mo-a verhit, en niot heel amusant, verlaten. Ntf hoor of zie ik niets moor. 11c vrois liet ergste." „Wat bedoelt u, meneer?" Meneer, ih vrees, dat do T woede Kamer heeft opgehouden te b e s t a a n.'' „Maar dat zou verschrikkelij I. zijn, meneer!" „Het ware een ramp voor Nederland meneer. Maar ik moet het ergste vreezen een revolutie of iets dergelijks." „Misschien een staartje van het komeatje van Halley?" „Daar zegt u zoo wat. Ik zal eens zien of Mariette was maar een herbergmeisje, want „De Gouden Leeuw", bescheiden dorpslogement, waar aij in betrekking was, verdiende geen andere benaming, of schoon de bedden er goed waren en de keu ken er zelfs uitmuntend was. Maar haar eer zuchtige droomen beperkten zich niet tot de nederigheid van haar staat en haar intel- lectueele horizon strekte zich heel wat ver der uit dan Mery-sur-Mame. Mariette had niet veel te doen, want er kwamen slechte af en toe gasten in „De Gouden Leeuw" en in haar vrijen tijd las rij ijverig de couranten uit Parijs, waarin de berichten omtrent misdaden haar grootste belangstelling trokken, meer nog zelfs dan die over de vliegerij. Zoodoende was zij geheel en al op de hoog te omtrent den beruchten Górard. Wel is iwaar was Gérard slechte een oplichter, iedereen kan ook geen moordenaar of land verrader zijn maar hij was een bewonde renswaardige oplichter en bijna even popu lair als de prachtigste bandiet. Er zat stijl en humor in hetgeen hij deed. Hij volbracht zijn schelmstukken met een gemoedelijkheid, die zekere boosdoeners ■ympathiek maakt. De vrouwen dweepten mot hem. Trouwens, hij was een knap man: de bladen brachten portretten van hem, waarop hij er zeer voordeelig uitzag, kloek gebouwd, met regelmatige trekken, dik, krullend haar, een sierlijken kneveL Slechte één gebrek had hijhet rechter oog was iets kleiner dan het andere; maar als men hem ,,en profiel" zag, hinderde dat niet. Mariette zag deze portretten en droomde er van. Niet dat zij verliefd was op het ori gineel, of zoo &1, dan toch op zonderlinge wijze. Zij zou een rol willen spelen in hst noodlot des levens van den man, dio haar droomen bezighield, een Sherlock Holmes, Wilson of Nick Carter in vrouwenrokken willen worden, en, na weken en maanden van vervolgingen, worsteling en listen, dc hand op Gérard willen leggen. Reeds eenmaal was hij gearresteerd, maar had kunnen vluchten, nadat de rechter van instructie hem voorloo- pig in vrijheid had gesteld. Sommige bla den beweerden, dat hij over de grenzen was getrokken; andere, dat hij eenvoudig naar een andere buurt verhuisd was. Mariette zuchtte: *,Ach, kwam hij maar eens hierl" Alles kan gebeuren. Op zekeren avond stapte in het loge ment een reiziger af, in wien men met één oogopslag den Par ij zonaar herkende en Mariette zei de dadelijk voor zich, als door een ingeving getroffen: „Hij is 't." Wel was de sierlijke knevel verdwenen, maar dat kon wel een veiligheidsmaatregel zijn. Ook het mooie, krullende haar was kortgeknipt, maar de gelaatstrekken bleven zeer goed te herkennen en vooral het rech teroog, dat iets kleiner was dan het linker liet geen twijfel over. De man scheen zoo kalm als het maar kon en met vaste hand schreef hij in het vreemdolingenboek den naam Emilo VaudTeuil, waardoor Mariette zich evenwel niet van de wijs liet brengen. Met welk een ontroering maakte zij de kamer van den reiziger in orde 1 Door een toeval, dat zij een weinig te hulp geko men was, grensde deze kamer aan die, waar zij sliep, en was daarvan slechte geschei den door een dun beschot, waarin een deur was, die nooit gebruikt werd, maar die toch geopend kon worden, ofschoon niet zonder te knarsen. Uit voorzorg had Ma riette, alvorens haar gast naar zijn kamer te brengen, het slot en de scharnieren van die deur flink met olie gesmeerd, den sleu tel meermalen heen en weer gedraaid en ook de deur telkens open en dicht gedaan, tot die beweging geru:-diloos werd vol bracht. Eerst nu maakte zij de kamer van den heer Gerard^zooais zjj hem reeds noemde, voor den nacht in orde. Deze ging terstond naar bed en een kwartier later had Mariette de voldoening hem al, door het dunne beschot heen, te hooren ronken. Het was nu middernacht. Blootevoets ging Mariette naar de ver bindingsdeur, haar nachtkaarsjo in de hand. Zonder eenig geluid opende zij deze deur en bij het schijnsel van haar kaarsje zag zij de kleeren van den reiziger op een 6toel liggen, vóór het bed, waarin hij rus- 8tig sliep. Het kaarsje neerzetten, naar den stoel sluipen, de jas van d i reiziger er af ne men en er mee terugkeeren naar liaar ka mer was het werk van een oogenblik ge weest, maar toch bonsde het hart van Ma riette in haar keeL Wanneer hij eens ontwaakte en haar vastgreep, hoe zou zij dan haar daad ver klaren? Zij, die dilettant-detective wilde zijn, zou als botrapte dievegge staan en niets geloofwaardigs tot haar verdediging kunnen aanvoeren. Maar gelukkig: de ala- per had niets bemerkt en toen zij, na de verbindingsdeur weer gesloten to hebben, nog geruimen tijd haar oor er tegen gedrukt hield, hoorde zij hem rustig voortronken. Nu de jas geïnspecteerd! Een portefeuille, eenigo bankbiljetten, visitekaartjes, natuurlijk met den naam. Emilo Vaudrouil. Verder niets; geen stuk je papier, dat eenig bewijs togen den man inhield. Niet dat zij voor zich zulk een b» wijs noodig had. Zij meende wel zeker te weten, dat hij de gezochte oplichter was, maar geen gendarme zou een spoor willen volgen hem aangewezen door een „herberg- meid. Groote verslagenheid overviel Mariette. Zij stond op het punt in de kamer van den logé terug tc keeren, om de jas weer op baar plaats te leggen, toen zij censklajv* van vreugde opsprong. Aan de binnenzijde van den zak was een strookje linnen genaaid, waarop, bchuivr de eigen naam en 1 t adres van den kleer maker, ook dc naam van den I.lant voor kwam, en nu las zij, gedrukt: „G. Durand, l5bis Boulevard Maleslier- bes, Parijs." En daaronder geschreven: Do heer Gérard. Daar was dus het bewijs, zwart op wit. In zenuwachtige haast wierp Mariette baar kleeren aan, verliet het logement en snH- de naar de gendarmerie, met Je jas over haar arm. Zoo kreeg de politic een beruchten op lichter te pakken en beleefde Mariette, „berbergmeid," haar roem als vrouwelijk© detective.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 13