ZONDAG5BLAD LEID5CH DAGblAP m VAN HET Do dubbelganger ran koning Eduard. RECEPT. ALLERLEI. No. 15430. DE ERFTANTE. 11 Juni. Anno 1910. De ziekte van Napoleon III. V Ill ui s To London bevindt zich' zekere Percy Mars ten, con der bekende Beursmannen al daar, die met recht een dubbelganger van koning Eduard kon genoemd worden. Deze dubbelganger reproduooerdo allo karakteris tieke trekken van zijn voor- en evenbeeld. Zijn corpulentie, zijn houding, gang, sprank, kloeding, do kleur van hoofd- en baardhaar, alles droeg er toe bij om de misleidendlo gedachte, dat men den Koning voor zich rag, te versterken. Aan de Beurs noomde men Marsten altijd „Majesteit" on als zijn oollega's in oen goede bui waren, omringden' zij hem en zongen het „God save the King." Ala hij op straat wandelde bleof het publiek eerbiedig staan en nam den hoed af. „Als ik ga wande len," vertelde Marsten zelf, „blijvon mijn vrouw en dochter dikwijls een oindja achter, om te hooron wat hot publiek zegt »?n hoe het zijn verrassing uit. Eens bij een wedren kwam mij oen ver slaggever opzoeken om mij iets te vragen. Do menigte dacht, dat do Koning plotseling was verschenen en barstte in een luid „hoera" tlit. Een andoren keer, toen ik van een auto- tnobieltochtjo terugkeerde, zag ik tot mijn 'groote verbazing, dat de straten door een grooto menschcnina/ssa waren bezat en dat de politie mocrito had, hot publiek torug te houden on do orde te bewaren. Later vernam ik, dat een inspecteur van politie, die me ergens had gezien, de politie telefonisch in kennis had gesteld; hij had natuurlijk gemeld, dat de Koning een auto tochtje dood. Hot merkwaardigste en pijn lijkste geval overkwam mij echter op oen goeden dag in eon Parijsch koffiehuis, waar ik met mijn vtouw en conigo vrienden was binnengegaan. Nauwelijks was ik binnengekomen, of al de gasten zwegen als op oom man do en be gonnen zeer zacht wocr te spreken. Ter ne uw or nood had ik den kcllner mijn hoed en stok gegeven, of alle aanwezigen sprongen op en zongen met begeleiding van het orkest het „God save the King." Mare tem ie den Koning, waarop hij zoo veel geleek, nooit voorgesteld. In dan' sohouwburg gebourdo het echter eens, dat gedurende de voorstelling, welke het Ko ningspaar bijwoonde, de Koningin plotseling haar toonaai kijker op Marsten riahtts en toen lachend eonige woorden tot den Koning zei de. „Lk herinner me", vertelt Marsten, „dat een lieer oöils zaken met mij had, waarbij het om f60,000 ging. Ik besprak do zaak lang en broed met hem, en tot mijn grooto verbazing vergenoegde hij zich met f 16,000. Later kwam mij ter oore, dat mijn gelijkonis met koning Eduard hem verhinderd had, met mij zoo rustig te sproken, als hij mot een ander zou gesproken hebben," MIDDAGTHEE. Het middagihec-uurtje, dat ook langza merhand bij ons algemeen in de mod» komt, is, naar men zegt, van Russischcn oorsprong. Zekere mevrouw De Ciroourt, 'xm Rus- aischo van geboorte, bracht het het eerst in de mode te Parijs in den vorm van een samowar (Russischen theeketel) glazen kopjes omstreeks 1837. In 1842 was de gewoonte reeds in En geland bekend; toen het etensuur tegen vijf uren was verlaat, voelden de dames zich om vijf uren hongerig en aten dan gaarne ©en Sneetje geroosterd brood, besproeid door een kopje thee; maar zij deden het ter- •luiks al9 waren zij er beschaamd voor. Eerst na het jaar '80 werd het theedrin ken tusschen lunch en diner algemx>n. Het uur verschilt, bij ons is het meestal om vier uren, in Londen om halfvijf, in Parijs preciee vijf uren. Tegen de slakketiplaag. Nu straks komt in vele tuinen de slakken- plaag weer. Hoe die béésten te verdelgen Strooi hier en daar wat zemelen, con hoopje ypn ©efi iheeschotcltj© yol, Ig hét papperig geworden van den regen, strooi er dan wat versche over heen. Ga een uur na zons ondergang met leen lampje kijken en ge vindt vele snoepende slakken; vernietig ze op do een of andere wijze. Ga na een uur weer kijken, herhaal uw bezoek zoo vaak als noodig zal blijken. Door schoteltjes met bier in den tuin. gelijk met de aarde of in het gras te plaat sen, kan men de slakken eveneens weg1- vangon. Iemand, die dit deed, vond den volgenden dag in vier schoteltjes respectieve lijk 26, 23, 43 en 36 slakken. Na eenige dagen was zij van de plaag verlost. Warme garnalenpasteitjes. Hiervoor zijn noodig: l£ deciliter Hol- Landsohe saus, 15 gram boter, 100 gram garnalen, 120 gram fouilletée. Eenige vorm pjes met feuilletée vullen en op de gewo ne manier bakken. Dan enkele 6chalen der garnalen met de boter in een vijzel fijn- wrijven, deze massa vervolgens door een zoef werkon en daarna de garnalen bij de warm gemaakte saus voegen. Ten slotte do pasteitjes met deze specie vullen. STOFGOUD. Niemand weet hoeveel hij kan vóór hij het hoeft beproefd. Miss Mulook. De grootste schat voor den mensch is eon „vlekkeloozo naam". Zoo deze ontbreekt, is des menschen waarde diep gedaald. Shakespeare. De onderwijzer heeft den kinderen con aardige geschiedenis verteld. ,,Nu, wie van jelui kan me nu ook eens een mooie geschiedenis vertel len?" vraagt hij voor de klas. Stilte... Eindelijk steekt er een jongetje wat beschroomd zijn vinger op. „Wel, Kobus, dat heb ik al dadelijk ge dacht, dat jij wel een mooie geschiedenis kent. Nu, vertel op 1" Kobus begint, eerst wat aarzelend, maar al naaT de herinnering levendiger bij hem wordt, gaat ook het verhaal vlotter: „Eens waren we bij mijn tante geïnvi teerd, die een grooten tuin heeft. Bij het eten kreeg ik een glas wijn en room met aardbeien. Toen zei tante: „Je moogt nu een poosje in don tuin spelen en zooveel vruch ten eten als je lust". Ik ben toen dadelijk naar de kruisbessen gegaan en heb daar het meest van gegeten. Tante had ook peren, maar die smaakten erg onrijp. De kersen waren ook nog te zuur om er veel van te eten. Ik heb den heelen middag verder in den tuin gespeeld totdat ik het te warm kreeg. Tante gaf me toen een groot glas pas gemolken melk. 's Avonds bij de koffieboterham mocht ik een glas bier mee drinken, wat ik thuis nooit kreeg. Toen zijn w© naar huis gere den. Ik zat op den bok en was erg moe. Toen mama mij naar bed bracht en mijn broek uittrok, zei ze: „Nou, dat is een mooie geschiedenis Zachte wenk. "Vreemdeling (dio oen kasteel bezichtigd heeft): „Waar hebt u mijn wandelstok gelaten?" Bewaarder: „Daar, naast dc fooien, bus." Goed onthouden. Een timmer mansbaas die niet al te best op de hoogte was van rijn Hollandsehe taal, moest een werk verrichten en zeide tegen zijn vrouw: „Ik zal er nog drie timmermannen bij ne men." De vrouw, die de taal beter machtig was, berispend: ,,'t Meervoud van man is lie den." Eenigen tijd later was de man in zee aan het visachen geweest en kwam vroolijk thuis. „Vrouw", zei hij, „daar heb ik me nou toch zeven pietérlieden gevangen 1" Juffrouw (tot commensaal^: „Zié eonB hier, meneer, ik heb nog een bordje soep van gisteren voor u alleen bewaard". De commensaal, die wist, dat er van den vorigen dag weinig over was en heel goed begreep, dat er water bij was gedaan, ant woordde bedaard: „O, dank u, ik heb geen dorst" Candidaat: „Domme kerel, hoe durf, jij je te vermeten met mij te dispute er en, weet je wel dat ik op twee universiteiten' bon geweest?" Boer: „O, dat doet niets ter zake; ik; had een kalf, dat door twee koeien werd! gevoed, en hoe langer dat duurde, des te' grootor kalf werd het." Spelkunst. Mevrouw 0. (dié. een brief zit te schrijven, lioht even het hoofd op en vraagt aan haar man): „Ventje, hoe spel je kostuum? Ifc ben be-1 zig aan mama over mijn nieuw, aardig kleed te schrijven." „Nu, ben jo klaar?" „Ja, man." „K-o-s-t, kost." „Ja." „M-ij, mij." „Wat blief je?" „Mij tachtig gulden, die ik niet weet, waar ik ze vandaan moet halen I" „Leelijkerd1" Professoraal? Professor: „Angst voor onweer is een bewijs, dat men een heel zwak karakter heeft. Deze eigen-' schap komt in de hoogste mate voor bij de' oude wijven van beiderlei kunne." Voor een schilderij. Man:, „Kijk eens, wat een leelijk schilderij. Wat' kijkt die maan zonderling door de wolken hoen „V rouw: „Net of bij jou je pruik ver schoven is." Keerpunt. „Je patroon trouwt immers morgen?" „Ja, dan zal hij ook eens ondervinden, hoe het een ondergesohikte te moede is." De stem van de kinderen. Mevrbu w: „Waarom ben je uit je vo rigen dienst weggegaan?" Kindermeisje: „Omdat ik dikwijls vergat de kinderen te waasohen." Kinderen: Koor: „Mama, ncom haar alsjeblieft I" Zindelijk. Heer deshuizes: „Een heel jaar heb ik vergeefs naar de trapladder gezocht. En weet je, waar ze' stoijd?" Vriend: „Misschien in den kelder of op zolder." Heerdeshuiies: „Neen, in de bad kamer." Een heer, die wegens riekte van zijn vrouw tijdelijk een dames-weekblaadje re digeerde, kreeg oen brief van een der oor- respondenten, waarin gevraagd werd, hoé het beet vet van soep verwijderd werd. Hij la© het haastig en antwoordde als volgt: „Neem een doekje met benzine, en wrijf voorzichtig zóó lang, tot het yet verdwenen wwwOOOOOOOOOOOO^^^w Toen advocaat Klemmer 's ochtends ck) zijn kantoor kwam en zijn overjas uittrok, zag hy iets wits uit zijn binnenzak steken. Hij trok het er uit, bekeek het en zette toen een zeer onthutst gezicht. Het witte ding was oen brief, oen uitnoodiging bevat tend voor tante Anna; een uitnoodiging, die Maandag al bezorgd moest zijn, maar dio enkole dagen „onbezorgd" in de jas van Klemmer had gezeten. Tante Anna was de erftante, maar van een soort, die men liefst niet heeft binnen de honderd kilometers buiten zijn woon plaats. Een erfoom was er ook, maar tante Anna's man telde niet mee. daarvoor was de oude notaris Lingcn een te goede kerel AU het in de familie bekend werd, dat de Lingens voor vier weken naar Gelder land gingen, dan ademden allen verlicht op. Want niemand verstond de kunst zoo goed t? vitten als tante Anna. Bij haar laatste bezoek bij de Klemmers had tante Anna eons in de provisiekast ge neusd en toen een wit theedoekje tusschen een paar planken laten vallen. Met behulp van haar paraplu gelukte het der oude do- me hot doekje te voorschijn te brengen, dat er nu door het stof niet zoo heel helder meer uitzag. Nu bleek het opzet, want op hatolijken toon zei ze tot Klemmers vtouw: „Lena, het schijnt onder de planken in je provisiekast niet bijzonder zindelijk te zijn. Dat verwondert me, vooral omdat je twee dienstboden bobt. Dio weelde heb ik mij nooit kunnen permifcteeren, maar toch was het bij mij niet onzindelijk. Dat kan ik je verzekeren!" En om des lieven vredes wille moest steeds op dergelijke hatelijkheden gezwe gen worden, hoe zwaar het ook viel Sedert het voorjaar waren do Klemmers verhuisd naar de andere zijde van de stad. Vanwege de gezonde lucht en de billijke huur! Maar de ingewijden wisten wel beter waarom advocaat Klemmer en diens kin deren zioh dagelijks den langen weg naar bureau en school getroostten. Het moest den Klemmers verdriet doen, dat ze nu de vroeger dagelijksche bezoeken *an tante Anna moesten ontberen. Maar de goede vrouw stelde zich daarvoor schade loos door haar wat, zeldzamere visites aan zienlijk van duur t© verlengen. Na zoo'n bezoek placht mevrouw Klemmer naar bed te gaan met zware hoofdpijn en 's middags niet aan tafel te kome-n. Maar wat doet men al niet om goede vrienden met een erftante te blijvenEr was door haar al eens gesproken van het vermaken ran ,,haar" geld aan een instelling van liefdadigheiddat was bij gelegenheid van de toestemming, die Klemmer en zijn vtouw ^.gegeven hadden aan hun cud8te dochter om wielrijden te leeren. Tante Anna had er hevig over getoornd; het gaf geen pas voor een fatsoenlijk meisje om te fietsen d© ouders moesten rich schemed om daarvoor toestemming te geven. En toen was zoo terloops gesproken over liefdadigheids- stichtingen, die veel geld heel goed kunnen gebruiken. Het was den Klemmers bij dat bedekto dreigement koud over den rug geloopcn en dadelijk hadden zij Lize het fietsen ver boden. En de uitnoodiging die advocaat Klem- mor in zijn jaszak vond, was bestemd voor die vrouw 1 Is het wonder, dat goede raad duur was? Daar viel Klemmer tot zijn geluk in, dat oom Frits 's ochtends zijn krant las in het paviljoen, terwijl tante Anna met huiselij ke beslommeringen bezig was. Dat wns een bof want het paviljoen, achter in den tuin van het groote huis gelegen, had een tele foon cn waarschijnlijk dus kon Klemmer ongestoord met zijn oom spreken. Hij trof het: de oude heer was alleen in het paviljoen. „Oom, boste oom," zei Klemmer ver heugd, „zoudt u ons met tante het genoe gen willen doen vandaag bij ons te komen eten? Al eenige dagen geleden heeft mijn vrouw tante en u schriftelijk uitgenoo- digd, maar ik heb het ongeluk gehad den brief in mijn zak te laten zitten. Wat! Heeft u al een uitnoodiging aangenomen voor vandaag? Daar zit ik leelijk mee in de klem Bij wien? Dat weet u niet? O! dat bedisselt zeker tante Anna allemaal. Nu, mijn vrouw zal allesbehalve vriende lijk kijken; u begrijpt, er is eenige moei te door haar gedaan, met het oog alweer op tante Anna, zooals u begrijpt. Vrien delijk verzoek ik, beste oom, niets van dien brief cn de uitnoodiging aan tante Anna te zeggen; dio maakt zich zoo gauw boo6 over iets en neomt het iemand zoo spoodig kwalijk, als alles niet van een leien dakjo loopt. Daar weet u van mee te praten, hè, oompje! Afgesproken dus? Mooi 1 Tot riena dan Dag, oom 1 Het heele huis bij Klemmer was onderst boven gchaaJd, tante ter eere. En bijzondere opdracht was gegeven aan de keukenprinses, zoodat alle vrouwelijke huisgenooten van den advocaat met recht in het zweet huns aanschijns werkten. Men had die gezichten moeten zien, toen de bediende van het advocatenkantoor met een boodschap kwam van mijnheer, dat de Lingens net afgetelefoneerd had den. In zekeren zin had Klemmer gelijk oom Frits bad door de telefoon gemeld, dat tante Anna al een uitnoodiging aan genomen had, maar gerust voelde de ad vocaat zijn geweten toch niet, toen hij met de koffie naar huig kwam. Toen hij de huiskamer inkwam, vond hij zijn vrouw nog in ochtendtoilet bezig het buffet in te ruimen. Zij begroette hem met een vroolijk gezichtje, vermoedelijk het gevolg van de mededeeling, dat de ge- vreeéde tante Anna niet zou komen van middag. Hij vond het daarom maar het beate da delijk met zijn bekentenis van wal te ste ken. „Zeg, vrouwtje", begon hij, „ik moot je eens eerlijk opbieohten dat...." „Dat ge den brief vergeten haub te bezoT- gen," viel ze hem lachend in de rede. „Dat wist go?" vroeg Klemmer ver baasd. „Ik begreep het, vooral nadat ge mij gezegd hadt, dat ge uw hoofd zoo vol hadt m et dat proces over de onteigenings- kwestie. Toen er geen antwoord op de uitnoodiging kwam, begreep ik, dat er iets niet in orde was, en heb mij toen zelf in het hol van den leeuw, of liever van de leeuwin, gewaagd. Ik heb den ontzetten- den moed getoond persoonlijk naar tante Anna te gaan om haar uit te noodige©' voor heden. „Kind, wat zegt ge daar?" riep Klem mer hevig ontsteld uit. „Dan... dan ko men ze toch, want oom Frits zei, dat er. al een uitnoodiging was, maar dat hij niet wist van wien 1" Ontzet viel mevrouw Klemmer neer op een stoel, snikkend: „O!... O!... O!... man, wat hebt ge nu gedaan? Zij komen! Zij konienElk oogenblik kunnen zo hier zijn, want tant© is er altijd... altijd vroeg bij „Ja en 't is nu al halftwee! Gauw a'les maar weer in orde maken 1" ,,'t Kan niet! 't Kan niet! Poelier, slager, alles is afbesteldIk was nu juist van plan heel eenvoudig te eten vandaag 1" Voor tweeën ging de bel al cn tradeqi de Lingens binnen. Tante Anna op bezoek, en aardappe len met roodo kooi I Dat was do laatst© klacht, die Klemmer van zijn ongelukkig vrouwtje boorde, voordat de gevreosd© binnenkwam. Maanden, heeft het geduurd, oor tnnt© Anna bij dc Klemmors woer een voet over den drcmpol zette, en nog verkeeren d© advocaat cn zijn vrouw in twijfel of tanta Anna wel do „erf"-tante is. Maar brieven hoeft mevrouw Klemmer haar man nooit meer te bezorgen gegeven. Het overlijden van koning Eduard va© Engeland, van wien slechts zeer enkele in-» gowijdon wisten, dat zijn gestel te wcnsche© overliofc, heeft aan de bladen aanleiding get geven om sommige vorstelijke ziektcgeschie, denissen in herinnering te brengen. De merkwaardigste uit den niéuwere© tijd is wel die van Napoleon III. Over het geheel ib men tegenwoordig geneigd welwillender over hem te denken dan vroó» ger. Zijn gezondheid werd door eén beden» Kelijko kwaal ondermijnd. Do ziektegeschiedenis van NapcJeon II| is onafscheidelijk van de Europeescho pol© tick. Zij Ss daarom meermalen behandeld en op zeer uiteenloopende wijze. Men is hef er over een9, dat ernstige fouten in dö be handeling van dezen patiënt zijn begaan. All duurt de strijd nog voort over d© vrang wie daarvan de verantwoordolijk- heid hebben te dTagen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 11