FEUILLETON. ZOE. Anekdoten- Nieuwe Raadsels. Een kunstenares van zes jaar. is nu Juli en cdndo Augustus gaat - hij weg." Dat was gelukkig ook zoo; het duurde niet lang, of ide jongo koekoek vorliiit zijn pleeg ouders en zij zagen hom nooit woon terug;. DE TOOVERBLOEM. Heel long geleden Lag in de prachtig mooie stad Cairo de schoone prinses Co- raJio op sterven. Van alle oorden kwamen er dokters maar geen enkele kon haar ge neren. Eindelijk liet haar vader, de goede kalif Giafar, bekend maken, dat degene die de bloem des levens uit den tuin van den geest Lokapa-las kon halen de lieve prinses tot bruid kon krijgen. Niemand wist echter, waar Lokapalas woonde, zoodat het zeer moeilijk wa$ die bloem te krijgen. Eindelijk wilde een jongeling, Nala geheeten, zijn geluk beproeven. E ij ging dus op weg. Hij wandelde eenigen tijd door, tot hij aan een dicht bosch kwam. Daar hot dien dag zeer heet was, ging hij onder een grooten boom Kitten om uit te rusten. Daar kwam een oude vrouw aangestrom peld, beladen mot een zware vracht hout. Dadelijk stond Nala op en zeide: „Laat. mij dat hout dragen moedertje, ik ga toch uw kant op." „Dank u, prins Nala!" antwoordde zij glimlachend „Prins, moedertje!" riep Nala verwon derd uit. „Ja, prin8 Nala", herhaalde zij, en na dat rij hem verteld had, dat zij een toover- foe was voegde zij er bij: „Gij zijt de jongste zoon van den koning van China. Toen ge twee jaar oud waart, kreeg de koning opeens het land aan u en liet u in het geheim in een diepe rivier gooien. Maar gij werdt door een armen koopman uit het water gehaald en groeidet als rijn zoon op En", vervolgde de fee, daar je oen goed hart hebt, cal ik je hel pen." Zij gaf hem een mat en zeide; „Neem dit wenschmatje, het zal je hel pen." Voordat Nala gelegenheid had haar te bedanken, was de fee verdwenen. Hij was buiten zichzelf van vreugde, toen hij hoor de, dat hij een prins was want, zoo dacht hij: „Ik ben nu gelijk in rang met prinses Gonalie". Hij wensohte zich nu onmiddellijk in den tuin van den geest en voelde op eens, dat hij door de lucht gedragen werd. Het was zulk een prettige gewaarwording, dat hij rijn oogen sloot en in slaap viel. T) „Kijk hij er eens uitzien 1" riep weer een ander. „Nou hij is leelijk terecht gekomen hoor „Trek het je maar nie>t te veel aan, mensohl" troostte een dikke boerin. „Ik weet er alles van, een paar weken geleden was mijn vader er ook zoo naar aan toe: Hij had een beroerte, maar dat heeft zich toch weer best geschikt." „Zoo erg is het niet," bracht Giesers er nog met zwakke stem uit, want hij scheen .weer bijgekomen tie zijn. Toen werd hij op een kar naar de stad gereden naar het ziekenhuis, waar zijn been gezet werd. En die tocht op zicnzelf was een heel ding, ook voor vrouw Giesers, die het hoofd van haar man op den schoot had. On derweg dacht zo niet meer of minder of de goede Giesers was dood en reeds maakte zij allerlei schikkingen omtrent de begrafenis en begreep, dat zij met haar drie kinderen Zoe telde natuurlij': ook net zoo goed mee een kommervol bestaan tegemoet ging. En tooh zou ze voor nog zooveel niet één van haar kinderen naar het armhuis hebben gedaan; >,-t was wel het laatste, Toen prins Nala de óogen weer open deed, merkte hij, dat hij in den praohtig- sten tuin was, dien hij'ooit gezien had. Zil veren waterstroomen vloeiden tusschen groote groene boomen en prachtige prieel tjes; gouden en zilveren standbeelden hiel den vazen op, waaruit fonteinen ontspron gen, die sierlijk in marmeren bekkens te rug vielen. Dit tooneelfcje was zoo prachtig, dat Na la dacht, dat hij in den hemel was. Daar hoorde hij een stem, die zeide „Ik ben blij, dat ge mijn tuin mooi vindt, Nala". De prins keek op en daar stond de geest voor hem, die in de hand de bloem des levens hield. „Daar hebt ge de bloem, die gij zoekt,' zeide hij en gaf ze aan Nala. „Ga gauw naar uw prinses terug, of het zou te laat kunnen rijn." Nala bedankte hem en wenschto zich in de kamer der prinses. Toen hij daar was, ging hij naar de prin ses toe die óp een rustbank lag; hij hield haar de roos onder den neus, waarop zij genezen was. Eenige dagen later werd de bruiloft van prins Nala en prinses Coralie gevierd 1 Ingezonden dooT „Marietta". Een lastige vraag. „Er was vandaag maar één jongen op school, die een vraag van den meester kon beantwoorden", vertelde Piet aan rijn Moe dor. „En wie was die jongen!" vroeg Moedeï in de hoop dat het haar zoontje zou rijn. „Ik Moe", antwoordde Piet. Moeder is blij. „En wat vroeg meester dan wel!" „Hij vroeg, wie de ruit gebroken had", cei Piet. Ingez. door Cath. Apello. Meester: „Er is ergens in Amerika een hol waar elke seconde een droppel water uit een opening van het gewelf valt. Hoe veel is dat in een uur Piet!" Piet: „Dertig millioen Meester". Meester: „Hoe ben je daar aan geko men!" Piet: „Ik heb eerst dertig genomen en er toen zes nullen achter gecet". Piet: „Pa, wat voor koren is dit." Vader: „Dat is rogge." Piet: „Wat. maken ze daarvan Pa!" Vader: „Koggebrood, Piet. wat er altijd nog overbleef, dacht ze bij zichzelve. Wat was ze toch altijd gelukkig geweest met haar goeden Jan, overlegde zo bij zich zelve. En tal van herinneringen kwamen weer 'bij haar boven, alle van teederen aard. Robberts hoorde ook van het ongeluk van baas Giesers en ging toen onmiddellijk naar het huisje toe, waar hij Jaap vond, die op het kleine ding paste. Zoe oordeelde zeker, dat dit meteen een goede gelegenheid was om altijd maar haar zin te krijgen: tenminste bij al wat haar niet aanstond, had ze maar even haar stemgeluid te ver heffen en ze werd dadelijk gehoorzaamd. Daarom dacht ze dan ook niet over naar bed gaan, ofschoon het al meer dan tijd was en voortdurend wilde ze spelen en weer eens spelen. Dio arme Jaap was op school, toen het ongeluk had plaats gegrepen, en was toen door de buren gewaarschuwd, die, zooals we reeds zagen, de zaak niet van de lichtste zijde schenen te bekijken, zoodat de goede jongen waarlijk niet wist of er nog één stuk heel was aan zijn vaderMaar daar hem dadelijk de zorg opgedragen was voor de baby, had hij natuurlijk geen gelegenheid gehad, zich in persoon te gaan overtuigeD- En toen de organist dan ook binnentrad, scheen de nieuwe kindermeid ten einde raad: het vuur was uitgegaan en het was 'd avonds al koud met die late herfstavonden Een poos later riet Piet op een ander veld rogge, die wat lager staat en zegt: „Dan maken ae zeker van deze rogge hal ve broodon, en van die andere heele, Pa!" Op een diner stortte een bediende een bord soep over de japon eener dame. De dame gaf een schreeuw van schrik. „Maak u maar niet ongerust", zei de be diende. „We hebben in de keuken nog wel een emmer vol." „Hoe gaat het!" vroeg een dokter aan een patiënt. „Gaat nogal dokter. Ik heb een beetje sla gegeten". „Zoo! en met smaak!" Nee dokter, met olie en arijn". Ingebonden door Catharina Houps. De familieparapluie. „Zeg eens ventje", zei papa tot een klei nen dreumes, die bij verrukkelijk lentewe der met een en-tout cas boven zijn hoofd langs den weg liep; „wat moet je met die parapluie! 't Regent niet." „Neen." „En de con schijnt evenmin." „Neen." „Waarom loop je dan met dat regen scherm „Wel, als het regent, heeft u Eet noodig; en als de zon schijnt, gaat ma er mee wan delen. Alleen met zulk weer kan ik 'r eens gebruik van maken". Janos Hlrsch is zuinig. Janos Hirech, een ïïongaprsch boer, kwam!, laatst in Boedapest en Kei, gedunande zijn', verblijf aldaar oen honderdtal visitekaartjes drukken waarmede hij op de inwoners varn zijn nederig dorpje één bijzonderen indruk i hoopte to maken. Ongelukkigerwijze waren i de kaartjes niet op den bepaalden dag ge reed en onze vriend kon ze eerst eenige minuten vóór zijn vertrek in ontvangst ne-! men. Onderweg opende hij nieuwsgierig) het pakje en bemerkte tot zijn grooten schrik, dat de drukker zich vergist had. De kaartjes droegen den nadar „Janos Mavish". Dat wa6 een gulden verloren. Maar Janos Hireoh had een vernuftig; denkbeeld. Om zijn gulden te redden kocht hij een formaatzegel van 22l/a cent, en stelde met zijn mooiste handschrift een adres aan den minister pp met verzoek tot naamsverandering. Eenige dagen later werd het verzoek toe gestaan en onze man heet nu Janos Mavish, Maar hij heeft 77Va cent bespaard I en bovendien was alles ook in precies den zelfden onopgeredderden staat, als toen moeder Giesers er uit geloopen was. „Geef mij dat kind maar hierl" beval Robberts en Jaap liet het zioh willig uit' de handen nemen, verbluft als hij was door dit komische schouwspel van den ouden man, met dat kleine dwingelandje, die nu intusschen dadelijk bedaard was. Robberts' vleide zioh gemakkelijk in den leunstoel en deelde verder zdjn bevelen uit: „Maak toch, dat de kachel aan komt, Jaap 1 het kind is zoo koud." Jaap was blij, dat hij wat te doen had ed in een ommezien flikkerde er een helder haardvuurtje op, terwijl de oude man Zbe's verkleumde voetjes zat te warmen. Waar schijnlijk zou Jaap nog vrij wat meer ver baasd hebben gestaan als hij geweten had, wat er op dat oogenblik in den organist omging. Steeds vaster weid namelijk bij dezen het besluit, dat hij de kleine dienzelf den avond nog met ridh mee naar huis zou nemen en dat hij Marie dan maar botweg vertellen zou, wie zij was. Hij begreep heel goed, dat Giesers er nu wel niet zoo slecht aan toe zou zijn als de berichten liepen, maar toch zon hij een paar weken zonder verdiensten zitten en dat gaf, allemaal maar minder melk voor de baby en bezuiniging op de brandstof wat Robberts nu heelemaal niet aanstond. Bovendien zou vrouw Giesers veel te veel in beslag geno men worden door haar zieken man om Zoe Ingezonden door Cato Vallentgoed. h Zoek uit eiken zin een woord zoodanig, dat het een bekend spreekwoord vormt. Zooals die paarden steigerden, heb ik nog nooit geri en- Het is sleoht weer vandaag. Met St-.-Nicolaas hebben wij Moe een klokje gegeven. Het is thuis warmer dan buiten. „Wie tikt er tegen het venster", riep de waard! Ik wind mijn horloge op en het tikt niet meer. Het loopen maakt mij moe, zei de arm6 vrouw. Ik vind nergens mijn bal meer. X II, Mijn geheel bestaat uit 11 letters en is een plaats in Noord-Holland. Hij is coo glad al6 een 9, 10, 11. 5, 6, 2, 3, 4, 7 is een lekkere vrucht. 9, 7, 7, 10 is een meisjesnaam. Men ziet 's zomers buiten veel 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7. Beginletter B. Ingezonden door „Wilhelmina". III, Mijn geheel bestaat uit 10 lettors en .is de naam van een vakman. 5, 6, 7 is een boom. Een 7, 8, 9, 10 is een lichaamsdeel. 3, 4 is een groente. Een l, 9, 2, 1 is een groot gebouw. 6, 8 is een samengesteld lidwoord. 9, 8 is een versterkend middel voor rieken. Ingezonden dooj: „Broer en Zus", fl -£ IV. 10, 3, 9 is een ïheisjesnaam. 4, 8, 2, 10 lust ieder kind graag. 6, 5, 1 gebruiken de visschers. 7, 3, 9, 4 is een water. 4, 8, 3 is een nuttig dier. Mijn geheel is een artikel, dat op school wordt gebruikt^ Ingezonden door „Klein maar Dapper". V. Mijn geheel bestaat uit 10 letters en is een nuttig voorworp in de huishouding. 10,2, 6 is een metaaL 7, 8, 8, 9 is een lekkernij op het brood. 10, 5, 5, 3 ig een deel van den voet. een goede verzorging te kunnen geven, en die zou dus van den een naar den ander gaan en dat was niks goed voor kleine kinderen, zooals Robberts rijn vrouw wel eens had hooren zeggen. Tot overmaat van ramp was er nog roodvonk in bet dorp en hij wist zelf bij ondervinding, hoe roeke loos de menschen kunnen zijn op het punt van besmetting. De kamer zag er nu intusschen al veel gezelliger uit met dat vroolijk knappende vuurtje en Jaap was nu bezig den boel wat op te ruimen, zoodat de waschtobbe nu ook tilt den weg was en er een ketel kokend water op het vuur stond, wat alles een veel vriendelijker aanzien gaf aan het binnen huisje. Vrouw Giesers was erg moe en ontdaan, toen rij thuiskwam, ofschoon de dokter en de pleegzuster alles gedaan hadden om haar gerust te stellen. Ook kwam er mis schien onbewust een beetje aanstellerij bij, zouden wij haast zeggen, als het onder de gegeven omstandigheden niet wat hard kkmk want vrouw Giesers voelde zich wel eenigszins gewichtig als eohtgenoote van den man, die pas zoo'n zwaar ongeluk had gehad 1 Dan wae ze naar de stad gereden in een kar, iets wat ook niet alle dagen voorkwam in haar leven; dus dit alles had haar wel wat uit haar doen gebracht. Zoe was, dank zij Robberts goede zorgen, in rijn armen in slaap gevallen en vrouw Een 1, 2, 4, 10 doen meisjes om het haar. 6, 5, 5, 3 is een ontkenning. Een 8, 9 is een deel van een wapen. De rarijsche circus bezit thans een, kleine, buitengewone kunstenares, denk eens aan, zij is pas zes jaar en zij speelt den voornaamsten rol in een groote pantomime. Op dien leeftijd denken de meeste meisjes npg maar alleen aan haar pop maar in de kunstenaarskringen volgen de kinderen reeds spoedig het beroep hunner ouders, en zoo is ook Nana Loyal, dochter en klein dochter van oirous-Beroemdheden, reeds een kunstenares van den eersten rang. In de pantomime wordt, zooals ge weet, niet gesproken, alles wordt door gebaren en bewegingen uitgedrukt. Het heldere, verstandige gezichtje van Nana Loyal, door mooie blonde krullen omlijst, weet volmaakt alle gevoelens weer te geven, die de heldin, van het stuk moeten bezielen, en haar altijd lieftallige gebaren, doen levendig alles begrijpen wat zij niet zeggen ma8- Gr0 zuK begrijpen, dat dit niet zoo héél gemakkelijk is, aïs gij het verhaal van de pantomime volgt. Hot stuk is geti teld: „Twee Vrienden." Die twee vrienden zijn de kleine Johanna, die, zooals gij reeds veronderstelt, door Nana Loyal wordt voorgesteld en een kleine poedel, Man ge heeten. Bij afwezigheid harer ouders, die met den hond Man een wandeling rijn gaan maken, wordt de kleine Johanna door zigeuners gestolen. Zij hebben van het oogenblik ge bruik gemaakt, dat Johanna, vermoeid door het spelen, op een bank is ingeslapen. Gij kunt u de smart' van Johanna's vader en moeder voorstellen, wanneer zij bij hun terugkomst het verschrikkelijke nieuws ver nemen. De gendarmen, die men, gehaald heeft, sohudden treurig het hoofd: de zigeuners zijn slimbovendien hebben zij een grooten voorsprong en men weet niet in welke rich ting zij gegaan rijn. „Wat te doen! Maar Man blaft' on. 9pringt levendig tegen zijn meesters op, als wilde hij zeggen: „En ik dan, rekent gij niet op mij!" Het is waar, goede hond, je waait de kleine vriend van Johanna, je scherpe reuk zal haar spoor misschien ontdekken! En zonder een bevel af te wachten^ snelt Man al snuffelend heen, terwijl de ouders van Johanna in, hun leeg huis hun verloren doch tertje in stilte beweenen. Nu zijn wij op het plein van een dorp, waar do circus „Tempesta" opgeslagen is. Giesers scheen dat volstrekt niet vreemd te vinden; ik geloof zelfs, dat al had zij op dat oogenblik de Koningin in eigen persoon met de kleine in de armen gezien, zo dit volstrekt niet vreemd zou hebben gevonden. Robberts legde nu het kind in Jaap's ar men en ging naar huis. Een prachtige herfstavond was het, met een helderen ster renhemel en een vriendelijk geritsel van dorre, afgevallen bladeren, zoodat het Rob berts goed te moede werd en hij bij zich zelf overlegde, dat hij den volgenden och tend zeker de kleine bij zich thuis zou halen en dat hij zelfs Edith zou laten weten dat haar kind bij hem bezorgd was en dat zaj dusja, er was nog maar weinig voor noodig, om de moeder tot haar kind en de dochter tot haar vader te brengen. Een oogenblik stond hij aan het tuinhek van de kerk, vlak bij de plek, waar die treurige ontmoeting b<-d plaats gehad, m nu ging hij al meer hopen en verlangen dat er weer zoo'n samenkomst kon plaats heb ben; maar ditmaal een blijdere! Wat kon zijn kleinkind hem dan nog een schat wor den in zijn eenzaam leven; o, hij moest de kleine Zoe tot zich nemen, dat voelde 1 ij duidelijk. „Edith, o Edith, kom toch terug!" fluis terde hij bij zichzelf. „Nu zou ik wel eens willen weten, of jij ook een adres voor mij zoudt kunnen uit* Daar vinden wij Johanna terug, onherken baar in haar acrobaten kleeren, want zij1 maakt doel uit van den troep kermisreiriw gers, die door den kinderdief bestuurd werd.' Het is niet meer het vroolijke lachend® meisje, dat wij straks in den tuin harer- ouders gezien hebben. Haar ingevallen ge zichtje haar rood geschreide oogen, duideR lijden en droefheid aan. En deze uitdruk-, king is zóó waar, zóó natuurlijk, dat men) voor een oogenblik vergeet dat men in deR circus is, en ondanks zidhzelve zijn hart voelt kloppen. Arme, kleine Johanna, stokslagen regenen op haar schoudertjes, want zij moet het moeilijke ambacht van koorddanseres leereR en Tempesta hoeft een harde hand, wan« neer het kind de moeilijke oefeningen nietj naar zijn genoegen- verricht. Onderwijl heeftj de circus zich langzamerhand gevuld, het uur der voorstelling is gekomen. Tempesta! gaat naar voren om rijn publiek te begroe-l ten. Doch wie nadert daar behoedzaamHefc- iR Manphij heeft zijn klein vriendinnetje; ontdekt en springt kwispelstaartend tegoR haar op. Koest Man, brengt Johann<a hem met ge-, baren aan het verstand, ze mogen je niet zien,! De voorstelling is afgeloopen. De kermis reizigers begeven rich ter ruste, alles ia wel dra in diepen slaap. Maar de kleine Johanna is héél stil opge- staanp en opent voorzichtig de deur vod den woonwagen. Daar buiten wacht Man op haar. Do schrandere hond kent den weg nog, dien hij zoo even heeft afgelegd en brengt zijn vriendinnetje naar haar ouders terug. Gij ziet dus, dat dit voor de kleine Nana Loyal, lang niet gemakkelijk is deze rol voor te stelden. Wedrennen van ossen. De haiitetodhtolijke opgewondenheid, die de Europeaan ondervindt bij de wedrennen van .paarden, weet de bewoner van het kleino eiland Ma/doera rich te verschaffen door een andere, meer origineel© sport, wed rennen van 0G6en. Ieder jaar komen de ossen- bezitters één keer met hun dieren om in heb arena om de sport-lauweren te kampen. Die dag is voor het geheele eiland e»?n dag, die met groot ongeduld wordt verwacht en met groote feestelijkheden wordt gevierd. De ossen, gewoonlijk prachtige groote dieren, met een geweldige Kohaamskracht, worden twee aan twee voor een plank, eigenlijk een slede gespannen, waarop de eigenaar zelf plaats neemt, als tij er tenminste niet de voorkeur aan geeft om volgens het voor- vinden!" sprak hij dien avond tot Marie Sanders. Zij was bezig (het tafellaken op te vouwen en hield ineen9 verwonderd op. „Een adres !i Van wie!" vroeg zij. „Wel, misschien kan jij nog wel door middel van een van de Bleekers, die hier in den omtrek wonen, het adres uitvinden, ribt ik natuurlijk graag had. Misschien weet jij] het ook zoo al; in elk geval, zie, dao' je mij morgen het antwoord geeft." Nu hebben wij allen wel eens ondervon den, dat wij 's ochtends, na een nacht rust, soms tot andere gedachten rijn gekomen, maar dit was niet het geval met Robberts want dien volgenden ochtend was hij nog eens zoo vast besloten dat hij kleine Zoe bij rich thuis zou halen en dat hij tegelijk haar' moeder zou laten weten, dat rij ook op een' goede ontvangst kon rekenen. Hij had niet veel geslapen dien nacht, want steeds was hij vervuld geweest van de groote aanstaande verandering, die ging plaats grijpen in rijn leven, als Zoe en mis schien zelfs Edith, weer altijd om hem heen zouden zijn, ze zou er natuurlijk slecht uit zien van de ellende, dio zij had gekend, maar dat zou gauw weer terecht komen, als zij weer een rustig tehuis had, en dan zou het weer zijn als voor vijf jaren geleden- gezellig en prettig en vroolijk. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 12