£5418. LE1DSCH DAGBLAD, Zaterdag* 28 Mei. Eerste Blad. Anno 1910. PERSOVERZICHT. UIT HET LEVEN VANEEN KNAAP. Gemengd Nieuws. Naar aanleiding van het arrest van iden H o o g e n Raad inzake Kri 11 er merkt mr. J. A. Levy in „Het Vader land" o. m. op: Het eedsvraagstuk vertegenwoordigt de heiligheid der persoonlijke overtuiging nopens het onzienlijke en onnaspeurlijke. Het plaatst dit gebied, geheel idealistisch van nature, buiten alle verwantschap met, bui ten alle aanraking van andere invloeden, dan die, welke in 's menschen afgeslotan binnenste den boventoon voeren. Daswcge ontzegt het, tot zelfs aan dc hoogste macht op aarde, do justitie, de bevoegdheid dat gebied te betreden, of tar eigen bevesti ging, daaraan hulpmiddelen te ontleenen. Men vergete het niet: de menschelijke justitie is een aardsche justitie. Haar dor volkomenheid zoo nabij mogelijk te bren gen, is der wetenschap hoogst en meest eerbiedwaardig streven. Maar nooit kan zij geheel het stof schudden van haar voe ten, nooit ontworstelt zij zich geheel aan den oorsprong van al hetgeen aardsch is en blijven moet. In vorm, in wezen, in strekking, in aard blijft ze afwijkend van haar hémelsche zuster: dc Rechtvaardig heid, voorbehouden aan Hem, die harten en nieren proeft, en zijn deel uitsluitend blijvend. Dit is de afdoende reden, waarom de aardsche justitie, ten eigen behoeve, niet een poging doen mag om de poort te ont sluiten, die haar van 's menschen heilig dom scheidt. De aardsche justitie heeft an dere, aardsche middelen to barer beschik king. Ve-!mt zij dien ecniglijk voor haar bereikbaren bodem, om met oen nimbus van hoogcro wijding zich to omgeven, dan is, van meet af, mislukking haar noodlot. De ijdelheid van haar streven en de moeilijk heid, waarin zij verwikkeld geraakt, zijn de gerechte straf voor haar verwatenheid. Alea jacta, zeide ik zooeven, thans voeg ik er bijnon remota est. Verwijderd zal de hinderlijke slagboom eerst zijn, wan neer de wetgevende macht dezelfde aan spraak op dankbaarheid van het Nedorland- 'iche volk zich verworven hebben zal als ons hoogst© rechtscollege. Wat daartoe noo dig is? Niet veel meer dan een paar re- regelen sohrifts, in de beide takken der Vertegenwoordiging bezegeld, na van Re- geeringswego te zijn voorgesteld. De sa menvatting daarvan kan wel op een stui- ivertjo en luidt „Waar in ons stellig recht de eed is voorgeschreven, kan men met de verkla ring volstaan." „De Nieuwe Courant" heeft in een tweetal artikelen oen uiteenzetting gegeven van het rapport deT Staatscommissie in zake herziening der Jachtwet. Aan hot einde zijner beschouwingen brengt het blad der oommissie voor haar arbeid een woord van kulde. „Pi eter 1 „Ja, moeder." „O, bon je daar? Ik hoorde je niet. Is vader weg?" „Ja, moeder." „Is hij dadelijk doorgcloopcti naar stad? Wiet eerst aangegaan hij de boerin?" „Neen, moeder. Zeker vergeten. Maar ik kan aanstonds wel om wat melk gaan vragen." „Ja, dat zal wel moeten. En als ze je willen uithooren over gisteravond, dan weet «ie van niets, hoor, Picber „Ja, moeder." „Zusje slaapt rustig, hè „Ja, moeder, cn Jan cu Rika zijn naar 6chool, weggestapt hand in hand. Ik hoorde Jan tegen Rika zeggen: Asse wij weerom kommc. is moeder beter, hé Jiek? Wat praat die jongen nog krom, moeder. Hoe zou dat zoo wezen Hij kreeg geen antwoord, de dertienjarige bleeke knaap, die in dat kleine woonscheepje de moeder van liet gezin in alles verving en bovendien de rol van ziekeverpleger zoo goed mogelijk vervulde. Met angstige blik ken sloeg hij de zieke vrouw gade en haastte zich, haar een kommetje met bruin achtig vocht to reiken, om haar door het vele spreken drooggeworden keel te be vochtigen. Toen dit met lange pauzen ge schied was en liet vaalkleurige klamme hoofd weer op het kleine kussen rusttï, zette de jongen het kommetje op het plankje, dat voor liet gemak der te bed liggende ter zijde was aangebracht en mot een schami-ïr kon af- cn aangeschoven worden. Hij wachtte nog even of de zieke ook soms wat zeg gen zou en dook toen door het kloino deurtje paar buiten, zonder het luik, dat den doortocht vergemakkelijken kon, ter zijde t© schuiven. Een oogenblik bleef de knaap op het d?k naast de roef staan en snoof begcerig de frissche morgenlucht op. Maar geen tien tellen gunde hij zich dat genot. Gauw een roodsteer.cn kom, die schuins op den kant had staan drogen, opgenomen, een enkelen achtergebleven drop van dc reinigingskuur van zoo straks met de hand weggevaagd, en toen op een holletje den wal op langs de smalle plank, een klein eindje van liet trekwegje langs gedraafd op zijn te groote, bij fclken stap klikklakkende klompen en dan ineens heel kalm cn bedaard hït boe renerf op, uit eerbied voor den grooten heqmhond, die anders zoo'n vervaarlijk ge- Helder geschreven, kort en juist geformu leerd, mag men getuigt het het rap port en ook het wetsontwerp een model noemen, al zullen ook, mocht het eenmaal tot wet zijn verheven, hier en daar in de praktijk wel onvolkomenheden aan het licht treden. De commissie, die deze moeilijke materie heeft behandeld en geordend, ver dient zeker den dank der natio. Over ver schillende onderdeelen werd, naar zij zelvo mededeelt, een beslissing slechts bij meer derheid van stemmen harer leden verkre gen en dit duidt reeds aan, dat tot-oor- deelen-bevocgden het niet in alle opzich ten in onderdeelen of zelfs in hoofdbeginse len met haar eens zullen zijn. Maar dit doet niets af aan den lof, waarop zij in zoo ruime mate aanspraak kan doen gelden. In een artikel over kaderplicht en reservekader schrijft de „Nieuwo Rotterdamsche Courant": Waar wij ons ©enerzijds als beslist voor stander doen kennen van het behoud van een instituut, dat ailcngs burgerrecht en in de wet op de reserve ettelijke jaren ge leden sanctie heeft verworven, daar mee- nen wij toch aan de andere zijde, dat er in de toekomst niet wel meer sprake van kan zijn, een bijzondere plaats in het legsr aan dezo instelling toe te kennen. Het in stituut zal immers in hoofdzaak gehand haafd blijvon, om burgerlijko belangen te die- nep, en iad moge het nu, uit dien hoofde, zich ook voortaan in do voortdurende belang stelling der Volksvertegenwoordiging blij ven verheugen, feitelijk bestaat toch geen enkele reden meer, om de kaderleden op bijzondere wijze van do overige officiers- adspiranten. te onderscheiden. Wij vragen; dan ook voortaan voor allen, hetzij zij tot de militie, dan wel tot liet reservekader be- hooren, volkomen gelijke voorrechten, gelijke ondersoheidingsteckenen, gelijke bezoldiging en last not least gelijken duur van den oefeningstijd. Het schijnt toch voor weer legging niet vatbaar, dat van het oogsn- blik af, waarop voor den militie-officier een éénjarige onafgebroken oefeningstijd zal zijn verplicht gesteld, een gelijke onderbro ken oefen ingsduur voor de kaderreservisten geldend zal moeten worden verklaard. Kaderplicht en reservekader stelt het blad zich voor als elkaar aanvullend in dien zin, dat, zoodra na enkele weken dienst vaststaat wie uit de massa der ingelijfde dienstplichtigen, hetzij op grond van vrije aanmelding, hetzij op grond van verplicht© aanwijzing tot officiersopleiding bestemd zijn, door do betrokkenen hun keuzo zal ge vestigd worden öf op de onafgebroken op leiding tot militie-officier, öf op do onder broken opleiding bij het reservc-kador. In hoofdzaak zegt het denken wij ons dit instituut in do toekomst dan ook uit de reeds ingelijfde dienstplichtigen aan gevuld, terwijl slechts een kleiner doel zich reeds vóór de inlijving zou verbinden. Door het reservekader in dergelijke banen te lei den, schijnt groote waarschijnlijkheid gege ven, dat tot de vrijwillige verbintenis sleohts blaf aanheffen zou, waarvau moeder in hot scheepje dan weer zou schrikken zooals laatst. Do boerin, die juist uit de zijdeur op do pomp toetrad, zag het ventje aankomen. Vriendelijk vroeg zo: „Wou je graag wear wat melk voor moeder?" „Ja, vrouw; maar ik heb geen centen." „Dat ;s nik6, hoor 1" klonk het goedmoe- <Lig*, „geef jo kommetje maar hier." „Goed, vrouw. Heeft de vrouw ook soms wat profiet (bockweitegort) voor mij, om in de molk t© doen?" „Profiot? Waarvoor?" vroeg zij met een snellen blik op het smalle jongensgelaat, „voor jo zelf of voor vader?" „Neen, vrouw, voor zusje. Vader en ik etèn vandaag geen warm eten." „Zeker omdat er niks aan boord is? Dan kun je ook niks klaarmaken, arme stum per. Kom straks om twaalven of eenen maar evon hier, dam kun jc een bord warm eten krijgen." „Asjeblieft, vrouw." Nu werd de melk gehaald; in haar groot gevoel van medelijden had de boerin het kommetje zóó vol geschept, dat de knaap toen hij dankend heengaan zou, al dadelijk een gulpje morste op het stocnen stoepje. Even zette hij vlug de kom aan don mond cn dronk een paar lamge teugen. „Dat 's beter als 't to laten wegloopcn," zei hij ernstig. „Ja zeker," stemde zij, hem vriendelijk toeknikkend, toe en toen zich ineens ver trouwelijk naar hem overbuigend, vroeg zij zacht: „Was 't gisteravond weer mis met vader, Pieter? Wij hoorden hem wel aan komen met lange Durk en Rein. 't Was# al laat en nogal donker ook. Eu dan met al die touwen over den trekweg. 't Was gevaarlijk, hoorl" „Toen ik ze hcorde aankomen, ben ik ze tegemoet gegaan. Toen ging 't bost," antwoordde de knaap. Meteen knikte hij haar toe en ging haastig heen, zóó vlug, althans als dat mogelijk was, met zijn roede kom vol verschc melk. De boerin zag hem hoofdschuddend na. Wat kreeg zoo'n jongen toch ouwelijke manieren. En zoo gewikst in het antwoor den. Maar wat was hij bleek en tenger. Zij zou hem zich straks maar eens goed zat laten eten; dat niet-warme maal, dat hem op marktdag gegund werd, zou ook wel niet veel bijzonders wezen, dacht ze. „Moeder, nu heb ik nog meer melk als anders en heelemaal voor niks gekregen, is dit niet mooi?" Geheel vervuld met die goede tijding lette de knaap nog niet op het verwrongen uiler- I dia jongelieden zullen, toetraden, die niet alleen uitmunten door kennis, doch, even zeer door karakter. De voorbeeldige straf die den Haagschen. inspecteur van politie Van Rossen wegeng zijn verregaand onbetamelijk optreden tegen den heer Van Raalte, ge- qualificeerd als ,,het handelen in strijd met de waardigheid en ernst waartoe zijn instructie hem verplicht", heeft gekregen, is naar „Land en Volk" verneemt, een geldboete van.... zes-en-twintig centen! Als dat waar is, zegt de „Haagsoho Crt.", dan is de straf eenvoudig een parodie. De overweging, dat hij had gehandeld in strijd met „de waardigheid en den ernst waartoe zijn instructie hem verplicht", was alreeds weinig bevredigend voor het rechts gevoel, dat, afgescheiden van do overige feiten, het „opbrengen" van een rustig burger als een boef onder de bekende om standigheden onverantwoordelijk en voor de algemeen© rechtsveiligbeid bedenkelijk achtte. Maar als nu ook de boet© nog maar schijn is, dan kan, dunkt- de ,,H. C." niemand met dezen afloop vrede hebben. Het is niet te doen om wraak. Maar er had exemplair moeten gebleken zijn, dat vrijheidsberooving, als hier plaats had, aan geen politiebeambte is vergund. Hoofdzaak in deze was iets anders, on nog meer beteekenend, dan de „ernst en waardigheid" van een inspecteur. Do „Lchmannetjes". Het „Vad." schrijft naar aanleiding van dc de batten over het enquête-voorstel In deze debatten is herhaaldelijk gespro ken van de „Lekmannetjes" in het Haas- Van Hall-proces en do heer Loeff heeft met een geschrift van mr. L. W. van Gigh bewezen, dat de hoeren Lehmann niets met dit strafgeding te maken hebben gehad, hun namen er zelfs niet bij genoemd lijn. Het is volkomen juist en nu blijkt dat er over die „Lehmannetjes" zoo druk gespro ken wordt en dat men er zoo weinig van weet, willen wij den lezer even meededen, wat de „Lehmannetjes" waren. Er is indertijd tusschen den hoer R. Leh mann en den beruchten heer Haas oen over- eenkomst gesloten, waarbij de eerste zich verbond den ander op diens eerste aanvra ge, op straffe eener hoog© boete, aandeo- len in zekere goudmijnzaak te leveren, wel ke aandeel en de heer Lehmann had gekocht en de heer Haas ter Amsterdamscke Beur se met groote winst zou pogen te verhan delen, opdat beiden het provenu konden deelen. Welnu, de heer Lehmann kon, toen H^as de aandeelen opvroeg, deze niet leveren en hij verviel dus voor elk aandeel in een hoogo boete, te zamen, mecnen wij .-na te herinneren, tot een bedrag van ongeveer één millioen gulden. Waar echter dchccT lijk der zieke. „Ach, zij sterft 1" kermde hij eensklaps; „moedor, moeder, wat moet ik doen Met allo inspanning barer weinige krach ten beduidde zij hem stil te zijn on bij haar to gaan zitten. Zij lcgdo haar hand op Tiet hoofd van den weenenden jongen knaap on zoo verliepen enkele minuten oer zij hijgende sprak „'t Was heel erg, die benauwdheid, cn ik voel wel, dat het zóó niet lang meer duron kan. 't Is niet om me zelf, dat ik graag 'zou willen blijven leven, 'tis om jou, m'n best© jongen, en om jc zusjes en broertje. Maar o, ik verlang zoo naar rust. Hier te liggen en niets te kunnen, alles to "moeten aanzien, alles t© moeien over laten, dat is zoo akelig." „Ik doe immers mijn best," snikt© de knaap. „Zeker, dat doe je, en méér dan dat, Pieter!" zei ze met groote innigheid, die goed deed, „maar dat te weten cn to zien, en zelve- niets meer tc zijn en te kun nen Een lastpost t© zijn Hij hiof het hoofd op en bitter klonk het haar tegen: „O, moeder, zeg dat niet, dat zei vader immers, toen hij dronken wasl Nooit zou hij hot durven zeggen en kun nen zeggen als hij nuchter was. Zóó slecht is vader nietl" „Vader zei de waarheid, Pieter, de droeve waarheid, en daarom cok heb ik er allen vredo me©, dat ik heenga, nog goen vijf cn dertig jaar oud." Een poosjo moest zij rusten. Met nog zwakker stem dan zooevon begon zij weer: „Pieter, wil je mooder beloven, dat je bij vader blijven zult, om hem to behoeden voor ongelukken, to leiden, nog meer als nu, op 't goede pad? Vroeger luisterde hij naar mij, nu naar jou. Goedmccnondc menschen zullen de zusjes en broertjes hier vandaan halen en een beter leven geven, dan zo hier kunnen krijgen. Je moot die menschen laten begaan, m'n jongen. Maar als zo jou me© willen nemen, vraag hun da^a om bij vad?r te blijven en blijf voor hem zorgen, werk met hem me© en verhinder met liefde zoo veel mogelijk, dat hij drinkt en vecht." Weer volgde ©en rustpoos. Toen fluis terde de stervende: „Ik ben zoo blij, dat mijn dappere jongen bij mij is; nu kan ik het jo allemaal zeggen, Pieter! Nietwaar? Je zult bij vader blijven? Schrei niet zoo; voor mij is het beier, dat ik heenga, en voor de zusjes cn voor broertje, is 't ook beter zóó. En voor vader misschien ook. Nooit geef je toe, als hij je wil laten mec- proeven „Neen, moeder, nooit! Maar hij zal 'tnu ook nooit vragen, denk ik." Haas het gansohe plannetje slechts had toe gelegd op di© boete, weigerde do hoer Leh mann co te voldoen: Haas moest dus pro- oedeeren, maar hij bezat daartoe de mid delen niet Hij is toen op een ingcmeu3 idee gekomen en heeft ter Beurze van Am sterdam bewijzen van aandeel in het even tueel tegen R. Lehmann te voeren proces uitgegeven k 10 gulden per stuk, tot mee- nen wij, een bedrag van 10,000 gulden. Elk aandeelhouder zou meedeelen in het even tueel provenu van dat rechtsgeding. Het was een relletje op de Beurs, en in dien tijd sprak iedereen in Amsterdam van de „Lehmannetjes", daarmee bedoelende de door den hoer Haas nominaal voor f 10 uic- gegeven bewijzen van aandeel in het pro ces tegen den heer Lehmann. De „Lehmannetjes" 6tcgen aanvankelijk in koers, doch daalden even snel. Het proces is zoo wij ons wel herinne ren geroyeerd, nadat een door den heer Lehmann voorgestelde exceptie vnn nietig heid der dagvaarding was verworpen en partijen hebben verder de zaak ondershands afgedaan. Wij gelooven niet dat do „Leh mannetjes" nog een cent hebben opgele verd, maar oudere beursbezoekers te Am sterdam hebben zc nog wel als souvenir be waard. De „Lebmannetjes" waren dus geen men schen, doch papieren, zij hielden geen enkel verband met het strafproces Haas-Van Hall, maar hadden slechts beteekenis in een civiel proces tussohen R. Lohmann en Haas en de heele vermakelijke historie heeft zich een 12- of 14-tal jaren geleden afgespeeld. Van de dievenbende, die in do laatst© maanden het gohecle noorden van Noord-Brabant onveilig maakt© heeft do politie reeds de volgende loden in handen: Tonics, bijgenaamd de Font; Nic. Vosscn- berg; Th. de Bic, bijgenaamd de Pruis; J. G. de BieG. van den BerkC. Vossenberg allen te Ü3, cn J. van der Wielen to Lit hoyen, de beido laatsten verdacht van he ling. Do justitie heeft tegen andoren zeer be zwarende aanwijzingen. Verschillende van bovengenoemdo perso nen, die allen reeds geheel of gedeeltelijk bekenden, hebben een berucht verleden ach ter zich, waardoor verklaarbaar wordt de groot© vrees, welke do bevolking voor hen had. Nic. Voesenberg was betrokken bij de moorzaak-Vos, Th. do Bie bracht 15 jaar in de gevangenis te Leeuwarden door wegens moord op don wachtmeester der mare chaussee Hoekman te Oss, terwijl G. Yos- sonberg 7 jaar in do gevangenis door bracht wegens moord op rokoren Vos, dio bij „den rooien Dirk", een kroegje, werd doodgestoken. Eon aardverschuiving heeft een deel van het Zwitserschc dorp Fon- tenav verwoest. Vijf huizen met dri© ge zinnen zijn geheel bedolven. Tot nu toe had men vijf" lijken gevonden. „En dan weiger je, m'n jongon?" „Ja, moeder, altijd cn overal." „Laat mo nu nog even kloin zusje kus sen. Voorzichtig. Als zij doorslaapt, des to beter voor haar. Do nachtrust was zoo verstoord. Ann schaap." Met het halfslapende lcind tegen zich aangedrukt, lag do afgetobde ziel cnkolo oogonblikken als in diepen slaap. Toen liot zo toe, dat do knaap haar het meisje af nam en weer in do andere zoogenaamde» kindorkooi terugbracht. En toon oen buur vrouw cr lagen drie woonschocpjes naast elkaar tegen hot etensuur eens zien wilde of de zieko ook een vcrschen aard appel meepikken wou, vond ze een luid kermenden knaap on een spelend kindje, dat niets begreep, en om nog warm lichaam, waaraan do ziel ontvloden was. Wit als oen doode vouwdo z© de handen biddend, saam en prevelde: „Moge zij het hier boven beter krijgenHier was 't een hol. En je lui, armo schapen, zult het nu ook beier krijgen. Hoe ©cr hoo liever moot jolui liiir vandaanallemaal. Wat do stervende vrouw voorspeld had, aan haar zoontje, gcschicddo: medelijdende menschen kwamen cn namen de drie jong st© kinderen moe. Piot-er zou later ook go- haald worden, zeiden ze. Pieter zweeg en wachtte af. Als vadjr weg was, om als veedrijver een dagloon te verdienen, dan was 't hom wee en em,- zaam in de lage roef. Toch streed hij dap per tegen z'n tranen; dee/1 z'n uiterste best om alles knap en schoon to houden zoo als moeder 't hem in haar ziokte leerde, cu vaders verzorging was hem eon heilige taak. Ging do man cr morgens op uit, in z'n ooren klonk na de bede van z'n zoontje: „Komt vader goed thuis?" Geschiedde dit dan, dan was de knaap in-gelukkig en prees den man, die hem moest opvoeden, maar door hem werd. op gevoed, al dacht Pieter in z'n eenvoud daar aan niet. De buron getuigden, dat do man „bekwam"; een grappenmaker uitte do ver onderstelling, dat hij weer „verkoaring" had; op het boerenerf vonden ze hot aangenaam, dat do nachtelijke toonoeltjes uitbleven, die vroeger bij en in dat sohoepjo werden af gespeeld. Allen waren in spanning wat of do kerel doen zou, als ook Pieter op oen goeden dag van hom weggenomen werd- Daar kwam op zekeren dag oen mare chaussee en bracht oen gewichtig document. Pieter las 't zijn vader voor en beefde van verontwaardiging. Er stond zoo waarlijk zwart op wit, dat zijn vader een drinker was en hem me© liet proeven. En hij weigerda immers, zoo 6 lel lig, dat vader hem verder Omtrent Taborelli, den man, dio te Madrid een bom geworpen heeft en daarna zichzelf van kant gemaakt heeft» wordt nog gemeld, dat het een Cataloniër ia, van 27 jaren. Hij heeft geruimen tijd in Argentinië geleefd en stond in het armoedi ge kosthuis, waar liij woonde, bekend als een zenuwachtige overspannen jongon. Op den dag, dat hij den dood v id, was hij her haaldelijk naar het noorderstation gegaan waar koning Alfons aan moest komen. Men denkt dan ook dat hij een aanslag heeft villen plegen op den koning, maar dat hij, toen hij daarin niet slaagde doordat Alfon so zich per automobiel naar het Escuriaal begaf, zijn gevaarlijk vrachtje, dat op oen bepaald oogenblik moest ontploffen, bij het standbeeld, opgericht voor de slachtof fers van Morral, heeft neergelegd. In do kamer van Taborelli zijn nog twee helsche machines gevonden en allerlei bc- noodigdheden om ze te maken. Op de sche de van een groot mes, dat ook in Taborclli's kamer lag, stond geschreven: „levo de anar chie, weg mot de tyranncn." Een officier beeft aan den rechter van instructie ge zegd, dat hij in Taborelli den persoon meent te herkennen, met wien Morral, korten tijd voor hij op 31 Mei 1903 zijn aan- elag pleegde, samen gezien is. Aardbeving. Heutor seint uit Bern: Om 7 uren Donderdagochtend is een sterke aardschok waargenomen in een groot aantal Zwitserscho plaatsen. Het verschijnsel is hot hevigst geweest in Choindiz (Bern). Het ging gepaard met on- doraardsch gerommel; de ruiten werden gebroken, meubelen tegen elkaar gebotst-. Do richting van de aardbeving was van het Noorden naar het Zuiden. To Yesoul is Donderdagmorgen om 6 u. 17 m. ook een aardbeving waargenomen, die van 6 tot 7 sooonden duurde. De richting was Noord-Zuid. Deze in Frankrijk on Zwitserland go- voelde aardschokken zijn ook in Elzas-Lo- tharingen waargenomen. Aan de aardbo- vingswaoht te Straatsburg merkte men da delijk aan den doorslag vaa de toestellen, dat men met een beving op korten afstand te doen had. Men schatte, dat het epicen trum van do aardbeving op een afstand van 100 K.M. lag. Door do telephoon werd dan ook al spoedig medegedeeld, dat de schokken te Bischlioim te voelen waren ge weest. Yolgens andere berichten, is de beweging van do aarde ook in den Boven-Elzas merk- baar geweest. In de badplaats Lauchense© in do zuidelijke Vogoeoen, 1000 M. boven don zeespiegel, waren do schokken tame lijk hovig. Zware gebouwen stonden er op hun grondvesten te trillen Te Melker in do Yogoozen hoorde men een gerommel als van donder. Te Muihui zon waren de schokken good t© voelen op de hooger gelegen verdiepingen van de huizen. Do beweging ging hier, naar ge meld wordt-, van het Oost-en naar het Was ten. mot rust had gelaten. Er stond ook in, dat z'n vader hom mishandelde. Een gTuwolijlce leugen: hem mishandelde zijn vader nooit. En vader was nu zoo mooi op don weg tot beterschap gekomen; als hij nu maar niet baloorig werd. En nu wilden die menschen, die zijn boortje on zusje gehaald haddon, ook hem hobben on z'n vader alloen laten, met z'n woonscheepje en z'n wroeging on borouw, omdat hij moeder zooveel verdriet had aangedaan. „'t Zal niet gebeuren; ik blijf bij jo, vader! Mooder heeft het zoo gowonscht en ik heb hot haar beloofd. Ga gerust heen ala go werk kunt krygen. Ik zal je hier wach ten. Ga gerust heen In spanning wachtte do knaap alloon op hetgeen komen zou. Maar dien dag gobcurda cr niets. Niemand liet ziek zien. 's Avon da vond do man z'n zoontjo-huishoudstor op post als alle dagen. En in de ro;f cn cr boven on er omh»n was alles knap. Da aardappels waren goed gekookt. Het woi- nigjo potvct met voel peper en zout stond in oen schoteltje te smolten op het thov- lichtje. En een dag later wachtte do knaap weer zijn vader mot een warmen pot; hij zag cr opgewekter uit dan in al die weken na don dood zijner mooder, doch zijn stem trilde wel, toen hij vertelde, dat het -sr dien morgen aan too was geweest. „Waaraan toe?" „Zc kwamen mc vragen om mee t© gaan naar ©en best kosthuis bij knappe men schen. Maar ik heb gezegd, dat ik bij vader hot goed had en dat ik moeder beloofd had, bij vader tc zullen blijv.-n cn dat ik mijn woord aan moeder liefst niet breken zou." En toen?" „Toen mocht ik weer in de roef gaan. Ik zei het immers al, dat ik bij vader bleef? Wie weet of we nog niets eens al lemaal bij vader in 't schip komen, als vader on ik alles doen wat moeder graag hebben wou! Zou vader ook niet denken?" Meesmuilend stemde de man toe. Doch! desnoods mochten dio anderen liet elders goed hebben cn houden. Als zijn steun en zijn gids op het vaak duistere levenspad, hem maar niet ontnomen werd. Zoo'n jongen, zoo jong en zoo welberaden, een man van zijn eens gegeven woord, was die niet waard dat hij er 'n hartstocht breidelde cn even eens zich betoonde ©en rnensch met een; wil even krachtig als die van oen knaap. Haar zoon G. C. STELLING WERF-J ENTINK* [Uit „Tijdschrift voor Armenzorg en JELadarbcsobcr™'7^"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5