£5418.
LE1DSCH DAGBLAD, Zaterdag* 28 Mei. Eerste Blad.
Anno 1910.
PERSOVERZICHT.
UIT HET LEVEN VANEEN KNAAP.
Gemengd Nieuws.
Naar aanleiding van het arrest van
iden H o o g e n Raad inzake Kri 11 er
merkt mr. J. A. Levy in „Het Vader
land" o. m. op:
Het eedsvraagstuk vertegenwoordigt
de heiligheid der persoonlijke overtuiging
nopens het onzienlijke en onnaspeurlijke. Het
plaatst dit gebied, geheel idealistisch van
nature, buiten alle verwantschap met, bui
ten alle aanraking van andere invloeden,
dan die, welke in 's menschen afgeslotan
binnenste den boventoon voeren. Daswcge
ontzegt het, tot zelfs aan dc hoogste macht
op aarde, do justitie, de bevoegdheid dat
gebied te betreden, of tar eigen bevesti
ging, daaraan hulpmiddelen te ontleenen.
Men vergete het niet: de menschelijke
justitie is een aardsche justitie. Haar dor
volkomenheid zoo nabij mogelijk te bren
gen, is der wetenschap hoogst en meest
eerbiedwaardig streven. Maar nooit kan
zij geheel het stof schudden van haar voe
ten, nooit ontworstelt zij zich geheel aan
den oorsprong van al hetgeen aardsch is
en blijven moet. In vorm, in wezen, in
strekking, in aard blijft ze afwijkend van
haar hémelsche zuster: dc Rechtvaardig
heid, voorbehouden aan Hem, die harten
en nieren proeft, en zijn deel uitsluitend
blijvend.
Dit is de afdoende reden, waarom de
aardsche justitie, ten eigen behoeve, niet
een poging doen mag om de poort te ont
sluiten, die haar van 's menschen heilig
dom scheidt. De aardsche justitie heeft an
dere, aardsche middelen to barer beschik
king. Ve-!mt zij dien ecniglijk voor haar
bereikbaren bodem, om met oen nimbus van
hoogcro wijding zich to omgeven, dan is,
van meet af, mislukking haar noodlot. De
ijdelheid van haar streven en de moeilijk
heid, waarin zij verwikkeld geraakt, zijn
de gerechte straf voor haar verwatenheid.
Alea jacta, zeide ik zooeven, thans voeg
ik er bijnon remota est. Verwijderd zal
de hinderlijke slagboom eerst zijn, wan
neer de wetgevende macht dezelfde aan
spraak op dankbaarheid van het Nedorland-
'iche volk zich verworven hebben zal als
ons hoogst© rechtscollege. Wat daartoe noo
dig is? Niet veel meer dan een paar re-
regelen sohrifts, in de beide takken der
Vertegenwoordiging bezegeld, na van Re-
geeringswego te zijn voorgesteld. De sa
menvatting daarvan kan wel op een stui-
ivertjo en luidt
„Waar in ons stellig recht de eed is
voorgeschreven, kan men met de verkla
ring volstaan."
„De Nieuwe Courant" heeft in een
tweetal artikelen oen uiteenzetting gegeven
van het rapport deT Staatscommissie in
zake herziening der Jachtwet. Aan
hot einde zijner beschouwingen brengt het
blad der oommissie voor haar arbeid een
woord van kulde.
„Pi eter 1
„Ja, moeder."
„O, bon je daar? Ik hoorde je niet. Is
vader weg?"
„Ja, moeder."
„Is hij dadelijk doorgcloopcti naar stad?
Wiet eerst aangegaan hij de boerin?"
„Neen, moeder. Zeker vergeten. Maar
ik kan aanstonds wel om wat melk gaan
vragen."
„Ja, dat zal wel moeten. En als ze je
willen uithooren over gisteravond, dan weet
«ie van niets, hoor, Picber
„Ja, moeder."
„Zusje slaapt rustig, hè
„Ja, moeder, cn Jan cu Rika zijn naar
6chool, weggestapt hand in hand. Ik hoorde
Jan tegen Rika zeggen: Asse wij weerom
kommc. is moeder beter, hé Jiek? Wat praat
die jongen nog krom, moeder. Hoe zou
dat zoo wezen
Hij kreeg geen antwoord, de dertienjarige
bleeke knaap, die in dat kleine woonscheepje
de moeder van liet gezin in alles verving
en bovendien de rol van ziekeverpleger zoo
goed mogelijk vervulde. Met angstige blik
ken sloeg hij de zieke vrouw gade en
haastte zich, haar een kommetje met bruin
achtig vocht to reiken, om haar door het
vele spreken drooggeworden keel te be
vochtigen. Toen dit met lange pauzen ge
schied was en liet vaalkleurige klamme
hoofd weer op het kleine kussen rusttï,
zette de jongen het kommetje op het plankje,
dat voor liet gemak der te bed liggende ter
zijde was aangebracht en mot een schami-ïr
kon af- cn aangeschoven worden. Hij wachtte
nog even of de zieke ook soms wat zeg
gen zou en dook toen door het kloino
deurtje paar buiten, zonder het luik, dat
den doortocht vergemakkelijken kon, ter zijde
t© schuiven.
Een oogenblik bleef de knaap op het d?k
naast de roef staan en snoof begcerig de
frissche morgenlucht op. Maar geen tien
tellen gunde hij zich dat genot. Gauw een
roodsteer.cn kom, die schuins op den kant
had staan drogen, opgenomen, een enkelen
achtergebleven drop van dc reinigingskuur
van zoo straks met de hand weggevaagd,
en toen op een holletje den wal op langs
de smalle plank, een klein eindje van liet
trekwegje langs gedraafd op zijn te groote,
bij fclken stap klikklakkende klompen en
dan ineens heel kalm cn bedaard hït boe
renerf op, uit eerbied voor den grooten
heqmhond, die anders zoo'n vervaarlijk ge-
Helder geschreven, kort en juist geformu
leerd, mag men getuigt het het rap
port en ook het wetsontwerp een model
noemen, al zullen ook, mocht het eenmaal
tot wet zijn verheven, hier en daar in de
praktijk wel onvolkomenheden aan het licht
treden. De commissie, die deze moeilijke
materie heeft behandeld en geordend, ver
dient zeker den dank der natio. Over ver
schillende onderdeelen werd, naar zij zelvo
mededeelt, een beslissing slechts bij meer
derheid van stemmen harer leden verkre
gen en dit duidt reeds aan, dat tot-oor-
deelen-bevocgden het niet in alle opzich
ten in onderdeelen of zelfs in hoofdbeginse
len met haar eens zullen zijn. Maar dit
doet niets af aan den lof, waarop zij in
zoo ruime mate aanspraak kan doen gelden.
In een artikel over kaderplicht en
reservekader schrijft de „Nieuwo
Rotterdamsche Courant":
Waar wij ons ©enerzijds als beslist voor
stander doen kennen van het behoud van
een instituut, dat ailcngs burgerrecht en
in de wet op de reserve ettelijke jaren ge
leden sanctie heeft verworven, daar mee-
nen wij toch aan de andere zijde, dat er
in de toekomst niet wel meer sprake van
kan zijn, een bijzondere plaats in het legsr
aan dezo instelling toe te kennen. Het in
stituut zal immers in hoofdzaak gehand
haafd blijvon, om burgerlijko belangen te die-
nep, en iad moge het nu, uit dien hoofde,
zich ook voortaan in do voortdurende belang
stelling der Volksvertegenwoordiging blij
ven verheugen, feitelijk bestaat toch geen
enkele reden meer, om de kaderleden op
bijzondere wijze van do overige officiers-
adspiranten. te onderscheiden. Wij vragen;
dan ook voortaan voor allen, hetzij zij tot
de militie, dan wel tot liet reservekader be-
hooren, volkomen gelijke voorrechten, gelijke
ondersoheidingsteckenen, gelijke bezoldiging
en last not least gelijken duur van den
oefeningstijd. Het schijnt toch voor weer
legging niet vatbaar, dat van het oogsn-
blik af, waarop voor den militie-officier een
éénjarige onafgebroken oefeningstijd zal
zijn verplicht gesteld, een gelijke onderbro
ken oefen ingsduur voor de kaderreservisten
geldend zal moeten worden verklaard.
Kaderplicht en reservekader stelt het blad
zich voor als elkaar aanvullend in dien
zin, dat, zoodra na enkele weken dienst
vaststaat wie uit de massa der ingelijfde
dienstplichtigen, hetzij op grond van vrije
aanmelding, hetzij op grond van verplicht©
aanwijzing tot officiersopleiding bestemd
zijn, door do betrokkenen hun keuzo zal ge
vestigd worden öf op de onafgebroken op
leiding tot militie-officier, öf op do onder
broken opleiding bij het reservc-kador.
In hoofdzaak zegt het denken wij
ons dit instituut in do toekomst dan ook
uit de reeds ingelijfde dienstplichtigen aan
gevuld, terwijl slechts een kleiner doel zich
reeds vóór de inlijving zou verbinden. Door
het reservekader in dergelijke banen te lei
den, schijnt groote waarschijnlijkheid gege
ven, dat tot de vrijwillige verbintenis sleohts
blaf aanheffen zou, waarvau moeder in hot
scheepje dan weer zou schrikken zooals
laatst.
Do boerin, die juist uit de zijdeur op do
pomp toetrad, zag het ventje aankomen.
Vriendelijk vroeg zo: „Wou je graag wear
wat melk voor moeder?"
„Ja, vrouw; maar ik heb geen centen."
„Dat ;s nik6, hoor 1" klonk het goedmoe-
<Lig*, „geef jo kommetje maar hier."
„Goed, vrouw. Heeft de vrouw ook soms
wat profiet (bockweitegort) voor mij, om
in de molk t© doen?"
„Profiot? Waarvoor?" vroeg zij met een
snellen blik op het smalle jongensgelaat,
„voor jo zelf of voor vader?"
„Neen, vrouw, voor zusje. Vader en ik
etèn vandaag geen warm eten."
„Zeker omdat er niks aan boord is? Dan
kun je ook niks klaarmaken, arme stum
per. Kom straks om twaalven of eenen
maar evon hier, dam kun jc een bord warm
eten krijgen."
„Asjeblieft, vrouw."
Nu werd de melk gehaald; in haar groot
gevoel van medelijden had de boerin het
kommetje zóó vol geschept, dat de knaap
toen hij dankend heengaan zou, al dadelijk
een gulpje morste op het stocnen stoepje.
Even zette hij vlug de kom aan don mond
cn dronk een paar lamge teugen. „Dat 's
beter als 't to laten wegloopcn," zei hij
ernstig.
„Ja zeker," stemde zij, hem vriendelijk
toeknikkend, toe en toen zich ineens ver
trouwelijk naar hem overbuigend, vroeg zij
zacht: „Was 't gisteravond weer mis met
vader, Pieter? Wij hoorden hem wel aan
komen met lange Durk en Rein. 't Was#
al laat en nogal donker ook. Eu dan met
al die touwen over den trekweg. 't Was
gevaarlijk, hoorl"
„Toen ik ze hcorde aankomen, ben ik
ze tegemoet gegaan. Toen ging 't bost,"
antwoordde de knaap. Meteen knikte hij
haar toe en ging haastig heen, zóó vlug,
althans als dat mogelijk was, met zijn roede
kom vol verschc melk.
De boerin zag hem hoofdschuddend na.
Wat kreeg zoo'n jongen toch ouwelijke
manieren. En zoo gewikst in het antwoor
den. Maar wat was hij bleek en tenger.
Zij zou hem zich straks maar eens goed
zat laten eten; dat niet-warme maal, dat
hem op marktdag gegund werd, zou ook
wel niet veel bijzonders wezen, dacht ze.
„Moeder, nu heb ik nog meer melk als
anders en heelemaal voor niks gekregen,
is dit niet mooi?"
Geheel vervuld met die goede tijding lette
de knaap nog niet op het verwrongen uiler-
I dia jongelieden zullen, toetraden, die niet
alleen uitmunten door kennis, doch, even
zeer door karakter.
De voorbeeldige straf die
den Haagschen. inspecteur van politie Van
Rossen wegeng zijn verregaand onbetamelijk
optreden tegen den heer Van Raalte, ge-
qualificeerd als ,,het handelen in strijd
met de waardigheid en ernst waartoe zijn
instructie hem verplicht", heeft gekregen,
is naar „Land en Volk" verneemt, een
geldboete van.... zes-en-twintig centen!
Als dat waar is, zegt de „Haagsoho Crt.",
dan is de straf eenvoudig een parodie.
De overweging, dat hij had gehandeld in
strijd met „de waardigheid en den ernst
waartoe zijn instructie hem verplicht", was
alreeds weinig bevredigend voor het rechts
gevoel, dat, afgescheiden van do overige
feiten, het „opbrengen" van een rustig
burger als een boef onder de bekende om
standigheden onverantwoordelijk en voor
de algemeen© rechtsveiligbeid bedenkelijk
achtte.
Maar als nu ook de boet© nog maar schijn
is, dan kan, dunkt- de ,,H. C." niemand met
dezen afloop vrede hebben.
Het is niet te doen om wraak. Maar er
had exemplair moeten gebleken zijn, dat
vrijheidsberooving, als hier plaats had, aan
geen politiebeambte is vergund.
Hoofdzaak in deze was iets anders, on
nog meer beteekenend, dan de „ernst en
waardigheid" van een inspecteur.
Do „Lchmannetjes". Het
„Vad." schrijft naar aanleiding van dc de
batten over het enquête-voorstel
In deze debatten is herhaaldelijk gespro
ken van de „Lekmannetjes" in het Haas-
Van Hall-proces en do heer Loeff heeft
met een geschrift van mr. L. W. van Gigh
bewezen, dat de hoeren Lehmann niets met
dit strafgeding te maken hebben gehad,
hun namen er zelfs niet bij genoemd lijn.
Het is volkomen juist en nu blijkt dat er
over die „Lehmannetjes" zoo druk gespro
ken wordt en dat men er zoo weinig van
weet, willen wij den lezer even meededen,
wat de „Lehmannetjes" waren.
Er is indertijd tusschen den hoer R. Leh
mann en den beruchten heer Haas oen over-
eenkomst gesloten, waarbij de eerste zich
verbond den ander op diens eerste aanvra
ge, op straffe eener hoog© boete, aandeo-
len in zekere goudmijnzaak te leveren, wel
ke aandeel en de heer Lehmann had gekocht
en de heer Haas ter Amsterdamscke Beur
se met groote winst zou pogen te verhan
delen, opdat beiden het provenu konden
deelen.
Welnu, de heer Lehmann kon, toen H^as
de aandeelen opvroeg, deze niet leveren en
hij verviel dus voor elk aandeel in een
hoogo boete, te zamen, mecnen wij .-na te
herinneren, tot een bedrag van ongeveer
één millioen gulden. Waar echter dchccT
lijk der zieke. „Ach, zij sterft 1" kermde
hij eensklaps; „moedor, moeder, wat moet
ik doen
Met allo inspanning barer weinige krach
ten beduidde zij hem stil te zijn on bij
haar to gaan zitten. Zij lcgdo haar hand
op Tiet hoofd van den weenenden jongen
knaap on zoo verliepen enkele minuten oer
zij hijgende sprak
„'t Was heel erg, die benauwdheid, cn
ik voel wel, dat het zóó niet lang meer
duron kan. 't Is niet om me zelf, dat ik
graag 'zou willen blijven leven, 'tis om jou,
m'n best© jongen, en om jc zusjes en
broertje. Maar o, ik verlang zoo naar rust.
Hier te liggen en niets te kunnen, alles
to "moeten aanzien, alles t© moeien over
laten, dat is zoo akelig."
„Ik doe immers mijn best," snikt© de
knaap.
„Zeker, dat doe je, en méér dan dat,
Pieter!" zei ze met groote innigheid, die
goed deed, „maar dat te weten cn to zien,
en zelve- niets meer tc zijn en te kun
nen Een lastpost t© zijn
Hij hiof het hoofd op en bitter klonk het
haar tegen: „O, moeder, zeg dat niet, dat
zei vader immers, toen hij dronken wasl
Nooit zou hij hot durven zeggen en kun
nen zeggen als hij nuchter was. Zóó slecht
is vader nietl"
„Vader zei de waarheid, Pieter, de droeve
waarheid, en daarom cok heb ik er allen
vredo me©, dat ik heenga, nog goen vijf
cn dertig jaar oud."
Een poosjo moest zij rusten. Met nog
zwakker stem dan zooevon begon zij weer:
„Pieter, wil je mooder beloven, dat je bij
vader blijven zult, om hem to behoeden voor
ongelukken, to leiden, nog meer als nu,
op 't goede pad? Vroeger luisterde hij naar
mij, nu naar jou. Goedmccnondc menschen
zullen de zusjes en broertjes hier vandaan
halen en een beter leven geven, dan zo hier
kunnen krijgen. Je moot die menschen laten
begaan, m'n jongen. Maar als zo jou me©
willen nemen, vraag hun da^a om bij vad?r
te blijven en blijf voor hem zorgen, werk
met hem me© en verhinder met liefde zoo
veel mogelijk, dat hij drinkt en vecht."
Weer volgde ©en rustpoos. Toen fluis
terde de stervende: „Ik ben zoo blij, dat
mijn dappere jongen bij mij is; nu kan ik
het jo allemaal zeggen, Pieter! Nietwaar?
Je zult bij vader blijven? Schrei niet zoo;
voor mij is het beier, dat ik heenga, en
voor de zusjes cn voor broertje, is 't ook
beter zóó. En voor vader misschien ook.
Nooit geef je toe, als hij je wil laten mec-
proeven
„Neen, moeder, nooit! Maar hij zal 'tnu
ook nooit vragen, denk ik."
Haas het gansohe plannetje slechts had toe
gelegd op di© boete, weigerde do hoer Leh
mann co te voldoen: Haas moest dus pro-
oedeeren, maar hij bezat daartoe de mid
delen niet Hij is toen op een ingcmeu3
idee gekomen en heeft ter Beurze van Am
sterdam bewijzen van aandeel in het even
tueel tegen R. Lehmann te voeren proces
uitgegeven k 10 gulden per stuk, tot mee-
nen wij, een bedrag van 10,000 gulden. Elk
aandeelhouder zou meedeelen in het even
tueel provenu van dat rechtsgeding. Het
was een relletje op de Beurs, en in dien
tijd sprak iedereen in Amsterdam van de
„Lehmannetjes", daarmee bedoelende de
door den hoer Haas nominaal voor f 10 uic-
gegeven bewijzen van aandeel in het pro
ces tegen den heer Lehmann.
De „Lehmannetjes" 6tcgen aanvankelijk
in koers, doch daalden even snel.
Het proces is zoo wij ons wel herinne
ren geroyeerd, nadat een door den heer
Lehmann voorgestelde exceptie vnn nietig
heid der dagvaarding was verworpen en
partijen hebben verder de zaak ondershands
afgedaan. Wij gelooven niet dat do „Leh
mannetjes" nog een cent hebben opgele
verd, maar oudere beursbezoekers te Am
sterdam hebben zc nog wel als souvenir be
waard.
De „Lebmannetjes" waren dus geen men
schen, doch papieren, zij hielden geen enkel
verband met het strafproces Haas-Van Hall,
maar hadden slechts beteekenis in een
civiel proces tussohen R. Lohmann en Haas
en de heele vermakelijke historie heeft zich
een 12- of 14-tal jaren geleden afgespeeld.
Van de dievenbende, die in do
laatst© maanden het gohecle noorden van
Noord-Brabant onveilig maakt© heeft do
politie reeds de volgende loden in handen:
Tonics, bijgenaamd de Font; Nic. Vosscn-
berg; Th. de Bic, bijgenaamd de Pruis; J.
G. de BieG. van den BerkC. Vossenberg
allen te Ü3, cn J. van der Wielen to Lit
hoyen, de beido laatsten verdacht van he
ling.
Do justitie heeft tegen andoren zeer be
zwarende aanwijzingen.
Verschillende van bovengenoemdo perso
nen, die allen reeds geheel of gedeeltelijk
bekenden, hebben een berucht verleden ach
ter zich, waardoor verklaarbaar wordt de
groot© vrees, welke do bevolking voor hen
had.
Nic. Voesenberg was betrokken bij de
moorzaak-Vos, Th. do Bie bracht 15 jaar in
de gevangenis te Leeuwarden door wegens
moord op don wachtmeester der mare
chaussee Hoekman te Oss, terwijl G. Yos-
sonberg 7 jaar in do gevangenis door
bracht wegens moord op rokoren Vos, dio
bij „den rooien Dirk", een kroegje, werd
doodgestoken.
Eon aardverschuiving heeft
een deel van het Zwitserschc dorp Fon-
tenav verwoest. Vijf huizen met dri© ge
zinnen zijn geheel bedolven. Tot nu toe
had men vijf" lijken gevonden.
„En dan weiger je, m'n jongon?"
„Ja, moeder, altijd cn overal."
„Laat mo nu nog even kloin zusje kus
sen. Voorzichtig. Als zij doorslaapt, des
to beter voor haar. Do nachtrust was zoo
verstoord. Ann schaap."
Met het halfslapende lcind tegen zich
aangedrukt, lag do afgetobde ziel cnkolo
oogonblikken als in diepen slaap. Toen liot
zo toe, dat do knaap haar het meisje af
nam en weer in do andere zoogenaamde»
kindorkooi terugbracht. En toon oen buur
vrouw cr lagen drie woonschocpjes naast
elkaar tegen hot etensuur eens zien
wilde of de zieko ook een vcrschen aard
appel meepikken wou, vond ze een luid
kermenden knaap on een spelend kindje,
dat niets begreep, en om nog warm lichaam,
waaraan do ziel ontvloden was. Wit als
oen doode vouwdo z© de handen biddend,
saam en prevelde: „Moge zij het hier boven
beter krijgenHier was 't een hol. En je
lui, armo schapen, zult het nu ook beier
krijgen. Hoe ©cr hoo liever moot jolui liiir
vandaanallemaal.
Wat do stervende vrouw voorspeld had,
aan haar zoontje, gcschicddo: medelijdende
menschen kwamen cn namen de drie jong
st© kinderen moe. Piot-er zou later ook go-
haald worden, zeiden ze.
Pieter zweeg en wachtte af. Als vadjr
weg was, om als veedrijver een dagloon
te verdienen, dan was 't hom wee en em,-
zaam in de lage roef. Toch streed hij dap
per tegen z'n tranen; dee/1 z'n uiterste best
om alles knap en schoon to houden zoo
als moeder 't hem in haar ziokte leerde, cu
vaders verzorging was hem eon heilige taak.
Ging do man cr morgens op uit, in z'n
ooren klonk na de bede van z'n zoontje:
„Komt vader goed thuis?"
Geschiedde dit dan, dan was de knaap
in-gelukkig en prees den man, die hem
moest opvoeden, maar door hem werd. op
gevoed, al dacht Pieter in z'n eenvoud daar
aan niet. De buron getuigden, dat do man
„bekwam"; een grappenmaker uitte do ver
onderstelling, dat hij weer „verkoaring" had;
op het boerenerf vonden ze hot aangenaam,
dat do nachtelijke toonoeltjes uitbleven, die
vroeger bij en in dat sohoepjo werden af
gespeeld. Allen waren in spanning wat of
do kerel doen zou, als ook Pieter op oen
goeden dag van hom weggenomen werd-
Daar kwam op zekeren dag oen mare
chaussee en bracht oen gewichtig document.
Pieter las 't zijn vader voor en beefde
van verontwaardiging. Er stond zoo waarlijk
zwart op wit, dat zijn vader een drinker was
en hem me© liet proeven. En hij weigerda
immers, zoo 6 lel lig, dat vader hem verder
Omtrent Taborelli, den man,
dio te Madrid een bom geworpen heeft en
daarna zichzelf van kant gemaakt heeft»
wordt nog gemeld, dat het een Cataloniër
ia, van 27 jaren. Hij heeft geruimen tijd in
Argentinië geleefd en stond in het armoedi
ge kosthuis, waar liij woonde, bekend als
een zenuwachtige overspannen jongon. Op
den dag, dat hij den dood v id, was hij her
haaldelijk naar het noorderstation gegaan
waar koning Alfons aan moest komen. Men
denkt dan ook dat hij een aanslag heeft
villen plegen op den koning, maar dat hij,
toen hij daarin niet slaagde doordat Alfon
so zich per automobiel naar het Escuriaal
begaf, zijn gevaarlijk vrachtje, dat op oen
bepaald oogenblik moest ontploffen, bij
het standbeeld, opgericht voor de slachtof
fers van Morral, heeft neergelegd.
In do kamer van Taborelli zijn nog twee
helsche machines gevonden en allerlei bc-
noodigdheden om ze te maken. Op de sche
de van een groot mes, dat ook in Taborclli's
kamer lag, stond geschreven: „levo de anar
chie, weg mot de tyranncn." Een officier
beeft aan den rechter van instructie ge
zegd, dat hij in Taborelli den persoon
meent te herkennen, met wien Morral,
korten tijd voor hij op 31 Mei 1903 zijn aan-
elag pleegde, samen gezien is.
Aardbeving. Heutor seint uit
Bern: Om 7 uren Donderdagochtend is een
sterke aardschok waargenomen in een
groot aantal Zwitserscho plaatsen.
Het verschijnsel is hot hevigst geweest in
Choindiz (Bern). Het ging gepaard met on-
doraardsch gerommel; de ruiten werden
gebroken, meubelen tegen elkaar gebotst-.
Do richting van de aardbeving was van
het Noorden naar het Zuiden.
To Yesoul is Donderdagmorgen om 6 u.
17 m. ook een aardbeving waargenomen, die
van 6 tot 7 sooonden duurde. De richting
was Noord-Zuid.
Deze in Frankrijk on Zwitserland go-
voelde aardschokken zijn ook in Elzas-Lo-
tharingen waargenomen. Aan de aardbo-
vingswaoht te Straatsburg merkte men da
delijk aan den doorslag vaa de toestellen,
dat men met een beving op korten afstand
te doen had. Men schatte, dat het epicen
trum van do aardbeving op een afstand
van 100 K.M. lag. Door do telephoon werd
dan ook al spoedig medegedeeld, dat de
schokken te Bischlioim te voelen waren ge
weest.
Yolgens andere berichten, is de beweging
van do aarde ook in den Boven-Elzas merk-
baar geweest. In de badplaats Lauchense©
in do zuidelijke Vogoeoen, 1000 M. boven
don zeespiegel, waren do schokken tame
lijk hovig. Zware gebouwen stonden er op
hun grondvesten te trillen
Te Melker in do Yogoozen hoorde men
een gerommel als van donder. Te Muihui
zon waren de schokken good t© voelen op
de hooger gelegen verdiepingen van de
huizen. Do beweging ging hier, naar ge
meld wordt-, van het Oost-en naar het Was
ten.
mot rust had gelaten. Er stond ook in, dat
z'n vader hom mishandelde. Een gTuwolijlce
leugen: hem mishandelde zijn vader nooit.
En vader was nu zoo mooi op don weg tot
beterschap gekomen; als hij nu maar niet
baloorig werd. En nu wilden die menschen,
die zijn boortje on zusje gehaald haddon,
ook hem hobben on z'n vader alloen laten,
met z'n woonscheepje en z'n wroeging on
borouw, omdat hij moeder zooveel verdriet
had aangedaan.
„'t Zal niet gebeuren; ik blijf bij jo,
vader! Mooder heeft het zoo gowonscht en
ik heb hot haar beloofd. Ga gerust heen ala
go werk kunt krygen. Ik zal je hier wach
ten. Ga gerust heen
In spanning wachtte do knaap alloon op
hetgeen komen zou. Maar dien dag gobcurda
cr niets. Niemand liet ziek zien. 's Avon da
vond do man z'n zoontjo-huishoudstor op
post als alle dagen. En in de ro;f cn cr
boven on er omh»n was alles knap. Da
aardappels waren goed gekookt. Het woi-
nigjo potvct met voel peper en zout stond
in oen schoteltje te smolten op het thov-
lichtje.
En een dag later wachtte do knaap weer
zijn vader mot een warmen pot; hij zag cr
opgewekter uit dan in al die weken na don
dood zijner mooder, doch zijn stem trilde
wel, toen hij vertelde, dat het -sr dien
morgen aan too was geweest.
„Waaraan toe?"
„Zc kwamen mc vragen om mee t© gaan
naar ©en best kosthuis bij knappe men
schen. Maar ik heb gezegd, dat ik bij
vader hot goed had en dat ik moeder
beloofd had, bij vader tc zullen blijv.-n
cn dat ik mijn woord aan moeder liefst
niet breken zou."
En toen?"
„Toen mocht ik weer in de roef gaan.
Ik zei het immers al, dat ik bij vader
bleef? Wie weet of we nog niets eens al
lemaal bij vader in 't schip komen, als
vader on ik alles doen wat moeder graag
hebben wou! Zou vader ook niet denken?"
Meesmuilend stemde de man toe. Doch!
desnoods mochten dio anderen liet elders
goed hebben cn houden. Als zijn steun en
zijn gids op het vaak duistere levenspad,
hem maar niet ontnomen werd. Zoo'n jongen,
zoo jong en zoo welberaden, een man van
zijn eens gegeven woord, was die niet waard
dat hij er 'n hartstocht breidelde cn even
eens zich betoonde ©en rnensch met een;
wil even krachtig als die van oen knaap.
Haar zoon
G. C. STELLING WERF-J ENTINK*
[Uit „Tijdschrift voor Armenzorg
en JELadarbcsobcr™'7^"