De invloed van geur en reuk op de
gezondheid van den mensch.
RECEPT.
De afschaffing der fooien.
AXmLERLEI.
Het is sedert lang bekend, dat sommige
sterk riekende dingen van grooten en merk-
waardigen invloed kunnen zijn op den
mensch. Deze invloed is zeer verschillend
naar gelang van den aard der personen,
maar hij kan bij bijzonder gevoeligen
uitloopen op ernstige zenuwstoringen. Het
n een bewezen feit, dat zekere riekende
zelfstandigheden bepaalde react!eg op de
zenuwen veroorzaken en bijzonder op de
ademhalingswerktuigen; alsmede, dat ze,
om iets te noemen, netelkoorts en duizeling
teweeg kunnen brengen. Somtijds werken
zij op de spijsverteringsorganen en veroor
zaken zij walging, speekselvloed en
diarrhee. Men kan evenwel niet zeggen, dat
ze in staat zijn een ziekte te veroorzaken
in den waren, gewonen zin van 't woord;
maar zij kunnen, invloed oefenend .op de
zenuwen en dezo verhinderend op go
wone wijze haar werk te doen, stoornis ver
oorzaken in enkele funota.ee, die noodig zijn
voor de gezondheid van den mensoii, en
daardoor het lichaam minder geschikt ma
ken om weerstand te bieden aan den aan
val eener ziekte.
In ieder geval is er, wat den invloed van
verschillende geuren en reuken betreft,
groote verscheidenheid waar te nemen, al
rm-a-r gelang van de personen, die dezen in
vloed ondergaan. Het is wel verwonderlijk,
dat personen, werkzaam op vuilnisbelten, in
riolen, slachtplaatsen, looierijen, of op nog
andere plaatsen, waar ze in onbegrensde
hoeveelheid min of meer walglijke geuren
opsnuiven, geen enkele bijzondere stoornis
vertoonen in hun gezondheidstoestand.
Een medewerker van de Medio.
Becord" brengt in herinnering, dat de
uitwasemingen van den mesthoop be
schouwd zijn en soms nog beschouwd wor
den als een afdoend middbl tegen rheuma-
tiek. Aan den anderen kant is de tuberoos
voor ons een voorbeeld, dat een aangename
geur een schadelijke uitwerking op den
mensch kan hebben; het kan zelfs gebeuren,
dat aanwezigheid in een kamer de be
zwijming van personen, die zich in dezelf
de kamer bevinden, ten gevolge heeft.
Men zou een groot aantal planten kun
nen noemen, waarvan de geur hoofdpijn
veroorzaakt; zoo bijvoorbeeld de kamper
foelie, de anjelier, enz. De geur der petu
nia's wordt zelfs in staat geacht vergifti
gingen teweeg te brengen.
Het afkoken van lijnzaad, evenals het
fijnstampen van nagelbloemen, kolokwin
ten, enz., heeft reeds vaak een flauwte te
weeg gebracht. De draakwortel en het weeg-
luizenkruid geven een onaangename lucht
af, heel zwak, maar voldoende om hoofd
pijn en zelfs walging te veroorzaken.
Sommige personen kunnen de lucht niet
verdragen van versch gemalen koffie, die
in enkele gevallen onpasselijkheid veroor
zaakt, hoewel zij gewoonlijk verkwikkend is
en den eetlust opwekt. In de geneeskunde
heeft men getracht n .xt te trekken van zeke
rt geuren; die van de vanielje en de helio
troop zouden goede diensten bewezen lieb-
tfen door zeer zenuwachtige personen tot
kalmte te brengen. Men zegt ook opgemerkt
te hebben, dat mannen en vrouwen, die
werkzaam zijn bij de bereiding van parfu
merieën, een betere gezondn 'd hebben dan
anderen. Toch moet men niet verwachten,
Hat de parfumerieën ooit een belangrijke
iplaats onder de genec* adelen zullen in
nemen; zij zullen wel een luxe-artikel blij
ven, al kan men dan ook aan enkele er van
een opwekkende kracht niet ontzeggen.
trekken in een weinig koude siroop van
suiker.
Daarna perst men het sap van de citroe
nen. uit.
Nu maakt men een siroop door de noo-
dige hoeveelheid suiker in water te laten
smelten; de verhouding is meestal drie
liters water op vijf kilogram witte suiker.
Dan zet - men het nat op het vuur en laat
het koken tot de siroop 36 graden heeft.
Aanbeveling verdient daarvoor een koperen
vruohtenpan te gebruiken. Men roert de
suiker onder het koken en het vuur moet
zeer fel zijn.
Daarna laat men de siroop twee- of drie
maal „opkomen", waarna men ze telkens
neerslaat door er wat koud water in te
gieten.
Met den siroopweger (areometer) kan
men zien, wanneer de siroop op 36 graden
gebracht is. Als de siroop gereed is, voegt
men er het sap van de citroenen bij en de
koude siroop, waarin de schillen getrokken
hebben. Dan giet men het mengsel door een
flanellen zak om te zeven en bewaart het
in flesschen.
Met sinaasappelen kan men evenzoo han
delen.
Citroenlimon,ade.
Men neemt twaalf citroenen voor eiken
kilogram suiker. Men begint met de schil er
zeer dun af te schillen en deze onmiddellijk
met lauw water af te wasschen. Daarna
spoedt men ze af in koud water en laat ze
Dit is in, Londen gebeurd in het Strand-
Palace-hotel, waar kortweg aan gasten en
bedienden wordt medegedeeld: geen fooien.
De kwestie is interessant genoeg om er
even over te babbelen.
Zoodra de bedienden een vast, behoorlijk
'loon krijgen, is zeker het fooienstelsel af te
schaffen in, het belang ook van de bedien
den.
Maar gaat dat?
In de meeste wereldsteden wil men er
niets van weten. In Berlijn bijv. heeft men
een „Fremdenzeitung," die volgens het be
sluit van de hoteliersvereeniging mti alle
gasten wordt aangeboden en waarin deze
dan den goeden raad vinden, zich aan de
„Berliner Trinkgeldgebrauche" te onder
werpen.
Er wordt den vreemdeling dan verteld,
dat in restaurants gewoonte is 10 pCt. van
de totaal-nota aa-n de bedienden te betalen.
In hotels geeft men bij een rekening tot
30 mark ongeveer 2pOt. en boven 30 mark
ongeveer 20 pCt. fooi.
Nu volgt een voorbeeld, dat interessant
en 'leerrijk niet alleen voor hotelgasten is.
Bij een rekening van 60 mark bedraagt de
fooi 12 mark.
Daarvan ontvangen: de huisknecht voor
het laarzenpoetsen 2$ mark en voor het
brengen, van de reistasch naar het station
50 pfennig; het kamermeisje 1,75 mark, de
liftjongen 76 pf., de groom 50 pf„ de por
tier 3 mark en de kellner 3 mark.
Er wordt dus al vcforuit over de fooi van
den gast beschikt en die wordt verdeeld
ender het personeel als ware het een deel
van de rekening. De gast weet dus precies
hoeveel hij eiken bediende te betalen heeft.
Hij mag den laarzenpoetser geen 2.25 mark
ep den groom geen 40 pf. geven.
Voorloopig zal men de ervaringen van het
te Londen ondernomen verbod van fooien,
moeten afwachten. De ervaringen, die men
in dezen in Zwitserland gemaakt heeft, la
ten niet veel hoop.
Voor ongeveer dertig jaren probeerden
een aantal Zwitsersche hoteliers de fooien
af te schaffen, maar zij stieten op ©ven
grooten tegenstand bij kellnersals bij gas
ten, zoodat na korten tijd nog slechts twee
hoteliers zich aan het verbod hielden.
Eén hotel heeft volgende bekendmaking
in alle kamers laten ophangen:
„Alle bediening in het hotel, zoowel de
verlichting, als de centrale verwarming, is
in den prijs der kamers begrepen. Wij
verzoeken derhalve onzen gasten beleefd
geen fooien te geven."
Alle bedienden worden bij hun aanstelling
op dit feit opmerkzaam gemaakt. Toch
heeft men de ervaring opgedaan, dat vele
gasten en dat wel uit louter zelfzucht
toch nog fooien geven en er is geen middel
hun dat te verhinderen.
Den bedienden te verbieden fooien aan
te nemen is vooral moeilijk, omdat er geen
oontröle mogelijk is.
Hoe zal men bijv. bewijzen, dat een gast
in zijn kamer den kellner een fooi gaf? En
dan worden vaak van de hotelbedienden
diensten verlangd, die niet tot hun dienst
behooren, zooals op de kinderen passen,
honden wasschen, knoop en aannaaien, enz.
Deze diensten moeten extra worden geho
noreerd, maar dan is de grens weer heel
moeilijk te trekken, wat hiertoe kan wor
den gerekend en wat niet.
Misschien slaagt het Strand-Palace-ho-
tel er in. al deze bezwaren te overwinnen.
„Uw vrouw doet thans ook aan de Chan-
tecler-hoedenmode mee?"
„Ja, en ik ben de kip, die geplukt wordt."
Boerin (tot een jongen uit de stad):
„Zeg eens, jij, wat voerde jij daar uit ach
ter op 't erf hiernaast?"
J ongen: ,,Ik heb een foto genomen
van het huis."
Boerin: „Aap, daar je ben. Wil je dat
wel eens gauw terugbrengen? Je hebt hier
niks weg te nemen, hoor je?"
Danniet. Heer (leest in de krant,
dat door kussen schadelijke bacillen over
gebracht kunnen worden): „Gelooft u ook,
juffrouw, dat zoenen gevaarlijk is?"
Zij: „Er is toch niemand, die ons ziet?"
Grappig. Aan de poort van het
krankzinnigengesticht klopt op een avond
een man aan.
„Wat wilt ge?" vraagt hem barsoh de
portier.
„Wed, naar binnen."
Daarop schreeuwt de portier: „Yent, je
bent gek 1" en smijt de deur voor zijn
neus dicht.
Begrepenl „Mejuffrouw, spreek'
het woord, dat mij tot den gelukkigsten
sterveling zal maken.
4 R ij k m e i 8 j e: „Geld 1"
Een oude veekooper kon er nog maar
geen recht begrip van krijgen, dat perso
nen, die mijlen ver van elkaar af zijn, met
elkander spreken door de telephoon.
Eens ging zijn vrouw in de stad een
vriendin bezoeken, die een tedephoon in
huis had. 's Middags zocht de boer een
schuilplaats tegen een onweer in het buis
van een buurman, die evenzeer een tele
phoon had, en den boer overhaalde, bijwijze
van verrassing zijn vrouw op te schellen.
De instructie volgende, hield de boer, na
dat het gewenschte nummer voor hem was
opgeroepen, den hoorn aan het oor en riep:
„Hallo, Griet!"
Juist sloeg het weerlicht in, den tele-
phoondraad en door den schok viel hij op
den grond.
De oude man stond op, schudde peinzend
het hoofd en zei:
„Het is verwonderlijk 1 Dat was Griet
precies 1"
Tweeërlei opvatting. Op
passer: „Compliment van den luite
nant en ik moest u dezen ruiker overhan
digen 1"
Dame: „O! Wat prachtig! Wil je mf*-
neer wel bedanken? Rozen om dezen tijd 1"
0 p a s s e r: „Nietwaar, juffrouw; het
eind van de maand bijna, 't Is mooi, zeg
ik ook l"