ZONDAG5BIAD4
LÊID5CH DAGE)IAD
No. 15418.
28 Mei.
Anno 1910.
I**?|*T*«?i,7*-*i I *4 l'*#l I® -I*
M Solva IH11« tl 11 i «I it ii 11 lit In il|h «tl ill Til ill
VAN HET -•
'•4lP
r""4ii;
Een groot schiSder.
De beroemde Vlaamsche schilder Peter
Paul Rubens bezocht eens verschillende ker
ken in Madrid, en ging toen ook, gevolgd
door eenige leerlingen, een kapelletje bin
nen, dat verbonden was aan een klein kloos
ter, waarvan de naam niet bewaard is door
de geschiedenis.
Er was weinig of niets verdienstelijks
te zien, en Rubens ging weer naar den
uitgang, mopperend over den slechten smaak
yan de monniken. Links en rechts kijkend,
zag hij plotseling een schilderij, half var-
borgen achter de deur van de kapel, dat
hem een kreet van bewondering afdwong.
„Kijkt eensl" riep hij tot zijn leerlingen.
De jonge mannen waren even verbaasd
als de groote meester zelf.
Het schilderij stelde den dood van een
monnik voor, een nog jongen man, mat
bijzonder knap gelaat. Hij lag in zijn volle
lengte op dep vloer van zijn cel uitge
strekt, en zijn oogen waren verglaasd door
den dood. De eene hand rustte op een sche
del; met de andere drukte hij een klein
houten .kruisbeeld vast aan zijn Jiart.
Op den achtergrond was nog een tweede
schilderij afgebeeld, als hangend aan den
muur van de oei. Dit stelde een dood, mooi
meisje voor, gelegen .in een doodkist, om
ringd door kaarsen.
Men behoefde die twee tooneelen, het eene
vervat in het andere, slechts aan te zien,
om te begrijpen, dat het eene het andere
ook verklaarde. Een ongelukkige liefdesge
schiedenis, een onvervulde hoop, een te
leurstelling, een vaarwel aan de wereld:
dit was Jmt geheimzinnig gedicht, dat de
toeschouwer kon afleiden uit de twe*
drama's op het doek.
Overigens toonden de kleur, de opzet, en
de algemeene techniek een genie van dep
eersten rang.
„"Wie zou dat prachtige werk geschilderd
kunnen hebben, meester vroeg een der
leerlingen.
„Er heeft oorspronkelijk een naam in den
hoek gestaan," zei Rubens, de plaats aan
wijzend; „maar die is blijkbaar nog kort
geleden weggekrabd. Wat het schilderij be
treft-, denk ik, dat het niet ouder dan
dertig jaar en niet jonger dan twintig is."
„Maar de artist..."
„De schilder zou Tm at zijn stijl van
schilderen Velasquez, Zurbaran, Ribera of de
jonge Murillo kunnen zijn. Maar er zit
meer gevoel in dan Velasquez in zijn werk
toont. En ik kan het ook niet aan Zur
baran toeschrijven, want hij zou nooit die
kleuren er aan hebben gegeven. En het
is ook weer te teer voor Murillo en te
somber voor Ribera. Kortom, ik weet het
niet wie het geschilderd heeft, en wat meer
is, ik heb nog nooit een dergelijk schilderij
gezien. Ik ga zelfs nog verder door te
beweren, dat deze onbekende artist tot geen
school behoort; dat dit zijn eenige schil
derij is, en dat hij zelf niet een tweede
van gelijke waarde kon hebben geschilderd.
Dat is een werk van zuivere inspiratie
het onderwerp is heel bijzonder. AI Ik ben
erDe man, die het geschilderd heeft, is
de monnik, die daar als dood is afgebeeld."
„Wat, moester U spot."
„Neen, ik spreek heel ernstig 1"
„Maar hoe kunt u meenen, dat een doode
zichzelf op die wijze zou hebben geschil
derd
„Omdat ik het zeer wel mogelijk acht
voor een levende, om zijn eigen doodsstrijd
op het doek te brengen. Ik geloof, dat
de vrouw, die op den achtergrond geschil
derd is, jeven en ziel was van den man,
die daar op den vloer van de cel ligt,
en dat, toen zij overleed, hij ook stierf,
althans voor zoover de wereld betreft. Het
onderwerp toont den dood van den mon
nik van de aardsche vreugden, opdat hij
voor eeuwig mag leven in het hier-namaals.
Het is nu zaak voor ons, om zoo mogelijk
uit te vinden wie hij is of was."
Rubens liep naar een bejaarden monnik,
die in een van de banken zat te bidden,
en hem op den schouder tikkend, zei hij
met zijn gewone kalmte:
„Kunt u ook aan den Overste zeggen,
dat ik van den Koning kom, en hem wensch
te spreken uit naam van Zijne Majesteit?"
De monnik richtte zich met moeite op
en antwoordde met zachte stem:
„Ik hen de Overste. Wat kan ik voor u
doen, mijnheer
„Het spijt me, dat ik uw gebed gestoord
heb, maar kunt u mij ook zqggen, wie
dat schilderij daan achter de deur gemaakt
heeft
„Dat schilderij riep de monnik uit. ,,En
wat zult u wel van me denken, als ik
u zeg, dat ik me den naam niet herinner?"
„WatI U zult toch niet bedoelen, dat
u hem eens geweten en nu geheel ver
geten hebt
„Ja, mijn zoon, ik heb hem geheel ver
geten."
„Dan," zei de teleurgestelde schilder on
beleefd, „kan ik alleen maar zeggen, dat
uw geheugen heel slecht is."
De Overste knielde weer neer en ant
woordde niet.
vIk spreek in naam yan uw Koning I"
riep Rubens.
„Wat kan ik meer voor u doen, mijn
zoon vroeg de monnik, zijn hoofd op
beurende.
„Ik wil dat sohilderij koopen."
„Het is niet te koop, mijn zoon."
„Nu, zog me dan waar ik den schilder
kan vinden. De Koning wil hem kennen
en ik zelf moet hem gelukwenschen."
„Dat is onmogelijk. De sohilder is niet
langer van deze wereld."
„Hij is dus dood?" riep Rubens uit.
„U hebt de waarheid gezegd. De man,
die dit schilderij maakte, is dood."
„Dood!" zei Rubens peinzend. „En nie
mand kende hem, en zijn naam is vergeten!
Zijn naam, die onsterfelijk moest zijn, en
die den mijne zou hebben verduisterd! Ja,
den mijne, vader," herhaalde de schilder
met trots, „want ik ben Peter Paul Ru
bens."
Bij den klank van dien beroemden naam
kwam er plotseling een kleur op het bleeke
gelaat van den monnik, en hij zag zijn
bezoeker met verrassing en eerbied aan.
„Kom," ging Rubens voort. „Wilt u mij
dat schilderij niet verkoopen, vader
„Onmogelijk!" antwoordde de oude man«
„Ik heb u gezegd, dat do man, die dit
doek schilderde, niet meer van deze we*
reld is. Maar dat beteekent nog niet nood*
zakelijk, dat hij overleden is j
„Hij leeft! Hij leeft!" riepen de leerlin-
gen van Rubens. „En zijn naam, vader, zij ui
naam
„Zijn naam? Waarom?" klonk het aar
zelend uit den mond van den monnik. „Ik'
zeg u immers, dat de ongelukkige schilder
niet langer van deze wereld is. Hij bemoeit
zich niet meer met de menschen, met nie
mand! Laat hem, bid ik u, in vrede; stai*
ven."
„O, vader!" riep Rubens. „Dat mag niet!
Wanneer God zoo'n genie op de aarde zindt,
wordt dat niet gedaan om hem alleen te
laten genieten van het resultaat van zijm
geïnspireerd werk 1 Dat moet voor de geheel*
wereld toegankelijk zijn. Zeg me slecht^
waar die man verborgen is, en ik zal hem
in het lidht brengen, opdat hij den lof
van de menschen kan hooren."-
„En als ï&--lfook weiger
„Dan, dan zal ik naar den Paus gaan;
hij zal zeker zijn gezag doen geldon I"
„De Paus!" riep de monnik uit. „De
Paus! O, meester, neem het schilderij, maar
laat den schilder met vrede, want hij
smeekt er om niet gestoord te worden! Ik
kende hem, ik had hem lief, ik troostte
hem, ik trok hem ,uit de handen van Sa
tan. En dat genie, zooals u hem noemt, en
de ongelukkige sterveling, zooals ik homi
noem, heeft nu afstand gedaan van de we
reld. Roem en lof van de menschheidWat
voor gTooter glorie kan men bedenken dan
die, waar hij naar streeft? Waarom wemscht
gij in zijn gemoed de herinnering aan aard
sche ijdelheid op te wekken, als zijn hart
gloeit van hot onbluschbare vuur der vroom
heid? Kunt u niet begrijpen, dat die man,
vóór hij afstand deed van de wereld, van
rijkdom, roem, macht, jeugd en liefde, een
verschrikkelijken strijd met zichzelf uit te
vechten had? En wilt u nu dien strijd,
doen herleven, waarin hij eens heeft ovjer-
wonnen?"
„Maar hij doet afstand van de onsterfx
lijkheddl" zei de Vlaamsche schilder na een
pauze.
„Neen, dit is het streven naar ware on
sterfelijkheid 1"
„En met welk recht," vervolgde Rubens,
„stelt u zich tusschen dien man eaa dq
wereld Laat hem zelf spreken. Laat hein'
zelf beslissen 1"
„Ik doe dit met het recht van een bro*«
der, een vader, en een meester, want ik
ben dat alles te zijnen opzichte. Ik zeg
u nog dit: Mijn zoon, mijn zoon, heb eer
bied voor mijn woorden."
Jjki de Overste bedekte zijn gelaat met
zijn kap en ging langzaam heen.
„Laten we gaan," zei Rubens tot zijn
leerlingen; „latex zal ik er over denken,
wat we er aan kunnen doen."
„Meester", riep een der leerlingen, diq
gedurende het gesprek nauwlettend het ge
laat van den Overste had gadegeslagen en
het had vergeleken met dat van den moa-