De geschiedenis van Fanfan.
Nieuwe Raadsels.
weldra stood Otto weer voor zijn gelukkig
zusje.
De knaap beloofde in het vervolg de kik
kers met rust te laten en bleef zijn lief
zusje, dat zooveel angsten voor hem door
staan had altijd dankbaar.
Er was eens een witte hen, "zij had vee-
ren blank als sneeuw, bek en pooten zoo
helder als spiegelglas, mooie ronde oogep
en een opgewekt gezicht.
Sedert verscheidene weken broeide zij ge
duldig een groot ei. Op zekeren dag was
zij niet weinig verrast, toen er oen klein
diertje uit dat ei kwam kruipen en zij ging
in et geheel haar hart van het beestje hou
den. 't Was haar eerstgeborene, en zij noem
de het Fanfan.
Ondanks haar teederheid en haar verlan
gen om het diertje lief te vinden, moest
zij toch bemerken, dat het veel te groote
pooten iKad en' een vreemden vorm, terwijl
zijn |neus lang was, héél lang zelfs.
Dat was ook de gedachte van den boer,
èn een oude haan, een groote spotter, be
gon op zekeren dag te zingen:
O, wat een neus! O, wat een neus!
Toen de arme moeder deze spot hoorde,
kwamen er tranen in haar oogen. Zij voed
de Fanfan met grooten zorg op, hielp haar
"toilet maken en zich te voeden en waar
schuwde haar voor alle gevaren, die zij
.vermijden moest. Ten eerste de vossen, zei de
'zij, de katten, de ratten al die vreeselijke
dieren, die geboren vijanden van ons ras
zijn, de honden eveneens, want verscheido-
nen onder hen zijn slecht, de kinderen soms
ook, maar bovenal de automobielen die zoo
snel over de wegen vliegen, zonder zich
•>m iemand te bekommeren.
Fanfan begon te lachen.
„Wat zijt ge toch angstig, arme moe
der," zeide ze spottend.
„Ik heb niets gezegd waarom ge behoeft
te lachen," hernam de moeder gestreng.
Fanfan antwoordde niets en het gesprak
bleef daarbij. Eenige weken gingen voor
bij. Fanfan werd sterk en levenslustig en
zijn moeder veroorloofde hem te wandelen
ver van den weg, uit vrees voor die nare
auto's, want zij was er zelf ternauwernood
aan ontsnapt. Fanfan wandelde rustig nu
eens aan deze, dan aan gene zijde van
den weg, toen plotseling te midden van een
stofwolk, een van die vrecselijke rijtuigen
kwam aangerend. Verdoofd door den hoorn
ïnoeite kostte om 'm los te krijgen .uit
haar sterk knuistje.
vEen eigenaardige man toch. die mijn
heer Bobbers 1" zei vrouw Giesers nader
hand tegen haar man. „Hij was toch zóó
aardig met de kleine, dat zou je nu heele-
maal niet gezocht hebben achter zoo'n stil
len, saaien man, nietwaar? Nou, de men-
schen zeggen wel eens, dat hij zoo trotsch'
is, m,aar daar is "niks van aan, ten min
steen nou Jaap, ga jij hem nou eens
gauw dat boek terug brengen, daar hij om
vragen kwam, want op stuk van zaken
heeft hij dat nog vergeten."
Robbers ging terug naar huis, nog ge
heel vervuld van dat heerlijke, jonge le
ventje.
En mogelijk had hem dat ook ontvanke
lijker gestemd voor al die schoone lentj-
weelde om zich heen; ten minst} nu eerst
viel zijn oog op het heerlijk stralende speen
kruid, de lieve, bescheiden madeliefjes, de
bonte koekoeksbloemen en wat niet al, wat
zoo vxoolijk langs den weg groeide en dat
hij vroeger nooit gewaardeerd had. Ook
hoorde hij nu veel beter dan anders het
vroclijke gesjilp der gevederde zangertjes,
En zijn gemoed was weer wat tot rust
gekomen, na de kwelling van de laatste
week. Het scheen, dat het vriendelijk toe
lachen van het kleine schepseltje hem weer
even de herinnering wegvaagde, van zijn
wreede weigering, toen zijn hulp werd in
geroepen ten haren behoeve: Alles wel be
schouwd, had hij niet beter kunnen doen,
dan het daar op aan te sturen, dat de kleine
bij vrouw Giesers in hui* werd genomen;
van den chauffeur, die als een bezetene toe
terde, verblind door het stof en de rook,
liep zij maar recht voor zich uit, zonder
te weten waarheen. Een seconde later voelde
zij in den linkerpoot een hevigen pijn en
was zij weer alleen op den weg, terwijl
de ..automobiel aan den horizon verdween.
Een oogenblik dacht zij dat de poot ge
broken .was. Maar zij was gelukkig heel
sterk gebouwd en de kleine witte kip kwam
op de boerderij terug. Fanfan hield deze
gebeurtenis voor haar moeder verborgen,
want zij vreesde yoor een ernstige beris
ping.
Zij wandelde dus aan de zijde van haar
moeder met een gezicht alsof zij pijn noch
smart gevoelde.
„Loop toch recht op, Fanfan," zeide haar
moeder dikwijls.
Fanfan probeerde het, maar tevergeefs.
Zoo had zij ook het leelijke gebrek willen
verbeteren van door den neus te praten,
maar zij slaagde er evenmin in.
„Laten wij naar den waterkant gaan,"
zeide Fanfan op een mooien, zomerschen'
morgen, „dat is heel prettig."
„Heel gaarne," antwoordde de hen, „dat
denkbeeld is uitmuntend. Wij zullen daar
die heerlijke wormpjes vinden waarvan wij
beiden zooveel houden.
En zij gingen naar den waterkant, waar
de eenden lustig rondzwommen.
„Niet zoo dicht, mijn kind," zeide de
moeder, toen Fanfan zich over het water
boog, ,,op mijn woord -men zou zeggen,
dat zij zich wilde baden."
Fanfan voelde zich inderdaad op onbe
grijpelijke wijze tot het water aangetrokken.
Plotseling kon zij zich niet meer inhou
den. Kwek, kwek, kwek, antwoordde zij
haar moeder en wierp zich in het water
en op dat gezicht beantwoordde alle een
den haar roep: kwek, kwek, kwek.
De arme hen die aan den kant achter
bleef, zette alle veeren uit van wanhoop.
Een oogenblik scheen het alsof zij zich in
het water wilde werpen, om haar kleine te
hulp te snellen, maar de oude haan, de
spotter, die juist voorbijkwam, hield haar
tegen en zei tegen haar:
„Maar dwaas, die gij zijt. Ziet ge niet
dat het kind een eend is?"
„Een eend! gij schertst!" riep de witte
kip, (diiep belcedigd.
„Ik schertsen A-Vel neen, weet gij niet,
dat de boerin dicht bij het water een ver
laten eendenei gevonden heeft en het in
uw pest gelegd heeft?"
De witte kip stond versteld. „Dus daarom,
zuchtte zij, „had Fanfan zulk een grooten
bek en zulke vreemde pooten!"
die was immers allerliefst voor haar en
zorgde waarlijk met moederlijke teederheid
voor het moederlooze wichtje 1 Zóó had Ma
rie het zelfs niet kunnen doen, met denj
besten wil niet; en dus was het nog niet
zoo slecht bedacht als hij „eerst wel meende l
Eén ding was er altijd nog, dat Robbers
erg kwelde: dat was Marie Sanders heele
manier van doen in die paar laatste we
ken. Hij wasovertuigd, dat zij hem eerst
dat koopje geleverd had en nu haar dat
niet gelukt was, tobde ze daar zeker nog
over en was dat dan ook de reden van haar
neerslachtigheid -van den laatsten tijd. Want
niet zelden gebeurde het, dat de organist
haar in tranen vond, ierwijl ze tegenwoor
dig uren lang achtereen weg kon zijn en
blijven, terwijl ze vroeger altijd zoo hokvast
was als wat!: Hij verdacht haar dan van
geheime bezoeken bij het gezin Giesersmaar
toen hij dat eens wat nader onderzocht, kwam
hij toevallig tot de ontdekking dat dit toch
heelemaal het: geval niet was; dat zij er
zolfs nog niet was geweest, sinds het kindje
daar was opgenomen en toen hij haar eens
zelf dien kant uitzond, om aan Jaap een
boek te brengen, kwam zij dit jongmensch
aan het begin van het pad al tegen en dit
spaarde haar meteen den gang naar het
huisje uit! En wat nu dat vertelsel van
de menschen aanging over dien zigeuner
troep, hij dacht vast, dat Marie dat maar
verzonnen had, om de menscn^n van de
wijs te brengen, ofschoon anders elke af
wijking van de waarheid haar vreemd was.
Eens vond hij haar 's avonds laat nog op
zitten, om aan wat klein-kindergoed te wer-
Zij bleef zich echter voor Fanfan een
trouwe moeder betoonen', on deze van haar
kant was niet ondankbaarze werd een
groote, mooie .eend en omringde tot het
einde too de witte kip met haar kinder
lijken eerbied en toewijding.
Ingez. door „Heliotrope.''
h
Mijn geheel is de naam van, een der raad*
seJkinderep en bestaat uit elf letters.
6 7 8 3 ligt op de melk.
5 8 9 is het tegenovergestelde van vasV
3 2 4 5 gebruikt de bakker.
10 7 is een vaartuig.
1 11 5 3 groeit in de duinen.
Ingez. door „Klein maar Dapper.'*
II.
Mijn geheel bestaat uit 9 letters en is
beroemd schilder.
Een 5 6 9 is een, knaagdier.
4 5 6 6 3 is een vrucht die in de duinen
groeit.
9 2 2 7 is een deel van een, voet.
Een 7 6 1 was vroeger aan het hof.
Een 4 2 2 5 is een wild dier.
8 2 7 is een boom.
In een 3 6 7 8 haalt men boodschappen.
Ingez door Paulus Hakkenberg
Fui, iT
Met sp ben ik een vogel, geeft men mij
een anderen kop, dan ben ik een rivier.
Ingez. door „Anjelier".
IV,
Mijn geheel bestaat uit 10 letters en it
naam van een der raad se lk inkeren.
De beginletter is D.
5 5 6 ie een deel van het hoofd.
7 2 2 6 is een kleverige vloeistof.
9 3 vindt men aan, een wagen.
In een 8 9 10 1 haalt men boodschappen,
Met een 4 2 10 sohrijft men.
V.
Mijn geheel bestaat uit 9 letters ci\ it eez>
plaats in de provincie Zuid-Holland.
De beginletter ia R.
1 8 3 is een knaagdier.
4 5 5 6 is een kleverige vloeistof.
3 5 6 is een insect.
Een 7 2 9 vindt Énen in Utrecht en tat
Keulen.
ken en ze was zichtbaar erg verlegen, toen
hij haar daarmee bezig aantrof.
„Voor wie is dat wel?" informeerde Rob
bers.
„Och, voor een kindje, daar mijn zuster
voor zorgt", antwoordde ze ontwijkend. En
aan d'e manier waarop ze kleurde, hield
hij het voor zeker, dat ze ditmaal echt jokte.
Maar hij vergaf het haar, om der wills,
van het kindje, voor wie hij bij zichzelf ze
ker was, dat haar werk eigenlijk bestemd:
zou zijn; te meer, daar hij nu al meer dan
eens had opgemerkt, dat Zoe wel degelijk
behoefte had aan wat meer passend goed,
dan zij nu op het oogenblik geërfd had van|
Jaap! Een oogenblik stond hij zoo in ge-:
dachten verdiept te kijken naar het een
voudige maar aardige patroontje van het;
katoen en luisterde naar het regelmatig ge
tik van haar vingerhoed tegen de naald;
maar niet vóór dat hij half weg was, hield'
zij "hem weer terug, door haar verlegen,
vraag:
„Mag ik ook eens zien, of er boven in
de la nog wat kindergoed is?"
Ze was blij toen ze het maar eindelijk
van het hart had en glimlachend antwoord
de hij
„Zoo, komt dat kindje, dan zooveel te
kort aan haar garde-robe?"
„O, ja. Zij keek hem niet eens aan ter
wijl zij sprak en toch deed hij zijn best
om er zoo vriendelijk mogelijk uit te zien.
(Wordt vervolgd).