De uitstorting van den Heiligen Geest.
kon mijn oog er niet op laten rusten, om
het te lezen. Mijn hart scheen stil te staan;
mijn knieën kniktenmijn handen beefden.
Plotseling werd ik uit die nachtmerrie
gewekt door de woorden:
„Blanoo! Torugtreden 1"
Ik behoefde niet door galg of kog^ t3
«torvcn; ten minste voorloopig nog niet.
Mijn schrik, mijn ontzottehdèn angst kan
ik niet beschrijven, mijn uiterlijk zal wel
geweest zijn om van te schrikken; maar
dit weet ik, dat ik zulk een doodsangst
nimmer meer zou kunnen uitstaan.
De loterij was geëindigd. De vijf offers
werden van ons afgezonderd, toen een jeug
dige stom zioh liet hocron, die klagelijk om
vergeving, om erbarming, om levensbehoud
had.
Overste Mosky keek ©en oogenblik naar
ion kleinen, veertienjarigen jongen, den
trommelslager, van wien do stem kwam, en
.vroeg
„Sergeant-, is deze knaap ook één van do
veroordoelden
„Ja, overste."
„Laat hem blijven leven, hij is nog to
jong om te sterven. Kapitein," zoo wendde
hij zioh tot mij, „daar u zoo bang voor
den dood schijnt te zijn, willen wo u
nog een kansje geven. Sergeant, doo twee
atukjes papior, één genummerd en één blan-
©o, in jo holm on laat den kapitein en
den man, die naast hem staat, loten.
Ofschoon ik bij deze tweede trekking maar
twee kansen tegen één had, voelde ik toch
niet dien vreeselijken angst, die mij den
leers ton keer had bevangen. Ik trad naar
voren, trok weer een blanco stuk papier.
Oneindig medelijden had ik voor den armen
kerel, die het noodlottige nummer getrok
ken had. Nauwelijks hoorde ik Mosky zeg
gen:
„U is een geluksvogel, kapitein 1"
Na een dag of wat gelukte het mij, te
vluchten en mijn troepen te bereiken.
Ook van de vijf veroordeelden ontkwamen
«r twee, de een hierdoor, dat hij zich, toen
het salvo was gelost, dood hield en den
ander redde een ons vriendelijk gezinde ne
ger. Deze twee lieden kwamen later bij
ons leger aan etn bevestigden mijn haast-
ongelooflijke geschiedenis van „de loterij om
het leven." U zult erkennen, dat ik eons
in mijn leven reden had, vrees te koeste
ren."
Waarom worden luchtballons
geel geverfd?
Het zal aan leekon missohien wel eens
tijn opgevallen, dat alle luchtballons en
tochtsohepen een gele kleur hebben. De
pioniers van de iuohbvaart hebben deze keus
niet zonder bijbedoelingen gedaan; de gele
kleur van het omhulsel is een der noodza
kelijkheden voor de ballons.
In het tijdschrift „Technique Aéronauti-
que" deed de Fransche eerste luitenant
Espitallier mededeelingen omtrent de re
denen, die de gele kleur van luchtschepen
tot eon wet in do luchtscheepvaart hebben
verheven. De stoffen, die het omhulsel van
den ballon vormen, zijn overtrokken met
een laagje oaoutchoue, waardoor ondoor
dringbaarheid wordt bewerkstelligd. Het
caoutchouc overtrek kan echter zijn werking
ïleohta dan doen als het niet verandert. De
caoutchouc, ook de gevulkaniseerde onder
vindt echter door de violette en ultravio
lette stralen der zon zeer snel een verkeer
den invloed.
Daarom is hot noodig, dat het caoutchouc
geel wordt geverfd, daar deze kleur de ver
derfelijke stralen opzuigt In Duitsohland
gebruikt men daarvoor aniline-verfstoffen,
in Frankrijk daarentegen gebruikt men
chroomzuur loodoxyde, dat aan zijn lichte
kleur duidelijk te herkennen is. Het chroom-
«ure loodoxyde is in het gebruik veel duur
zamer dan aniline-verfstoffen. Er is echter
een ander gevaar bdj. Het moet namelijk
worden aangebracht vóór de buitenste
caoutohouc-laag wordt aangebracht, wijl
door de hitte de gele kleur van het chro-
maat verdwijnen ral. Het betreft hier ge
heel en al de buitenste caoutchouo-laagde
binnenste lagen worden zorgvuldig gevulka-
niteerd. Maar ook de ve-anderirge" van
de buitenste lagen werken nadeelig op de
binnenste in. Dat de ballons geel moeten
zijn, is dus een voldongen feit; maar het
komt er nu maar op aan voor den lucht
schipper een goede verfstof te vinden, en
daarvoor rekent men op de hulp vau de
chemie.
woonte elk zijner vertrekken met een ajv
dere odeur te parfumeeren.
Van de 16de eeuw af traden de odeurs
steeds meer op den voorgrond, zóó zelfs,
dat de Engelsche regeering zioh gedwon
gen achtte, haar manlijke onderdanen te-j
gen het voortwoekerend kwaad te besoher-
men, door de volgende wet uit te vaar*
digen:
„Elke vrouw, om het even van welkei^
leeftijd, rang of stand, al is zij nog zoo
hoog geplaatst die met behulp van odeurs^
blanketsel of pommades een onderdaan vai^
Zijne Majesteit onder valsche voorspiegel
linge-n tot een huwelijk verleidt moet alq
bedriegster worden gestraft 1 In het bijzon,,
der moet elk huwelijksvoorstel, dat dooij
een man, wiens zinnen door welriekend»,
geuren waren bedwelmd, werd gedaan, al^
ongeldig worden beschouwd, en het magj
geen reden zijn voor het indienen van een
aanklacht. Het gebruik van parfum ia
voortaan alleen bii begrafenissen geoor
loofd, daar men overtuigd mag rijn, dat bif(
zulke golegenhedon zelfs listige, gevaarlijk^
vrouwen niet in de stemming zullen zijn^
om zich onder de rouwdragenden een
slachtoffer uit te zoeken."
DE PINKSTERBLOEM.
ODEUR.
De odeur is nog altijd een onmisbaar arti
kel op de toilettafel van de hedendaagsche
dame van de wereld
Doch ook in oude tijden waren de salons
der rijken met welriekende geuren vervu'd.
Zelfs Karei de Groote, die zeker geen
vriend van verwijfde zeden was, had de ge
in vroegere tijden kon het rondgaan der,
„Pinksterbloem" met zulk een brooddronk
kenheid gepaard gaan, dat de Rogcor'ng
den omgang der Pinksterbloemen moest ver
bieden, en datum en plaats wordt daarbij
medegedeeld: in 1612 te Amsterdam; in
1646 to Enkhuizenin 1635 te Haarlemin
1693, 16G5 en 1698 te Arnhem; terwijl dan
als straf werd geëischt een goudgulden,
boete voor elk kind, dat don siertak geleid
de.
We weten wol uit overlevering, dat dq
„Pinksterbloem" voorheen algemeen was;
bekranst met groen en met looveren he-^
dekt-, met bloemen door het loshangend1
haar geslingerd, in het writ gekleed en met'
een meitak in de hand, geheel in bloemen
en bladeren gehuld of met gouden en zilve-.
ren papieren loovertjes opgeschikt, liep het,
jonge volk langs de straten van dorpen en
steden. In 't midden de „Pinksterbloem" of
„Pinksterbruid", de koningin van het feest.
Een der speelgenooten vroeg aan de wonin
gen om een feestpenning en het verzamelde
geld werd 's avonds in tierende pret door
gebracht. Vandaar het verood. Tn Holland
bleef het gebruik van den omgang der Pink
sterbloemen in de 17de, l3do en zelfs nog
in de 19de eeuw in gebruik.
De dichter Berkhey doelt mede, dat te
Leiden op eiken tweeden Pinksterdag aan
de weezen, Pinksterbloemzangsters, een
koekje met een stuiver werd uitgedeeld.
Ook te Purmerend en m den Beemster gin
gen de weeskinderen langs de huizen rond,
terwijl een jongen en een meisje van den
troep, in het wit gekleed en met bloemen
omwonden staf, het meisje een bekransten
beker in de hand, zongen:
De Pinksterbruid,
Die gaat vooruit,
Haar voetjes die niet willen hooren,
En als ze dan niet hooren wil,
Dan gaat de bruid verloren.
De beroemdste „Pinksterbloem" was,
naar verluidt, die van Schermerhorn, in de
„Arcadia" door Cla.es Bruin afgebeeld en
beschreven. Zij werd voorgesteld als een
jonge dochter, staande op een draagbank
en omhangen met twintig zilveren tuigen,
tien zilveren bellen, drie beugeltasschen en
vijf en twintig kettingen, houdende in de
rechterhand een zilveren kommetje, en in
do linkerhand een zilveren bel, waarmede
zij klingelde, terwijl de giften der omstan
ders werden ingezameld en zij door vele
andere jonge dochters werd rondgedragen.
Wat het beduiden moest? Oude wijn, in
nieuwe lederen zakken. Het Meinachten, de
Meidoornversiering, de Pinksterbloem, allo
herinneringen aan de oude natuurfeesten:
Mei, do wonne- of vreugdemaand van
het voorgeslacht, is de schoonste van alle;
dan verandert en vernieuwt de ganscha
schepping haar gelaat-, dan tooit moeder
Aarde zich telken dage met nieuwe bloemen
en geeft vooruitricht op milden overvloea
uit haar vruchtbaren schoot. In dat voor
uitzicht bouwen de vogelen hun nesten En
de wenken der Natuur gingen ook voor don
mensch niet verloren; rij werden door de
Vaderen opgevangen: jrij stelden de schoon
ste der maanden vooraan in de „rei" der
'dagen. De christelijke kerken schaften af
'de gebruiken der Heidenen. Maar de lang
'stand gehouden volksgewoonten handhaaf-
'den zich nog in nauw verband met do oude
re godsdienstige begrippen.
Een sterk gedruisch
Vervult het. Huis,
Huis, waar do Apostelen eendrachtelijk
[verkeer en
't Is alles stil en kalm rondom,
Toch schudt do wind het Heiligdom:
Het is de Geest des Hoeren.
De Heil'go kwam
Een zachte vlam
Daalt op hun hoofden neer, cn flikkart
[zonder deren;
En van hun lippen stroomt geluid
Van twintig vreemde talen uit:
Het is do Geest des Heeren.
Ge ontzet u, Jood
En Jöodsgenoot,
Te hooren uit hun mond wat niemand
[hun kon lecren:
Maar wacht u, wacht u voor den spotl
Die uit. dc Apostelen spreekt is God:
Het is de Geest des Heeronl
O, knielt dan neert
Neemt aan den Hear,
Den opgest-anen Hear, in Wien zo u doen
[geloovon I
De godspraak is aan hen vervuld;
Daarom bekeert u, boet uw schuld.
En wacht den Geest van boven.
Apostclstoct,
Treed op met moed!
Verkondig den Gekruiste aan Jood en
[blinden Heiden.
U faalt, in Christus' naam, geen kracht
Van redenen of wondermacht:
De Geest zal u geleiden.
Ja, Jezus leeft;
Do Vader heeft,
Op Zijn gebed, den Geest gezonden in ons
[midden
Dies wordt op aard de naam gevreesd
Van Vader, Zoon en Hoil'gen Geest,
Dion wij als God aanbidden.
Nic. Beets.
Servisch Volksgeloof.
De Serviërs bebooren tot de Grieksch-
Orthodoxe Kerk, maar vormen, daar zij in
eenige punten nogal afwijken, een afzonder
lijke sekte. Naast het geloof aan God speelt
'ook de vereering der heiligen een gewichti
ge rol in de Servische Kerk. Ieder hu.s
heeft zijn eigen schutspatroon, en de „Sla-
•va", de jaardag van den heilige, is het
grootste feest van het- geheele jaar.
Van den heiligen Nikola vertelt men de
volgende geschiedenis:
Een man, die St-Ni kola tot schutspa
troon had, bezat geen geld om rijn Sla va
feestelijk te vieren. Hij was zeer neerslach
tig, maar toen kwam zijn vrouw haar
sieraden en zeide: „Verkoop ze en schaf je
voor bet geld datgene aan, wat- wij voor de
viering van onze Slava noodig hebben. Mo
ge God je beschermen cn helpen, opdat je
later in staat zult zijn ze mij terug te koo-
pen."
De man ging op weg en vond een koop er
voor zijn kostbaarheden, die hem het ge]d
meteen ter hand stelde. Toen schafte de
man zich aan wat hij voor hét feest nood'.g
hkd, en ging welgemoed naar huis.
„Hoe heb je ronder geld inkoopen kun
nen doen?" vroeg zijn vrouw.
„Och kom, ik heb immerB je sieraden ver
kocht", antwoordde de man.
„En je hebt ze mij teruggestuurd".
Toen toonde ze hem de sieraden, haar ge
bracht door een man, die daarbij gezegd
had: „Uw man heeft mij verzocht u dit te
geven, hij zelf had nog het een en ander in
do stad te doen."
Toen zagen ze elkander veelbctcekenend
aan, en man en vrouw spraken gelijktij
dig: „Dat was St.-Nikola en niemand an
ders." J
Vooral bij de boeren is het bijgeloof zeer
groot. Zoo gelooft de Servicr aan de ver
vulling van den vloek, zelfs wanneer die
hem onschuldig treft en hij niets heeft be
gaan, dat hem voor de verdoemenis in aan
merking brengt.
In Zuid-Servië wordt de volgende historie
verteld
Een rijke, maar gierige en ongastvrije
boer had drie zoons. Als de naburige land-
goedbezitter in het dorp kwam, liet hij
steeds na hem uit te noodigen en gastvrij
heid te vcrlecnen. Om die reden (bij Ser
viërs speelt de gastvrijheid een gewichtige
rol) werd hij door zijn buurman gevloekt,
en ziet, spoedig daarop verdronk de oudste
zoon van den boer in een beek en viel de
tweede van een paard en stierf. Den derdon
en laatst^n evenwel sloot de vader, uit
vrees, dat dien ook iets overkomen zou, -n
een sterken toren. Toen de oogsttijd kwam,
nam de oude een stek vol heerlijke druiven
en braoht deze aan zijn zoon, opdat deze er
zich mee zou kunnen verkwikken. Maar
hevig verschrok bij, toen een adder sissend
tusschen de druiven uit op het kind af
schoot en het in dc hand beet. Kort daarna
was ook des grijsaards laatste troost niet
meer. Zóó werd dc vloek trots alles vervuld.
De Serviër meent ook, dat hij den vloek
op zich laadt, als hij valschelijk zweert of
bezweert. Eens wilde een boer den akker
van een ander hebben. Hij begroef zijn
zoontje in het bedoelde veld, na hem van
to voren grondig ingescherpt te hebben wat
hij moest antwoorden. Rechter en gedaagde
verschenen, en de bedrieger riep vastbe
raden uit: „Ik bezweer u, o aarde, zeg zelf
wiens eigendom gij rijt". „Het uwe, het
uwe", hoorde men de stem uit het binnenste
der aarde, en de rechter wees don akker
aan den zwendelaar toe. Nauwelijks wareD
dc Heden verdwenen, of de vader begon in
koortsachtige haast naar zijn zoon te gra
ven, maar tevergeejs: geen spoor was van
het kind te vinden. Op zijn angstig roepen
kreeg de man wel antwoord, maar de stem
klonk immer meer van verre, en eindelijk
veranderde de kleine in een mol. Zoo ontr
stond de eerste mol, volgens het volksge-
loof.
Ook het geloof aan feeën en nymphen is
nog algemeen verbreid. De laatsten worden
vooral als schikgodinnen beschouwd; wei
nige dagen na de geboorte van ieder kind
bestemmen zij diens lot. Een bekend Ser
visch tooneelstuk, dat den titel „Het Lot'
draagt, behandelt dit onderwerp.
Een rijken boer wordt een zoon geboren
en groote vreugde heerscht in de woning,
's Avonds laat klopt een vermoeide vreem
deling aan de deur, wien naar Oostersch ge
bruik onmiddellijk gastvrijheid verleend
wordt. Nadat de vreemdeling, een Turk.
zich aan spijs en drauk te goed heeft ge
daan, toont de gelukkige vader hem zijn
kleine. Daarop gaan allen ter ruste.
D 2 Turk, zijn pijp rookend, hurkt neer
op het bonte tapijt. Dan verschijnen echter
plots drie nymphen in lange witte gewaden
en met golvend haar. Zij gaan beraadslagen
over het lot van het kind en besluiten einde
lijk, dat hij als jongeling op zijn bruilofts
dag moet verdrinken. Maar de Turk heeft
alles gehoord.
Door de nymphen van menig gevaar ge
red, groeit het kind tot jongeling op. Als
gast en vriend verschijnt op zijn bruilofts
dag de Turk en wijkt, de uitspraak der
schikgodinnen indachtig, den ganschen dag
niet van de hoeve. Plots krijgt de bruide
gom hevigen dorst en ijlt naar de bron.
Daar zit evenwel de Turk, die hem zacht,
maar ernstig terugwijst. De jongeling, die
deze handeling niet begrijpt, ontvlamt in
toom en doorsteekt den getrouwe. Gretig
bukt hij zich naar de bron en stort voorj
d© oogen der bruid en der toesnellend»1
bruiloftsgasten in de diepte. Maar de nym-1
phen verschijnen en nemen hun offer in'
ontvangst: niemand ontkomt aan zijn nood
lot!
Verscheidene daarmee overeenstemmende
verhalen gaan in Servië van mond tot
mond. Ook in de, trouwens zeer beperkte!
en weinig hoogstaande, literatuur vonden;
ze plaats. En het is ondanks het eeuwen-]
lang verkeer met beschaafde volken nog
niet mogelijk gebleken dit volksgeloof, daï
zoo vol bijgeloof blijkt, uit te roeien of
zelfs maar beteekenend te verminderen.
Hoeweel arbeid wordt bij het
spreken verricht?
Er is onderzocht, hóéveel arbeid de
mensch bij het spreken verricht. Daarbij
werd het arbeidsvermogen bepaald, door
een redenaar gebruikt, naar gelang hij een
bas-, bariton- of tenorstem bezit. Het ar
beidsvermogen wordt daarbij voorgesteld
door het product van dc hoeveelheid lucht,
die uit de longen komt, en den druk van
deze lucht. Daar ©venwel bij den mensch de
druk van dc lucht in de longen niet ge
meten kan worden, moest gebruik gemaakt
worden van een instrumentdc vocaalsi-
renc.
Uit een aantal proeven bleek, dat de
klinkers U, O, A, op den toon fa, met de
sirene voortgebracht, die door een bas, ba
riton en tenor kunnen worden ten gehoore
gebracht, denzclfden indruk op den
hoorder maken, alsof zij door een dezer
stemmen worden voortgebracht. Hieruit
volgde, dat de klinkers, dio kunstmatig
worden gemaakt, voor de proeve konden
worden gebruikt.
De proefnemingen, in vier verschillends
zalen gedaan, gaven als resultaat, dat voor
de basstem het arbeidsvermogen, uitge
drukt in kilogram-meters per seconde, het
grootst is. Deze stem moet van zeven- tot
zestienmaal zooveel arbeid verrichten als
de tenor, terwijl voor de bariton de te ver
richten arbeid een middeJwaarde heeft. Zoo
verbruikte do bas in de zaal van het Tro-
cadero om gehoord te kunnen worden 0,0014,
de bariton 0,00012 en de tenor 0,000038 kilo
gram-meters. Voor verschillende zalen wer
den bovendien verschillende uitkomsten
verkregen, daar in de eene zaal meer ar
beidsvermogen noodig was dan in de andere.
Ook werden proeven genomen met t.weo
personen, waarbij wegens bijzondere afwij
kingen de luchtdruk in de keel tijdens hefc
spreken gemeten kon worden. Daarbij
bleek, dat bij het spreken de luchtdrukking
vrij gelijkmatig was en tusschen 100 en 200
m.M. waterkolom bedroeg.
Veel meer afwisseling kon in de hoeveel
heid gebruikte lucht geconstateerd worden;
deze varieerde tusschen 300 en 2070 L. per
uur.
In het gemiddelde verricht een spreker
een arbeid van 48 kilogram-meter perj
uur. Voor een redevoering in een groot»
zaal is de arbeid iets groot-er, maar niet
overmatig, ongeveer 200 kilogram-meters
per uur Vrouwen gebruiken ongeveer het
vierde gedeelto van het arbeidsvermogen
van de mannen bij het spreken.
RECEPT.
Ragout van lamsvleesch.
Het vleesch wordt in kleine stukjes ge-,
sneden en in kokend water met zout ruim'
half gaar gekookt. Het moet worden afger
schuimd, en er moeten worden bijgevoegd,
een paar laurierbladen, eenige heele pe-I
pers, kruidnagelen en uien. Als het halfi
gaar is, wordt het vet er afgeschept en door.
een zeef gegoten. Daar roert men dan een
lepel gebruind meel doorheen, voegt er een
paar St.-Jansuitjes, augurkjes en citroen
schijven bij (vooral zonder pitten). Nu;
doet men ook het vleesch weer in de pan en
laat alles te zamen goed gaar stoven. De
stukjes moeten echter in hun geheel blijver».