No. 15401.
LEIDSGE DAGBLAD, Zaterdag* *7 Mei. Eerste Blad.
Anno 1910,
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Irma Harding*.
Da oud-minister van financiën, de heer
Do Meester, heeft door heb schrijven van
een artikel in het „V r ij z i n n i g Week
blad voor d e V e 1 u w e" het bewijs
goleverd, dat gedurende zijn langdurige
ziekte zijn belangstelling voor de openbare
zaak niet verminderd is. Hij schrijft over do
belastin gpoiitiek van het huidige,
rechtsche, kabinet en constateert, dat ver-
sohilleodo financieele maatregelen, door
hom als minister voorgedragen, vroeger
door de rechterzijde heftig bestreden, thans
genade Lij die partij hebben gevonden en op
voordracht van den tcgenwoordigen minis
ter Kolkman reeds tot wet zijn verhoven.
Er zou dus niets verontrustends zijn in de
belastingpoiiteik der rechtsche regeering
en van de vrijzinnigen zou niet anders dan
een welwillende houding verwacht mogen
worden tegenover do voorstellen betreffen
de het suoo:ssierocht en de inkomstenbe
lasting, ware Let niet, dat hoogcre in
voerrechten worden aangekondigd,
om daaruit de kosten der sociale wetgeving1
te bestrijden. De vrijzinnigen hebben hier
te meer op hun hoede te zijn, omdat het
door dozen minister wordt voorgespiegeld,
als zou een verhoogd tarief niet aüleen
voordeelig zijn voor de schatkist, maar cok
voordeel brengen aan de nijverheid en aan
de arbeiders, die er een aanzienlijk deel van
betalen.
Zelfs van het standpunt der protectionis-
ten valt naar het voorkomt, bezwaarlijk te
ontkennen, dat een tariefverhooging óf om
der wille van de bescherming óf met zuiver
fiscale doeleinden moet worden onderno
men, en dat, naarmate liet eerstgenoemde
doel ("bescherming) beter wordt bereikt,
het laatste (versterking der schatkist) min
der tot zijn recht moet komen. De protec
tionist toch beoogt vermindering van den
invoer, omdat hij deze in het belang aoht
van den binnenlandschen producent; gelukt
het, den invoer krachtig te verminderen,
dan zal de opbrengst der invoerrechten, ook
al worden deze naar een Uooger tarief ge
heven, slechts betrekkelijk weinig stijgen,
zelfs belangrijk dalen, indien het beoogde
doei ten volle werd bereikt. Verder
zullen en daarom was het dan ook ju;st
te doen de prijzen der artikelen, welke
de beschermde takken van nijverheid voort
brengen, met het bedrag van het geheven
invoerrecht (in uitzonderingsgevallen wel
licht met iets minder) stijgen, zoodat de ver
bruikers, d.w z. de ingezetenen van het
land, waar de invoerrechten worden gehe
ven, óf aan den fiscus, óf aan den binnen-
ïandschen producent het bedrag van het in
voerrecht betalen. Ziehier een der groot»
nadoelen van dez© heffing. Een der zorgen
van den belastingheffer is steeds de kosten
van inning der belasting zoo gering mogè-
lijk te doen zijn; van invoerrechten zijn
iiiet alleen de eigenlijke taxatiekosten be
trekkelijk hoog, maar bovendien betaalt do
natie in haar geheel, behalve de belasting
voor ingevoerde goederen, nog bovendien
den verhoogden prijs van hetgeen binnens
lands vervaardigd wordt. Hoeveel meer de
natie betaalt is niet met juistheid te bepa
len, maar dat het zeer belangrijk meer is,
ligt voor de hand; ware het anders, de be
scherming zou haar doel missen. Do vereeni-
ging „Het vrije ruilverkeer" heeft in haar
laatste vlugschrift eens weer overtuigend
aangetoond, dat in werkelijkheid het invoer
recht, en véél méér dan dit, niet door den
buitenlander, maar door de ingezetenen
zelvcn wordt betaald. Wat zou nu den
werkman een loonsverhooging baten, indien
er tegenover staat 'n verhooging der prijzen
van hetgeen hij behoeft om te leven.
Leerrijk is ten deze wat geschiedt te Gla-
nerbrug, bij Enschedé, waar ettelijke Nedcr-
landsclio arbeiders op een Duitsclie fabriek,
even over do grens, werkzaam zijn, doch in
Nederland, waar huishuur en levensmidde
len goedkooper zijn, met hun geziDnen
blijven wonen.
Bescherming is in waarheid niet anders
dan bevoorrechting van sommigen ten koste
van alle anderen. En aangezien een deel van
deze „anderen", t. w. de ondernemers, die
nog niet beschermd worden, daarmede geon
genoegen nemen terwijl bovendien de reeds
beschermden (men ziet het in Duitsohland)
altijd méér vragen is het stelsel van protec
tie als een hgllend vlak, waarop de Regee-
ring nolens volens steeds verder af
glijdt. Mochten voor hot oogenbük voorstei
len, welke ons weldra wachten, alleen aan
de nijverheid „bescherming'' brengen, dan
zal hot niet lang duren, of ook de landbouw
zal met kracht daarop aandringen.
Voor Nederland zal het verlaten van de
tot dusver gevolgde handelspolitiek bij uit
stek schadelijk zijn, omdat ons land klein
is en dientengevolge de nijverheid in het
eigen land een niet ruim afzetgebied vindt,
eoodat zij, kunstmatig uitgebreid, haar te
ruime productie tegen lage prijzen in het
buitenland zou moeten zien te plaatsen, en
omdat in ons land de doorvoer-en tusschen-
handel van groot© beteekenis zijn voor wien
de vrije handel een levensbelang is.
In de beide Kamers der Sta ten-Generaal
heeft de rechterzijde een overgroote meer
derheid zij kan dus, blijven de meer demo-
cratich aangelegden ook ten deze de leiders
volgen, zooals waarschijnlijk is, p r o t e c-
t i e-m aatregelen doorzotten.
Maar do geheele linkerzijde heeft niette
min met alle kracht zich daartegen te ver
zetten, opdat de verantwoordelijkheid voor
die maatregelen uitsluitend door de rech
terzijde worde gedragen.
In een bij de Hollandia-Drukkerij tc Baam
verschenen geschrift heeft de heer C. Beni-
ma de vraag Vr ij handel of Protec
tie? beschouwd in het belang der loon-
trekkenden.
Do schrijver, die zegt „D c Neder
lander" terecht het antwoord op deze
vraag losmaakt van politieke geloofsbelij
denis, blijkt een overtuigd voorstander van
protectie, niet „om de schatkist te vullen",
maar om „enkele takken van Industrie, die
in Nederland evengoed als in andere lan
den kunnen bloeien, ter zijde te staan." Hij
verdédixrt daartoe: afschaffing van rechten
op grondstoffen, op consumptie-artikelen
en afschaffing van accijnzen. Daarnevens
verhooging van invoerrechten op heel- en
hal f fabrikaten.
Bij dit a^les neme men dan aldus be
toogt de heer Benima in aanmerking of
de bescherming, door 't tarief tc verleenen,
wel ten goede komt aan een industrie, dio
haar verdient, d.w.z een industrie, die in
staat is tot een eenigszins belangrijke pro-
duotie. De sohr. ontkent, dat protectie den.
levensstandaard zal verhoogen; dat doen
niet de „beschermende", doch de „fiscale"
rechten, waartegen de principieclc protec
tionist zich juist verzet.
Breedvoerig is zijn antwoord op de vra
gen: Zal protectie de Ned. Industrie ont
wikkelen.?-Zal zij den handel be voordeeion
Zal door protectie meer en geregelder werft;
voor den loontrekkende ontstaan? Zal de
loonstandaard er door stijgen? Het ant
woord op deze vragen luidt natuurlijk be
vestigend.
Al zou men hier en daar zegt „D e N e-
derlan der" wel een vraagteeken
willen zetten, bijvoorbeeld bij een abso
lute bewering als deze: „Als go in onze
huidige samenleving in Nederland een ein
de wilt maken aan de enorme werkloosheid,
beschermt dan de industrie!" men leest
toch het vlot geschreven boeksko niet zon
der waardeering voor de poging, door den
schrijver beproefd, om aan het v r ij h a n-
del-beginsel zijn dogmatisch karakter
to ontnemen.
Het wetsontwerp, regelende „do posi
tie van rijksambtenaressen en
van onderwijzeressen bij het open
baar lager onderwijs, die in het h u w e 1 ij k
treden", heeft tot hoofdgedachte, dat voort
aan zij, die beneden den leeftijd van -15 ja
ren ccn huwelijk aangaan, op den dag van
haar huwelijk eervol worden ontslagen.
,,,,De T ij d" zegt er van:
,Het wetsontwerp ligt geheel in de lijn van
onze denkbeelden en wenschen. Op verschil
lende moreele en paedagogische gronden
hebben wij indertijd de Gemeenteraden ver
dedigd, die de gehuwde onderwijzeressen
ontsloegen; voor de rijksambtenaressen gel
den andere motieven (bovendien ook toe
passelijk op de onderwijzeressen), hoofdza
kelijk hierop neerkomend, dat de gehuwde
vrouw thuis behoort in het gezin en als een
eeer minderwaardig© kracht niet langer in
een. betrekking mag blijven, welke do be
schikking over en de aanwending van a 1-
1 e krachten vordert.
De humane bepalingen omtrent de terug
gave der voor pensioen gestorte gelden die
nen ten zeerste te worden toegejuicht.
Vooral in de laatste jaren is niet alleen
van Christelijke, maar ook van vrijzinnige
en zelfs van socialistische rijde aan het
desideratum uiting gegeven, dat, zoo
noodig door straffe wetsbepalingen, de
moeder dient teruggegeven aan de kinderen
en het gezin. Wij zijn benieuwd, of bij de
critiek op heb wetsontwerp van minister
Heemskerk deze hoofdgedachte ook tot
haar recht cal komen.
Over dit onderwerp driestarb ,,H e t
Centru m"
Dat de gehuwde vrouw niet aan haar ge
zin mag worden onttrokken, is een van
Rechts altijd verdedigde stelling, door de
Regecring thans in een wetsontwerp be
lichaamd.
Wij hebben de strekking van dit ontwerp
reeds medegedeeld, hierop neerkomende,
dat de vrouwelijke rijksambtenaar bij haar
huwelijk eervol uit 's lands dieüst wordt
ontslagen, terwijl in de Lagcr-Onderwijs-wet
wijzingen zullen worden aangebracht, be-
oogonde, dat gemeentebesturen een ge
lijke gedragslijn jogens hun onderwijzeres
sen zullen volgen.
Aan den toestand van onzekerheid, die
meermalen tot geheel echeeve verhoudingen
leidde en ccn voortdurend dreigement was
voor het familieleven, staat dus een einde
te worden gemaakt.
Want bij de tegenwoordige samenstelling
der Kamers is er weinig trwijfel, of dit ont
werp zal in het Parlement ben gunstig ont
haal vinden. Natuurlijk zal het wel niet ont
breken aan tegenwerpingen.
Van Links kwam mon reeds meermalen in
verzet tegen liet ongevraagd ontslag aan
huwende ambtenaressen en onderwijzeres
een, en doorgaans in naam der... vrijheid!
Ook de socialisten deden en doen ijverig
mee aan dit spelletje.
De gehuwde arbeid ere-vrouw zegt men
aan haar gozin te willen teruggeven; tegen
het „Speetwetjo" gaat meo nog steeds bij
verkiezingen te keer en hevig te keer; do
echtgenoot© en huismoedw moet uit de fa
briek; zij hoort daar niet.
Maar do ambtenares mag wel aan haar
gezin worden onttrokken, en de onderwijze
res eveneens 11
Is dwazer inconsequontic denkbaar? Eu
ligt het niet volkomen in de lijn van hot
goede beginsel en het gezond verstand bei
de van onderwij7/ers en ambtenaren dezelfde
normale positie, dezelfde toewijding der
echtgenooten en moeder te verzekeren, wel
ke terecht voor do arbeiders-klasse wordt
verlangd?
Aan een artikel van dr. G. W. Kernkamp,
onder den titel Oranje cn de d o m o
oratie in .Vragen des Tijds"
voorkomond, is het volgende ontleend:
Ons koningschap is in heb wezen der
zaak een erfelijk presidentschap ecner
republiek, met de uiterlijke onderscheidings
teekenen oener monarchie en het prcstigo
van den Oranjenaam.
De erfelijkheid van het ambt kan het doen
overgaan op iemand, di© zijn plichten ver
waarloost en niet deugt voor zijn waardig
heid.
Hierdoor kan wel schade worden toege
bracht aan het aanzien van het ambt, maar
aan misbruik van gezag stelt de Grondwet
paal en perk. En dan: het koningschap is
terecht een „post van vertrouwen" ge
noemd; de practijk heeft geleerd, dat dit
vertrouwen niet misplaatst is. Reeds het
welbegrepen eigenbelang van het Oranje
huis brongb mede, dat het zich zoo stipt
mogelijk aan de constitutioneel e practijk
houdt. Het samenvallen van de belangen
van dynastie en volk blijft bovendien borg,
dat in de seldzarae gevallen, waarin de be
slissing over gewichtige aangelegenheden
alleen bij den Koning berust, de doorslag
zal worden gegeven door wat het rwaarste
moet wegen: het belang van de geheele na
tie.
Een ander gevolg van de erfelijkheid van
het ambt kan zijn, dat bij ontstentenis van
naaste bloedverwanten een ver verwijder
de tot de oefening van het gezag wordt ge
roepen en dat oen vorst-, wien het volk vol
komen vreemd is, plaats neemt op den
troon. Van de Grondwetsherziening die
thans wederom wordt voorbereid, 'make
men daarom gebruik om de troonsopvolging
aldns te regelen, dat ongowenachte gevolgen
der erfelijkheid kunnen worden vermede-»
en in bepaalde gevallen niet het toeval der
geboorte, maar do wil der volksvertegen
woordiging over het bezetten vafl den troon
beslist. Juist thans, nu door do geboorte
van prinsee Juliana het uitzicht op voort
zetting van het Oranjehuis in de rechte lijn
is geopend, schijnt heb oogenblik gunstig
om het voor eenige jaren nog als netelig
beschouwde punt der troonsopvolging in
bovenbedoelden zin te regelen.
De voordeelen van het constitutioneel©
koningschap boven de republiek zijn van
zulk een aard, dat zij niet eiken dag dui
delijk aan het licht komen, omdat in den
gewonen gang van zaken zelden beslissin
gen behoeven te worden genomen, die het
volk met grooter vertrouwen uit handen
van een constitutioneel koning dan uit han
den van den president eencr republiek ont
vangt. De nadeelen daarentegen worden
door wio democratisch voolt vakor opge
merkt, vooral in de laatste jaren.
Onder het hoofd Ouderdomspen
sioen zegt „De Nederlander":
De Franschc werkman krijgt nu ook ziju
ouderdomspensioen, dat is tc zeggen, zoo
dra do wet do middelen heeft aangowozen,
waaruit do kosten der aanzienlijke staals-
bijdrage zullen worden gedekt. Die rijn
voor het eerste jaar ongeveer 70,000,000;
zegge: zeventig millioen gulden.
Daarvoor wordt verkregen: pensioen van
ton hoogste f 200 op 65-jarigcn leoftijd. Do
bijdragen der verzekerden zelf zijn laag:
f 4.50 voor mannen, f 3.50 voor vrouwen en
f 2.25 voor minderjarigen beneden de IS
jaar, alles per jaar Ook do werkgever
draagt een deel van de kosten, die door
den Staat op hem worden verhaald.
Dat in het bij uitstek „democratische"
Frankrijk, waar men sinds lang het hier en
elders zoo vurig begeerde algemeen stem
recht heeft, zonder hetwelk geen sociale
hervorming heet te zullen slagen, niet meer
op dit punt kon worden verkregen, bewijst
wel, dat het met den bosten wil ter wereld
onmogelijk kan zijn om do voorspiegelingen
van 6ommige „volksvrienden" te rcalisee-
ren.
Intusschen heeft het Kabinct-Briand aan
deze „hervorming"vooralsnog op papier
ongetwijfeld voor een goed deel zijn suc
ces bij de jongste stembus lo danken.
In ,.D o T ij d s p i c g o 1" is opgenomen
een artikel van H. G. S. over de hand
having der onzijdigheid en de
verdediging van Nederland aan
de z o o z ij d e. Strekking daarvan is aan
te tooncn het belane van een in goeden
staat vcrkcerende verdediging aan de zee
zijde voor de handhaving der onzijdigheid
in een Europeeschen oorlog. Schrijver gaat
na hoe een.eerste eisch voor een doeltref
fende handhaving der onzijdigheid is*. do
verdediging van het territoir en a fortiori
der strategische punten van dit gebied.
Die verdediging oordeelt hij wordt
het bost en op do meest economisdho w#ze
bereikt door het bezit van voldoend krach
tige kustforten op de bedreigde punten en.
de aanwezigheid van kusttrocpen op (Üo
punten langs dc kust, waar buiten het be
reik der kustforten eventueel landingen
kunnen worden uitgevoerd. De tweede c»sch
is voldoende drijvend materiaal om de kust
wateren in observatie te houden on vokloend
krachtig drijvend materieel, om in die wa
teren een doorgezette schending te stuiten.
In sommige gevallen kan hot drijvend ma
teriaal, mits voldoende krachtig, heb gemis
aan kustforten aanvullen; in allo gevallen
kan het drijvend materiaal de weermiddelen
te land steunen en versterken Samenwer
king van do strijdmiddelen te land en ter
zee is dus onmisbaar, eenheid van bevel*
voering en van personeel, dat dio taak mocb
vervullen, een belangrijke waarborg voor
de goed© samenwerking.
Do oonclusio van den schrijver is: Do
handhaving der onzijdigheid is voor Neder
land een levenskwestie en do offers, te
brengen voor do daartoe benoodigdo midde
len, zullen niet meer dan een geringe pre
mie zijn in vergelijking met do harde slagen
die ons vaderland zouden treffen, indien t«
kwader uur do verwaarloosde verdediging
aan de zeezijde oorzaak zou zijn, dat Neder
land in den oorlog betrokken werd.
In do „Enkhuizer öourant"
staat Prins Joris stil bij het feit, dat er na
genoeg geen werk - n >^n winkel is
voor do T w e o d e X a m er, wanneer deze
weder bijeenkomt, en dat hetgeen op de
agenda staat alles ligt binnen do neutrale
zóne. En dat, terwijl het ministerie in zijn
derde jaar zit. Daartegenover stelt hij hot
geen het vorig ministerie reeds in het
tweede jaar ter afdoening gereed had. Zijn
flink optreden is echter, gotuigt schrijver,
dat ministerie slecht bekomen. Reeds bleek
het bij de Statenverkiezingen van 1007. Eu
daarna terugkcerende op het huidig miuis-
terie en zijn premier, merkt schrijver ten
6lotto op:
„Al wat mam monistisch en militaristisch
was aangelegd, stemde bij die Statenverkie
zingen met de verbonden kerkdijken mee;
velen van hen, dio wel meo hadden gedaan
om dr. Kuyper ten val te brengen, dien zij
rumoerig cn gevaarlijk vonden en in wien
zij, ondanks het wegwerpen zijner oude
plunje, toch nog altijd den democraat za
gen, haakten evenzeer naar den val van dit
ministerie, dat hun in hun ziel, alias hun
portemonnaio, trof cn zagen verlangend uit
naar den man, die niets althans zoo ra i n
m o g o 1 ij k zou doen.
Zij hebben hem gevonden cn «aangenamer
manieren kan geen prei icr hebben. En wij
zijn in dc periode der geestigheid en guitig
heid, dio wij wel zouden mogen lijden,
als er maar te golijk zaken gedaan werden.
Maar zoo is het niet. En het hinkendo paard
komt achteraan; er zal op sociaal gebied
niets tot stand komen of van zoo weinig
waarde dat het heb werkelijke goede en
waardevolle in den weg staat. En de Chris
telijke arbeiders buigen gewillig den nek,
want hun geestclijko adviseurs heblxsn hen
goed gedresseerd en zo zingen in koor:
Wij kunnen wel wachten,
Dagen cn nachten 1"
G esn een tc-aui b teunren
Versohenen i3 een oproep van den Neder,
ïajidsehen Bond van Gemeenteambtenaren
voor de propaganda-vergadering voor ccn
rijksregeling van do pensionncering van ge
meenteambtenaren cn van hun weduwen
en weezen, op 23 dezer to 's-Gravenhagc,
waar .als sprekers zullen optreden: prof*
mr. H, L. Druoker, lid van do Tweede Ka
mer der Staten-Goneraalprof. dr. W. li.
Nolens, idem idem; J. N. Elenbaas, burgo-
meester-secrotaris van Krabbendijkc, cn
Th. Pels, secretaris van 's-Hortogonbosch.
Dezo bijeenkomst, waarin geen debat zal
worden toegelaten, is toegankelijk voor
alle gemeenteambtenaren en hun vrouwen.
F.crcnce Highlmgale's SOsIe vcruardnr.
Den l*2den Mei a.s. zal Florence Nightin
gale dezen zoldzamon denkdag vieren.
Wat deze merkwaardige vrouw gedaan
heeft voor do Ziekenverpleging, voor de
reorganisatie der hospitalen, tijdens den
Krim-oorlog en later in Edinburg en Lon
den, voor do opleiding van verpleegsters,
heeft een omwenteling »n do Ziekenverple
ging teweeggebracht, die niet alleen in
Schotland en Engeland, maar ook in ons
land zijn gezegende uitwerking gehad heeft.
Als vrucht van haar streven is ook ont
staan do Vcreeniging „Het Roodo Kruis,"
want het werk van Dunant kan slecht^ als
een voortzetting van den arbeid van Flo
rence Nightingale beschouwd worden.
De leden van het Haagscho Vrouwen»-
comité v«an „Het Roode Kruis" zijn van
plan op 12 dezer Florence Nightingale to
huldigen cn haar een blijk te geven van
diope vcrocring en dankbaarheid.
46)
„Er is niets anders gebeurd dan dat ik
den strijd opgeef. Ik verbeeldde me, dat ik
de sterkste wasmaar er blijkt nu, dat het
sterker is dan ik. Ik dacht eerlijk, dat ik
het in Noorwegen begraven had onder de
gentianen en do denneboomen en in plaats
daarvan ontdek ik nu, dat het even levénd
is als altijd en dat de gentianen en de den
neboomen er al dien tijd deel van hebben
uitgemaakt."
„Wanneer hebt ge dat ontdekt?"
„Op den begrafenisdag van dien konink
lijken ouden zondaar. Zij stond tusschen de
menschen aan den ingang der kerk en onzo
blikken kruisten elkaar net. Dat was do
ontdekking, maar nog niet de overgave. Je
moet niet denken, dat ik het zoo gemakke
lijk heb opgegeven. Ik was van plan om het
vol te houden en daoht ook, dat ik het zou
kunnen tot Dinsdag.
Mina's oogen keken vragend, maar haar
lippen bewogen niet. Alsof hij dien gespan-
Den blik niet kon verdragen, stond Vincent
op, liep naar den haard en keek al sprekend
hl het vuur, terwijl hij met zijn armen op
den schoorsteenmantel leunde en zijn
oogen met zijn hand bedekte.
„Dat was de laatste dag van den mist,
^eet je. Ik was op weg hierheen, niet met
het idee op een ontmoeting, aangezien ik
met wist hoe je het in den laatsten tijd hadt
vastgesteld, maar omdat ik voedde, dat een
kleine kibbelpartij met jou me goed zou
doen. Bij den hoek liep rij mo voorbij zon
der me tc zien, ofschoon ik haar ondanks
den mist heel goed herkende. Ik begreep
dadelijk, dat zij hier vandaan kwam, en
volgde haar. Ik was niet van plan om haar
aan te sprekeD, ik zweer, dat d«at mijn plan
niet was; maar ik vond het een ellendig
idee, dat zij op zoo'n, dag alleen op straat
was. Ik geloof, dat ik mijn best deed om het
aan Christelijke menschcn-liefdo toe te
schrijven; in elk geval volgde ik haar, ver
loor haar nu eens uit het gezicht en vond
haar dan weer terug, totdat zij den Marble
Arch bereikt had, waarna ik meende haar
voorgoed verloren te hebben. Ik liep echter
steeds voort, meenende, dat ik me voort
bewoog in de richting van het Albcrt-hek;
gelukkig was het niet zoo, want dc scha
vuit, die op zich genomen had om haar tot-
gids te dienen, had natuurlijk een veel af-
gclegener weg ingeslagen Soms meende ik,
dat ik voetstappen voor me hoorde, en dan
dacht ik weer, dat ik ze niet hoorde, tot
dat ik per slot om kort te gaan geroep
hoorde en juist bijtijds kwam om to zien
hoe een man er van doorging met haar
mantel en haar beurs."
„Groote Hemel!" zei Mina op gedempten
toon.
„Zoo voelde ik me ook. Dat is het nare
deel van de geschiedenis nu komt het goe
de, want het duurde een halfuur voordat we
Albert Gat© vonden^ en gedurende dat
halfuur steunde rij op mijn arm, en kon ik
haast haar hart voelen kloppen door mijn
overjas heen, die ik haar natuurlijk had
aangetrokken. Maar zij scheen gelukkig niet
erg ontsteld t-e zijn en wij lachten heel wat
om. onze avonturen. En toen bracht ik haar
natuurlijk naar huis en moest ik me laten
bedanken door den vader, en nu, zoo
staan dc zaken, Mina, begrijp je het nu?"
„Ja, ik begrijp het," zei Mina op den
zelfden gedempten toon.
„Sedert ik haar zoo op me heb voelen
steunen, al9 het ware mij behoorend," ver
volgde Yinoent tegen het vuur glimlachend
alsof hij er beelden in ontdekte, „ben ik c-r
achter gekomen^ dat ik niet meer buiten
haar kan. Het is een overrompeling, dat
geef ik toe, en misschien is er eenige schan
de aan verbonden. Ik bon er niet zoo heel
eeker van, dat er niet een zweempje zwarte
kunst in steekt. Maar in elk geval weet ik
beslist, dat die overjas van mij betooverd
is. Ik kan haar nu niet meer aantrekken
zonder op allerlei gedachten to komen. Op
mijn woord van eer, ik geloof heusch, dat
het heelcmaal de schuld is van dat kloeding-
stuk," zei Vincent lachend, met een zweem
pje van booshcidsvertxm.
„En ben jc nu vast van plan om haar ten
huwelijk te vragen?"
Sprekend boog Mina haar hoofd over Do
Wet heen, die nu op haar Bchoot lag. Nu
was zij het, die zijn blik 6cheen t-e vermijden,
want zij was er niet zeker van wat er in
haar oogen to lezen was. Zij had natuurlijk
altijd wel geweten, dat er eens ieta derge
lijks zou gebeuren, zij had er zelfs naar ver
langd; maar zelfs voor menschen met zoo'n
helderen blik als Mina is het altijd moeilijk
om van te voren te weten hoeveel pijn ieta
zal doen.
„Zou hot waarschijnlijk zijn, dat ik zoo
alles vertelde, als ik dat besluit niet had ge
nomen
„Maar je loopbaan dan?"-
Hij lachte spottend.
„Wat is dat nu voor ©en akelige twee
strijdigheid? Alsof gc niet in staat zijfc om
raijri loopbaan naar de maan te zien gaan
zonder dat go or oen hand voor verdraaide?
Ik zet je om mij aan to kijken en dat te ont
kennen!"
Het kostte Afin.q schijnbaar werkelijk moei
te om hem aan te kijken, want zij was nog
niet klaar met het verschikken van den
kersrooden 6trik, die de bekoorlijkheden
van den kleinen terrier dien dag verhoog
den.
„Het is geen dubbelzinnigheid, het is..."
„Een gevoel van verantwoordelijkheid
tegenover do familie? Dat weet ik. Maar
wees maar niet bang; het is in ordo met
mijn loopbaan. Ik I.eb het alles doordacht;
feitelijk heb ik sedert Dinsdag niets anders
gedaan. Ik heb maar één artikel van het
programma doorgehaald, dat artikel, dat
oma „het goed huwelijk" noemt, maar dat
mij „sinds Dinsdag" het verkeerde toe
schijnt. Het programma zelf blijft zooals
het is. Connecties zijn natuurlijk goedo din
gen; maar ik zal zonder hen ook een hoogo
betrekking hebben; geloof dat gerust! Het
zal alleen een wat moeilijker strijd zijn en
ik houd veel van vechten. Ik zal het doen,
Mina; je zult het zienl"
Terwijl hij dat zei, zag hij er koppig ge
noeg uit om dat te doen. Hij stond nu met
zijn rug naar het vuur, met vierkante
schouders, met een vooruitstekend© onder
kaak en handen, die heelemaal verdwenen
in zijn zakken.
„En daarenboven," zei Vincent, met die
soort van levendigheid, die de plaats in
neemt van zelfoveTtuiging, „hoe onbekend
haar familie ook moge zijn, tegen haar per
soon kan absoluut geen bezwaar bestaan.
Zij zou niet alleen pchittereo in elk salon,
zij zou er rogoeren. Kunt go u een meer vol
maakt© verpersoonlijking van een toekom
stige gezantsvrouw denken?"
Hij keek Mina bij die vraag uitdagend aan.
„Ik zeg niot, dat ik dat zoggen kan.
Neen, er bestaat in het geheel niet© tegen
haar persoon; maar er zijn misschien an-
dero bezwaren, Vincent." Mina zei dat
zichtbaar aarzelend.
„Ik bon er niet zeker van, dat er niet iels
is met haar moeder. Pas een paar dagen ge
leden heb ik ontdekt, dat dio moedor nog
bestaat; cn juffrouw Hartmzfnn scheon heb
naar to vinden, om over haar to sproken, en
zei, dat zij haar waarschijnlijk nooit zou
weer zien. Ik zou dat niet zeggon, aLs ik
niet van oordeel was, dat je dat wat jo doet
met open oogen moet doen."
Vincent maakto het ongeduldige gcbaai
van iemand, dio een tastbaar, doch nietig
iets op zij schuift.
„Wat doet er dat toe? Ik trouw niet met
de moeder, maar met do dochter. Jo weet
toch evengoed, dat er in de hoogste krin
gen wel eens zoo iets gebeurt. Echtelijke
kibbelpartijen in de oudero lijn kunnen de
loopbaan niet bederven. Kom, zelfs bij ons
zijn zulko dingen bijna re^u, zoolang als
het ten minste binnen zekere grenzen blijft.
Neen, Mina het helpt niets of jo al zulke
kleinigheden ophaalt. Zooalfi jo weet heb ik
een groot idee van jouw opvatting over de
dingen, maar in dit geval kom ik jo niet
om raad vragen, ik kom jo mijn plan mce-
deelen. Ik ben van plan, om met juffrouw,
Hartmann te trouwen, aks zij me wil hebben
natuurlijk." De laatste woorden waren dc
uiting van een opkomend idee.
(Wordt vervolgd).