RECEPT.
OUD-DELFTSCH.
Mooi Oud-Delftsch bestaat ex haast niet
raeer l Ten minste niet meer, zooals de koop
lui dat bedoelenniet meer in omloop.
Vroeger was het een heel andere tijd. Ik
herinner me nog heel goed, schreef een an
tiquaar, dat mijn vader de blauwe Delft-
sehe borden kapot gooide, als hij buiten
af een koop had gedaan, 't Was immers de
moeite van het meenemen niet waardEén
gulden de zes, als ze tamelijk waren, en een
dubbeltje per stuk, als het gewoon boeren-
Dolftsch was. En vergelijk dat eens met
de tegenwoordige prijzen? Betaalde men een
jaar of tien geleden voor een knap bord,
geteekend of ongeteekend, één grilden, nu
kan men een ongeteekend eenvoudig blauw
bord al niet meer onder de f 4 of f5
krijgen. Ik spreek nog niet eens van ge
kleurde borden of gekleurd met goud. Voor
een mooi half dozijntje met „de Bijl" bijv.,
geef er maar gerust oen paars bankje voor,
als 't niet meer is.
De kooplui hebben nog wel goede dingen
uit den besten tijd van Pijnacker, De K-eijser,
of van Pictoor, maar ze geven ze voor gein
prijsje uit de handen; dat moet een heele
prijs zijn. Voor zes mooie gekleurde bordjes
mot goud reken maar op f1200 minstens.
En praat nu niet van het staande goed, dat
gaat bij een beetje „stel van vijf" direct
in de honderden en een gekleurd, geribd
met goud bijv., nu, enfin, daar spreken
we elkaar dan nog wel eens over.
Jammer van die namaaksels, die in om
loop zijn. Voor de kenners natuurlijk niet,
maar voor de leeken. 't Is soms zoo be
drieglijk.
't Zou een boekdeel vullen al de trucs te
omschrijven, waarmede die nabootsingen ver
kocht worden. Het zijn echter volstrekt niet
alleen de kleine, langs de straten scharrelen
de kooplui, die dat goed be,werken",
maar in geposeerde antiekwinkels vindt
men de dingen soms brutaal in de étalage
staan. Wie moer te verfoeien zijn, de ma
kers of de vexkoopers, is een kwestie van
appreciatie, maar -als de makers er niet
waren, waren de varkoopers er vanzelf niet.
De fabrieken te Makkum en van Joost
Thooft, te Delft, maken heel mooie genre-
oud-Delftsche dingen, doch die zijn altijd
te herkennen, omdat deze er zich niet toe
leenen de oude merken te i mi tee ren en ook
den tand des tijds aan de knoeiers over
laten; doch er bestaan helaas ook firma'6,
die namaak met voorbedachten rade fabri-
oeeren, heel goed wetend, welk gebruik er
daardoor van gemaakt kan worden, en die
het geheel compleet, inclusief „tand des
tijds," afleveren, en dat is voor een leek,
vooral als de oude merken nog geïmiteerd
zijn, erg bedrieglijk. Ik ken een koopman,
die in allen ernst een beelen avond met
zijn cliënt heeft, zitten zoeken in een werk
over Delftsch, naar een teeken op een door
hemzelf verkochten nieuwen schotel, waar
van hij de herkomst maar al te goed wist II
Tot voor kort was een Fraasche firma
de beruchte in voerster van het mooie nieuwe
Delftsch, vooral wat betreft gekleurd en
gekleurd met goud; maar nu moet er den
laats ten tijd een Hollander opgestaan zijn,
wiens imitaties zóó verfijnd zijn, dat ik al
heb hooren mompelen, dat een museumdirec
tie er ingeloopen was. Het verschijnt ook
op een bijzonder geheimzinnige manier op
de markt. Bovendien legt deze imitator zich
op de allerbeste kwaliteiten toe. Hoewel ik
het goed zelf nog niet heb gezien, hoorde
ik van een alleszins bevoegd fijnproever op
dit gebied, dat hij, hoewel do knapheid er
kennend, toch ,,een erg nieuw gevoel" had
gekregen bij het zien van dit goed.
't Is zeker heel vleiend voor het echte,
en dit kan er dan ook door alle namaak
slechts duurder op worden, maar fnuikend
is het voor den leek-verzamelaax, die zijn
geld dan voor dagelijks te verkrijgen niets
waardige prullen uitgeeft; want het mooie,
het gevoelige, wat een oud stuk hoeft, kan
in het nieuwe niet gebracht wordentot
nog toe ten minste niet. Hoe dikwijls al
heb ik menschen, die graag eens het mooi
jpecimen hadden, moeten teleurstellen met
do vernietigende verklaring: „Nieuw, spik
splinternieuw. Ponkei-, hagelnieuw."
En toch moet er nog een massa goed
oud-Delftsch bestaan, als men nagaat, dat
het gedurende bijna twee eeuwen door min
stens dertig fabrieken is gemaakt. De hoe
veelheid is ondenkbaar groot. Vroeger fa
briceerde men wel lang niet zoo vlug als
tegenwoordig. Bij Regout en op alle modern
ingerichte aardewerkfabrieken maakt een
handige bordenmaker 2000 a 2200 eet bor
den daags, in de klei, en van één soort
sierbordjes, ze worden voor ongeveer 30
oents verkocht met do spreuken: „Eigen
haard is goud waard", „Na regen komt zon
neschijn", enz., heel aardige dingen, goed
van kleur en zeer decoratief, van deze eeno
soort heeft de fabriek van Anton Mehlein,
in Bonn, er in Holland circa 50 duizend
in een paar jaar tijds ingebracht. Zooveel
Delftsch heeft één fabriek toentertijd niet
kunnen maken. Bovendien, het procédé van
het maken van een oud-Delftsch bord gaat
veel langzamer dan van zoo'n bordje van
Mehlem; die decoroert de bordjes met schabio
nen onder glazuur on de oude Delftenaren
op de rauwe glazuur dan heelemaal uit
de vrije hand. En al konden ze er vlug mee
overweg, voor enkele pfennige décorloon zou
den ze het toch niet klaar spelen.
Een zeer veel voorkomende vraag der clién-
teele is deze: „Maar waar ziet u nu aan,
of het oud of modern is? Aan het blauw,
nietwaar Dat kunnen ze immers tegen
woordig zoo niet meer?" Dan antwoord ik
meestal: „Ja, kijk eens hier. Als wij, blan
ken, onder elkaar zijn dan weten we pre
cies die van die te onderscheiden, maar als
we tusschen een hoop negers gezet worden,
dan lijkt het of allen eigenlijk precies een
der zijn. Jan is van Piet niet te onder
kennen, oogenschijnlijk. Zoo gaat hdt ook
als u oud- en nieu w-Delf tsch zieL Alle blauw
lijkt u blauw en alle wit lijkt u wit. En
toch is dit niet te zien. De goede imitaties
gebruiken nagenoeg dezelfde pate en gla
zuur of émail als de ouden, evenals het
geheel op de oude wijze wordt gefabriceerd.
Het is echter de totaal-indruk van een stuk
goed, die de oonclusie van oud of nieuw
doet maken. Die totaal-indruk is samenga-
steld uit een hoop factoren, waarvan ik
geloof, dat er nog veel buiten ons eigenlijk
bewustzijn om werken, die ten minste niet
alle woordelijk te omschrijven zijn. iJooals
die kenner zei: „Je krijgt een nieuw ge
voel."
Het blauw niet zoo, het wit niet zus,
do tegenstelling van beide niet goed, de
glans van het glazuur, de korrel van de
pate, de aard van een kleur of het breken
van een kleur dit speciaal natuurlijk
bij het bonte goed en dan de bekende
„tand des tijds"; dit zijn zoovele dingen,
die te zomen den eindindruk maken. Daar
om vergist de knapste koopman of verza
melaar zich nog wel eenso javooral als
de omstandigheden, waaronder een of ander
te koop wordt uaugeboden, nog een beetje
tot de vergissing medewerken En och, of
ze het blauw tegenwoordig zóó niet met»
kunnen maken; dit is erg twijfelachtig. Er.
zijn ook in Holland fabrieken, die eea
prachtig blauw als blauw hebben, maar al^
het wit dan weer niet deugt, is de harmonie
toch gebroken. Men kan dan ook eigenlijk
met evenveel recht zeggen, dat de oud»
Delftenaren ons blauw weer niet zouden'
kunnen namaken, ais ze nu nog werkten,
En blauw is geen blauw. De tegenstelling,
doet het. Een voorbeeld. Rood, ik zal maari
zeggen het rood van onze vlag, is ondarj
glazuur bijna niet te krijgen. Neem nu hst;
blauw wat matter, het wit wat crêmer en'
zet er een lichte bruinsoort tegen, dan ziet
het onder glazuur er toch heel aardig al»;
ons „rood, wit en blauw" uit. Zoo gaat"
het ook met het gekleurde Delftsch. Ook!
daar die eigenaardige tegenstellingen tusV
scken geel, blauw, paars, bruin en wit.
Zoo zou er trouwens nog een heele boeL
alleen over de kleur uit het land der oliej
koekenschotels, kraakschotels, 'kakkerlakken/'
plooiborden, enz., enz. te vertellen zijn.
Het verstandigst echter doet men, vooraf
als men pas begint aan te koopen, een vei*
trouwd antiquaar in den arm te nemen en
voorloopig door zijn oogen te kijken; heeft'
men dan langzamerhand wat meer zekerheid'
in zijn oog gekregen, dan probeere men op
eigen gelegenheid eens wat te koopen en
voordat u dan tot den koop besluit, neem
het dan eerst eens een paar dagen thui»
en zet het tusschen uw andere mooie oude,
goed in.
Handhaaft het zich daar, dan hebt u
ten minste geen leelijke namaak gekocht II
Namaak is leelijk, maar leelijke namaak i»
nog leelijker."
Omelet metvleeschlarce.
Vier eieren, vier lepels water, iets zout,
tien h, vijftien gram boter; overgeschoten
kalfsvleesch, ui, peterselie, bquillon of
jus, enz.
Bereiding: Wat fijngehakte ui in wat
boter zachtjes laten fruiten, bouillon, ver
dunde jus of melk toevoegen, het fijnge
hakt -» vleesch, wat peper, noot, zoo noodig
zout, ook fijngehakte peterselie en alles
samen twintig a dertig minuten zachtjes
laten stoven. Het vocht moet dan bijna ver
kookt zijn. De eieren los kloppen rnet wat
zout, zonder dat zich veel schuim vormt,
dit er anders afscheppen, vier lepels water
toevoegen. De boter in een koekenpon
laten warm, maar niet bmin worden; zor
gen, dat overal de bodem bedekt is. De
eieren er in gieten, op een matig vuur de
omelet aan een kant bruin en aan den boven
kant droog laten warden, voorzichtig uit de
pan schuiven, het vleosch er middenop leg
gen, dc omelet er aan beide kanten om
heen vouwen