bende?" vroeg de heer Carbonezzi onge-
loovig.
„Mijnheer," antwoordde de Japanner, ,,ik
ben een arm man en moet met handen
arbeid mijn brood verdienen Toen ik te
San-Francisoo aangekomen was, wandelde
ik langs do Jefferson-Bay heen en weer
tnu&tsnd* werir t* vinden. Een heer, die
mij daar zag loopen, trad op mij toe en
vroeg, of ik tien dollar wilde verdienen. Ik
stemde gaarne toe en hij beval mij daarop
een brief te brengen naar een huis dat tuj
mij aanduidde en op antwoord te wachten.
Ik volbracht mijn opdracht, en werd binnen
gelaten in het huis waarheen ik mij begaf,
en mij werd opgedragen in een geheimen
kelder op eenige vaten het woord „marga
rine" te schilderen en vrachtbrieven op te
stellen in de Japansche taal Nieuwsgierig
opende ik een dier vaatjes en óntdekte,
Öat het mot dynamiet geyuld was. Op de
binnenzijde van elk vat was een teeken van
het beruchte genootschap afgedrukt, ik be
greep dus, dat ik mij in de schuilplaats van
,,De Zwarte Hand" bevond. Het dynamiet
zou vervoerd worden naar Saint-Louia cn
voor margarine doorgaan, die, uit Japan
heette te zijn ingevoerd.
De Japanner ontving eeó goede revolver
en hij begaf zich omstreeks halfelf naar
het berucht® huis. Met de lenigheid, aan
zijn ras eigen, klom hij langs de dakgoot
omhoog, klauterde door het vensterraampje
en doorkruiste sluipend het huis. Do ge-
heele woning scheen verlaten. Eensklaps
meende de Japanner gedempte snikken te
hooren. Hij luisterde aandachtig en duwde
toen een deur open. Bij het flauwe licht van
zijn zaklantaarntje herkende hij Una. In
een oogwenk had hij het kind in 2ijn armen
genomen en spoedde zich langs dezelfden
weg naar buiten. Hij bereikte 2onder onge
val het rijtuig en binnen een halfuur had
'de gelukkige vader zijn kind terug. Zoo
werd één daad van medelijden beloond.
De beschermende rots.
De woning van de weduwe was tien mijlen
van den bergpas verwijderd en er stond
geen woning in de nabijheid. Zij had een
lange reis ondernomen met haar eenig kind,
een jongetje van twee jaar, op den arm.
De morgen, waarop de weduwe haar
huisje verliet-, beloofde een prachtigen dag.
Maar tegen den middag begon het weer
plotseling te veranderen; in het Noorden
werd de lucht donker en dreigend. De heu
velen werden met nevelen bedekt. De wind
floot tusschen de rotsen. Op het meer ver
toonde zich breede golven. De wind werd
door regen gevolgd, de regen door hagel en
de hagel door heftigen sneeuwval. Op don
FEUILLETON.
ZOE.
Er dus was het een ontzaglijke teleur-
•telling voor vader Robberts, toen het meis
je rioh sterk aangetrokken scheen te gevoe-
ïer tot Martijn Bleeker, den Boon van den
dorpssmid in het naaste dorp, die eiken
dag kon gezien worden in zijn vaders smid
se, met opgestroopte mouwen een leeren
voorschoot en een paar handen en een ge
acht zoo zwart als de kachel. En als hij nu
maar alleen zóó gezien was, dan zou het
uitstekend zijn geweest; zoo was hij ten
minste een toonbeeld van kracht en arbeid
zaamheid maar è.1 te dikwijls werd hij ook
in „Do Kroon" aangetroffen en dat bedroef
de en verontrustte allen die eenigszins meer
belang stelden in den jongen man.
Geen kermic in de buurt sloeg hij over
en in den regel ging het dan veel te luid
ruchtig toe daar. Hij had een gunstig uiter
lijk daar kon mets anders van gezegd wor
den, maar toch was het wel een wreede
schikking van het noodlot, dat Edith Rob-
berts nu juist zooveel hield van dien ruwen,
jongen man, die bovendien veel lager in
stand en berehaving was dan zijzelve.
Geen wonder dan ook, dat rader Robberls
zich mr' en -eweld er 4<»aen ver-
onstuimigen winterdag had het nog nooit
harder en dichter gesneeuwd; de vlokken
joegen over de bergtoppen en vulden elke
diepte op en bedekten aile rotsen 1
Vermoeid, nat en koud bereikte de we
duwe den bergpas. Zij wist, dat er op eeni-
gen afstand een hut stond, waar zij be
schut zoh zün' maar toen zij probeerde
den sneeuwstorm te trotseeren, begreep rij,
dat het haar niet gelukken zou de hut te
bereiken En het was liaar ook onmogelijk
terug te keeren Zij moest een onderkomen
vinden, al was het dan ook maar het hol
van een dood dier.
Terwijl zij eenigen tijd onder de reuzen
graniet-blokken, die over de afgronden
hingen, voorttrok, vond zij eindelijk een
beschutte plek. Zij kroop onder een voor
uitstekende rots en drukte haar kind vast
tegen zich aan.
De storm woedde voort. De sneeuw hoop
te zich boven haar hoofd op. Er gingen
uren voorbij. Het werd bitter koud. De
avond daalde. De weduwe was wanhopend
van angst. Zij dacht alleen maar aan haar
kind, haar eenig kind. Zij wikkelde het in.
haar shawl, maar het arme ding was sjo
feltjes gekleed en de doek was dun en ver
sleten. De weduwe was arm en haar eigen
kleeding beschutte haar ternauwernood te
gen de doordringende koude. Maar wat er
ook van haar worden mocht, haar kind
moest gered worden. De sneeuw dwarrelde
in haar schuilplaats.
Het werd nacht. De ongelukkige moeder
ontdeed zich toen van eenige kleedingstuK-
ken, wikkelde er haar kind in, dat zij ein
delijk ten einde raad in een diepe spleet
van de rots op eenig heidekruid en varens
neerlegde.
En nu besloot zij den storm alleen te
trotseeren en de hut te bereiken om hulp
in te roepen voor het kleintje of anders
in de poging daartoe om te komen. Zij
drukte het kind aan het hart en bedekte
het gezichtje met tranen en kussen; daarna
suste zij het in slaap en spoedde zich naar
buiten.
Die stormnacht werd door een vredigen
morgen gevolgd. De zon straalde van den
helder blauwen hemel, de mist trok op tus
schen de bergen, waar aan alle kanten het
water afstroomde.
Donkere gedaanten, die scherp tegen den
witten achtergrond afsteken, trekken voort,
geleund op lange stokken; zij onderzoeken
eiken spleet dicht bij den bergpas.
Het zijn menschen uit het dorp, die de
weduwe en haar kind opsporen. Zij hebben
den pas bereikt. Een der herders uit een
kreet, als hij een stukje van een rok ziet
aette, toen hij de genegenheid van zijn
Edith voor den jongen man ontdekte; en
daar "hij zijn dochtertje nog nooit in iets
had tegengewerkt, maar altijd juist haar
geringste wenschen had voorkomen, ging
dit niet zonder strijd en droevigen huisehj-
ken twist. Toch hielp het hem niets, het
meisje wilde maar geen geloof slaan aan
alle praatjes, die in Martijn's nadeel wa
ren en dacht zeker, dat dit maar ijdele
kwaadsprekerij was. En of haar vader al
alle mogelijke moeite deed, om de twee
jonge lui zoo min mogelijk met elkander in
aanraking te laten komen, Edith scheen er
toch op een goeden dag een middeltje op
gevonden te hebben en was ontvlucht uit
haar vaders huis met Martijn Bleekers. Zij
traden in het huwelijk on vestigden zich in
een groote stad ver van hun dorp.
De oude vader wss wanhopendzijn haar
was spierwit geworden van zorg en ver
driet en het scheen wel, dat die overwel
digende smart hem ongevoelig en harte
loos had gemaakt voor anderer leed. Hij
was trotsch in zijn smart en kon niet heb
ben, dat de menschen hem meelij toonden,
zoodat hij zich zooveel mogelijk terugtrok
in de eenzaamheid. Waarschijnlijk had het
hem juist ontzettend veel goed gedaan, als
hij zijn hart eens had kunnen uitstorten en
iemand deelgenoot maliën van al dat verte
rend verdriet, maar bet scheen hem nu een.
maal onmogelijk en zelfs de dominee kon
hem p;et zoover krijgen.
te midden der sneeuw. Zij hebben de wedu
we gevonden zij ia dood. Zij heeft r
armen uitgestrekt, alsof zij om hulp smeekt.
Tegen den middag ontdekten rij haar kind,
dat veilig en wel in de rotsspleet lag. Me
nige traan werden gestort en ipenige zuoht'
uit medelijden geslaakt, toen de bejaard»
geestelijke de dorpelingen in het verlaten
huisje om zich verzamelde en een rung ge-:
bed opzond voor die ongelukkige vrouw ®n;
haar verlaten kind.
Er verliep meer dan een halve eeuw. De
brave geestelijke was al lang gestorven,
maar zijn nagedachtenis leefde nog voort'
in menig hutje en in de harten dor kinde
ren, die hij gedoopt had.
Zijn zoon, wiens haar sneeuwwit wag,
preekte voor eenige Hooglanders, die in
een der groote 6teden van Schotland waren
gaan wonen.
Het onderwerp van zijn preek- was, de
liefde van God om den zelfopofferendéU
aard van die liefde, ,,die niet zichzelf
soekt" duidelijk te maken, vertelde hij het'
verhaal van die weduwe uit de Hooglan
den, die hij in zijn jeugd gekend had en hij'
vroeg:
„Wanneer dat kind nog leeft, wat zoudt
gij dan van hem denken, als hij zijn moe
ders nagedachtenis niet in eere hield en
wanneer het zien van den doek, waarin rij,
hem wikkelde om zijn leven te redden, ten
koste van het hare hem niet met dank
baarheid en liefde vervulde, welke te groot
zijn om in woorden uit te drukken. Wat
voor harten hebt gij echter, mijn hoorders,
als gij ter wille van Christus opoffering
geen gevoel van groote liefde en dankbaar,
heid voor Hem voelt?
Eenige dagen later kreeg de geestelijke
een boodschap van een stervenden man, die
hem verzocht bij hem te komen. Dit ver-!
zoek werd onmiddellijk ingewilligd. De zie
ke nam den geestelijke bij de hand, keek
hem ernstig aan en zeide:
„Gij zult mij wel niet herkennen. Maar
ik ken u en uw vader ook. Ik heb in vele
landen rondgezworvenik heb veel gezien
en voor mijn koning en vaderland gestre
den en geleden Ik kwam eenige weken
geleden hier ziek aan.
Verleden Zondag ben ik in de kerk ge
weest, waar ik in mijn eigen taal hoorde
preeken. Ik hoonde u het verhaal van de
weduwe en haar zoon vertellen. Hier stok
te de stem van den ouden soldaat, zijn ont->
roering belette hem bijna het oreken,
maar hij vermande zich en ceide:
„Ik ben die zoonen barstte toen *n
traneD uit.
„Ja," hernam hij, „ik ben di; zoon!" Tk
heb nooit mijn moeder'g liefde vergeten,
Alleen in het orgelspel gaf hij zijn over
vol gemoed lucht en heele avonden kon hij
zoo zitten spelen, de klaaglijkste melodieëii
tot groot verdriet van den orgeltrapper,
die er cioh ontzettend triestig van voelde
worden. Robberts wilde zelfs den naam van
Edith niet meer hooren noemen in zdjn te
genwoordigheid en toen zijn dochter henj
eenige weken na haar vertrek een brief
had geschreven wilde hij dien niet eens lei
zen, en zond hem ongeopend weer terug aai;
dengeen dien hem voor hiar verzonden had.
Edith was niet gelukkig geweest. Martijn
bleef steeds even ongeregeld leven en kon
ook slecht werk krijgen in de groote onbe
kende stad. Toen nu zijn vader zee weken
na het huwelijk kwam te sterven wilde
Martijn terugkeeren naar rijn dorp, om
daar de zaken voort te zetten, maar daar
wilde Edith niet van hooren en zoo was het
spoedig armoc-troef in het jonge huisgezin,
terwijl Edith van haar kant, toch ook weer
veel te trotsch was, om haar vader nog één^
om hulp te smeeken, na dien eersten brief.
En zoo verliepen er vijf'lange, ongeluk,
kige jaren, die maar weinig verandering
hadden gebracht in het kleine, vriendelijke
dorpje; behalve dat Robberts' gestalte, zoo
mogelijk nog wat meer gebogen was gewor
den, en zijn haar en baard nog wat dunner.
Maar Edith, die was veel, heel veel veran
derd en niemand, die haar op dien avond
was tegengekomen zou in dat armoedig-ge-