JTo. 15390.
LEÏDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 23 April. Eerste Blad.
Anno S9lO.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Ïs-Kia Harding*.
Zooals reeds meer houdt ook in zijn laat
ste Correspondentie" de Haagsclw mede-
Werker der „Zutphensche Courant"
)ich bezig met het leger vraagstuk.
Hij doet uitkomen, dat alleen in een
Jrolksleger heil is te zoeken. Maar, zegt hij,
)iet een volksleger, waarbij ongeoefend onze
Allerminst militair aangelegde burgers wor
den sa am geraapt tot een vrijwel ongeorga
niseerde bende, niet een volksleger, door
Wn papieren wetsartikel uit den grond te
ktampen. Op het bestaande moet worden
voortgebouwd, in zooverre het deugt, en
gaandeweg zullen daarnevens dï grond
slagen voor het nieuwe worden gelegd. He
[jeugd dient opgevoed te worden in de school
jtot haar militaire taak en het gymnastiek
onderwijs, de militoiro opleiding, aan onze
knapen te verstrekken, zal tevens zijn oen
fcamnerkclijk onderdeel van de lichamelijke
en hygiënische opvoeding des volks. Het
zal deswege niet als louterr militaire uit
gaven op ons budget geboekt mogen worden.
Zij, die na de lagere school nog onderwijs
blijven genieten, kunnen, zoo zij daarvoor
geschiktheid tooncn en hoevelen onzer
sportlievende H. B.-scholieren en gymna
siasten doen daarvan niet blijken l wor
den opgeleid voor het kader; anderen, wién
toch de technische vakken onderwezen wor
den, kunnen als artilleristen reeds in de
school practisch en theoretisch worden ge
oefend. En wie hun opleiding staken bij
hun 12de en 13de jaar, behooren gedwon
gen te worden deel te nemen aan de noo-
dige gymnastische en militaire oefeningen,
terwijl het schieten aan allen op geregel
de tijden wordt geleerd.
Schrijver stemt toe, dat in één dag zulk
teen organisatie niet uit den grond opkomt
en dat zij voor weinig geld niet is le
verkrijgen. Maar, vraagt hij, is iniot do li
chamelijke opvoeding van ons volk Ireede
te lang verwaarloosd dan dat ïnen er niet
gaarne eenige millioenen voor over zou heb
ben En heeft de overheid, die thans bij
het gehoele onderwijs een woord heeft mee
te siireken, het niet in haar macht om door
middel van gemeente- en schoolbesturen de
jeugd voor deze defensie-doeleinden te be
reiken Vorenbedoelde militaire vóór-oplei
ding is, naar schrijvers mocning, mogelijk
en uitvoerbaar en zal bij dragen tot de
physicke en morecle verheffing van "ons volk.
To kennen geeft schrijver verder, idat hij
soldaten begeert, van wie elk afzonderlijk
van dor jeugd af aan heeft ingezien, dat,
zoo het land in gevaar komt, een deel
van de verantwoordelijkheid der verdedi
ging op hem zal rusten. Soldaten ook, die
spelenderwijs hun taak hebben geleerd |en
door bewust, individueel begrip van wat
van ben geeischt wordt, aanvullen, wat
hun wellicht aan gezamenlijke tucht niet
kan v. orden ingepompt in het kort kazer-
neverblijf, dat hij zich naar het woord
van dr. Bos denkt „als de kroon op
de democratische opvoeding". In die laat
ste periode zal de oefening worden geache
veerd. geen uren en dagen zullen aan hand
grepen en march oer oefeningen worden "be
steed, maar het manoeuvreoren in massa's,
!het tactisch element zal op den voorgTond
jworuen gebracht. In 13 of 14 jaar zou men
fci. aldus een groot, nat ion aal-denkend on
goed geschoold, leger kunnen verkrijgen. Ten
slot i r> waarschuwt schrijver togen de
ptaatflmden, dio moenen het [nieuwe [beter
ten eerder te bereiken, indien zij het oudo
jruïnecren.
Bij allo critick op onze legertoestanden
"behoort men in het oog te houden, zegt
hij dat hot volk 'geen afkoer mag wor-
Iden ingeboezemd voor zijn nationale ver
plichtingen en dat voor elk leger, en in
Wolk vordedigiugsstelsel oolc, de geest, die
'do natie bezielt, de gewichtigste factor is.
Is liet volk lauw ten onverschillig, en
wat wordt er nagelaten en wat wordt er
Piet gedaan om het daartoe te brengen!
dan l:omt geen één systeem goed terecht.
Begrijpt het daarentegen, dat het den plicht
heeft te zorgen voor de onafhankelijkheid
yan zijn land, laat hot zich niet leuren
ïnet beloften van dienstvermindering, die
het slechts op eigen gerief "bedacht maken,
dan is de bodem vruchtbaar voor do ver
wezenlijking van plannen, die op het eerste
gezicht misschien vol van bezwaren schijnen.
Door den gemeenteraad van Middelburg
werd in een adres aan de Tweede Kamer
over de gemeentefinanciën overbren
ging van de kosten van het Openbaar
Lager Onder w ijs van de gemeente
naar het R ij k bepleit.
Naar aanleiding hiervan sohrbft „D o
Standaard" o.m.:
Zoolang het geldelijk beheer van de Open
bare Lagere Sohool in handen van de Ge
meentebesturen blijft, bestaat er bij tal van
Gemeenten een sterke neiging om de kasten
van het Openbaar Lager Onderwijs aldoor
op te drijven. Vooral Amsterdam weet er
van mee te spreken. Men klaagt steen en
been over den financieelen nood der Ge
meente, en onderwijl gaat er geen jaar voor
bij, dat de onderwijskosten niet op geheel
onnoodige wijze worden opgezet. Dit zou
niet zoo zijn, indien de Openbare onder
wijzers niet zoo verreikenden invloed op
de Gemeenteverkiezing oefenden. Elk Ge-
Gemeenteraadslid, dat niet vóór alles toont
mild en gul voor dc onderwijzers te wil
len zijn, valt in ongenade, en loopt kans
bij de aftreding zijn zetel te verliezen. Voor
al enkele districten zijn er, waar deze in
vloed der Schoolautoriteitcu zeer ver gaat,
en geheel de samenstelling van den Gemeen
teraad door hun inmenging in het ver-
kiezingswerk schado lijdt. Bij overdracht
aan het Kijk zou zich derhalve aanstonds
do vraag stellen, of het Rijk enkel zou
te betalen hebben, oftewel dat het Bijk
ook de uitgaven zou hebben te controlac-
ren. Op die vraag nu zou niet anders dan
in laatstbedoelden zin te antwoorden zijn,
en hiervan zou zeer stellig osïd verminde
ring in uitgaven het gevolg wezen. Noode-
loozc uitgaven zouden door het Kijk der
halve worden afgesneden, en al is het
moeilijk hierbij naar een bepaald cijfer een
gis te wagen, toch rekent men niet te slout.,
zoo men acht, dat hierdoor reeds hot bij to
betalen bedrag van 8 a 9 op 7 a S mil-
lioen dalen zou.
En hierbij zou dan nog een andere, niet
minder gewichtige oorzaak der daling van
deze extra-gemeentelijke uitga van moeten
komen door de verhoo.ging van het.school
geld. Het lage schoolgeld is nog steeds het
meest on-edele concurrentiemiddel, waardoor
dc Gemeentebesturen er de Vrije School po
gen onder to houden Dikwijls wordt bij
do Openbare Scholen door gegoede burgers
voor hun schoolgaande kinderen nog niet
per maand betaald, wat od de Christelijke
scholen door gewone arbeiders voor hun
kroost per week wordt bijgedragen. Gere
kend naar wat op onze scholen aau school
geld betaald wordt, zou het bedrag van
bet schoolgeld aan de Openbare Scholen ten
minste driemaal zooveel als thans kunnen
beloopen, en ware het op een totaal van
zes millioon te stellen. Doch al gaat men
zóó ver niet, verdubbeld kan het in olk
geval zeer wel worden. Op 563,137 kin
deren is~êëh schoolgeld van ruim" 4 mil
lioen per jaar stellig niet tc hoog geraamd.
Dit zou ongeveer 13 fi 14 cents per kind
per week gevten, zoo men het bedrag over
alle kinderen uit alle standen door elkan
der rekent, zoodat de totale som. die het
Bijk zou hebben over te nemen, niet hooger
dan 5 a 6 millioen zou beloopen.
Dat dit bedrag, bij goede controle en pro
portioneel geregeld schoolgild, alleszins vol
doende zou zijn, weet elk kenner van het
Vrije schoolwezen met zekerheid. De Open
bare School werd op 15 Januari 1908 be
zocht docr 563,187 kinderen, de Vrije door
316,088. Al nu wat de Vrije School thans
van het JRjjk geniet, geniet ook de Ge-
meonteschool. Bovendien ontvangt het Open
baar Onderwijs nog bijna een half millioen
volgens Art. 53 der Schoolwet en voorts
nog enkele kleine bedragen. Vraagt mon
nu wat wij nog elk jaar voor do Vrije
School hebben bij to betalen, en brengt
men dit bedrag, naar evenredigheid van
het getal leerlingen, op de Openbare School
over, dan blijkt zonneklaar, dat zelfs met
een bijdrage Van 5 a 6 millioen nog zeer
mildelijk in dc behoefte Van het Openbaar
Onderwijs zou zijn voorzien. En dit tn
meer, zoo men bedenkt, dat de Openbare
School haar localilcit geheel vrij hoeft,
bijna niet meer aanbouwt, en waar ze nog
aanbouwt, een" vierde aan kapitaal voor
grond en bouw ontvangt.
Do vraag zou dus hierop neerkomen, of
het Kijk dezo 5 a 6 millioen aan de Ge
meenten zou kunnen afstaan. Aan de noodo-
looze weelde bij het Openbaar Onderwijs
zou dan paal en perk zijn gesteld. De on
gerechtvaardigde invloed van de onderwij
zers op dc Gemeenteraadsverkiezingen zou
dan uit lfebben; en bij oen nadere overwe
ging Van de wet van 24 Mei 1897 zou
op de Vaste bijdragen aan de Gemeenten
stellig nog zijn in to krimpen. De opmer
king Van den Gemeenteraad van Middel
burg verdient daarom alleszins de aandacht.
De Gemeentefinanciën zouden althans voor
den eersten tijd. uit den nood zijn geholpen,
en de Onderwijskwestie zou een aanmerke
lijke scbrcde tot haar finale oplossing ge
naderd zijn.
Slechts voor één illusie waohtc men zich
hierbij.
Men beelde zich namelijk niet in, dat de
nood der Gemeentefinanciën hierdoor voor
goed zou verholpen zijn. Bij meer ruimte
van kas toch zou meer dan één Gemeente
aanstonds weer op ander terrein haar uit
gaven gaan uitzetten en binnen ettelijke
jaren stond men tooh weer voor dezelfde
moeilijkhedeu.
Toch kan dit daarom nooit als argument
tegen het Middelburgsche denkbeeld gelden,
omdat, hoe men ook voor het oogenblik
in den nood der Gemeenten voorzie, hot
euvel waarop we wezen, altoos na ettelijke
jaren terug zal koeren.
Of men de Rijksbijdragon verhoogt, het
belastinggebied der Gemeenten uitbreidt, of
voor Bijksdiensten meer door het Bijk laat
vorgocdcn, de Gemeentebesturen zijn steeds
op uitbreiding van haar uitgaven bedacht,
en telkens staat het tekort weer voor de
deur.
Ten opzichte van de sluiting der de-
b at ten aangaande de sociale verze-
ko ring en de uitdrukkingen, die do heer
Schaper zich daarop aan het adros der rech
terzijde veroorloofde, schrijft „Dc Va dor
ian d o r"
Het boetekleed ontsiert den man niet.
Wij hopen, dat èn do heer Schaper èn do
heer Lohman dit zullen inzien. Van den
eerste verwachten wij, dat hij der rechter
zijde zijn verontschuldiging zal aanbieden
voor do w ij z e, waarop hij zijn veront
waardiging uitte; van den laatste, dat hij,
liefst namens de gehcelo rechterzijde, er
kennen zal, dat het verkeerd geweest is,
dat op 16 Maart de Kamermeerderheid haar
stemmenmacht misbruikte om het geweld
to smoren.
Dat zou een chovnleresque daad van bei
den zijn, die gelukkig niet zonder prece
dent is in do Tweede Kamer.
Toen toch op 1 Juni 1906 bij de be
handeling van het arbeidscontract, waarbij
de gemoederen zeer warm liepen over den
„opzeggingstermijn", mr. Troelstra in zeer
verstaanbaar, maar onparlementair Hol-
landsch den heer Van Nispen tot Sovonaer
verweet, dat hijonwaarheid sprak, werd
hij tot de orde geroepen. Natuurlijk
Maar in de daarop volgende zitting nam
de leider der S.-D. A.-P. deze woorden ge-
heel terug. De lieor Van Nis pen gaf daar
over zijn blijdschap te kennen, tevens eer
lijk erkennondc, dat hij, zij het onwille
keurig, niet geheel zonder sohuld was, dat
do hoer Troelstra zich zoo boos gemaakt
had.
Moeten zulke ridderlijkheden een unicum
blijven De heer De Savt>rnin Lohman staat
toch waarlijk hoog genoeg, om ongelijk te
bekennen, cn dc goede verstandhouding tus-
schen links en rechts, die door het <go-
beurde op 16 Maart wel ietwat geleden
heeft, zou or door hersteld worden.
De „H a a g s o h c Courant" is al heiel
weinig to spreken over liet ontwerp-Ar-
menwet. Nadat zij ecnigc der hoofdbe
palingen van het ontwerp en do toelich
ting daurop medegedeeld heeft, concludeert
zij, dat wie, na kennisneming daarvan, nog
iets van deze proeve van hervorming van
onze armenwetgeving verwacht, wel opti
mistisch in hoogc mate is. En haar slot
woord luidt: „Ons dunkt, „zij, die zich
onledig houden met de practijk van
de armenzorg" (zoals het ergens in do mo
morie van antwoord wordt uitgedrukt), zul
len wel wcnschen, dat deze droevige proeve
van wetgevend talent het niet verder bnengo
dan tot een Voorloopig Verslag tegen hat
jaar 1913, opdat een volgende minister haar
kunno vervangen door een ander ontwerp,
dat werkelijk een oplossing van het groote
vraagstuk tracht te geven."
In een driester Onze boeren ge
zocht zegt „De Standaard":
Telkens leest men van groots landbouw
ondernemingen in vorre streken, waar men
onze Nederlandsohe boeren poogt heen te
lokken. Onie booron zijn buitenaf bekend
als kundig in hun vak, ijverig en arbeid
zaam, rustig en stil van aard, zedelijk van
karakter en van religieuzen zin.
Nu liggen er in Amerika vooral groote
landen braak, aio men voor weinig geld
aankoopt. Gelukt het nu op die landen
groote on kleine koloniën van Nederland-
sche boeren zich te doen vestigen, dan is
in tien jaren tijds de prijs van zulk land
driemaal hooger geworden, soms tienmaal
hooger. En tot dien prijs verkoopt men
dan het land, en neemt afscheid van om»
boeren, die den kooper dit enorme voordeel
bezorgd hebben. De rijke groote kooper
trekt zich tenig, onze boeren blijven er zit
ten, ze verspaanscben of verengelschen en
zijn voor den Nederlandschcn stam verlo
ren. Dit gaat zoo door in Canada in de
Vereenigde Staten, in Mexico, in Brazilië,
in Argentinië, en achtereenvolgens worden
geheole partijen van onze boeren van ons
vervreemd. Het eerst geslacht leeft nog vrij
wel met ons mee en in Michigan en Iowa,
waar ze in grooten getale heentogon, on
derhouden zo nog wel de gemeenschap met
ons. Maar vooral de kleinere groepjes, die
heinde en ver heentrekken, gaan spoorloos
voor onzen stam verloren. En in ome Ko
loniën dringen Chineeoen, Japanneezen, En-
gelschen en Duitschers binnen4 en het ia-
tionalo clement blijft cr klein. Daardoor
vooral, dat men in ome Regeeringskringen
zich hier niets van aantrekt, en zelfs van
elke poging zich onthoudt, om, kon hot, een
keer in dezen ongowensohten toestand te
brengen.
Nog pas verscheen in Amerika het ant
woord op een prijsvraag over den invloed
van onzen Stam in het Westen van Ameri
ka. Het draagt ten titel: „What, the Dutch
did in the West of the United States", en
bespreekt achtereenvolgens de verschillen
de groepen van Kolonisten, die uit ons
land naar Michigan en elders togen, te be
ginnen met den uittocht der hier vervolgde
Afgescheidenen onder Yan Raalfce.
En wat blijkt nu uit dab zaakrijk ge
schrift? Dit, dat de mttrekkenden ondw
Van Kaalte oorspronkelijk het voornemen
hadden opgevat, om niet naar Amerika,
maar naar onze Oost te gaan, en daar een
Nederlandsohe Kolonie to stichten.
En waarop stuitte dit plan af Uitslui
tend op den onwil der Regeering, die niets
voor het plan voelde, er eer tegen was.
Nu liet zioli dit toen wel uit dc jegens
„Fijnen" heerschende stemming begrijpen.
Al wat hoog in Nederland stond, keerde
zioh tegen de dompers. Vooral in de Oost
wilde men niets van hen weten.
Maar hierin is dan nu toch kentering ge
komen, en daarom blijft do vraag zich op
dringen, of wo van een dergelijke Kolonisa
tie mogen en moeten af&ien, zoolang
niet afdoende gebleken is, dat ^e, ook met
do beste liegecringshulp, een onbereikbaar
ideaal blijft.
Mr S. Van Houten wijdt zijn der
den „Staatkundigen Brief'
van de serie 1910 aan het vraagstuk der
Grondwetsherziening, in het
bijzonder met heb oog op do mogelijkheid
tot wegneming van de beperkingen, dio aan
de invoering van het algemeen kiesrecht in
den weg staan, in verband ook met het lid
maatschap van mr. Troelstra van de com
missie voor de Grondwetsherziening.
Hij merkt daaromtrent op
Troelstra bezit ook door mij hoog ge
waardeerde bc-kwaamdheid als rechtsge
leerde en als redonaav. Maar in politiekcn
zin is hij gaandeweg dalende, daar hij zijn
krachten verspilt in onvruchtbare kies-
m&noeuvree. Revolutionaire krachten» om
armenkiesrecht door to drijvon, zijn er
niet, en zoodra de vraag werkelijk voor
parlement of huidige kiezers ter beslissing
komt, of er behoefte en lust bestaat om
ook aan de klasse van bedeelden en wanbe
talers van belasting kiesrecht te vcrleonon,
zullen do voorstanders een verpletterende
meerderheid tegenover zich vinden. Dit
kan Troelstra evengoed weten als ik.
Twijfelt hij nog, hij is in de gelegenheid er
een proef van te nemen in de commissie.
Daarin zal zeker het oude voorstel van
1S87, van Zijlker en mij, weder steun vin
den, om èn dc metbode van kicswetrege-
ling, èn de kicsrechtboperkingon maar aan
den gewonen wetgever over te laten. Im
mers de uitsluiting der vrouwen moot uit
do Grondwet vervallen, en Troelstra en dc
blanco-verbondenen van 1904 zullen dio uit
sluiting wel niet willen schrappen, zonder
te gelijk de verdere beporkingen, dio hun
hinderlijk zijn, te laten vallen. Maar laat
hij dan de proef op de som nemen door voor
to stellen tegelijkertijd bij additioneelo be
palingen alle beperkingen ook uit do kies
wet te lichten. Dan zal hij do bokken zich
van do sohapon zien scheiden. Ook onder
do vrijzinnig-democraten en Unie-liberalen.
Troelstra meent dozen aan het lijntjo te
hebben; ik geloof het niet. Te velen van
hen hebben steeds een slag om don arm
gehouden, en als het er op aan komst, spij
kers met koppen te slaan, hebben zij geen
steun bij bun kiozers. Naar mijn opvattiqg
staat de zaak zoo. Troelstra heeft in oen
aantal districten over oen groep sociaal
democratische kiezors te bcechikkcn, die
den doorslag geven bij herstemming tus-
sohen clericaal en liberaal. Nu vraagt hij,
alvorens zijn vendel naar den liberaal te
dirigeeren, van den cancüdaat oen knie
buiging voor bot algemeen kiesrecht, zon
der nadere omsohrijving. En zonder ook
hunnerzijds tot klaarheid te brengen wat
deze leus bij do sociaal-democraten indor-
daad beteekont, geven Unie-liberalen on
vrijzinnig-democraten hot geëisohte eore-
saluut. En hun kiezers, ook zij, die cr niet
mede instemmen, nemen hun dit niet kwa
lijk, eensdeels ter wille van het oogon-
blikkelijko succes, anderdeels omdat er
tcch niets van komt.
Zoodra Troelstra van hen vraagt een kies
recht to helpen invoeren, dat workolijk alge
meen kiesrecht is zooals de sociaal-democra
tie het verstaat, d. i. kiesrecht van alle
mannen en alle vrouwen bovon 21 jaron, be
halve van die onkelen, aan wie bot bij rech
terlijk vonnis is ontzegd, dan zal hij zaen,
verklaart mr. Van Houten, wat adhaeeio
aan algenieon kiesrecht bij hen en hun kie
zers werkelijk te beteekenon heeft. Wie mot
Troelstra meeging zou vallen.
De taal onzer wetten. Er
wordt schrijft „H et Vaderland"
nogal een geldaagd, en dikwijls terecht,
over do duistere cu ingewikkelde taal onzer
wetten, waardoor het voor den leek maar al
te dikwijls ondoenlijk is, de beteckcnis van
een voorschrift of bepaling zelfs na gezetrc
lering te begrijpen. Wij vinden dio klacht
nu ook geuit in een stuk, uitgaand van de
Tweede Kamer, en dit geeft ons hoop, dat
er door de Regeering op gelet zal worden
Immers, in het voorloopig verslag over de
voorgestelde wet tot wijziging cn aanvul
ling der Hinderwet leest men:
„Voorts werd er op gewezen, dat de ar
tikelen der Hinderwet, waaronder cr toch
reeds zijn, waarvan het verstaan groote
moeilijkhedon biedt, na de thans voorgestel
de aanvullingen en wijzigingen len deele
onleesbaar zullen worden. Niet elochts voor
den gewonen burger, maar zelfs voor per
sonen, dio wel gewoon zijn zich met wets
teksten bezig te houden, zijn bopalingon,
jxxjals er in dc gewijzigde wet verschei
dene zullen voorkomen waarin andere ar
tikelen, uit vole ledon bestaande, toepasse
lijk worden verklaard, die zelve soms we
der inhouden, dat zeker artikel toepasselijk
ia, onverstaanbaar.
Vooral voor een wet als deze, die in dc
belangen van velen rechtstreeks ingrijpt, 13
dat onduldbaar en met één der hoofdbegin
selen onzer wetgeving onverecnigbaar. Men
wensohte daarom bij dezo gelegenheid er
82)
Er was nooit eenige verklaring gegeven
ycor haar tegenwoordigheid en or
was cr ook nooit een gevraagd. Maar in den
daafs.en tijd waren de erfgenamen aan de
teedere zorgen van den. ex-gezant overge
laten.
„Ik wil oma natuurlijk niet graag in haar
gevoelens kwetsen," daoht Vincent, in het
bewustzijn van, den huiselijken disch te wil
len vermijden, de Zondagsmenigte met zijn
blik doorzoekend of hij ook een bekend ge-
fcicht zag, „maar als ik een fatsoenlijk voor
wendsel kon vinden."
F,?n hand, die zwaar neerviel op zijn
schouder, maakte, dat hij zich omkeerde.
„Vin, bij Jupiter. Wat een geluk! Mijn
laatste kans
Zi.'n hand rustte in die van een gebaar
den reus en werd zoo stevig gedrukt, dat
het hem bijna pijn deed. Niettegenstaande
dit helderde Vincents gezicht toch op.
„Prachtig! Precies, wat ik noodig heb!
'Je bent mijn voorwendsel, Bob."
„Je wat?"
..Mijn voorwendsel. Het doet er verder
niet ioe. Wij wandelen regelrecht naar de
sociëteit, ik leg beslag op je; neen, ik maak
me van je meester voor de lunch.
De reus raadpleegde zijn horloge.
„Heel goed. Ik ben voor een. paar uur
tot je beschikking. Mijn bagage is in orde
en er zijn nog maar een paar kennissen,
die ik moet opzoeken. Wat eei^ buitenkansje^.
dat ik tegen jou bon opgeloopen, oude jon-
gen. Ik was er zelfs niet zeker van, dat je
niet al weg was met je zomer verlof. Of heb i
je het te druk met het maken van intriges, j
om er den tijd tot amusement af te
nemen?"
„Tk kan acht weken verlof krijgen, als
ik er om vraag," zei Vincent, een tikje
stijf, welke stijfheid te voorschijn was ge
roepen door het woord intrige. Bob ook al 1
Het was te mal„Maar ik weet nog niet
of ik het zal doen.
Weldra zaten zij ieder aan een kant van
een klein tafeltje k deux, met veel lekkere
dingen er op om te eten en te drinken, ter
wijl ze zioh konden amuse eren met den
aanklik van Piccadilly, het kalmere Zon-
dagsche Piccadilly.
„Geniet zooveel mogelijk van het EDgel-
sche eten, als je het hebt," zei Bob bijwijze
van excuus voor zijn eetlust, die in vol
maakte evenredigheid stond tot den om
vang van zijn lichaam. Hij had zijn, servet
in zijn kraag gestopt en het zorgvuldig uit
gespreid over zijn Zondagsclie jas. Hij zag
er beslist koloniaalsch uit te midden van
die keurige Londensehe gestalten; de lit-
teekens van pokken, waarmee zijn breed
gezicht bedekt was, versterkten dien indruk,
want waar zag men die dingen n,og, behalve
in zulke uithoeken? Hij vertoonde ook
eenige gelijkenis met een verweerd stee-
nen beeld, waarop tallooze waterdruppels
aam het wêrl: waren geweest. Zelfs de geel
bruine- baard werkte mee tot die voorstel
ling, aangezien hij net de tint had van die
mosplanten, die zioh gaarne vastzetten op
grof steenwerk. Behalve al die andere be
koorlijkheden had Bob Kendall een paar
blauwgrijze oogen, die iemand als „schreeu
wend" eerlijk had beschreven, en een glim
lach, die bekoorlijk was, ondanks zijn niet
onberispelijke tanden. Diezelfde beschrijver
had ook gezegd, dat liij er uitzag als de
beste vriend van iemand, maar eigenlijk
was zijn vriendschap geen monop>l;e; zij
behoorde aan de heele mensohheid.
Toen hij merkte, jlat Vincent niet gelijk
met hem bleef, legde hij zijn vork vol mee
gevoel naast zijn bord.
„Zeg eens, ouwe kerel, dat is niet goed;
ben je heusch van het eten af? Is dat het
gevolg van te veel werken, of te veel pret
maken? Ik heb je nooit over iets zien pein
zen dan over politiek. Een dubbeltje voor
je gedachten, beste kerel!"
„Het zijn absoluut Zondagsche gedach
ten. Ik zat toevallig na te donken over de
preek, die ik vanmorgen gehoord heb."
„Hum!" Bob keek hem twijfelend aan,
want dat was een nieuw gezichtspunt.
„En het onderwerp?"
„De verblijfplaats der zaligen. Hij heeft
ons zijn meening gezegd over het paradijs,
weet je. Tusschen twee haakjes, ik vind,
dat men iemands karakter nooit zoo goed
kan bestudeeren als door hem naar zijn
opvatting van de eeuwige zaligheid te
vragen.
En hierover ontspon zioh een heel ge
sprek.
Ten slotte zei Vincent: „En jouw idee?
Laat me eens hooren, welke voorstellingen
van het paradijs er in ZuicUAfrika ont
staan?"
„Ik voor mij beschouw als het paradijs
die plaats, waar men niet meer van elkaar
af behoeft te gaan," zei Bob met een plot-
selingm ernst.
„Natuurlek I Je hebt het pas weer door
gemaakt, hè?" zei Vincent, terwijl hij zijn
vriend met een snel opkomend meegevoel
aankeek. Aangezien hij wist, welk een
plaats het af scheid-nomen innam in het le
ven van dien man, kon hij do boteekenis
dier woorden volmaakt vatten. Op hetzelf
de oogenblik kwam er een uitdrukking in
hem op, dio Mina nog niet lang goledon ge
bruikt had. „Een grauwe heldhaftigheid,"
had zij gezegd. Het was nog nooit m hem
opgekomen, dat er eenige waarheid kon
schuilen in die beschrijving van dien een-
voudigen, grooten kerel, dio er altijd zoo
opgewekt uitzag en zoo'n goeden eetlust
aan den dag legde; maar er was in den
toon, waarop hij dat zei, iets, dat verraad
de, dat er wat achter stak. „Een held
incognito." Was dat mogelijk? Vincent keek
naar zijn vriend met meer aandacht dan hij
nog nooit gedaan had en daoht daarbij aan
zijn levensgeschiedenis.
Het was eigenlijk een vrij allcdaagsche
geschiedenis. Er was niets bijzonder tra
gisch of opzienbarends in dat mislukte le
ven van dio oudo vrienden zijner familie.
Het was trouwens ook een ongeluk, dat aan
zijn vader te wijten was, aangezien dezo bij
zijn poging, om een zeer voldoend inkomen
te verdubbelen, door zijn neigmg tot spe-
ouleeren zijn heele gezin tot armoede had
gebracht. De eenige zoon, die opgevoed wo^
om eenige millioenen in ontvangst te ne
men, was juist klaar met die opvoeding om
de eenige steun zijner ouders te worden. De
omstandigheden spanden samen, om ver
banning bij zijn andere beproevingen te
voegen. Hij bestuurde al vijftien jaren lang
een groote farm van een rijken „Boer" in
Transvaal. De eigenaar stond toe, af en
toe een snoepreisje naar huis te maken, en
gaf hem een traktement, groot genoeg om
zijn ouders te kunnen onderhouden, maar tc
klein ora hem in staat te stollen aan bet
vestigen van een eigen huishouden te kun
nen denken. En zelfs al had hij een grootcr
inkomen gehad, dan zou het nog niet moge
lijk zijn geweest, want „het kleine meisje,"
dat bij aedert zijn jongensjaren trouw was
gebleven, waa do eenige, dio voor de oude
inenschen kou zorgen, en zou even stellig
geweigerd hebben haar post te verlaten, als
hij haar ooit zou vragen om het te doen.
Dat geven van zijn woord was nu al een
oude goschiodenis, zóó oud, dat het fijne
profiel van „het kleine meisje" al scherp
begon te worden en dat er in haar goud
blond haar eenige te vroeg versohijnende
zilveren draden glansdon. Hot was ook geen
publieke verloving en Mina en Vincent
dankten hun kennis van heb feit aan een
vertrouwelijke bui en hadden allebei vast
moeten beloven, dat zij er nooit één woord
van zouden kikken tegenover do oudolui.
„Waartoe zou het dienen om het hun
te vertellen?" Zij zouden er maar hindei
van hebben," had Bob gezegd, toen hij zijn
hart uitstortte voor den jongen man (on
danks zijn veertig jaren was hij op meei
dan één punt jonger dan Vincent). „Zij zou.
hen in geen geval alleen kunnen laten. Zij
zijn vriendelijk voor haar geweest in do da
gen, toen zij nog iete hadden, en zij niet»
had, en dus kan zij hun, nu zij geen van al
len meer iote hebben, haar rug toch nie'
toekeeren."
(Wordt vervolgd).