No. 15304. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 16 April. Eerste Blad. Anno 191©, PERSOVERZICHT. FE Uj LLETO N. Irma Harding*. i" In verband met de aanstaande herzie ning der of f ici crstraktementer, bij de laatste bcgrootingsdebattcn ter sprake 'gebracht, kan bet zegt „H et Nieuws van den Dag" zijn nut hebben de ïin^ncieele positie 'der officieren te verge lijken met die van een andere categorie Tan rijksambtenaren, <üe door hun groot 'aantal ook inoeilijk tot een zeer noodig geoordeelde verbetering van traktement kun nen komen. Wij bedoelen de leeraren aan de* Rijk9 hoogere-burgerscholcn met vijf jarigen cursus. Bij onze vergelijking laten wé buiten beschouwing de traktementen van de directeuren der H. B.-S. en van de hoofd officieren, hoewel voor majoor en luitenant- kolonel, in verband met hun verantwoor delijkheid en ouderdom, het traktement niet bepaald schitterend ïs te noemen. Het be trekkelijk kleine aantal dezer hoogere amb tenaren maakt het bereiken van hun rang lang niet 'algemeen en dikwijls afhanke lijk van toevallige omstandigheden. Voor een leeraar H. B.-S. wordt bij" eeri 'diensttijd van pl.m. 20 uren per week een betrekking als een volledige beschouwd. Dit geeft per werkdag 3 a 4 uren dienst, wat zeker een lichtere dienst is dan die van -officieren, ook wanneer men het werk bui ten do (eigenlijke) diensturen meerekent. ,Voor leeraren brenge men dan nog in reke ning vacantics tot een gezamenlijk bedrag van ongeveer 10 weken, terwijl het jaar- lijksch Verlof voor officieren een tweetal weken (maximum een maand) bedraagt. Een belangrijk incompleet aan luitenants (op 1 'Jan. 1.1. bij de artillerie 53, bij de cavale rie 1*1, bij de infanterie 30) verzwaart den dienst der overigen niet Onbelangrijk. Schrijven wij thans de traktementen ter vergelijking neer. Ten eerste voor een leeraar: bij een dienst van 20 2-1 'uren per week. bij aanstelling f 1900 f 2060 na 4 jaren 2100 2280 8 „2300 „2500 13 „2500 „2720 18 2700 2910 .Voor officieren der inf. cn cav. art genie, bij aanstelling tot 2dcn luit. f 1000 f 1100 f 1200 bij aanstelling tot lsten luit. ,j 1200 130) 1500 na 8 jaren dienst als off. 1100 1500 1S00 na 12 jaren dienst als off. 1600 1700 2000 na 15 jaren dienst als off. 1S00 1900 „2200 na 18 jaren dienst als off. „2000 „2100 „2100 bij aanstelling tot kapitein 2000 2200 2500 Kapt-na 20 j. dienst als'off.' 2200 „2100 2800 Kapt. na 24 j. dienst als off. 2100 2600 3000 Kapt. na 28 j. dienst als off. „2600 ,.2800 3200 i Er blijkt uit, dat "zelfs de beier betaalde officieren der genie, bij gelijk aantal dienst jaren, liog achterstaan bij de leeraren, die bovendien, zoo zij dit willen, door lessen hun inkomsten nog belangrijk kunnen ver- jhoogen. Nu tnag do traktcmcntsregeling van de officieren der genie niet als maatstaf voor beoordeeling dienen, maar wol die van do joffieieren der infanterie on de artillerie, .wier aantal zooveel grooler is, zooals blijkt jiit de volgende opgave. Int cav. art, gonio 'Aantal kapiteins 298 28 124 37 - lstc luitenants 427 52 195 30 f 2de 218 32 124 18 .Voor een juiste beoordeeling vermelden ;we nog het -aantal jaren, in verschillende rangen doorgebracht 'Aantal dienstj. bij inf. cav. art. genie pudste kapitein 31 23 28 29 1 0p luitenant 17 16 19 10 1 Jan- 1-1; Dit verschil in aantal dienstjaren der lui tenants geeft bovendien nog de minder aan gename verhouding, dat geheel builen toe doen der betrokken personen oen luitenant de ondergeschikte is van een officier (ka pitein) met 2, 3 of 9 dienstjaren minder. Hoewel aan dit laatste euvel, want dit is het zeker, niet heel veol to doen is, om dat de hoofdoorzaak in het verleden ligt Bevordering tot kapitein over alle wa pens door elkaar zou het bezwaar opheffen zonder eenig nadeel mee te brengen. Het commando over een compagnie zal door een luitenant en door een kapitein met even veel dienstjaren wel evengoed worden go vocr.d. 23) Zij keek hem nu recht in zijn gezicht en het was alsof er niets als waarheid spvat uit haar oogen, en het was ook wel waar heid, maar een vrouwenwaarheid die juist zooveel los laat als geschikt lijkt voor den mannelijken toehoorder. Hij stemde onmiddellijk toe, voornamelijk omdat de laatste band tusschen hem en de Hongaarsche onderwijzeres nu niet onher roepelijk verbroken was. Maar hij fronste tegelijkertijd toch zijn voorhoofd, want dc- nadruk, op een zeker bijvoeglijk naamwoord gelegd, hinderde liem. „Waarom spreekt ge dat „diplomatiek"' met zoo'n hooghartige minachting uit'? Knikt het misschien niet goed?" „Integendeel 1 Het is voor mijn smaak een klein beetje te veel geparfumeerd". „Waarmee? Met rozen of met viooltjes?" „Neen, met wierook. De familie schijnt het in den laatstën tijd bijzonder druk ge had te hebben met het branden van wierook. Ik heb van Chrissie en Cissy begrepen, dat jo vooruitzichten schitterender zijn dan ooit. Ik begin er me heusch over te ver bazen, dat men je nog kan aankijken ron der.een zonnesteek te krijgen". „Jij kunt dat toch schijnbaar wel. Maar, alle gekheid op een stokje, de zaken begin nen er beter nit te zien. Vandaag nog heeft men mij een van de lastigste dingen opge dragen: het maken van een bom, die er uit- ciet als een bonbon, cn ik heb een gevoel, dat mijn chef me om mijn hals zal vliegen, is toch wel een regeling te treffen, waarbij het financieel onaangename belangrijk ver minderd wordt. Het begin traktement voor kapitein zou moeten vervallen. Tusschen het begin trak tement voor 2don luitenant en het maximum voor kapitein kunnen dan twee verhoogin gen liggen voor promotie, nl. van 2den luit. tot lsten luit. en van lsten luit. tot kapi tein, terwijl de andere verhoogingen, on afhankelijk van den rang, telkens aan een aantal dienstjaren als officier gebonden zijn. Een langzame promotie is dan minder on aangenaam dan tegenwoordig. Ten aanzien van het pensioen staan dc officieren eveneens achter hij burgerlijke ambtenaren. Voor deze is het 2/s van het gemiddelde traktement van de laatste vijf jaren dienst. Voor officieren wordt behalve in de eerste acht jaren van hun dienst het 2/3 van hun tegenwoordige lage trakte menten nog niet bereikt. Schrijvende over ouderdom s- en in validiteit s-v er zekering la.it „D e Standaard" zich dus uit: Van meer dan één kant dringt men er op aan, dat minister Talma zijn verzekering tegen Invaliditeit zóó zal inrichten, dat de ouden van dagen alvast gratis geholpen worden, en de lagere klasse der arbeiders ran premiebetaling zal worden vrijgesteld. Onzerzijds vertrouwen we, dat hij noch het één noch het ander doen zal. Het ware toch het beginsel zelf der Verzekering ten eenenmale vervalschen. voor een deel dan tech Staatspensionneering invoeren, cn in de Verzekeringswet zelve een deel van de armenzorg opnemen. Noch het één noch het ander is geschied in die landen, waar men met krachtige hand het Verzekeringswezen heeft inge voerd en doorgevoerd, en nergens is geble ken,, dat dit afstuitte op onmogelijkheden. Vroeger kwam men met het bezwaar aan dragen, dat de Nijverheid de premie niet dragen kon, en thans reeds toont de sta tistiek dat juist in die landen, waar men voor dit dreigement niet is teruggedeinsd, maar het beginsel ten volle heeft laten door werken, de Nijverheid, in weerwil van de Verzekeringswetten, is opgebloeid op een wijze, die alle profetie van vrees heeft be schaamd. Nog onlangs gaf ons Arnhemsch orgaan de welsprekende cijfers. Al zulk pogen kroont de halfslachtigheid. Laat men eerst de Verzekering invoeren, dan de uitkomst afwachten, en zien hoe het loopt. Is er dan later een naaero voorzie ning noodig, dan worde dri bu.'len het Ver zekeringswezen om gevonden. Maar in geen geval vermengc men thans de werking van twee elkaar goheel vreemdo beginselen. Verzekering blijve verzekering, en men make niet in een verzekeringswet een zeer aanzienlijk tal van onze werklieden tot Rijksbedeelden. Bedeeling en Verzekering zijn twee. En het ware beginsel van de Verzekering is juist dat ze den arbeider niet in zijn persoonlijke waardigheid aan tast. Wie op premie verzekerd is, kan zijn rente innen in het gelukkig gevoel, dat liet uit de vrucht van rijn arbeid is, dat hij, <~.k bij invaliditeit en oud rdom, zijn levensonder houd zich gewaarborgd ziet. De man daarentegen, dien ge bedeelt, verlaagt ge daardorv- in zijn levenspositie. Hij wordt onder wat schoonen titel ook armlastig. Ge declineert hem, waar ge hem verheffen moest-. En om hen te bedeelen, zoudt ge anderen een hoogere premie la ten betalen, niet uit vrijen weldadigheids zin, maar gedwongen door de wet. Geve men daarom vooral in onze krin gen aan zulk n averechtsch denkbeeld toch geen voet. Laat desnoods de premie dalen, en de rente dalen, maar komen ook in de Invali diteitswet premie en rente in oorzakelijk verband te staan. ,,H e t Huisgezin" vestigt de aan dacht op hetgeen ,,D e Stand aa r d" schrijft inzake de ouderdoms- en invalidi teitsverzekering en zegt: Wij noemen het een hard betoog. En schoon het stellig zoo niet bedoeld is, maakt het hier ën daar ook den indruk van een bespotting. als hij mijn opstel leest. De anderen had den het totaal verknoeid „Zoo Mina leunde achterover in haar stoel en gooide haar lilHputterhond lilliput-stukjes suiker toe. Vincent vond, dat zij daar nogal lui zat. „Het beteekent- een stap op do ladder, als ik me niet vergis. Ik begin nu heusch te gelooven, dat ik heel veel kans heb om in ltome secretaris te worden, in afwachting van Boeda-pest." Mina gooide haar hond weer een stuk sui ker toe en antwoordde niet. „Mina, je maakt me dol! Laat dien af schuwelijken hond nu eens met rust! Je kondt ten minste den schijn aannemen van belang te stellen in mijn loopbaan Vroeger steldet ge toch wel belang in dat, wat er met mij gebeurde." „Zijt gij en je loopbaan hetzelfde?" „Natuurlijk. Maar luister eens: ik wil dit graag eens uitvechten, als het je belieft. Maar doe dan niet zoo raadselachtig. Het is niet voor de eerste maal, dat ik jo op die minachting betrap. Wat steekt daar achlcv? Dat wil ik weten. Meent ge heusch, dat- ge aan mijn succes twijfelt?" Die vraag werd gedaan met een ernstige verbazing, die door het overgroot© zelfver trouwen, dat er uit sprak, haast nsVf werd, „Ik twijfel er niet aan of je dï hoogste sport van de ladder zult bereiken, ris ge dat onder succes verstaat." „Wat dan?" „Wilt ge heusch graag, dat ik precies zeg wat ik vind?" „Ik geloof, dat ik pleizier zou hebben om jo te wurgen in geval ge dat niet dost." „Welnu dan, het is mijn innige over- M.eent men werkelijk, dat de arme stak ker, uien men van rijn hongerloontje de premie heeft afgehouden, inderdaad de rente zal gaan innen in het „gelukkig ge vóel", dat zijn oude dag uit „de vrucht van zijn arbeid" verzorgd is, terwijl hij weet, dat het de vrucht is van de uiterste ontbering, welke van hem is afgevergd'? Men kan wel zeggen, dat ge, door hem van premie-betaling vrij te stellen, den man declineert, waar ge hem verheffen moest, maar hoe wil men iemand ver heffen, die met ettelijke guldens in do week met een groot gezin moet rondkomen Hoe kan „D e Standaard" van een proefneming spreken, alsof de zaak nog wel mee zou vallen, terwijl zij toch ook moetr weten, en anders zal men het haar uit de kringen van „Patrimonium" wel vertel len dat er nu eenmaal een aantal arbei ders zijn, wien men redelijkerwijs van hun karig loon voor een premiebetaling niets meer kan cd mag afnemen? Wij zouden van harte willen, en het zou ons iets liefs waard zijn, indien alle werk lieden een zoo goed weekloon verdienden, dat de premie er flink af kon. Ook wij zou den liever tot do premiebetalers dan tot de niet-premiebetalers behooren. Maar wat wij hard vinden, is den oppas- senden christelijken werkman r~.t zijn voor zijn -groot gezin te gering loon naar do ar- menkfé te verwijzen. Die hardvochtige verwijzing declineert den.man meer dan de voldoening zijner premie door den Staat. Wij kunnen hierin geen bedeeling zien en evenmin een verla ging zijner levenspositie.... Beginselen zijn fraaie dingen en syste men. ook. Maar liooger dan dit alles staat de mcnscklievendheid en barmhartigheid,, en den klank dAarvan missen we in het be toog van „D e Stand a ar d". Wij zouden althans voor ditmaal willen hopen, dat minister Talma niet k t oor zal leenen aan het advies van het antircvolu- tionnaire orgaan, maar eerder zal luisteren naar hetgeen in arbeiderskringen, ook in onze christelijke arbeiderskringen, gedacht en gezegd wordt. „De Residentiebode" schreef: S c h o o 1 v o e cl i n g. In den Haagscken Lrief van „D e T ij d" wordt de overdrij ving op het gebied der schoolvocding laak baar gemaakt. Naar men weet, werd in on zen Raad (den Haagscken) reeds het voor stel gedaan, die schoolvoeding niet alleen 's winters, maar ook 's zomers te houden. Dus gedurende het geheele jaar. Maar, alzoo roept de schr. in „D e T ij d uit, dan zal het niet lang meer duren of v a c a n t i e wordt een straf! Immers in de toekomst krijgen de kinde ren op school hun dagelij kscli bad, hun da- gelijksch geneeskundig toe z i clit en hun dage-lijksche m a a 1 t ij d e n. Zij worden zoo. van Staatswege gewas- schen, gokl ee d, gevoed e nv er- zo r g d. Wat moet er dan in de vacantie te rechtkomen van de kinderen, wanneer zij geheel aan de hoede worden overgelaten van cle rnenschen, dio zij gewoon zijn hun „vader" en „moeder" te noemen? Het is dan ook, volgens schr,. noodzake lijk, dat er een vereeniging worde opge richt, die rich het lot aantrekt van de on gelukkige kinderen inden vacantie- t ij d 't Is overdrijving, zal men zoggen. Zeker, Maar hoe kan men boter wijzen op do conse quenties der te vreezen steeds verder voort- kankerende Staatscurateele over het vrije burgerleven? Hoe langer hoe meer worden de kinderen, door hulp langs den verkeer den weg, losgerukt van het gezin. „Het Centru m" teekent hierbij aan: Wij voor ons zouden niet gaarne willed onderschrijven* wat in deze conclusie wordt gezegd. Zeker, het wijst allerminst op een idea len toestand, dat de kinderen moeten wor den gekleed en gevoed buiten bun natuur lijke verzorgers om. Maar wijd de ervaring heeft geleerd, dat zulks in vele gevallen door den nood wordt geëeischt en de overheid, die, tot tuiging, dat go even geschikt zijt voor diplo maat als een stekelvarken aanleg heeft om een zakdoek te zijn." Vincent staarde zijn nicht over de thee tafel heen aan met een gezicht, dat zoo ver baasd was, dat alle intelligentie er uit ver dwenen was. Zoo kijkt iemand, die- zonder waarschuwing een kLap in zijn gezicht krijgt en nog niet den tijd heeft gehad om boos te worden. „Je gebruikt krasse vergelijkingen," zei hij, toen hij zichzelf weer baas was, hij glimlachte, maar daardoor werd zijn gezicht niet vriendelijker „nu moet ik je toch om jo redenen tot die overtuiging vragen. Waarom ben ik niet geschikt voor diplo maat? Er is niets in de war met de boven verdieping, hoor," voegde hij er bij met een merkbaar waarschuwenden klank in zijn stem. „Neen; je bent er niet te dom voor, dat stem ik toe." („Dank je," mompelde Vin cent met een ironische sotte voce.) „De ver standelijke hoedanigheden heb je wel, geloof ik, maar de zedelijke niet." „Daarmee bedoel je?" „Ik bodoel daarmee, dat, ofschoon, zooals ik al heb opgemerkt ik volmaakt geloof, dai je de bovenste sport van de ladder zult kun nen bereiken, ik ook meen, dat je er een te hoogen prijs voor zult moeten betalen." „Wat voor een prijs?" „ïk verbeeld me, dat het je je achting voor jezelf zal kosten 1" Vincent schoof zijn stoel ongeduldig ach teruit en stond oP- „I-k dacht wel, dat het dat was! Dat heb je me wel eens meer te kennen gegeven, maar nooit zóó duidelijk als dezen keer. De oude fabel van de doortrapte Machiavellis- leeren verplicht, er ook voor heeft te zor gen, dat zulk leeren niet worde belet of be lemmerd, door onvoldoende, ja zelfs meer dan onvoldoende voeding en kleeding, is het ietwat bedenkelijk in dit verband krachttermen t-e gebruiken als „voortkan- kerende Staatscurateele over het vrije bur gerleven." Gelooft men dan, clat de kinderen vaster aan hot gezin zullen worden gesnoerd, wanneer zij gebrek lijden? En moet men den, kleinen een warmen maaltijd en een kleedingstuk onthouden, omdat de ouders hun dat niet kunnen ver schaffen? Er is veel eigen schuld bij die ouders, zal men zeggen. Aangenomen, dat dit inderdaad zoo is, rijst toch de vraag, of do kinderen daarvan tot het uiterste do slachtoffers mogen wor den? Bovendien is er volstrekt niet altijd spra ke van eigen schuld. In een verslag der vergadering van de Haagsche vereeniging „Kindervoeding", die juist dcre weck bijeenkwam, en waar werd behandeld het rapport, uitgebracht door de commissie tot onderzoek naar de wenschelijkheid en mogelijkheid van zomer- voeding voor de allerarmste schoolkinderen lezen wij o.m. „Zeer betreurd heeft de commissie het, dat om financieele redenen tegen of in het begin van April de voeding moest worden gestaakt, terwijl door voortdurende armoe de, werkloosheid, dood van een of beide ouders, ziekte van ouders of kinderen ver schillende der armste leerlingen, nog zoo dringend langer voeding door de Vereeni ging noodig hadden. Met klem dringt de commissie op zomervoeding aan." Er rijn dus verschillende redenen, onaf hankelijk van den wil der ouders, die voe ding van schoolkinderen ook in het milde re jaargetijde wenschelijk en zrifs noo dig maken. Ook in lente, zomer en herfst kan de honger kwellen en de klecding onvoldoende zijn. En dat in zulke gevallen een Raadscolle- ge niet zou mogen doen, wat het tot leni ging dior ellende des winters reeds doet, wagen wij voorshands te betwijfelen, al mo ge men niet geheel zonder reden waarschu wen tegen „Staatscurateele" en „hulp langs den verkeerden weg". In de „Kroniek" der „"temmen voor Waarheid c n Vrede" be spreekt dr. A. W. Bi'onsveld de z. i. wel zonderlinge b e n o e ju i n g van d r. IC u y- per in de Staatscommissie voor de Grondwetsherzie ning. De Raad van Eer, welke uitspraak doen moet in de welbekende decoratie-zaak, «s tot heden, voor zoover wij weten, met haar arbeid nog niet gereed. In de zaak-Kuy- per-Van Heeckeren is ook nog geen licht gekomen. Zelfs is na een tweetal uitlatin gen van „D e Standaard" de onze kerheid nog toegenomen. Men zal voortaan niet meer van een Egyptische, maar van een 's-Gravenhaagsclie duisternis kunnen spreken. Ook „D e Nederlander" laat rui doorschemeren, dat zij de betrouwbaarheid van dr. Kuypers uitingen inzake den brief van een buitenlandsch vorst niet meer zóó boven allen twijfel verheven acht als tot heden. Maar is het nu niet een allerzonderling ste en allerdroevigste toestand, waarin wij verkecren Heeft niet ieder, die belang stelt in de pub- ke zaak, er recht op ie ■weten, wat er nu toch eigenlijk in ÏSOI (of 1905) is voorgevallen tusschen de heeren Van Heeckeren en Kuyper Is het nu niet mogelijk, om tot klaarheid te komen aan gaande een gebeurtenis, zóó kort geleden voorgevallen, terwijl de personen, die er in zijn betrokken, leven, cn zich bevinden in onze onmiddellijke nabijheid? Daar is een commissie benoemd, die voor stellen zal hebben te overwegen en in te dienen tot herziening der Grondwet. Aan de bekwaamheid cn bevoegdheid der man nen, aan wie de Regecring deze zaak toe ten We zijn een verzameling slangen, is het niet zoo? We lcomplotteeren dag cn nacht om onze medemenschen ongelukkig te maken. Zeg, Mina, ik heb je tot nu too be schouwd als een volwascn mensch, maar nu ziet go overal „weerwolven" als een zenuw achtig kind." „Als jullie geen komplotten smeedt ter wille van je eigen land cn dus ten nacleele van andere volkeren, dan doet ge doodeen voudig jo plicht niet, dat is alles," ant woordde Mina, steeds even kalm. Met zijn handen in zijn zakken en den indruk makend van veel te groot to zijn voor de kamer, zocht Vincent schijnbaar naar ruimte, om uiting te geven aan zijn gevoe lens door middel van lichaamsbewegingen, doch zonder succes. Hij keerde zich nu met een gebaar vol wanhoop om. „Ik kan je met behulp van je eigen woor den overtuigen. Wat. kan iemand meer doen dan zijn plicht verrichten, om daardoor ach ting voor zichzelf te verwerven?" „Niets, in geval het het Noodlot is, dat het hem heeft opgelegd. Maar in het geval van een loopbaan is het een plicht, dien men zelf heeft uitgekozen, is het niet zoo?" „En jij meent, dat geen enkel fatsoenlijk man hem zou kiezen, hc? Dat is hetzelfde als wanneer jo zoudt zeggen, dat al de leden van het Corps Diplomatique, over de hcele wereld, van nature leugenaars en intrigan ten zijn en dat achting voor zichzelf een hoe danigheid is, die men niet kan vinden bin nen de muren van een gezantechapsge- bouw?" Mina lachte weer even genoeglijk als al tijd. „Daar gaat hij al weer! Veel te driftig voor een diplomaat. Ik heb hooit gezegd, vertrouwde, wordt vrij algemeen hulde ge bracht. Hot heeft echter bijzonder de aandacht ge trokken van velen, en het is door velen afge keurd, dat in deze Commissie ook de Peer dr. Kuyper is verkozen. Met welk een eigen- aardigen blik moeten hij en do hoor mr* Troelstra, zijn mede-gekozene, elkander aan zien I Naar de vaste overtuiging van mr. Troelstra heeft dr. Kuyper zioh, als Mi nister-president, handelingen veroorloofd* dio hem zeer compromitteeren Op de agen da der Tweede Kamer staat de behandeling van een enquête, welke, volgens voler mee- ning, behoort te worden ingesteld. Dr. Kuy per woont dan ook do vergaderingen van do Tweede Kamer niet hij, zoo lang over de to houden enqueto geen beslissing is genomen. Daar komt nu hot incident-Van Heeckeren bij, dat nog altijd de mogelijkheid openlaat, dat dr. Kuyper het met de waarheid niet heel nauw heeft opgenomen. Ilct algemeen vertrouwen in zijn integriteit is diep go- schokt. De hoogl. mr. Visser, van Leiden, verklaarde dezer dagen openlijk in een poli- tieko redevoering, dat dr. Kuyper als pu bliek persoon hoeft afgedaan. En ondanks dat alles benoemt hem de Regecring in een Commissie, waarin slechts mannen mogen zitting hebben, in wier karakter men een onbepaald vevtrouwen stellen mag. Zulk ten trotseeren door de Regeoring van dc publie ke opinio is zeer opmerkelijk. Het. aanzien der Commissie wordt er niet door verhoogd. Het geuit vermoeden, dat men door dio keuze eventuèelc critiek bij voorbaat ontwa penen wil, is evenmin vcreerend voor do Regeer ing als voor dr. Kuyper. Voorts wettigt do samenstelling der Com missie do voorspelling, dat wij, naast som mige met eenparighe' 1 genomen besluiten, een aantal afzonderlijke nota's ontvangen zullen. In mijn gedachten zie ik reeds een papieren flotille het kabinet van den heer Heemskerk binnen zeilen. Mogo er in betec- konis cle zilveren vloot van Piet Hein verro door voorbijgestreefd worden 1 Het „H a n d e 1 s b 1 a d" handelde ovet de colportage van gedrukte stukken en de bepalingen, die hier een daar dienaangaande in gemeentelijke ver ordeningen zijn gemaakt met liet doel dio colportage te treffen. Het gaat na hoe dart een ruim gebruik gemaakt wordt \an do bevoegdheid des gemeentel ij ken wetgevers, om „de openbare orde" te beschermen te gen het venten onder bepaal do omstandigheden en lvoe men daarmede feitelijk heel de colportage van gedrukte stukken onmogelijk maken kan. Daartegen wil het blad opkomen. Waar schuwen doet het-, om niet te onderschat ten de beteekenis der colportage, die het beschouwt als een van de primitiefste, doch daardoor tevens een van do natuurlijkst© middelen van verkeer en gcdachteuwissc- ling. Toestemmen doet het, dat, vooyal do colportage van pamfletten, beroerend kan werken on storingen der openbare orde na zich sloepen. Of daarmede alleen vraagt het nu ook reeds het beleid is gewettigd om cle ooi portage te verbieden, zich tot liet publick to wenden en de aandacht te trek ken Wij meenen, gaat het voort dat dó gemeentelijko autonomie hier met groot© voorzichtigheid dient te worden uitgeoefend. Zeker, zij moet maatregelen treffen ter be veiliging van do op.enbarc orde. Maar een cler schoonste eigenschappen van den liberalen staat is het immers juist, zekere gevaren voor de openbare ordo ook te durven trotseeren. Wij zijn het er im mers allen over eens, dat het recht van ver eeniging en vergadering, clat het kiesrecht* clat de vrijheid van beweging en de beper king van dc macht der politie, allesbehalve onschuldige zaken zijn, dooh nadeden, en zeer ernstige ook, voor de openbare ordo medebrengen kunnen. Desalniettemin wor den die hooggehouden, omdat de idealen verder reiken dan naar een o r d c 1 ij k o samenleving alleen en wij aan het vrucht bare van v r ij 1 a t e n gelooven. Zoo is ook de vrijheid van drukpers niet een particulier genoegen, dat de Grondwet den auteurs en uitgevers aan heeft willen doen, doch een instelling, waarvan heil voor dat do heele stand geen achting voor zich zelf kan hébben; ik waagde alleen de op merking, dat jij het moeilijk zoudt vinden, om, onder omstandigheden, die hoedanig heid te blijven bewaren." „Jo redenen als het jc- belieft 1" zei Vin* cent, kokend van verontwaardiging, terwijl hij heen en weer liep in de kleine ruim te, die hem daartoe ten dienste stond. „Ik bedoel het zoo: sommige menschep hebben een talent om hun persoonlijke en hun officieelc fatsoensbegrippen in water dichte vaikkon van elkaar af te houdenc'ai talent hebt gij niet. Voor die mcnschea steekt cr niets vernederends in officieel© leugens of halve waarheden of hoe ge het ook wilt noemen, evenmin als in het scher- men en knoeien met woorden, welke din gen in elke diplomatie, die dien naarn waard is, bepaald onontbeerlijk zijn. Voor jou zou diezelfde handelwijze vernederend zijn, omdat gc tegen jo innerlijke overtuiging zoudt handelen, het een of andor instinct* dat ge nooit in staat zult zijn te dooden, geweld aandoende. Jc bent altijd vreeselijk precies geweest op het punt van dc waar heid te zeggen, weet je. Ik herinner me nog heel goed dio Paaschvacantia, die ge te Merriton doorbracht; ik herinner me nog heel goed het half verbaasde, half veront waardigde gezicht, dat je trok als mama hij het geven van haar bov.clen voor dien mid dag tegen den knecht zei: „Ik ben vaninid* dag voor niemand thuis, hoor, William 1" ("Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5