\1
ZONDAG5BIAD
H-ID5CM DAGB1AD
jiL.
z<m
No. 15384.
Zijn vroeger Beven.
16 April.
Anno 1910.
De thuisgekomene sloeg de deur der oude
dienstbodenkamer achter zich dicht. De stad,
de straten, het ouderlijk liuis, en alle ka
mers daarin, hij had ze gezien zooals vroe
ger. Onveranderd. Slechts waren ze in die
tien jaren wat kleiner geworden en ouder,
meer gerimpeld en gebukt, als met zorgen
beladen.
Op straat klonken de voetstappen nog
als vroeger, galmde nog het slaan van de
oude torenklok als weleer; alles, ook die
toestand van eigenaardige kalme rust, was
hetzelfde gebleven. Het scheen als waren
tijd en ontwikkeling in het kleine nest
aan de berghelling stil blijven staan, als
hadden ze van buiten het plaatsje niet uit
zijn slaap van schoonen, zonnigen droom wil
len opschrikkenEn in dien droom was
eens zijn stralende, zonnige jeugd voorbij
gegaan Hier hoven, tusschen stof en spin-
pewebben, in kisten en kasten en hoeken,
lagen de toekomstdroomeq dier jeugd be
graven.
Ver aan den hemeltrans stond de bleeke,
ondergaande zon. Haar glans lag over
sneeuwdaken, over wouden en heuvels als
een fijn-rose zijdeachtig waas. De gedach
ten van (len thuisgekomene gingen naar
den tijd zijner jeugd, en keerden weer terug,
langzaam, kalm. Werktuiglijk bijna schreed
Jiij naar de deur, bleef toen staan als in
diepe gedachten verzonken, opende do groóto
kast, en ging zitten. Hij maakte nieuws
gierig een grijze doos, die daar stond, open.
Er was speelgoed in. Blokjes, looden sol
daten, waardelooze rommel, door zijn moe
der bewaard ter herinnering aan toen I
Boeken vond hij, sprookjes- en prentenboe
ken en ook schoolboeken. In de meeste
stond zijn naam, met onbeholpen jongeDs-
hand er in geschreven. Hij wierp ze op zij.
Dat alles was hem niets meer. Was het eins
van hem geweest Van hem of van an
deren? Was hij dezelfde mensch nog wel
els toen?
Een heel klein rose boekje trok zijn be
langstelling. „Vergeet mij niet" stond daar
op. En dan, met een meisjeshand geschre
ven: „De liefde eindigt nimmer. B.B."
Een nauw merkbaar glimlachje gleed over
zijn gelaat. Dat was de eerste geweest 1
's Avonds ontmoetten ze elkaar altijd op
den weg naar Muhlenberg. „De liefde ein
digt nimmer!" Lieve Hemel! Hij wierp het
boekje bij de andere. Geen sentimentali
teit nul
Stapels beschreven muziekpapier lageh
onder in de kast, en als werktuiglijk greep
hij pok naar deze- Zijn blikken vlogen een
paar bladen door. Toen werden zij oplet
tender. Kalmer namen zijn vinger-s blad voor
blad op. Dat had hij geschrevenHon
derden bladzijdenEn dat als zeventien-,
achttienjarige jongen. Pianomuziek, liede
ren, strijkkwartetten, een cantateEn
geleidelijk, hoe dieper hij in zijn vroeger
leven weer doordrong, verliet hem het tegen
woordige, verdween zijn nuchter zelfbewust
zijn, scheen .hij yan zichzelf te schrikkeni
en een' sohaamteblos bedekte zijn wangen,
schaamte tegenover zijn jeugd.
Niets bezat hij meer van hetgeen hem
toen'rijk maakte. De rijkdom zijner jonge
ziel, het vurig vertrouwen op de toekomst
verspeeld, verstikt, vermoord. In de reus
achtige wereldstad had hij zijn idealen nog
met zich gevoerd. Maar ze leidden een droef
en onzeker bestaan, stierven na weken en
maanden, het eene na het andere. Want het
nieuwe gejaagde leven had zijn ziel in be
slag genomen. Daar was geen plaats meer
voor droomen. Droomers waren daar niet
op hun plaats; zij werden bespot en ter zijde
gedrongen.'Wie wil leven, niet verhongeren
hij mag zich niet in droomen verdiepen.
Dat denkbeeld had hem de ©ogen geopend.
Hij zag hoe halfheid en talentloosheid
triomfen vierdenhoe de misdaad zich on
der gulden kleed verborghoe men het
gouden altaar bekranste. En horv men zijn
doel bereiken moest, zichzelf op den voor
grond stellen en huldigen. Neen, het was
geen tijd van droomen. Slechts het hol
lende, jagende leven scheen hem de aan
dacht waard. Hij leerde de „wijsheid des
levens" én werd een fanaticus in haar dienst.
Voor den spiegel bestudeerde hij zijn ge
laatstrekken, zijn gansoho wezen tot hij
liegen kon. Toen begon hij, voorzichtig,
met do kleineren, om hen ten onder te
brengen. Zijn mensch en kennis men noemt
da,t men schenk ennis nam toe. Hij re
kende op domheid en slechtheid van an
deren en steeds viel het hem lichter, zijn
moeilijk verworven boosheid te verfijnen.
Hij kwam vooruit in de maatschappij en
vergat ten laatste geheel het ver lede ne. Wat
gaf hij er om? Dit was nu eenmaal zijn
leven, en met het andere, het vroegere, had
hij niets meer te maken.
Hij wierp de manuscripten weer in de
kast terug en herademde.
De schemering nam toe. Buiten lichtten
de glimmende daken in het duister. En
hij zat daar tusschen speelgoed en werk
van de rommelkamer zijner jeugd, en moest
over zichzelf lachen. DwaasheidNiets
had hij immers meer met dat oude leven
te. maken 1 Plet was het zijne niet geweest,
dat kón pietNu dacht hij er niet
meer aan.
Voor zijn voeten' lag een gebroken kruis
beeld. Hing dat niet vroeger boven zijn
bed? Had hij zijn gevouwen kinderhandjes
toen niet naar het Christusbeeld opgeheven,
of was .dat een sprookje, dat hem eens ter
oore kwam
Hij legde het kruisbeeld op zij. Buiten
hing de nachtschaduw over de daken. Toen
stond hij op cn verliet de rommelkamer,
waarin zijnjeugd begraven lag
De automobielen van den
Duitschen Keizer.
Keizer Wilhelm II is een der eerste vor
sten geweest, die zich voor hun persoon
van de auto hebben bediend. Uit een klein
begin zich ontwikkelend, heeft liet Keizer
lijk wagenpark hét op het oogenblik tot
hét eerbiedwaardig getal' .van 22 auto's
gebracht-En nu heeft de Keizer bij d«.
Daimler motorenmaatschappij weer vief
Mercédès besteld. Van do 22 zijn 20 per-:
sonenauto's, terwijl do andere 2 lastwagen#
zijn en hoofdzakelijk het verkeer onder-!
houden tusschen hot Koninklijk paleis t«J
Berlijn en het Neüe Palast te Potsdam.,
.Van do bestelde 4 auto's, welke te Berlijn;
worden gestationneerd, zijn er 2 bestemd',
voor het persoonlijk gebruik van. den Keizer,:
de beido andero zullen zijn veldkeuken-
vervoeren.
De eerste auto's kwamen in' 1903 in',
het staldepartement en werden toentertijd;
gebracht onder de rij tuigaf deeling; het
waren 3 Daimlers, nl. 2 personen- en l]
vrachtauto,' alle drie gedreven door spiritus-,
motoren. ij
Heden, in 1910, telt het wagenpark,;
zooals reeds gezegd, 22 voertuigen (spoedig
26), waarvan 15 personen- en de 2 last-!
auto's zich te Berlijn bevinden, terwijl-
de andere 5 personenauto's ten gebruik#
tijdens het verblijf der Keizerlijke familial
in het Archilleion op Korfu óp dat eiland'
zijn gestationneerd^ Do rijtuigafdoeling heeft'
allang niets meer met hen te maken; een;'
eigen motorafdeeling van het Keizerlijk;
staldepartement zorgt voor alles, wat inj!
haar ressort valt.
Van de fabrieken zijn Adler, Bénz, Eiat,j
Mercédès, N. A. G. en Opel vevtegenwoor-J
,digd; Mercédès het sterkst. Do anderef;
merken, uitgezonderd Benz en Adler, die;
2 -auto's 'hebben geleverd, kunnen slechts'
één representant aanwijzen. De beide last-,
;auto's zijn van de Daimler motorenmaat-»,
schappij to Berlijn-Maricnfelde. Het ver-!
mogen der wagens is gemiddeld 50 p.-k.:
er zijn 4- en 6-cylinders bij. Als brandstof
wordt benzine gebruikt.
Aan het hoofd der afdeeling staat tegen
woordig de door de afdeeling proefneming,
der verkeorstroepen aan het staldepaxtor.
meDt gedetacheerde eerste-1 ui tenant Zeyss;'
hij' heeft vier hoofdchauffeurs, negen' chautV
feurs, een machinemeester en een even
redig aantal helpers en palfreniers ondef;
zich. Tot het nazien der auto's en voor
kleine reparaties beschikt het staldeparte
ment te Berlijn over allo noodige inrich-i'
tingen, machines en werkplaatsen; verder)
bevinden zich overal in de Keizerlijke
paleizen brandvrije benzine-depots, welka,
gedeeltelijk volgens het systeem-Martini en'
Hüncke, gedeeltelijk naar dat van Grümor
en Grimberg, zijn uitgevoerd.
Keizer Wilhelm rijdt, evenals de Keizerin,
bij' voorkeur in Mercédès-auto'sgewoonlijk
zijn het landaulets, daar deze zoowel open
als dicht zijn |e gebruiken. Do auto's zijn'
ivoorkleurig gelakt, met donkerblauw eol
goud afgezet; óp do portieren en den rug.
is het Pruisische wapen aangebracht. Daar
bij zijn de Keizerlijke auto's nog te her-f
kennen aan de bonte standaardjes vooropi
aan een bijzonderen stok. In Pruisen voeren da;
auto's den rooden Konings- of Koninginne-:
standaard, terwijl op reis in het Rijk. bijv.'
bij de Iveizermanoeuvres of dergelijke ge
legenheden, de gele Keizers- of Keizerinne-,
standaard wordt gevoerd. Ook op het bezoek'
yaft vieem.de vorstelijke personen is g*-
•1-
4-
•V VAN HET