r
No. 15395.
IiEIDSCH DAGBLAD, Woensdag* 6 April. Tweede Blad.
Anno 19ÏO,
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Irma Harding*.
In een driestar Blijkbaar verle
gen zegt ,,D e Standaar d":
In de „Zutfeasjche Courant"
kwam 23 Maart een correspondentie voor,
'die toont, hoe men blijkbaar in. de kringen,
waaruit die correspondentie komt, met de
good cry voor Juni verlegen zit.
Er werd toch deze redeneering in opgezet.
In. een driestar van „D e Standaard"
is er op gewezen, dat bij de wintercampagne
in Anti-revolutionnaire kringen de laakbare
wijze, waarop men van Liberale zijde een
politieken tegenstander met schamp en
smaad achtervolgd heeft, een ridderlijke
aandrift had gewekt, om dan ook te beslis
ter tegen onze tegenstanders, die zich hier
toe verlaagden, op te treden.
Dit wordt nuomgezotin het beweren,
dat dr. Kuyper zelf hiertoe prikkelde, en
'dit, nota bene, niettegenstaande .ns
blad alle deze negen maanden zich zoo goed
als geheel buiten de kwestie hield.
Uit dit geheel omgezette beweren wordt
dan voorts afgeleid, dat dr. K. zichzelf nu
als iiv&et van den komenden stembusstrijd
c aandient.
Daarom nu zal het van Links een strijd
tegen zijn persoonlijk beleid moeten worden.
Het geldt de verkiezing niet voor de Ka
mer, maar voor de Provinciale Sta
ten, waarin dr. K. niet zit, en waarvoor
hij geen candidaat zal zijn.
En nu zal men bij deze stembus voor de
Provinciale Staten de kiezers gaan oproe
pen tegen dr. K. En dat wel, om bij de
Provinciale Stembus van 1910 de kiezers
een oordeel te laten vellen over het Regee-
ringsbeleid van 1901 on volgende jaren. Dit
Begeeringsbeleid zal worden afgemeten
.•naar wat één Minister deed. En het beleid
ivan dien éénen Minister zal worden ge
toetst aan één gedane voordracht voor een
feervolle onderscheiding.
Do. „Stichtsche Courant" schreef
dezer dagen, dat het haar benieuwen zou,
hoe de Liberalen er nu tooh weer dr. K.
in zouden halen. Als het tegen hem niet
'ingaat, gaat het met.
Welnu, de eere van die trouvaille
komt aan den correspondent van de „Zut-
•fensohe Courant" toe.
In 1910 2al men het bij de Provinciale
fete m bus laten omstaan om het Regeerings-
beleid van een voor-vorig kabinet, dat in
^1901, d. 3. tien jaren geleden optrad, en dit
jlKobinet zal men beoordeelen naar één Re
geringsdaad, waarvan nog altoos het sub
/iudicelis geldt.
Is: BI ij kbaar verlegen! niet de
(gedachte, die bij het lezen van zulk politiek
(«tembu8-gedoe zich onwillekeurig aan u op-
fflringt?
.De Vaderlander" schrijft:
,,De aanstaande Statenv erkie-
fx i n g o n kunnen nu eens aan de vrijzihni-
fgen in den lande laten zien, dat ook door de
leiders begrepen wordt de rroote waarde
yan ééndrachtelijk optrokken. Eendrach
telijk in d i e n zin, dat men er niet aan
I denkt, om meer dan één vrijzinnigen candi
daat voor denzelfden zetel te steLlen. Ta
txneu onder de vrijzinnigen in den lande het
Onderling krakeel der leiders reeds lang
gnoG, nergens zou dat krakeel minder op
-zijn plaats zijn dan bij verkiezingen voor de
Staten, waarvan het kiezerskorps nu juist
Piet. in de eerste plaats de politieke betee-
/kenis voelt, waarbij de persoon van
'den candidaat heel wat meer gewicht in de
kèchaal logt dan bij de Kamerverkiezingen.
iWij behoeven slechts te wijzen op Grorkura,
[Waar in 1907 door Links en Rechts een ver
woede strijd is gevoerd om twee zetels, en
'waar bij de herstemming de Christclijk-
idstorieche en de liberaal met zoo g">f"l ais
leen gelijk aantal stemmen werden gekoz ia.
Wat wij zouden willen is dan ook, dat
'alle drie de vrijzinnige fracties zich ver
bonden, niet te tornen aan de hemieu-
jwing van het mandaat van mannen van
tïinks, en dat zij zich over de vrijvallende
(«etcls zullen verstaan. Slechte op d:e
Paanier is een krachtige actie mogelijk,
Igedragen door de zoo onmisbare sympathie
van die velen, die, al zijn zij nu juist geen
(ijverig lid van een vrijzinnige organisatie
of misschien wel heelemaal geen lid, toch
de vrijzinnige beginselen belijden.
En wat ook de uitslag zij, door oen
krachtige actie, die onomwonden blijk
geeft, dat men van weerszijden meer zoekt
naar wat vereenigt dan naar wat verdeelt,
zal op zichzelf reeds veel gewonnen wor
den."
Prof. Pabius schrijft in zijn „S t u-
diën en Sohetsen":
Tegen het e n q u t o-v o o r s t e 1 van rar.
Troelstra, dat de minder gelukkige be
trekkingen raakt, door dr. Kuypex als mi
nister aangeknoopt en onderhouden, zijn in
de afdeelingen der Tweede Kamer verschil
lende bezwaren te berde gebracM.
Niet alle komen mij voor zeer sterk te
zijn.
Zoo, als cr op gewezen wordt, dat een
interpellatie aan de Rogeering zou moeten
voorafgaan. De eisch van die orde klemt
wèl, als het betreft handelingen door wie
in functie zijn. Maar dit is 'hier niet het
geval. Uitteraard zal een Regeering omtrent
handelingen van wie niet meer in functie
zijn zich steeds met de meeste voorzichtig
heid uitlaten. Het is mij dan ook voor
gekomen, dat men bjj de behandeling van
de begrooting veel te ver is gegaan in het
willen betrekken van het thans zittende Ka
binet in deze aangelegenheid. En ik acht
het alleszins begrijpelijk, ja, goed, dat het
Ministerie zich zooveel mogelijk huiten de
zaak gehouden heeft. Reeds eischt ambtelijk
fatsoen, dat men den ambtsvoorganger zoo
ver doenlijk spare.
Ook dunkt mij niet voldoende gemotiveerd,
dat de bedoeling van het voorstel wezen
zou te komen tot een aanklacht wegens
ambtsmisdrijf. Dit wordt insgelijks betoogd
in de nota van den hoer De Savornin Lok
man, op grond, dat mr. Troelstra de zaak
vatbaar voor enquête heeft verklaard „we
gens haar aard: beschuldiging van corruptie
in do uitoefoning der Uitvoerende Macht."
En daarom zou dan eventueel een andere
weg moeten worden gevolgd: die van een
aanklacht. Waartegenover het „H andels-
blad" 4 Maart 1.1. (avondblad) echter
heeft opgemerkt: „niet alle corruptie kan
onder de strafwet worden gebracht."
Daarbenevens kan worden gezegd, dat
eventueel het bezwaar, uit dezen hoofde ge
opperd, juist meer zou gelden, als men
bedoelde een aanklacht door een enquête te
vervangen.
Misschien waren enkele bedenkingen al
thans met minder nadruk voorgedragen, in
dien niet dr. Kuyper getoond had de voor
keur te geven aan het onderzoek door eon
particuliere commissie. In het Voorloopig
Verslag wordt dan ook opgemerkt, dat voor
een enquête „te minder aanleiding" bestaat,
„nu dr. Kuyper zelf het initiatief heeft ge
nomen tot aanwijzing oener commissie", enz.
Wat natuurlijk ook kon worden omge
keerd.
Te eer, daar het, gelijk de „Nieuwe
Botterdamsche Courant" in haar
nummer van 6 Maart 11. (avondblad) be
toogd heeft, ©enigszins vreemd is het hou
den van een enquête afhankelijk te maken
van een geheel particuliere commissie, wier
bestaan niet één dag verzekerd is. Zoo kan
reeds de dood hier invloed hebber..
De enquête en de particuliere commissie
dienen geheel van elkaar gescheiden te wor
den. Wie een enquête noodig acht, mag
zich daarvan niet door het bestaan van
oen particuliere oommissie laten afhouden.
En wie het enquête-voorstel afstemt, moet
dit doen, onverschillig of er al dan niet
zulle een commissie is; al wist hij, dat zij
wegviel.
In hot Verslag leest men echter ook dit:
„Door een enquête zouden wellicht verschil
lende reeds bekende feiten nader gestaafd
kunnen worden en misschien nog andere
feiten van golijksoortigen aard ter alge
meen© kennis kunnen worden gebracht- Ook
zou daardoor opheldering kunnen worden
verkregen aangaande den "brief van dr. Kuy
per aan M. Westmeyer van 6 Juli 1905,
waarin over een aangelegenheid, de Utrecht-
sohe universiteit betreffende, gesproken,"
wordt. Men kan echter niet inzien, dat
door het verspreiden van meer licht om
trent deze zaken het algemeen belang zou
worden bevorderd en de eer des lands zou
worden verhoogd."
Dit onderschrijf ik.
Allerminst "beweer ik, dat bij het ge
beurde, voor zoover dat uit brieven, wier
echtheid niet geloochend schijnt te kunnen
worden, bekend is, geen politiek belang
betrokken is; dat de openbare bespreking
staatkundige beteekenis heeft gemist-
Maar de voortzetting van deze nu
gedurende 9 maanden behandelde zaak?
Het „H andelsblad" schreef in het aan-
gehaaldo nummer een enquête wensohelijk
te achten, om voor do toekomst te waken
en iedereen te laten voelen, dat fouten, als
zijn voorgekomen, niet onopgemerkt
voorbijgaan.
Moet dit eerst door een enquête worden
bereiktIs anders do zaak onopgemerkt
gebleven? Geldt dit dan van de brieven,
door minister Betz in 1S64 geschreven?
Iedereen zal toch wol erkennen, dat zulks
ook in dien ernstigen zin, dien het „Han
delsblad bedoelt, 'thans waarlijk het ge
val niet is. Ik meen zelfs te mogen zeg
gen, dat dit in ruimer mate geldt dan bleek
in het openbaar. Ten volle stem ik toe,
dat verschillende uitingen van sympathie
met den oud-minister door bladen cn ver
gaderingen, althans in de bewoordingen,
liefst anders hadden moeten lnidcn.
Een weerzinwekkend is zeker niet te
krasse qualificatio voor liet geschrijf van
zekeren „Jan van Holland" vasten mede
werker aan de „S t i o h t s c h e Couran t",
in dat blad: ,,'t kon zelfs zeer wel blij
ken, dat van 'jiooger hand deze beridde-
ring" van den hoer R. Lehmann „ge
pousseerd was, gegeven de nauwe connectie
van Prins Hendrik tot Hot Roode Kruis
eenorzijds, en do dadelijke en vorstelijke
belangstelling van den heer Lehmann in deze
zelfde vereeniging anderszijds
Toch overschatte men dergelijke verschijn
selen niet- De voorlichting was gewoonlijk
zeer eenzijdig.
Het argument door het „Handels
blad" voor een enquête aangevoerd,
dunkt mij veeleer van tegenoverge
stelde kracht Het resultaat, dat het
wenschte, is bereikt.
Gok 6cheen „De Nieuwe Courant"
van 8 Maart 11. in dezelfde richting ie
gaan.
Veilig mag men aannemen, dat wat he
kend is geworden, ik heb hoegenaamd
geen "behoefte aan verdenking omtrent
meer, nog lange jaren als baken in zee
voor rogeeringspersonen gelden zal.
Voorts betwijfel ik, of zich spoedig her
halen zal, dat een Minister lid blijft van
het .bestuur zijner partij.
Eindelijk mag wellicht ook de hoop wor
den gevoed, dat het Centraal-Comité der
antirevolutionaire partij voortaan nader zal
toezien op de herkomst der gelden, die in
de kas worden gestort.
Nu eenmaal de betreurenswaardige din
gen, die niemand betwist, waren voorge
komen, heeft de openbare bespreking, trots
het verkeerde, dat zich daarin gemengd
heeft, on waarin zeker niet' genoeg aan dr.
Kuyper ten goede is gekomen, zijn vaak
als gebrek besproken ongeschiktheid om per
sonen te beoordeelen, zonder twijfel publiek
belang gehad.
Maar even stellig lijkt mij dat belang
te eisohon het voortwroeten in het ge
beurde te staken.
Daarbij geheel aan dr. Kuyper overla
tende, of deze voor zichzclven het onder
zoek door een particuliere commissie ver
langt."
In een driestar Om de brooden zegt
„De Standaard":
Toen de schare Jezus, na het wonder
der spijziging, bij hoopen naliep, wees Jezus
haar af met het verwijt: „Gij zoekt mij
om de brooden". In gewijzigden zin ziet
men dat ook thans. Een breed© klasse onder
de maatschappelijk lager staan den klampt
zich toch angstvallig aan de Kerk vast,
met het oog op de Diaconie. Zooal niet
met het oog op bedeeling, dan toch doelende
op de Gestichten. Men weet nooit in wat
toestand men geraken kan.
Dit verzwakt de armenzorg.
Do Kerken kunnen zeer wel voorzien, goed
voorzien zelfs, in de behoefte van hét ge-
Aangehaald door mr. Troclstra, „Hand.
der S.-G.", 1909—10 H, blz. 327-
loovig meelevend ded van het kerk^^ pu.
bliek. Maar als aan dc Ke^ blijft han
gen oen breed© sloep Vfüj geestelijk geheid
onverschilligen en ongeloovigen, die alleen
azen op haar stoffelijk goed, dan ontstaat
cr pen wanverhouding, waar geen kecron
aan is. Op een Kerk, die nominaal 100,000
leden in een groot© stad telt, zijn er dan
25,000, die meeleven, en 75,000, die alleen
mee willen eten. Dit brengt teweeg, dat
hetgeen de Diaconie doen kan, daalt op
oen vierde van wat het zijn moet. Dit
maakt dan weer, dat do bedeelden bij het
Burgerlijk Armbestuur aankloppen, om zoo
mogelijk de drio andere vierden er bij t©
krijgen. En veelal krijgen ze die, maar in
strijd met de wet, want dubbele bedeeling
sluit do wet uit. En wat erger is, het juiste
beginsel wordt op dio manier vervalscht,
want de Kerk van Christus moet voor haar
armen geen hulp van do Overheid aanne
men.
De Kerken kunnen zeer wol zorgen voor
wat geestelijk hij haar is aangesloten,
maar zijn onmachtig om te voorzien in don
nood van den bree>den nasleep, die slechts
nominaal bij haar inwoont. Jezus zei
naar aanleiding van dit hem naioopen om
do brooden: „Werkt niet om de spijze, die
vergaat; maar om de spijze, die blijft tot
in het eeuwige loven." Houden nu de Ker
ken zich aan dien regel, dan zijn ze uit
nemend wel in staat om in den nood van
oen ieder, die geestelijk bij haar hoort,
op zeer voldoende wijze te voorzien. Ver-
krummelon ze daarentegen haar kleinen,
schat onder de broede nominale groep, dan
maakt dit, dat ook de geloovigen slechts
één vierde ontvangen, en hot eind is, dat
ook deze bij liet Burgerlijk Arm best-uur
gaan aankloppen. En merkt men nu non
do overzij, dat alles almeer naar het Burg.
Armbestuur komt, dan zeggen deze hee-
ren„Hocl de armenzorg moot van de Kor-
ken af en naar den Staat worden overge
bracht. Dc aalmoes moet in belasting
worden geconverteerd. Dus ook aan de bui-
tcn-korkelijke arm verzorgers moet op heel
dit terrein het zeggenschap komen. Im
mers van Armverzorging heeft do Kerk geen
verstand."
Zoo komt ook hier uit het ééne kwaad
liet andore voort. De Kerken beginnen mot
do geestelijke tucht te verzaken, zoodat ze,
bij verdubbeling der bevolking, in de groo-
terc steden voor de grootst© lielft uit ge
heel ongeloovigen bestaan. Het is vooral
om de brooden, dat die massa aan haar
hangen blijft Daardoor schieten haar mid
delen te kort. Zoo gaat almeer oen ieder
het surplus bij het Burg. Armbestuur
zoeken. Dit vcrvalsclit liet beginsel. En liet
eind is, dat een buiten-kerkelijke macht ten
slotte allo armverzorging, althans wat do
regeling er van betreft, voor zich opeischt
Opgave van personen, die zich te
Leiden hebben gevestigd.
J. L. M. Schrijver, Prins Hendrikstraat
3, boekbinder.
Ch. F. H. Dumont en gezin, Witt© Singel
90, lecraar M. O.
P. Frcke, Witte Singel 90, dienstbode.
D. Sm ink en gezin, Tliorbcckestraat 12,
onderwijzer.
J. Ambagtabec-r en gezin, Langebrug 54.
M. Rademaker, R.-K. Liefdegesticht, Pe
likaanstraat.
G. Kramer, Rijnsburgerringel 6, kappers
bediende.
J. A van Kuijcren en gezin, Lage Rijn
dijk Poort A No. 3, scheepmaker.
G. A L. van dor Reijdon, Cronj éstraat 8.
J. Tonninga, Willem Frederikspoort 5,
gegageerd militair.
G. van der Post, Minnebroersgracht 27.
G. an der Meij cn gezin, Jan Potage-
poort 1.
A. L. K. van Duuren en gezin, Lange
Mare 40, machinist.
Th. Don, Oude Vest 11.A.
A. M. A. Ph. Gründemann, Nieuwe Rijn 42.
Mr. B. J. Veenhoven, Hooigracht 88 A,
advocaat.
Th. van Niekerk, Hooge Rijndijk 134.
Wed Reinkema, Schelpenkade 28.
R. Sénechal, Plantsoen 7, dienstbode.
G. A O. Hoppezak, Breeetraat 13, kap
per.
D. Teske, Groenesteeg 40, vleeschhouwer.
W. J. Paddenburg,, Oudo Rijn 24, krui
deniersbediende.
Th. M. Yperlaan, Oude Vest 95, dienst
bode.
N. de Water en gezin. Oranjegracht 29,
sigarenmaker.
W. J. Jansen, Nieuwe Mare ]3.
A. G. Wassink, Oude Vest 67, onderwij
zeres.
C. Colpa en gezin, Ha.nsenstra.at 68, tim
merman.
Nationale Vrouwenraad vnu
Nederland.
Aan den vooravond der algemeeno verga
dering van den Vrouwenraad, heden en
morgen alhier te houden, werd gisteren in
den Foyer der Stadszaal een openb. vergade
ring gehouden, waarin het International'e-
mp in verband met versehillendo andere
zaken werd behandeld.
Te ruim 8 uren opend© de vooratster,
mej. E. Baelde, van Rotterdam, do slecht©
matig bezochte bijeenkomst met een kort
welkomstwoord, waarbij ze tevens de betee
kenis van den Vrouwenraad en zijn werk
zaamheid uiteenzottc.
De eerste spreekster was mej. Johanna
Naber, u t Amsterdam, dio het onderwerp
behandeldo: ,,het internationaal karakter
onzer hedondaagsche vrouwenbeweging."
Haast geen onkel terrein van v.tenschap,
handel, arbeid, philanthropic of kunst is er
meer te vinden, waarop de vertegenwoordi
gers in de verschillende landen zich niet
hebben verbonden tot gemeenschappelijk
samenwerken ter boreiking van het gemeen
schappelijk dool, aldus betoogd© spr. De
solidariteit der cultuurvolken breekt zioh
daardoor baan op ieder gebied, ook op dat
der moderne vrouwenbeweging. andaar
dat ook dit feminisnio met kmcht naar vo
ren treedt en streeft naar internationale
organisatie. Spr. toon.!: dit met betrekking
tot- hot gebied der verpleging van gewon-
don, der vredesbeweging, der behartiging
van de belangen van ji meisjes en einde
lijk ook ten opziohte van het Vrouwenkies
recht.
Bij dit laatste stond spr. meer uitvoerig
stil en deed ton slotte een beroep op de
Nederlandsoho vrouw i, die hierin een roe
ping hebben te vervullen en kunnen tooncn
waarin een kloin volk groot kan zijn.
Als tweede spreker trad op inr. dr. J. A.
A. H. de Beaufort, van 's-Gravenhage, met
hot onderwerp: „Het internationalisme on
de vredesbeweging.
Na gewezen te hebben op het nauw ver
band tusschen internationalisme en vredes
beweging, gaf hij een uitvoerig overzicht
van de geschiedenis der vredeoboweging,
welke grootcndeels samenvalt met die van
het internationalisme.
In de 19de eeuw is de cigeniijko vredes
beweging ontstaan en hot bogïnsel der ar
bitrage tot ontwikkeling gekomen.
Spr. behandelde achtereenvolgens: ,,de
interparlementaire Unie", „het internatio
naal Vredesbureau te Bern", het „Institut
Droit International", de verschijning van
het Boek van Bertha von Süttner, „do in
stelling van den Nobelprijs" en „de Haag.
sche Conferentie".
Na dit goeohiedkundig overzicht besprak-
mr. Do Beaufort de middelen, welke de
pacifisten aanwenden om hun doel te berei
ken, die vooral bestaan in het bewerken der
publieke opinie.
Ten slotte behandelde spr. enkele bezwa
ren die tegen het pacifisme worden aange
voerd: d© oorlog als iets heiligs althans ietg
noodzakelijks, de wereldvrede een utopie.
Spr. trachtte aan te toonen, dat arbitrage
geon utopie is, maar eenmaal den oorlog
zeker overbodig zal maken.
Mej. Martha Kramers, van Rottendam,
behandelde hierna „Internationalisme en
vrouwenki srocht". Als arbeidster, huis
vrouw en moeder heeft de vrouw de Staats
macht noodig, maar de Staat kan ook de
vrouw niet ontberen. Het inzicht dat de
eisch van het kieerecht een noodzakelijk uit
vloeisel der vrouwenbeweging is, deed do
ruim ziende en voelende pionniersterB id
Amerika besluiten tot de opriohting der
Op het gezicht van het meisje met dc
blauwe oogen streden ongeduld en vermaak
ttichl'baar om den voorrang, de roode han,-
Iden legden neigoig aan den dag om zich
toet geweld meeoter te maken van den
pocd, maar per slot barstte zij tooh los in
Jeen lachbui.
„Daar, neem hem dan maar meel Maar
jpas op, dat je hem niet hij vergissing in het
{vuur stept. En, Pafctie, het spijt me, dat ik
pnaareven zoo scherp was, maar je weet
föok niet hoe moe ik ben."
„Scherp
Pattie was zoo overweldigd door dat, wat
op een excuus leek, dat zij op het'punt
fccneen te zijn met hoed en al omver tc
Ixollen.
uoem* juffrouw Martin, niet scherp.
JAjs haar hand meewerkt evenals haar tong
of missehien zelfs haar voet," voegde Pat
tie er bij, met een flikkering in haar oogjes,
^waaruit een volmaakt begrip van het ko
mieke van den toestand bleek, „terwijl zij
denkt, dat zij in het geheel niet tegen mij
gesproken heeft! Wat een idee, dat het u
fepi.it En dat na zou'n kwaden dag als u
gekti- wel gehad hebtl Want u hebt een
[kwaden dag gehad, niet, juffrouw?"
.Heel kwaad. Maar ik vermoed, dat de
jUouwo nog erger is geweest."
Het meisje met de blauwe oogen glim
lachte zoowaar al weer.
V „Ik, juffrouw t Wat hooft dat er mee te I
maken? En ik ben er toch ook aan gewend,
is het niet zoo? Maar een ieder kan zien,
dat u dat niet is." De roode handen waren
zoo beweeglijk, dat het gevaar opleverde
voor den grijzen hoed. ,,U moest in een fijn
rijtuig rijden en niet in een vuilen bus.
Iedereen, die zijn oogen niet in zijn zak
heeft kan zien..."
„Ssst, Pattie! Niemand heeft iets te
zien. Is mijn vader al thuis?"
„Nog niet, juffrouw, ofschoon ik het
vuur heb aangemaakt zooals u me gezegd
hadt. U wilt nu zeker uw avondeten wel
hebben
„Niet voordat mijn vader thuis is."
Het meisje met de blauwe oogen deed
een deur open, zocht op den tasE den weg
naar den schoorsteenmantel, om de lucifers
te zoeken, stak het gas op en keek om
zich heen.
Het vuur was wel aangemaakt, maar niet
aangehouden, en dus was het beslist kil in
de kamer. Het zal wel niet noodig zijn te
zeggen, dat de inrichting ook leelijk was,
zoo leelijk en minderwaardig als de goed-
koope Londensche pensions maar kunnen
zijn. Er was een gewone schoorsteenmantel
van geverfd hout, met de gewone glazen
vazen en steenen mandjes er op, een ge
wone doffe tafel, die eens glanzend was
geweest; er waren gewone, recht-gerugde
stoelen en een sofa, waarop men niet uit
rust, terwijl het een gewaagde onderne
ming zou zijn geweest, om te trachten uit
te maken welke kleur de gordijnen oor- I
spronkelijk gehad haddea of welk patroon j
er in het veel beloopen vloerkleed was ge
weest. Maar in die minne leelijkheids-omge- I
ving zag men toch e enige pogingen om het
geheel wat» t© verbeteren; daartoe behoor-
den do bloemen in vazen en een paar vroo-
lijk gekleurde kussens op de sofa. Een
ijzeren ledikant en een metalen waschtafel
duidden aan, dat het vertrek feitelijk een
slaapkamer was, maar de tegenwoordigheid
van een Japansch kamersohut en van
eenige boeken op de tafel bewezen, dat het
tegelijkertijd bedoeld was om als zitkamer
te dienen.
Na even om zioh heen gekeken te heb
ben, was 't eerste werk van juffrouw Hart-
mann alias Irma Harding te trachten
het vuur weer wat aan te wakkeren met be
hulp van hetgeen er nog in den kolenbak
was. Toen haar dat gelukt wae zette zij
een paar stoelen op hun plaats,, trok den
minst ongemakkelijken er van naar het
vuur toe, haalde van achter het scherm een
paar pantoffels te voorschijn, die zij bij het
vuur liet warmen, haalde een paar ver
welkte bloemen uit de vaas en rangschikte
de andere opnieuw en draaide tot slot het
gas wat hooger op. En eerst toen zij
altijd betrekkelijkerwijze gesproken
tevreden was over het aanzien der kamer,
ging zij naar haar eigen kamer een veel
kleiner vertrek, dat op het achterplein uit
zag en waar geen kwestie was van vuur
om haar vochtigen mantel en dito laarzen
uit te trekken.
Zij kwam weldra weer terug, ging bij
het vuur zitten, en dacht over hoor laatste
zorgen en moeilijkheden, die in grooten ge
tale het deel der vluchtelingen waren ge
weest sedert den dag, waarop zij in den
vToegen morgen het huis op de Ringstrasss
hadden verlaten.
Wat leek hij mi lang geleden, die winter
morgen, welke geheel vervuld was geweest
van haast van bet inpakken en de smart
van het vaarwel zeggen! Hoe ver weg leek
dat oogenblik, waarop zij in h-J rijtuig wae
gestapt en wegreed, alleen met naar zwij
genden, passieven vader!
Totdat zij laat op den avond van dien
zelfden dag Hamburg bereikten, was er
op zijn gezicht dezelfde versufte uitdiuk-
king gebleven, die er gedurende dat vree-
selijko familie-toonoel geweest was. Het
was do aanblik van de masten der schenen
op de Elbe, die hem tot de werkelijkheid
scheen terug te brengen. Er was nog geen
besluit genomen ten opziohte van het ver
dere doel der reis en daar drong Irma nu
op aan. Gedurende de heele reis van Üon
dag had hij allee aan haar overgelaten,
maar zij voelde aioh niet in staat om in de
voornaamste kwestie een beslissing te ne
men, ofschoon zij er wel op aandrong om
New-York te kiezen. Maar daar stuitte zij
op een onvorwaohten tegenstand. Harding
wilde liever naar Londen gaan. Hij verze
kerde er haar van, dat hot even veilig zou
zijn, aangezien hij er al jaren lang weg
wae. Zoolang hij die wijk der stad, waarin
zich de inrichting der Angel-Saksische
Bank bevond, en waar men hem van gezicht
kende door zijn haastige zakenbezoeken,
maar vermeed, bestond er geen gevaar. En
hij zag op tegen de lange zeereis. Het vuur,
waarmee hij voor zijn idee opkwam, ver
raadde, dat er iets achter stak. Maar Irma
bad er geen flauw vermoeden van, dat die
gedachte de vrees was van den oceaan te
stellen tusschen zijn persoon en de vrouw,
die hij nog altijd aanbad. Als zij slechts
door het lianaal gescheiden waren, dan leek
do hoop baar nog eens te zullen zien, al
was het dan ook voor 'het laatst niet
oóó onmogelijk. Zelfs het tooneel na hei
bal was niet in staat geweest om den af
god van zijn voetstuk te stooten, al was er
misschien wel een scheur gekomen in zijn
glmsterendon opschik. De positie van het
echtpaar tegenover elkaar was daardoor
niet veranderd, zij was er veeleer door be
vestigd geworden. Ilij had Isabella niet
liefgehad om haar goedheid of haar edel
moedigheid, maar om het feit, dat zij Isa
bella was, en <J..t was zij immers nog! Een
hartstocht, die zoo diep wortelt als do
rijne, is bijna tot een manie geworden, en
een maniac is, zooals wel bekend is, niet ge
voelig ook voor de duidelijkste bewijsgron
den.
En dus was het Londen geworden. En
Londen had hen even spoorloos verzwolgen
als waartoe slechts Londen in staat is.
Welke andere maag kan al de verschil lende
brokken, dio haar dagelijks worden toege
worpen, zoo goed verteren?
De jacht op den bankroetier was zonder
ecnig gevaar over hun hoofden gegaan cn
den oceaan overgestoken naar hun oor
spronkelijk bedoeld toevluchtsoord. Dat
tochtje van Weenen via Hamburg naar Lon
den was eon voel beter middel geweest om
hun vervolgers hun spoor bijster te doen
raken dan zij hadden kunnen denken.
En dus wae het Londensche plaveisel he*
slagveld, waar de strijd om het bestaan g<y
streden moest worden.
Wordt vervolgd-l