r No. 15395. IiEIDSCH DAGBLAD, Woensdag* 6 April. Tweede Blad. Anno 19ÏO, PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Irma Harding*. In een driestar Blijkbaar verle gen zegt ,,D e Standaar d": In de „Zutfeasjche Courant" kwam 23 Maart een correspondentie voor, 'die toont, hoe men blijkbaar in. de kringen, waaruit die correspondentie komt, met de good cry voor Juni verlegen zit. Er werd toch deze redeneering in opgezet. In. een driestar van „D e Standaard" is er op gewezen, dat bij de wintercampagne in Anti-revolutionnaire kringen de laakbare wijze, waarop men van Liberale zijde een politieken tegenstander met schamp en smaad achtervolgd heeft, een ridderlijke aandrift had gewekt, om dan ook te beslis ter tegen onze tegenstanders, die zich hier toe verlaagden, op te treden. Dit wordt nuomgezotin het beweren, dat dr. Kuyper zelf hiertoe prikkelde, en 'dit, nota bene, niettegenstaande .ns blad alle deze negen maanden zich zoo goed als geheel buiten de kwestie hield. Uit dit geheel omgezette beweren wordt dan voorts afgeleid, dat dr. K. zichzelf nu als iiv&et van den komenden stembusstrijd c aandient. Daarom nu zal het van Links een strijd tegen zijn persoonlijk beleid moeten worden. Het geldt de verkiezing niet voor de Ka mer, maar voor de Provinciale Sta ten, waarin dr. K. niet zit, en waarvoor hij geen candidaat zal zijn. En nu zal men bij deze stembus voor de Provinciale Staten de kiezers gaan oproe pen tegen dr. K. En dat wel, om bij de Provinciale Stembus van 1910 de kiezers een oordeel te laten vellen over het Regee- ringsbeleid van 1901 on volgende jaren. Dit Begeeringsbeleid zal worden afgemeten .•naar wat één Minister deed. En het beleid ivan dien éénen Minister zal worden ge toetst aan één gedane voordracht voor een feervolle onderscheiding. Do. „Stichtsche Courant" schreef dezer dagen, dat het haar benieuwen zou, hoe de Liberalen er nu tooh weer dr. K. in zouden halen. Als het tegen hem niet 'ingaat, gaat het met. Welnu, de eere van die trouvaille komt aan den correspondent van de „Zut- •fensohe Courant" toe. In 1910 2al men het bij de Provinciale fete m bus laten omstaan om het Regeerings- beleid van een voor-vorig kabinet, dat in ^1901, d. 3. tien jaren geleden optrad, en dit jlKobinet zal men beoordeelen naar één Re geringsdaad, waarvan nog altoos het sub /iudicelis geldt. Is: BI ij kbaar verlegen! niet de (gedachte, die bij het lezen van zulk politiek («tembu8-gedoe zich onwillekeurig aan u op- fflringt? .De Vaderlander" schrijft: ,,De aanstaande Statenv erkie- fx i n g o n kunnen nu eens aan de vrijzihni- fgen in den lande laten zien, dat ook door de leiders begrepen wordt de rroote waarde yan ééndrachtelijk optrokken. Eendrach telijk in d i e n zin, dat men er niet aan I denkt, om meer dan één vrijzinnigen candi daat voor denzelfden zetel te steLlen. Ta txneu onder de vrijzinnigen in den lande het Onderling krakeel der leiders reeds lang gnoG, nergens zou dat krakeel minder op -zijn plaats zijn dan bij verkiezingen voor de Staten, waarvan het kiezerskorps nu juist Piet. in de eerste plaats de politieke betee- /kenis voelt, waarbij de persoon van 'den candidaat heel wat meer gewicht in de kèchaal logt dan bij de Kamerverkiezingen. iWij behoeven slechts te wijzen op Grorkura, [Waar in 1907 door Links en Rechts een ver woede strijd is gevoerd om twee zetels, en 'waar bij de herstemming de Christclijk- idstorieche en de liberaal met zoo g">f"l ais leen gelijk aantal stemmen werden gekoz ia. Wat wij zouden willen is dan ook, dat 'alle drie de vrijzinnige fracties zich ver bonden, niet te tornen aan de hemieu- jwing van het mandaat van mannen van tïinks, en dat zij zich over de vrijvallende («etcls zullen verstaan. Slechte op d:e Paanier is een krachtige actie mogelijk, Igedragen door de zoo onmisbare sympathie van die velen, die, al zijn zij nu juist geen (ijverig lid van een vrijzinnige organisatie of misschien wel heelemaal geen lid, toch de vrijzinnige beginselen belijden. En wat ook de uitslag zij, door oen krachtige actie, die onomwonden blijk geeft, dat men van weerszijden meer zoekt naar wat vereenigt dan naar wat verdeelt, zal op zichzelf reeds veel gewonnen wor den." Prof. Pabius schrijft in zijn „S t u- diën en Sohetsen": Tegen het e n q u t o-v o o r s t e 1 van rar. Troelstra, dat de minder gelukkige be trekkingen raakt, door dr. Kuypex als mi nister aangeknoopt en onderhouden, zijn in de afdeelingen der Tweede Kamer verschil lende bezwaren te berde gebracM. Niet alle komen mij voor zeer sterk te zijn. Zoo, als cr op gewezen wordt, dat een interpellatie aan de Rogeering zou moeten voorafgaan. De eisch van die orde klemt wèl, als het betreft handelingen door wie in functie zijn. Maar dit is 'hier niet het geval. Uitteraard zal een Regeering omtrent handelingen van wie niet meer in functie zijn zich steeds met de meeste voorzichtig heid uitlaten. Het is mij dan ook voor gekomen, dat men bjj de behandeling van de begrooting veel te ver is gegaan in het willen betrekken van het thans zittende Ka binet in deze aangelegenheid. En ik acht het alleszins begrijpelijk, ja, goed, dat het Ministerie zich zooveel mogelijk huiten de zaak gehouden heeft. Reeds eischt ambtelijk fatsoen, dat men den ambtsvoorganger zoo ver doenlijk spare. Ook dunkt mij niet voldoende gemotiveerd, dat de bedoeling van het voorstel wezen zou te komen tot een aanklacht wegens ambtsmisdrijf. Dit wordt insgelijks betoogd in de nota van den hoer De Savornin Lok man, op grond, dat mr. Troelstra de zaak vatbaar voor enquête heeft verklaard „we gens haar aard: beschuldiging van corruptie in do uitoefoning der Uitvoerende Macht." En daarom zou dan eventueel een andere weg moeten worden gevolgd: die van een aanklacht. Waartegenover het „H andels- blad" 4 Maart 1.1. (avondblad) echter heeft opgemerkt: „niet alle corruptie kan onder de strafwet worden gebracht." Daarbenevens kan worden gezegd, dat eventueel het bezwaar, uit dezen hoofde ge opperd, juist meer zou gelden, als men bedoelde een aanklacht door een enquête te vervangen. Misschien waren enkele bedenkingen al thans met minder nadruk voorgedragen, in dien niet dr. Kuyper getoond had de voor keur te geven aan het onderzoek door eon particuliere commissie. In het Voorloopig Verslag wordt dan ook opgemerkt, dat voor een enquête „te minder aanleiding" bestaat, „nu dr. Kuyper zelf het initiatief heeft ge nomen tot aanwijzing oener commissie", enz. Wat natuurlijk ook kon worden omge keerd. Te eer, daar het, gelijk de „Nieuwe Botterdamsche Courant" in haar nummer van 6 Maart 11. (avondblad) be toogd heeft, ©enigszins vreemd is het hou den van een enquête afhankelijk te maken van een geheel particuliere commissie, wier bestaan niet één dag verzekerd is. Zoo kan reeds de dood hier invloed hebber.. De enquête en de particuliere commissie dienen geheel van elkaar gescheiden te wor den. Wie een enquête noodig acht, mag zich daarvan niet door het bestaan van oen particuliere oommissie laten afhouden. En wie het enquête-voorstel afstemt, moet dit doen, onverschillig of er al dan niet zulle een commissie is; al wist hij, dat zij wegviel. In hot Verslag leest men echter ook dit: „Door een enquête zouden wellicht verschil lende reeds bekende feiten nader gestaafd kunnen worden en misschien nog andere feiten van golijksoortigen aard ter alge meen© kennis kunnen worden gebracht- Ook zou daardoor opheldering kunnen worden verkregen aangaande den "brief van dr. Kuy per aan M. Westmeyer van 6 Juli 1905, waarin over een aangelegenheid, de Utrecht- sohe universiteit betreffende, gesproken," wordt. Men kan echter niet inzien, dat door het verspreiden van meer licht om trent deze zaken het algemeen belang zou worden bevorderd en de eer des lands zou worden verhoogd." Dit onderschrijf ik. Allerminst "beweer ik, dat bij het ge beurde, voor zoover dat uit brieven, wier echtheid niet geloochend schijnt te kunnen worden, bekend is, geen politiek belang betrokken is; dat de openbare bespreking staatkundige beteekenis heeft gemist- Maar de voortzetting van deze nu gedurende 9 maanden behandelde zaak? Het „H andelsblad" schreef in het aan- gehaaldo nummer een enquête wensohelijk te achten, om voor do toekomst te waken en iedereen te laten voelen, dat fouten, als zijn voorgekomen, niet onopgemerkt voorbijgaan. Moet dit eerst door een enquête worden bereiktIs anders do zaak onopgemerkt gebleven? Geldt dit dan van de brieven, door minister Betz in 1S64 geschreven? Iedereen zal toch wol erkennen, dat zulks ook in dien ernstigen zin, dien het „Han delsblad bedoelt, 'thans waarlijk het ge val niet is. Ik meen zelfs te mogen zeg gen, dat dit in ruimer mate geldt dan bleek in het openbaar. Ten volle stem ik toe, dat verschillende uitingen van sympathie met den oud-minister door bladen cn ver gaderingen, althans in de bewoordingen, liefst anders hadden moeten lnidcn. Een weerzinwekkend is zeker niet te krasse qualificatio voor liet geschrijf van zekeren „Jan van Holland" vasten mede werker aan de „S t i o h t s c h e Couran t", in dat blad: ,,'t kon zelfs zeer wel blij ken, dat van 'jiooger hand deze beridde- ring" van den hoer R. Lehmann „ge pousseerd was, gegeven de nauwe connectie van Prins Hendrik tot Hot Roode Kruis eenorzijds, en do dadelijke en vorstelijke belangstelling van den heer Lehmann in deze zelfde vereeniging anderszijds Toch overschatte men dergelijke verschijn selen niet- De voorlichting was gewoonlijk zeer eenzijdig. Het argument door het „Handels blad" voor een enquête aangevoerd, dunkt mij veeleer van tegenoverge stelde kracht Het resultaat, dat het wenschte, is bereikt. Gok 6cheen „De Nieuwe Courant" van 8 Maart 11. in dezelfde richting ie gaan. Veilig mag men aannemen, dat wat he kend is geworden, ik heb hoegenaamd geen "behoefte aan verdenking omtrent meer, nog lange jaren als baken in zee voor rogeeringspersonen gelden zal. Voorts betwijfel ik, of zich spoedig her halen zal, dat een Minister lid blijft van het .bestuur zijner partij. Eindelijk mag wellicht ook de hoop wor den gevoed, dat het Centraal-Comité der antirevolutionaire partij voortaan nader zal toezien op de herkomst der gelden, die in de kas worden gestort. Nu eenmaal de betreurenswaardige din gen, die niemand betwist, waren voorge komen, heeft de openbare bespreking, trots het verkeerde, dat zich daarin gemengd heeft, on waarin zeker niet' genoeg aan dr. Kuyper ten goede is gekomen, zijn vaak als gebrek besproken ongeschiktheid om per sonen te beoordeelen, zonder twijfel publiek belang gehad. Maar even stellig lijkt mij dat belang te eisohon het voortwroeten in het ge beurde te staken. Daarbij geheel aan dr. Kuyper overla tende, of deze voor zichzclven het onder zoek door een particuliere commissie ver langt." In een driestar Om de brooden zegt „De Standaard": Toen de schare Jezus, na het wonder der spijziging, bij hoopen naliep, wees Jezus haar af met het verwijt: „Gij zoekt mij om de brooden". In gewijzigden zin ziet men dat ook thans. Een breed© klasse onder de maatschappelijk lager staan den klampt zich toch angstvallig aan de Kerk vast, met het oog op de Diaconie. Zooal niet met het oog op bedeeling, dan toch doelende op de Gestichten. Men weet nooit in wat toestand men geraken kan. Dit verzwakt de armenzorg. Do Kerken kunnen zeer wel voorzien, goed voorzien zelfs, in de behoefte van hét ge- Aangehaald door mr. Troclstra, „Hand. der S.-G.", 1909—10 H, blz. 327- loovig meelevend ded van het kerk^^ pu. bliek. Maar als aan dc Ke^ blijft han gen oen breed© sloep Vfüj geestelijk geheid onverschilligen en ongeloovigen, die alleen azen op haar stoffelijk goed, dan ontstaat cr pen wanverhouding, waar geen kecron aan is. Op een Kerk, die nominaal 100,000 leden in een groot© stad telt, zijn er dan 25,000, die meeleven, en 75,000, die alleen mee willen eten. Dit brengt teweeg, dat hetgeen de Diaconie doen kan, daalt op oen vierde van wat het zijn moet. Dit maakt dan weer, dat do bedeelden bij het Burgerlijk Armbestuur aankloppen, om zoo mogelijk de drio andere vierden er bij t© krijgen. En veelal krijgen ze die, maar in strijd met de wet, want dubbele bedeeling sluit do wet uit. En wat erger is, het juiste beginsel wordt op dio manier vervalscht, want de Kerk van Christus moet voor haar armen geen hulp van do Overheid aanne men. De Kerken kunnen zeer wol zorgen voor wat geestelijk hij haar is aangesloten, maar zijn onmachtig om te voorzien in don nood van den bree>den nasleep, die slechts nominaal bij haar inwoont. Jezus zei naar aanleiding van dit hem naioopen om do brooden: „Werkt niet om de spijze, die vergaat; maar om de spijze, die blijft tot in het eeuwige loven." Houden nu de Ker ken zich aan dien regel, dan zijn ze uit nemend wel in staat om in den nood van oen ieder, die geestelijk bij haar hoort, op zeer voldoende wijze te voorzien. Ver- krummelon ze daarentegen haar kleinen, schat onder de broede nominale groep, dan maakt dit, dat ook de geloovigen slechts één vierde ontvangen, en hot eind is, dat ook deze bij liet Burgerlijk Arm best-uur gaan aankloppen. En merkt men nu non do overzij, dat alles almeer naar het Burg. Armbestuur komt, dan zeggen deze hee- ren„Hocl de armenzorg moot van de Kor- ken af en naar den Staat worden overge bracht. Dc aalmoes moet in belasting worden geconverteerd. Dus ook aan de bui- tcn-korkelijke arm verzorgers moet op heel dit terrein het zeggenschap komen. Im mers van Armverzorging heeft do Kerk geen verstand." Zoo komt ook hier uit het ééne kwaad liet andore voort. De Kerken beginnen mot do geestelijke tucht te verzaken, zoodat ze, bij verdubbeling der bevolking, in de groo- terc steden voor de grootst© lielft uit ge heel ongeloovigen bestaan. Het is vooral om de brooden, dat die massa aan haar hangen blijft Daardoor schieten haar mid delen te kort. Zoo gaat almeer oen ieder het surplus bij het Burg. Armbestuur zoeken. Dit vcrvalsclit liet beginsel. En liet eind is, dat een buiten-kerkelijke macht ten slotte allo armverzorging, althans wat do regeling er van betreft, voor zich opeischt Opgave van personen, die zich te Leiden hebben gevestigd. J. L. M. Schrijver, Prins Hendrikstraat 3, boekbinder. Ch. F. H. Dumont en gezin, Witt© Singel 90, lecraar M. O. P. Frcke, Witte Singel 90, dienstbode. D. Sm ink en gezin, Tliorbcckestraat 12, onderwijzer. J. Ambagtabec-r en gezin, Langebrug 54. M. Rademaker, R.-K. Liefdegesticht, Pe likaanstraat. G. Kramer, Rijnsburgerringel 6, kappers bediende. J. A van Kuijcren en gezin, Lage Rijn dijk Poort A No. 3, scheepmaker. G. A L. van dor Reijdon, Cronj éstraat 8. J. Tonninga, Willem Frederikspoort 5, gegageerd militair. G. van der Post, Minnebroersgracht 27. G. an der Meij cn gezin, Jan Potage- poort 1. A. L. K. van Duuren en gezin, Lange Mare 40, machinist. Th. Don, Oude Vest 11.A. A. M. A. Ph. Gründemann, Nieuwe Rijn 42. Mr. B. J. Veenhoven, Hooigracht 88 A, advocaat. Th. van Niekerk, Hooge Rijndijk 134. Wed Reinkema, Schelpenkade 28. R. Sénechal, Plantsoen 7, dienstbode. G. A O. Hoppezak, Breeetraat 13, kap per. D. Teske, Groenesteeg 40, vleeschhouwer. W. J. Paddenburg,, Oudo Rijn 24, krui deniersbediende. Th. M. Yperlaan, Oude Vest 95, dienst bode. N. de Water en gezin. Oranjegracht 29, sigarenmaker. W. J. Jansen, Nieuwe Mare ]3. A. G. Wassink, Oude Vest 67, onderwij zeres. C. Colpa en gezin, Ha.nsenstra.at 68, tim merman. Nationale Vrouwenraad vnu Nederland. Aan den vooravond der algemeeno verga dering van den Vrouwenraad, heden en morgen alhier te houden, werd gisteren in den Foyer der Stadszaal een openb. vergade ring gehouden, waarin het International'e- mp in verband met versehillendo andere zaken werd behandeld. Te ruim 8 uren opend© de vooratster, mej. E. Baelde, van Rotterdam, do slecht© matig bezochte bijeenkomst met een kort welkomstwoord, waarbij ze tevens de betee kenis van den Vrouwenraad en zijn werk zaamheid uiteenzottc. De eerste spreekster was mej. Johanna Naber, u t Amsterdam, dio het onderwerp behandeldo: ,,het internationaal karakter onzer hedondaagsche vrouwenbeweging." Haast geen onkel terrein van v.tenschap, handel, arbeid, philanthropic of kunst is er meer te vinden, waarop de vertegenwoordi gers in de verschillende landen zich niet hebben verbonden tot gemeenschappelijk samenwerken ter boreiking van het gemeen schappelijk dool, aldus betoogd© spr. De solidariteit der cultuurvolken breekt zioh daardoor baan op ieder gebied, ook op dat der moderne vrouwenbeweging. andaar dat ook dit feminisnio met kmcht naar vo ren treedt en streeft naar internationale organisatie. Spr. toon.!: dit met betrekking tot- hot gebied der verpleging van gewon- don, der vredesbeweging, der behartiging van de belangen van ji meisjes en einde lijk ook ten opziohte van het Vrouwenkies recht. Bij dit laatste stond spr. meer uitvoerig stil en deed ton slotte een beroep op de Nederlandsoho vrouw i, die hierin een roe ping hebben te vervullen en kunnen tooncn waarin een kloin volk groot kan zijn. Als tweede spreker trad op inr. dr. J. A. A. H. de Beaufort, van 's-Gravenhage, met hot onderwerp: „Het internationalisme on de vredesbeweging. Na gewezen te hebben op het nauw ver band tusschen internationalisme en vredes beweging, gaf hij een uitvoerig overzicht van de geschiedenis der vredeoboweging, welke grootcndeels samenvalt met die van het internationalisme. In de 19de eeuw is de cigeniijko vredes beweging ontstaan en hot bogïnsel der ar bitrage tot ontwikkeling gekomen. Spr. behandelde achtereenvolgens: ,,de interparlementaire Unie", „het internatio naal Vredesbureau te Bern", het „Institut Droit International", de verschijning van het Boek van Bertha von Süttner, „do in stelling van den Nobelprijs" en „de Haag. sche Conferentie". Na dit goeohiedkundig overzicht besprak- mr. Do Beaufort de middelen, welke de pacifisten aanwenden om hun doel te berei ken, die vooral bestaan in het bewerken der publieke opinie. Ten slotte behandelde spr. enkele bezwa ren die tegen het pacifisme worden aange voerd: d© oorlog als iets heiligs althans ietg noodzakelijks, de wereldvrede een utopie. Spr. trachtte aan te toonen, dat arbitrage geon utopie is, maar eenmaal den oorlog zeker overbodig zal maken. Mej. Martha Kramers, van Rottendam, behandelde hierna „Internationalisme en vrouwenki srocht". Als arbeidster, huis vrouw en moeder heeft de vrouw de Staats macht noodig, maar de Staat kan ook de vrouw niet ontberen. Het inzicht dat de eisch van het kieerecht een noodzakelijk uit vloeisel der vrouwenbeweging is, deed do ruim ziende en voelende pionniersterB id Amerika besluiten tot de opriohting der Op het gezicht van het meisje met dc blauwe oogen streden ongeduld en vermaak ttichl'baar om den voorrang, de roode han,- Iden legden neigoig aan den dag om zich toet geweld meeoter te maken van den pocd, maar per slot barstte zij tooh los in Jeen lachbui. „Daar, neem hem dan maar meel Maar jpas op, dat je hem niet hij vergissing in het {vuur stept. En, Pafctie, het spijt me, dat ik pnaareven zoo scherp was, maar je weet föok niet hoe moe ik ben." „Scherp Pattie was zoo overweldigd door dat, wat op een excuus leek, dat zij op het'punt fccneen te zijn met hoed en al omver tc Ixollen. uoem* juffrouw Martin, niet scherp. JAjs haar hand meewerkt evenals haar tong of missehien zelfs haar voet," voegde Pat tie er bij, met een flikkering in haar oogjes, ^waaruit een volmaakt begrip van het ko mieke van den toestand bleek, „terwijl zij denkt, dat zij in het geheel niet tegen mij gesproken heeft! Wat een idee, dat het u fepi.it En dat na zou'n kwaden dag als u gekti- wel gehad hebtl Want u hebt een [kwaden dag gehad, niet, juffrouw?" .Heel kwaad. Maar ik vermoed, dat de jUouwo nog erger is geweest." Het meisje met de blauwe oogen glim lachte zoowaar al weer. V „Ik, juffrouw t Wat hooft dat er mee te I maken? En ik ben er toch ook aan gewend, is het niet zoo? Maar een ieder kan zien, dat u dat niet is." De roode handen waren zoo beweeglijk, dat het gevaar opleverde voor den grijzen hoed. ,,U moest in een fijn rijtuig rijden en niet in een vuilen bus. Iedereen, die zijn oogen niet in zijn zak heeft kan zien..." „Ssst, Pattie! Niemand heeft iets te zien. Is mijn vader al thuis?" „Nog niet, juffrouw, ofschoon ik het vuur heb aangemaakt zooals u me gezegd hadt. U wilt nu zeker uw avondeten wel hebben „Niet voordat mijn vader thuis is." Het meisje met de blauwe oogen deed een deur open, zocht op den tasE den weg naar den schoorsteenmantel, om de lucifers te zoeken, stak het gas op en keek om zich heen. Het vuur was wel aangemaakt, maar niet aangehouden, en dus was het beslist kil in de kamer. Het zal wel niet noodig zijn te zeggen, dat de inrichting ook leelijk was, zoo leelijk en minderwaardig als de goed- koope Londensche pensions maar kunnen zijn. Er was een gewone schoorsteenmantel van geverfd hout, met de gewone glazen vazen en steenen mandjes er op, een ge wone doffe tafel, die eens glanzend was geweest; er waren gewone, recht-gerugde stoelen en een sofa, waarop men niet uit rust, terwijl het een gewaagde onderne ming zou zijn geweest, om te trachten uit te maken welke kleur de gordijnen oor- I spronkelijk gehad haddea of welk patroon j er in het veel beloopen vloerkleed was ge weest. Maar in die minne leelijkheids-omge- I ving zag men toch e enige pogingen om het geheel wat» t© verbeteren; daartoe behoor- den do bloemen in vazen en een paar vroo- lijk gekleurde kussens op de sofa. Een ijzeren ledikant en een metalen waschtafel duidden aan, dat het vertrek feitelijk een slaapkamer was, maar de tegenwoordigheid van een Japansch kamersohut en van eenige boeken op de tafel bewezen, dat het tegelijkertijd bedoeld was om als zitkamer te dienen. Na even om zioh heen gekeken te heb ben, was 't eerste werk van juffrouw Hart- mann alias Irma Harding te trachten het vuur weer wat aan te wakkeren met be hulp van hetgeen er nog in den kolenbak was. Toen haar dat gelukt wae zette zij een paar stoelen op hun plaats,, trok den minst ongemakkelijken er van naar het vuur toe, haalde van achter het scherm een paar pantoffels te voorschijn, die zij bij het vuur liet warmen, haalde een paar ver welkte bloemen uit de vaas en rangschikte de andere opnieuw en draaide tot slot het gas wat hooger op. En eerst toen zij altijd betrekkelijkerwijze gesproken tevreden was over het aanzien der kamer, ging zij naar haar eigen kamer een veel kleiner vertrek, dat op het achterplein uit zag en waar geen kwestie was van vuur om haar vochtigen mantel en dito laarzen uit te trekken. Zij kwam weldra weer terug, ging bij het vuur zitten, en dacht over hoor laatste zorgen en moeilijkheden, die in grooten ge tale het deel der vluchtelingen waren ge weest sedert den dag, waarop zij in den vToegen morgen het huis op de Ringstrasss hadden verlaten. Wat leek hij mi lang geleden, die winter morgen, welke geheel vervuld was geweest van haast van bet inpakken en de smart van het vaarwel zeggen! Hoe ver weg leek dat oogenblik, waarop zij in h-J rijtuig wae gestapt en wegreed, alleen met naar zwij genden, passieven vader! Totdat zij laat op den avond van dien zelfden dag Hamburg bereikten, was er op zijn gezicht dezelfde versufte uitdiuk- king gebleven, die er gedurende dat vree- selijko familie-toonoel geweest was. Het was do aanblik van de masten der schenen op de Elbe, die hem tot de werkelijkheid scheen terug te brengen. Er was nog geen besluit genomen ten opziohte van het ver dere doel der reis en daar drong Irma nu op aan. Gedurende de heele reis van Üon dag had hij allee aan haar overgelaten, maar zij voelde aioh niet in staat om in de voornaamste kwestie een beslissing te ne men, ofschoon zij er wel op aandrong om New-York te kiezen. Maar daar stuitte zij op een onvorwaohten tegenstand. Harding wilde liever naar Londen gaan. Hij verze kerde er haar van, dat hot even veilig zou zijn, aangezien hij er al jaren lang weg wae. Zoolang hij die wijk der stad, waarin zich de inrichting der Angel-Saksische Bank bevond, en waar men hem van gezicht kende door zijn haastige zakenbezoeken, maar vermeed, bestond er geen gevaar. En hij zag op tegen de lange zeereis. Het vuur, waarmee hij voor zijn idee opkwam, ver raadde, dat er iets achter stak. Maar Irma bad er geen flauw vermoeden van, dat die gedachte de vrees was van den oceaan te stellen tusschen zijn persoon en de vrouw, die hij nog altijd aanbad. Als zij slechts door het lianaal gescheiden waren, dan leek do hoop baar nog eens te zullen zien, al was het dan ook voor 'het laatst niet oóó onmogelijk. Zelfs het tooneel na hei bal was niet in staat geweest om den af god van zijn voetstuk te stooten, al was er misschien wel een scheur gekomen in zijn glmsterendon opschik. De positie van het echtpaar tegenover elkaar was daardoor niet veranderd, zij was er veeleer door be vestigd geworden. Ilij had Isabella niet liefgehad om haar goedheid of haar edel moedigheid, maar om het feit, dat zij Isa bella was, en <J..t was zij immers nog! Een hartstocht, die zoo diep wortelt als do rijne, is bijna tot een manie geworden, en een maniac is, zooals wel bekend is, niet ge voelig ook voor de duidelijkste bewijsgron den. En dus was het Londen geworden. En Londen had hen even spoorloos verzwolgen als waartoe slechts Londen in staat is. Welke andere maag kan al de verschil lende brokken, dio haar dagelijks worden toege worpen, zoo goed verteren? De jacht op den bankroetier was zonder ecnig gevaar over hun hoofden gegaan cn den oceaan overgestoken naar hun oor spronkelijk bedoeld toevluchtsoord. Dat tochtje van Weenen via Hamburg naar Lon den was eon voel beter middel geweest om hun vervolgers hun spoor bijster te doen raken dan zij hadden kunnen denken. En dus wae het Londensche plaveisel he* slagveld, waar de strijd om het bestaan g<y streden moest worden. Wordt vervolgd-l

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5