Het ontstaan der bankbiljetten. Oud-Hollandsche lekkernijen. ,ÜL ILb Ij El ELÏiE Het bankbiljet moet, gelijk zoo veel in onze Europeesche beschaving, uit China af komstig zijn. Verschillende oudheidkundi gen meenen, dat zijn oorsprong in de vol gende Chineesche instelling is te herkennen. Sedert onheuglijke tijden moet in 't oude China gebruik geweest zijn, dat nvt alleen de onderdanen, die bij den Vorst op audiën tie kwamen, maar ook zijn hovelingen en vorsten, zoodra zij voor hem verschenen, -bet gezicht met een stuk fijn gelooid leer bedekten. Nu gebeurde het ongeveer hon derd jaar voor het begin onzer tijdrekening, dat weer eens, gelijk zoo dikwijls, de kei zerlijke sohatkist den bodem begon te ver- toonen. De eerste minister van 't Hemelsche Rijk ontving de niet aangename opdracht, hoe dan ook voor een gevulde schat kist te zorgen. Dat kostte hem veel slapelooze nachten. Eindedijk echter vond hij een uitweg uit de financieele verlegen heid van zijn Vorst. Er verscheen namelijk op zijn voorstel een keizerlijk decreet, hetwelk bepaalde, dat tot maskeering van gezichten in tegen woordigheid van den verheven Zoon der Zon voortaan niet het eerste het beste stuk leer mocht worden gebruikt, maar alleen leer, dat van een zeldzame soort wit hert afkomstig was. Deze witte herten nu waren alle het eigendom van den Keizer, behoor den tot zijr wildstand, moesten dus van zijn hofbeambte gekocht worden en werden, ten bewijze dat ze rechtmatig verkregen waren, van een stempel voorzien. Deze voor duur geld gekochte stukken leer waren in de hofkringen zeer gewild en werden soms zelfs in betaling gegeven en ge nomen. Dat geschiedde aanvankelijk in enkele gevallen, maar langzamerhand werd het gewoonte, omdat het een gemakkelijk te verzenden betaalmiddel bij. belangrijke sommen was. Zoo moeten uit deze leeren sluiers van wit herteleer in den loop der tijden de nu in de geheele wereld gangbare bankbiljetten zich ontwikkeld hebben. (Van alderley Gebak, Gekook, &a) Om een Appel-vlade te maken: Neemt Guldelingen, gesohilt en in stuk ken gesneden, doetse in een pot met water, Rinsche wyn en boter, laetste alsoo staen, smoren, wryftse dan wel in stucken, doet er dan by half soo veel wittebrood 5 doren van eyeren, gember ende suyker onder mal kanderen gemenght, 't is goet. 't Selve anders: Neemt suure appelen aen schyven geene den, in de panne gebraden; alsse ga er zyn, neemt dan de kruym van 2 wittebrood en, en weeckt die in een kommeken karnemelk, en dan kleyn gewreven, neemt 6 eyeren, 2 lepelen suykers, onder een gemenght, doeie dat op de appelen en decktse toe, op het decksel leght vuur, ende onder de schotel ook vuur, is goet. Om een Vlayken van Citroenen te maken. Neemt het sap uyt de oitroenen, en van 8 eyeren de doren, doch maer van 4 het wit daer bij gelaeten, een halve stuyvers witte brood geraspt, en dan een pint soete melck en suyker naer advenant, niet hart, ofte vreynigh moet gyse laeten koken. Om Deufe Geertjes te bakken: Neemt vier ouwbakke ronde wittebro den, fyn geracpt, tot elck broot een ey, menght het met soeten room, doet' er in roose-water, caneel ende suyker, een kop- ken gesmolten boter, dit onder een ge roerd, dan voort in boter gebakkenj want anders soudense neer slaen. Om de beste Slagh \an Pannekoeken te bakken: Neemt 5 ofte 6 eyeren kleyn geklopt, met schoon stroomwater, doet' er dan by nagelen, caneel, foelie ende not-emuskaat, met wat sout; beslaet liet dan met terwen- meel, soo dick 's het u belieft, backtse en stroytse met suyker; 't wort met stroom water gedaen, om datse met melck ofte Xoom taey worden. Om een Poddingh te koken, die onge meen goet is: Neemt anderhalf pont terwenmeel, drie- vierendeel korenten, schoon gewasschen, een half pont ossenvet van 't nier-vet, kapt het heel kleyn, 3 eyeren, anderhalf no te mus kaat, kleyn geraspt, een weinigh sout, menght het met een weynigh soete melck, soo droogh dat men het kneet als een broot, en bindt het dan in een schoone doeck, wel styf, en smyt het dan in een pot ziedent water, en laet het tv ee uren koken, dan is 't gaer. Om een Spenagie-taart groen van koleur te maeken: Neemt spenagie, kooktse :>t P&P in Rin- sohewijn, doetse dan door een teems, zoo styf als gy kunt, doet dan rooswater laer bij, veel suyker ende caneel, en kookt b*;t dan tot 'et soo dick wort als marmelade; koel sijnde, doet het dan in deegh, als vo ren verhaelt, en 't sal seer groen ende sinae- kelyck syn. Om een Taert van Kalfs-tongen te mae ken: Neemt een Kalfs-tongh, gaer ghekookt ende gesuyvert, dat 'er niet aen is, als tongh, hakt die kleyn met 12 geschilde, suure appelen soDder klockbuysen, doet daer bij een gestoo jen bcschuyt, drie vieren deel korenten een notemuskaat, gember, ende caneel met een weynigh suyker; doet et dan in 'n korst te backen, en gy suit het bevinden delicaet. (Uit „den Verstandigen Kok, of Sorgh- vuldige Huyshoudsterbeschryvende hoe men op de beste ende bequaemste maniere allerhande spijsen sal koken, stoven, oafe- ken ende bereyden; met de sausen Jaer- toe dienendeSeer dienstigh en profytelijck in alle huvshoudingen Oock om veclderley slagh van taerten ende Pastyen toe te stel len. door J. van der Groen, Hovenier van syn Doorluchtighe Hoogheyt, den Heerc Prince van Orangien, &c.). AAcohol en zenuwen. In een voordracht over dit thema behan delde de bekende zenuwarts dr. Bagerthal, uit Worms, de werking van den alcohol op de zenuw-werkzaamheid en op de gezond heid van het zenuwstelsel. Hij wees er op, dat de alcohol de verrich tingen der denkorganen verstoort en be sprak het onderscheid tusschen den door natuurlijke vreugde vervulden en den door alcohol-genot in opgeschroefde vroolijkheid verkeerenden mensch. M^t grooten nadruk wees hij op de gevaren van het gebruik van alcohol, want het regelmatig gebruik, hoe matig overigens, verzwakt nog meer de door het genot van het wel is waar opvroo- lijkende, maar ook verlammende vergift, uitgeputte zenuwen. Van bijzonder belang is de volstrekte ver mijding van alcohol eerstens bij kinder m en nog niet geheel ontwikkelden, wier zenuwstelsel steeds teex en licht verstoor- baar is; tweedens voor alle menschen, die ouders willen worden. Want het alcoholge not der ouders heeft een noodlottige ver zwakking der zenuwen bij de kinderen ten gevolge. 1 April. De gewoonte om elkaar op 1 April voor den mal te houden, is heel oud: Dean Swift vertelt in een zijner geschriften, hoe hij en een paax vrienden zich vermaakten op den lsten April 1713. EeDi~" dagen te voren was een misdadiger opgehangen en de vrienden strooiden nu rond, dat hij weer levend geworden was en gezien in een hex- berg te Londen. Eens heeft de April-gewoonte twee leven# gered. Hertog Frans .un Lotharingen en, lijn gemalin wachtten in de gevangeni» t« Nantee hun dood af. Een poging tot ont vluchten werd bepaald op 1 April; z* slaagde en het vorstelijk echtpaar verliet d# poort der stad als boeren verkleed. Een vrouw, die hen herkende, liep naar den schildwacht om dien te waarschuwen „Jawel, 1 April!" riep deze; „ik laat mij niet foppen!" En de heele bemanning vasi de wacht zei het hem na. De gouverneur d stad, wien het geval werd meegedeeld als een grap, kreeg ach terdocht en stelde een onderzoek in, maar te laat. De hertog en de hertogin waren; al ver weg, gered door 1 April. Het dagblad. „Mijn schoonmoe der is net een krant." „Zoo? Heeft ze zooveel nieuws?" „Dat niet, maar zij komt eiken dag." In een advertentie van een veiling wordt medegedeeld, dat onder den hamer zullen komen „De meubelen, door wijlen mej. N. ge deeltelijk nagelaten." De vraag mag gesteld worden, of de juf frouw kans gezien heeft-, het ander© deei mede te nemen? Begrepen Dame (tot het dienstmeisje): „Mina, wat ia het toch typisch, sinds jij ruzie hebt met je korpo raal, steelt de kat niets meer uit de pro visiekamer." Anders bedoeldl In het ver slag van een liefdadige instelling las men: „Niettegenstaande aan een groot aantal personen geneeskundige hulp en medicijnen werden verstrekt, vielen er in den loop van het jaar weinig sterfgevallen te betreuren. Wat zijn mummies? Onder- w ij z e r: „Wat rijn mummies?" Leerling: „Ingemaakt© menschen. 1" H ij: „In elke familie is er één gek". Z ij„Nou, dat is voor jou als eenige zoon niet prettig." Ongegrondevreea. Een dame koopt aan het bureau der Amerika-Lijn een passagebiljet en zegt tot den bedienenden heer: „Ik ben zoo bang 1 Welk schip kunt u m# als veilig aanbevelen?" „Nu, het stoomschip „Rotterdam" bij voorbeeld heeft nog nooit schipbreuk gele den." Dame: „Geef me dan een biljet voor dat sohip Zijnopvatting. Heer: „Jc moest den zwijnenstal niet soo dicht bij je woning hebbendat is zeer ongezond." Boer: „Dat klopt niet; de stal staat er al twintig jaar en nog nooit is een varken er ziek geworden." Nomaden. Onderwijzeres: „Nomaden rijn menschen, die zich negens thuis voelen; dat wil zeggen, die nooit :ang op dezelfde plek blijven. Kun je m© d<»r< gelijke nomaden noemen, Marietje?" M a r i e t j e: „Ja, dienstmeisjes 1" Aan het slot van een prijscourant: „Onder beleefde aanbeveling, Gezusters L. P.S. Op schriftelijke aanvrage wor den de monsters gaarne thuis gestuurd." „Mad. D. (in corsetten), van Brussel, zal. in het Hotel Paulez te 's-Gravenhage af stappen van Maandag 2 uren 's namiddags tot Woensdagavond." Overdre\ en afstap-sport Vergrootende trap. H ec r (die een jonge dame zijn arm aanbiedt):- „Als ik zoo vrij mag wezen." Moeder: „O, doctor, u mag zelfs „vrijer" zijn 1"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 22