No. 15367. LEID3CH DAGBLAD, Zaterdag- 26 Blaart. Eerst© Blad. PERSOVERZICHT. Anno 1910. DE PAAS0DE1TJES. 1 De „Nieuwe Zutphenschc Cou- kant" besloot in haar nummer van 23 dezer een serie artikelen, waarin een over zicht wordt gegeven van de omtrent de Bakker swet in den jongsten tijd ver schenen literatuur. Aan het slot lezen we o.a.: 7,In de eerste plaats achten wij het met het Bakkerscomité een bedenkelijk begin sel-van wetgeving de arbeidsbescherming, pis beperking der arbeidstijden, uit te strekken tot volwassen mannen. Tot dus verre gold dit met weinig uitzondering al leen voor vrouwen en kinderen. Den vol- wassen werkman moet men niet leeren steunen op den Staat, hij moet zelf weten tegen welke voorwaarden hij zijn arbeids krachten wil aanwenden, men stelle hem niet onder curateele. Is het geen zonder linge inconsequentie, dat, terwijl men den invloed van den werkman in het beheer van den Staat, steeds wil uitbreiden, de zelfde richting, die daarnaar het meest streeft, tevens ook het meest bedacht is hem in het beheer zijner eigen zaken te beperken Maar ons hoofdbezwaar is dc dwang, ,op de patroons uitgeoefend. Deze arbei den, in hun eigen bedrijf, in hun eigen huis. Tot dusverre gold het in onze ar beidswetgeving steeds van arbeid te d o e n .verrichten. Niet hij, die den arbeid ver richtte, werd gestraft, maar hij, die den arbeid deed verrichten. Hier echter wordt straf bedreigd tegen iemand, die in zijn woning zekere stoffen aan een zekere be- .wcrking onderwerpt. Is dat geen onzin En wel op sommige uren, op andere niet. Nu vragen wij: Zal men ooit den Ne- iderlandschen bakker overtuigen, dat hij een misdrijf begaat, zoo hij om vijf minu ten voor vijven met den arbeid begint, en niet wanneer hij den klokslag afwacht? En als zijn uurwerk dan eens voorloopt? De wet, die verwarring schept in - het bedrijf en talloozen groote schade berok kent, de bij sommigen toch niet te ruime verdiensten doet verminderen, zal zonder .twijfel veel ontdoken worden, te meer, daar dc meesten daarin volstrekt niets verkeerds zullen zien, daar zij het verbod beschouwen als een ongeoorloofde beper king hunner vrijheid, een misbruik van macht te hunnen opzichte, een bemoeiing in hun particuliere zaken, waartegen men zichzelf zooveel mogelijk beschermen moet. De contróle op wat in de werkplaats bin nenshuis geschiedt, is dikwijls zeer moei lijk; velen zullen trachten die nog moeilij ker te maken. En zoo zal men talrijke werkzame, rus tige burgers tot overtreders maken, hen doen kennismaken met den strafrechter, hen verbitteren en hun eerbied \>oor de wet ondermijnen. Een verbod, datmiet ge dragen wordt door de volksovertuiging, jdat in strijd is met de heerschendc op vatting van recht, ondermijnt deti tferbicd voor het gezag, den sterksten steunpilaar van het staatsverband."' Gewagende van prof. Volmer's voorspel ling, dat het brood minstens 1 cent, wel licht 2 cents per K.G. duurder zou wor den, zegt het blad: „De afschaffing van den nachtarbeid in fde bakkerijen zou dus aan de Neder!and- sche natie komen te staan op tusschen ,de 6 miliioen en 11 millioen per jaar. Is het recht, vragen wij; dat voor de bak kersgezellen zulk een opoffering wordt [opgelegd, terwijl in zooveel andere bedrij ven de nachtarbeid blijft bestaan? Immers, wij zagen het reeds, de bakkers vormen ïriet meer dan eenige procenten van de arbeiders, die nachtarbeid moeten verrich ten. .Wij willen er toch op wijzen, dat de ont heffing van nachtarbeid van eiken bakkers gezel de natie komt te staan op minstens f 1095, wellicht f 2190. Ons dunkt, dit alleen zegt genoeg. Eigenlijk behoeft daaraan niets toege voegd te worden. Het is een staaltje waarheen deze soort van wetgeving ons voert. Als men van staatswege dat be drag aan den gezel zou uitkecren ter ver goeding van zijn onaangenaamheid, dan geloovcn we niet, dat er één bakkersgezel zou zijn, die niet voor die f 2000 's jaars met vreugde den nachtarbeid zou blijven verrichten zijn leven lang. En dan waren meteen de talrijke en gewichtige bezwa ren, aan dat ingrijpen, in het bedrijf ver bonden, ondervangen." Onze groote steden plaatst „Dc Standaard" boven het volgende: Terecht wees dr. Kromsigt er in „D e Gereformeerde Kerk" op, dat de toestand in onze groote steden, uit geeste lijk oogpunt bezien, dringend om voorzie ning roept. Een zeer groot deel toch van de bevolking dezer steden leeft en sterft buiten elk kerkelijk contact, met name on der dat deel van de bevolking, dat in naam althans tot de Ned.-IIerv. Kerk be hoort. Van Roomsch-Katholicke zijde wordt in de groote steden met groöten ijver, ook in pastoralen" zi*V-gearbeid. Van de Gere formeerde Tv erken mag. hetzelfde-.worden gezegd. Enjf ook -dc joden scbiéten in plichtsbetracljfing niet Xe kort. Maar bij de Ned.-Herv. Kerk is in deze steden de wanverhouding tusschen het getal predi kanten en het aantal der bevolking der wijs toegenomen, dat er van goede, trouwe volijverige geestelijke verzorging eenvou dig geen sprake kan zijn. Vandaar, dat vol strekt niet alleen onder de klasse der ar beiders, maar minstens evenzeer onder de hooger beschaafde klasse, het kerkelijk meeleven almeer wegsterft, cn van goede zorge van de zijde der Kerk geen sprake kan zijn. Wie niet met den schijn tevreden is, maar wezenlijke geestelijke verzorging be doelt, weet, dat elk predikant op zichzelf niet meer dan twee duizend personen voor zijn rekening kan nemen. Twee duizend personen geven ongeveer vierhonderd huisgezinnen, en ten minste vijfhonderd be zoeken, daar vooral in de groote steden zoo vaak dienstboden en alleenwonende personen voorkomen, die afzonderlijk be zoek vergen. Zal nu elk gezin ten minste tweemaal 's jaars bezocht worden, dan vor dert dit ongeveer 2 maal 500 of 1000 be zoeken, wat, over tien maanden gerekend, op 100 bezoeken per maand zou uitkomen, d. i. ongeveer 25 per weck. Reeds dit nu is voor één predikant te veel, te meer, daar men onder den arbeidenden stand den man alleen 's avonds na zonsonder gang thuis vindt. Hieruit volgt, dat voor Amsterdam ten minste een honderd, voor Rotterdam een tachtig en voor 's-Gravenhagc een zestig predikanten noodig zouden zijn. Met minder komt men cr niet. Of men er vier of vijf bijvoegt, is een doekje voor het bloeden, maar redt den toestand niet. In zoover gaan we dan ook geheel met dr. Kromsigt mee. Zooals het nu gaat, kan het niet langer. Daarentegen tast dr. Kromsigt o.i. ge heel mis, zoo hij den financieclen last, die betering met zich zou brengen, op het R ij k wil leggen. De Kerk van Christus 'is zelve tot offervaardigheid geroepen. In Amerika bloeit het kerkelijk leven, en ont vangt de Kerk van de Overheid niets. Met de Protestantsche Kerken in Frankrijk staaf het thans evenzoo. Ten deele ook in Zwitserland. In Engeland is het bij de Nonconformisten nïet anders. En ook bjj de Gereformeerde Kerken ten onzent wordt in de groote steden in alle behoeften uit eigen kas voorzien. Vooral in de groote steden behooren tot de Ned.-Herv. Kerk schier alle rijken en aanzienlijken, en niet minder de meest ge goede burgerij, terwijl haar Kerken veelal zeer groote fondsen en groote gestichten voor de diaconie, als erflating van het voorgeslacht, bezitten. Ze behooren alzoo in elk opzicht tot de meest begunstigde Kerken. En nu valt het toch niet tegen te spre ken, dat cr een contradictie is in dr. Kromsigts optreden. Van den éénen kant acht hij het kerkelijk leven met nieuwe kracht te kunnen doen opleven, en van den anderen kant verklaart hij datzelfde kerkelijk leven voor machteloos en zonder pit. Terecht is er dan ook in de Tweede Kamer, zelfs van liberale zijde, nog onlangs op gewezen, ld at dit geen standpunt is. Wie gelooft aan de innerlijke levenskracht van zijn Kerk, moet ze niet financieel als machteloos voorstellen in de rijkste steden van het land. In een kruiskopje Organisch kies recht en vrouwenkiesrecht zegt „De Maasbode": Vele tegenstanders van het vrouwen kiesrecht waaronder ook wij maken zich, bij hun verzet tegen deze verderfelijke moderniteit, los van iedere bijgedachte aan een of ander kiesstelsel. Op welke wijze het kiesrecht ook gere geld is, wij zijn cn blijveri allereerst tegen vrouwenkiesrecht gekant. Vele voorstanders van een organisch kiesrecht echter mcenen, dat in huil stelsel het vrouwenkiesrecht liet best wordt ge weerd. Wel en reeds dit doet zonder ling aan staat liet organisch stelsel dezer voorstanders niet principieel tegen over ieder vrouwenkiesrecht. Dit organisch kiesstelsel sluit het weduwenkiesrecht niet uit. Ja „Het Huisgezin" wil het nog positiever zeggen het organisch kies recht brengt het weduwenkiesrecht mee. „Maar niemand," zoo vervolgt het blad, „hij zij voor- of tegenstander, kan ont kennen, dat n dit stelsel de deur ste vig ^gegrendeld wordt voor alle overige vrouwen." Wij verstaan dit niet geheel. Het is ons volstrekt niet duidelijk, dat het gewenscht is, ten einde den algemeenen triumf van het vrouwenkiesrecht te beletten, één ca tegorie vrouwen tot de stembus toe te laten. De vrees kunnen wij niet van ons af zetten, dat onze collega zich hier over geeft aan een schoone illusie. Dit „we duwenkiesrecht" komt in conflict met het leven. Er ligt iets onbillijks in. De weduwe, die uit werken gaat, zal het kiesrecht bezittende vrouw en moeder des huizes, van hooge ontwikkeling cn geestesbescha ving misschien, blijft er van verstoken. Dit zal in de practijk een grove en stuiten de onbillijkheid blijken te zijn. En in de practijk des levens zal zulk een stelsel naar onze meening weinig levenskracht blijken te bezitten. Bij andere aanhangers van het orga nisch kiesrecht, treft men weer een andere nuance aan. Zij willen het weduwenkies recht niet aanvaarden; maar stellen voor, dat de weduwe het kiesrecht zal over dragen aan een mannelijk gemachtigde. Hierdoor zou dus het „de vrouw aan de bus" moeten worden geweerd. Voorloopig blijkt uit dit alles wel, dat het organisch kiesrecht nog vaag en zwe vend in dc luchten blijft hangen. Men bestrijde het vrouwenkiesrecht zon der daarbij eenig kiesstelsel op het oog te hebben. Het beginsel ;,geen vrouwen kiesrecht" blijve, los van iedere nevenge dachte, voorop staan. De „Oprechte Haarlcmschc Courant" gaf te lezen: De „Nieuwe Rotterdamschc Courant" heeft de gewoonte in haar kleine stadsberichten het woord, dat den hoofdinhoud van het bericht weergeeft, te spatieeren. We geven hier achtereenvol gens die gespatieerde woorden uit een ruim halve kolom van een nummer dier Courant Aangehouden, opgelicht, gestolen, ge stolen, ontvreemd, diefstal, diefstal, ge stolen, te stelen, gestolen, ingebroken (aangename afwisseling I), gestolen, dief stal, diefstal, vechtpartij (zie boven I), ont stolen, ingebroken, opengebroken, ver mist, ontrukt en ten slotte „geraamte van rotting en vlechtwerk", niet „vermist", eindelijk het eenige bericht, dat niet op misdaad betrekking heeft, want het ver haalt van de wereldreizigers in een flcsch, geraamte van enz., die van Rotterdam vertrokken zijn. Van de 21 berichten betreffen er negen tien misdaden. Hetmcnschdom ga at vooruitl Dr. Nolens schrijft in de ,,N ieuwe Venlooaoli e C o ur a n t" o. m. over wat artikel 171 derGrond- wetniet belet: Dit artikel luidt: „De traktementen, pen sioenen en andere inkomsten, van welken aard ook, thans door do onderscheidene godsdienstige gezindten of deraelver leer aars genoten wordende, blijven aan dezelf de gezindheden verzekerd. Aan de leeraars, welke tot nog toe uit 's Lands kas geen, of eon niet toereikend traktement genieten, kan een traktement toegelegd, of het bestaande vermeerderd worden." Dit artikel kwam in de Kamer ter sprake bij de behandeling van het wetsontwerp tot verhooging van het zevende hoofdstuk der Staatsbegrooting, waardoor het traktement voor een nieuwe predikantsplaats gevraagd werd. De vraag blijft open in hoever de Over heid van dc' haar in art. 171 2de alinea toe gekende bevoegdheid gebruik moet maken. Voor hen, die in de financieele verplich ting in art. 171 der Grondwet aan den Staat opgelegd, in de eerste plaats zien een restitutie voor de toeëigening der goe deren, waaruit do Kerk in vroeger eeuwen haar bedienaren onderhield, is het ant woord niet moeilijk. Het geheele artikel zal wel bij een toe komstige Grondwetsherziening aan do orde komen. Inmiddels echter mag de vraag gesteld worden of de wijze van toepassing en uit voering van alinea 1 niet veranderd kan worden. Vergis ik mij niet, dan is thans het subsi die, door den Staat uitgekeerd, gebonden aan de Gemeente, aan de parochie. Voor zoover het Rijk nu te maken heeft met georganiseerde hiërarchische „godsdien stige gezindheden", zou het m. i. voorkeur verdienen, die subsidies ter beschikking te stellen met de noodige controle van de hoofden dier „gezindheden", wat do Katholieke Kerk eft ter beschikking van de bisschoppen diocesen. Het komt mij voor, dat het geld, de sub sidies, \frant voor de Katholieken zijn liet niet meer dan subsidies, waarbij van, eeU „toereikend" traktement geen sprake kan zijn op die wijze beter, doelmatiger besteed kunnen worden. Allicht worden dan ook enkelo nieuwe aanvragen voorkomen. In het algemeen mag men aannemen, dat do behoefte aan godsdienstige verzorging steeds toeneemt, al ware het maar alleen wegons toeneming der bevolking. Maar die toeneming is niet gelijkmatig. In sommige streken blijft do bevolking ongeveer stationnoir, terwijl in andere, bijv. in middelpunten van verkeer, van in dustrie, in de mijnstreek, die behoefte zich \eel dringerder doet gevoelen. Over de bezetting der kerkelijke plaatsen heeft ten slotte de kerkelijke overheid to beslissen. En onwaarschijnlijk is het niet, dat zij in meer dan één geval daarin belemmerd wordt door het gemis aan inkomen, ook al is het maar van het subsidie, voor een nieuwen titularis, terwijl er elders vergelij kenderwijze gemakkelijk een gemist kan worden. Kon do diocesane overheid vrijelijk bc- schikken over de som, die toch door den Staat uitgekeerd moet worden, dan kwam, zonder dat do Staat er nadeel bij had, bet geld beter tot zijn recht Tor overweging „a qui de droit". In een driestar Dejuistovolgordë zei „Do St a ndaard": Minister Talma houdt er aan vast, dat de Ziokteverz e k e ring voorolp moet gaan. Dit is uitnemend. Hot is een moedig weerstand bieden aan den politie- ken drang ten bate van een goed Verzeke ringsstelsel. Het Kabinet-Pieraon bezweek voor dien drang, al voelde ieder, dat de Ongevallen wet er op gansck dwaze wijze door werd be zwaard. Door de toen begane fout hebben wij oen Ongevallenverzekering gekregen zoo peperduur, als in geen ander land word ingevoerd. Elders had men een wacht tijd tot van een trimester. Dat wil zeggen, dat de Ongevallenverzekering alleen to re kenen had met die ongevallen, waarin de gonezing langer dan drie maanden vorder de. Allo overige ongevallen, die binnen de drie maanden afliepen, kwamen niet voor rekening van dc Ongevallenverzekering, maar werden onder de Ziekteverzekering thuisgebracht. Ton onzent daarentegen is de waohttijd bespottelijk kort geweest; ge volg waarvan is, dat de Ongevallenverzeke ring bezwaard werd met ten minste 50 pCt. van ongevallen, die er niet bij thuis hoor- don. Vermoedelijk zelfs met nog veel meer. En juist hierdoor werd niet alleen de pre mie enorm opgezet, maar werden vooral ook de administratiekosten in liet belachelijke opgodrevon. Maar natuurlijk mot de recht- streeksohe invoering van do Ongevallenver zekering was politiek succes te bejagen, terwijl omgekeerd de Ziekteverzekering niet als politiek aas kon werken, cn onder dien drang waagde men hot land cr aan, niettegenstaande het Kabinet vooraf cn bij tijds op deze ernstige fout werd gewezen. Het strekt daarom minister Talma tot eere, dat hij stand hield, eerst zijn Ziekte verzekering afwerkt, en eerst daarna met een Invaliditeitsverzekering komt, cn dat te meer, daar ook de Invaliditeit vanzelf in de Ziekteverzekering ingrijpt en beide niot los van elkaar zijn te regelen. Minister Veegcns ging nog verder, cn liet voorshands zelfs de Invaliditeit glip pen, om alleen de Ouderdomsvcrzckering te geven; iets, waarop ook nu weer door enkele loden van Links werd aangedron gen; on alleen voor die Oudordomsverzeke- Met vochtige oogen haalde zij den brief Hog eens uit haar zak en terwijl het papier ritselde onder haar vingers, las zij, nog eens, dc onbeholpen hanepootjes. „Annio groeit heel hart en past goet op. 'Als oma komt met Paos motet u zoon mooi zakje eitjes meebrengen. U liefh. kleindoch tertje Annie O, dat die trein niet sneller ging! Dc trein ratelde wel voort door het vlakke, zon-stralende landschap, maar nog ging hij haar niet snel genoegl Nog een uur zou het duren eer zij er was! Een uur! Je moest over kunnen vliegen even gauw als .oen telegTaml Oma kwam met Paasch; en ginds in het handkoffertje, aan den overkant in liet net, lagen de eitjes: heel mooie, fijne eitjes; een echt schilder had er miniatuur-landschap jes op gepenseeld. Maar zou haar klein dochtertje ze wel ooit zien? Zij zou eerst morgen zijn gekomen, maar vanochtend had haar schoonzoon haar ge seind: „Kom dadelijk, Annetje ernstig ziek." Zij had vliegensvlug wat bij elkaar ge pakt, de eitjes, die al dagen lang in haar kast lagen te wachten, ook er bij ge daan zij had niet eens koffie gedron ken, was den trein opgesneld, den middag trein, die haar tegen den avond in Leiden zou brengen. Wat was dat vreeselijk, zoo'n telegram, dat in ijzige koelheid met een paar woor den je den slag toebracht en zich tot geen letter méér vermurwen lietl Wat kon er gebeurd zijn met Annetje? Acht dagen geleden hadden de jongelui nog er over geroepen, dat zij er zoo goed uitzag; had het kind zelf haar, voor dé eerste maal, een briefje toegekrabbeld. Zij had het laten zien aan al haar kennissen: een kind van y ij f jaar, dat al schrijven kon l Zij had altijd met haar eenigste klein kind even hard gedweept als de moeder zelf. Zij had haar dit jaar nog niet ge zien, het was zoo'n reis! maar met de Kerstdagen, toen do jongelui bij haar waren geweest, wat was zij toen weer een snoesje! Iedereen riep er over. De trrin haastte zich voort. Buiten, over do malscli-groeno weiden, was het al zon neschijn cn blij-lichte vroolijkhoid. De zon stond al laag; zij had de gordijntjes dicht geschoven, maar nog was dc coupé vol van een wemelenden gouddamp. Do oude dame lette er niet op. Over haar zaten gelukkige menschcn, wien je de blijdschap, dat ze naar huis gingen met Paschen, van het gezicht kon afscheppen. Zij hadden twee kinderen bij zich, een jon gen en een meisje, acht a elf jaar, zeker met vacantie. Dé kinderen stoeiden, duw den elkaar van de bank. Hun levenslustige blijheid moest zich uiten. Hot lange zitten verveelde hen en, eindelijk, nu dicht hij Leiden, konden zij niet langer „zoet" blij ven, werd de enge ruimte van den coupé hun te benauwd. Op het nobele, kalme gelaat van de oude dame liet zaoh. niets lezen. Het leven leert ons ^vel onze aandoeningen voor vreemden diep in ons te houden; geen geheimen ons te laten ontfutselen. Telkens keek deze echter naar het mooie meisje, dat met haar kristalhelder lachje de kleine ruimte vulde. Zoo zou Annie ook geworden zijn, later. En dan schokte het maar weer door haar heen: Wat zou er toch zijn? Wat zou er toch gebeurd zijn? Was Annetje al dood misschien? En daar bij kwam het medelijden met haar dochter natuurlijk. Voor een moeder is het vreeselijk in angst te verkeeren omtrent haar kind; voor de grootmoeder is het dubbel vree selijk, daar zij het leed van de moeder nog er bij draagt. Eindelijk remde de trein. Nu kon ook de oude vrouw zich niet langer geheel be- lieerschen. Beangst voor wat nu naderde, en toch maar graag zoo ga,uw mogelijk ze kerheid hebbende, boog zij zich uit het por- tier, zocht met haar nog scherp oog onder het menschengroepjc, dat wachtte op het perron. Haar schoonzoon stond er bij. Uiterlijk kalm zij kwam hier om moed te geven, in de eerste plaats voelde zij zich nu weer moeder voor die twee ongeluk kige jonge menschcn trad zij naar hem toe. „Hoe is bet er nu mee?" vroeg zij, toon hij zwijgend haar dc hand reikte. „Nou, niet best." Tranen klonken in zijn stem; hij had moeite te spreken. Goddank! dacht zij. Dus nog niet dood! Toen liet zij hem bedaard vertellen. Zondagavond was het begonnen met ver hoogde temperatuur, 't Kind was de vorige week, door een regenbui overvallen, nat thuisgekomen, was verkouden geworden, klaagde over hoofdpijn. Toch was het er door blijven gaau, omdat hij het beter vond niet er aan toe te geven, 's Maandagsavonds had het koorts, lag met gloeiende wangetjes cn schitterende oogjes, kon niet in slaap komen. Het had al lang iets onder de leden gehad. Nu barstte het los. Het had nu typheuze koorts en de dokter had hun niet verheeld, dat de mogelijkheid bestond Haar schoonzoon zweeg. Toen zij thuiskwamen, was Annetje net wakker. Na zich op kamertemperatuur ge bracht te hebben, ging de grootmoeder met haar dochter even kijken. In 't kleine, blauwe ledikantje lag het kind met een blosje op de wangen. Het lag maar al stil te kijken en te droomen. Nu was het heel rustig; maar het had nergens belangstel ling voor. „Kijk eens; wat een prachtige PaascK- citjes Oma voor je mee heeft gebracht, An nie!" zei de moeder. „Leg u ze maar op den stoel," antwoord de het kind lusteloos, zonder een blik te werpen op het eitje, dat haar moeder in de hoogte hield- De moeder keerde zich om. De tranon braken haar uit. Beneden, toen de oude dame weer in haar stoel zat, viel liet haar op hoe stil het was in huis. Het leek wel ccn sterfhuis, nu het kind niet meer over den vloer was. Zoo gingen die Vrijdagavond cn de heele Zaterdag om. 's Ochtends kwam de dokter cn vond don pols wel wat beter; ook do thermometer was een streepje lager. Maar men kon nog niets er van zeggen. Dit was zekerlang kon deze toestand niet aanhoudencr moest een ommekeer ko men, hetzij ten goede of ten kwade. Die dag was voor de oude vrouw een van dc verschrikkelijkste dagen, die zij had meegemaakt. Haar schoonzoon was naar het bureau telefonisch hield men hem op de hoogte van den toestand en dc moe der zat op dc ziekekamcr bij het nu weer ijlend kind. De oude mevrouw deed het huishouden voor zoover hot voor haar han den kwam cn zat overigens maar stil be neden voor hot venster naar buiten te staren. Van tijd. tot tijd kwam haar doohter even binnen om wat te halen, haar ©en enkel woord toe te voegen, wat nieuwen troost en nieuwen moed op te doen, of eens flink uit te huilen, als zo het stemmetje van hot aldoor pratend-ijlend kind niet langer aan kon hooren. Een oogonblik later snelde zij weer naar boven, als het stemmetje stil werd of luider door hot huis klonk. Do oude mevrouw dacht, dat het nooit vijf uur zou worden. Wel twintigmaal in het uur keek zij naar de klok, waarvan de slinger tergend langzaam en regelmatig heen en weer ging in zijn glazen huis. Eindelijk kwam de vader thuis. Zij was toch nog blij verrast, want hij kwam drie kwaTticr vroeger thuis dan anders. Het ongeregeld eten, waarvan niemand iets naar binnen kon krijgen, terwijL haar dochter elk oogenblik opvloog naar de deur; de lange trieste avond met de sombere ge sprekken onder de lamp of de nog som berder oogen blikken van zwijgen. Zij ging vroeg naar bed. Zij had den vorigon nacht bijna niet geslapen. Morgen zou liet Paschen zijn I Tot bij middernacht klonk aldoor liet kla gende kinderstemmetje door het huis. Toen werd het stil, en do oude vrouw sliep on rustig in. Opeens werd zij wakker, doordat haar kamerdeur openging. Het daglicht schemer de al zwak door dc gordijnen. Haar doch ter sloop naar binnen met roode oogen en warrigo haren; wierp zich ppeons huilend voor het bed, haar gezicht in do dekens. Do oude vrouw richtte zich overeind. „Is 't gedaan?" beefde zij, haar hand op het hoofd van haar dochter leggende. „Neen", schudde deze, in dc dekens. Een hcclcn tijd bleven zij zoo, sprakeloos. Den volgenden ochtend leek Annetje voel beter. Toen de grootmoeder binnenkwam, zat zij wat overeind cn bekeek do Paasch- eitjes. De grootmoeder voelde onmiddellijk, dat het ergste nu voorbij was. Do dokter kwam. „Zet die overgordijnen wat open; jo kan hier niet zien!" was het eerste, wat hij zei. Een brcedo streep zonlicht, gezoefd' door de wit-linncn store, verhelderde opeens het vertrek. Het kind zat in liet bed en be wonderde opgetogen do Paaschcitjes. „Ineens dacht ik vannacht er weer aan", zei ze, „en ik kon niet tot vanmorgen wach ten. Ik was heclcmaal vergeten, hoe ze er uit zagen." De dokter legde haar weer neer; zei dat ze zich niet zoo druk mocht maken. Maar in de gang, bij de voordeur, zei hij tot de twee vrouwen, die hem beidon, uitlieten: „Wij hebben aan do kleine patiënte go- wonnon, hoor! Nu-maar moedhouden. Op dien leeftijd herstellen ze zich zoo gauw." Toen de voordeur achter hem was diolii-. gevallen, verborg de moeder voor den twcAi den koer dien dag het gezicht in de klco- ren van haar moeder. Zij lachte cn schreide nu te gelijk-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5