No. 15353. LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 9 Maart. Tweede Blad. Anno 1910. Tweede Kamer. FEUILLETON. Het Huwelijk van den Prins. Bij de gisternamiddag voorgezette behan deling van het wetsontwerp tot verhooging van Hoofdstuk VII B der Staatsbegrooting Zeventiende predikant voor d e N e d.-H e r v. Gem. teRotter- dam) bestreed de heer Vliegen bet Regeeringsvoorstel eerst in het algemeen van het standpunt der sociaal-democratie, dat gericht is op scheiding tusschen Kerk en Staat, en vervolgens omdat de Kamer alle controle mist op de kerkelijke aangele genheden om de noodzakelijkheid van sub sidie voor c.n 17de predikantsplaats te kunnen beoordeelen. Hct gezag van een kerkelijke autoriteit, die decreteert, dat het noodig is, acht spre ker niet voldoende. De' heer Van de Velde verklaarde, dat, nu de Minister dit subsidie geheel heeft losgemaakt van de beginselkwestie en al leen op het buitengewone van het geval een beroep doet, de antirevolutionnaire partij zal vóórstemmen onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat dit haar voor de toekomst in geon enkel opzicht zal kunnen binden. De Minister van Financiën zette in den breede zijn opvatting omtrent artikel 171 der Grondwet uiteen en conclu deerde, dat dit den Staat aanmoedigt do Kerken naar haar behoefte te steunen. In- tusschen gelden voor Rotterdam thans bui tengewone omstandigheden, waar de an nexatie een talrijke arbeidersbevolking bij deze stad inlijfde. Spr. is mede van oordeel, idat subsidies als het thans voorgestelde slechts met de grootste omzichtigheid mo gen worden verléend. Deze aanvrage blijft een éxceptionecle. Het wetsontwerp kwam in stemming ën werd "aangenomen met 46 tegen 21 stemmen Tegen de heeren Marchant, Eland, Ferf, Roodhuyzen, Van For eest Vorstcrman van Oyen, Jannink, He ladingen, Roessingli, De Beaufort, Ketelaar, Drucker, Teenstra, Schaper, Dolk, Vliegen, Van Karnebeek, Tijdeman, Duys, Treub, Hubrecht Heden te elf uren bespreking der soc'.ale Verzekeringen. In den loop der vergadering deelde de [Voorzitter medo, dat do Centrale Sectic be sloten heeft, op een nader te bepalen dag, vermoedelijk Woensdag of Donderdag van !&e volgende week, nog een aantal wets ontwerpen in do afdeelingen te onderzoeken. Een nadere regeling van werkzaamheden tel nog volgen. In haar Kameroverzicht zegt „De Tel": Rotterdam, d© koningin van de Maas, heeft, naast vele andere kostbaarheden, ook 16 predikanten van de Hervormde Gemeen te, van „de grootc kerk", zooals de men- pchon- hot noemen. Dat is te weinig. Om strijd wordt beweerd, dat de 16 do minees de banden zóó vol hebben, dat een 17de - broodneodig is. Dien 17den wil Rot terdam nu laten lcomen, maarook hier ja het aardscho slijk 'n sta-iiuden-wcger zijn geen duiten genoeg. Men kan hem slechts gedeeltelijk betalen. Het goede hart van minister Kolkman werd bewogen, en hij stelde een bogrootingspost voor, later ver- landerd in 'n suppletoir©, om Rotterdam voor clion 17den predikant een jaarsubsidie van if 15C0 te geven. Deze aanvrage steunde op £rt. 171, 2de lid, der Grondwet, luidende: „Aan de loovaars, welke tot nog toe uit 's lands kas geen, of oen niet toereikend traktement genieten, kan een traktement toe gelegd of het bestaande vermeerderd wor den'. Zeven sprekers hebben over deze zaak het woord gevoerd: drie er tegen en vier er voor. De hccren Roessiugh, De Beaufort en Vliegen hebben de subsidie bestreden. Do zuivere principicele kwestie, scheiding .van Kerk en Staat, en als gevolg daarvan geen financieclo bemoeiing van den Staat met dc Kerk, heeft p.lleen de heer Vliegen heel even gesteld. De Minister had trouwens verklaard, dat het thans niet in z'n be doeling lag, een scherp, breed beginsel-debat te openen, maar dc afgevaardigde van Am sterdam IX kwam getuigen. Zijn fractie wildo in geen enkel opzicht medehclpcn de „conservatieve macht", die kerk heet, op de een of andere wijze te steunen. Wel gaf hij toe, dat art. 171 eerlijk moest wor den uitgevoerd, maar dan diende de Kamer ook bij iedere subsidie een klaar overzicht van den toestand te hebben en het duide lijke bewijs, dat die subsidie ook strikt noodzakelijk was en de kerkelijke gemeente zelf het niet betalen kon. Dit ontbrak hier. Do heer De Beaufort daarentegen meende 'n foutieve toepassing van art. 171 te zien en dr. Roessingh heeft met veel boo ze woor den en veel wapperende armgebaren het voor stel bestreden op principleclc (strijd tegen art. 171 Gr.) en practische gron den (subsidie voor Rotterdam niet noodig). De lieer De Visser koos in 'n sterk betoog hiertegen stelling. Wat het principe be treft, kon hij getuigenissen aanhalen van onverdachte liberale deskundigen, die be toogd hebben, dat uit het boven geciteerde tweede lid van art. 171 voortvloeide d e zedelijke verplichting van den Staat, om, waar noodig, subsidie voor dit doel te verleenon, en uit de p r a c t ij k toon de hij met voorbeelden aan, hoe in der gelijke gevallen het ministerie-De Meester ook hgd gesubsidieerd. Met den heer De Klerk heeft dr. De Visser bovendien uit voerig de noodzakelijkheid van uitlceering voor Rotterdam verdedigd. Namens de anti- revolutionnaircn kwam de heer Van de Velde verklaren, dat zij, nu het voorstel van 'n prinoipiocl debat was afgesneden, er vóór zouden stemmen. Minister Kolkman stelde zich geheel op hetzelfde standpunt als dr. De Visser: vol gens de Grondwet is de Staat moreel verplicht om te helpen, indien dat onaf wijsbaar noodig is, en hij deed de toezeg ging, een dergelijke subsidie slechts in zeer bijzondere gevallen tc zullen voorstellen. De subsidie werd goedgekeurd. Tegen stemden de aanwezige leden der lin kerzijde, behalve de hccren Goeman Bor- gosius, Patijn, De Ivlcrk en Lïeftinck. Deze vier heeren stemden met dc rechterzijde vóór. Er zit natuurlijk aan een zaak als deze heel wat meer vast-, wanneer men haar zui ver principieel stellen gaat, wat thans af gesproken was, niet te doen. Zij raakt het beginsel: scheiding van Kerk en Staat, en zal dan ook bij de eerstvolgcndo Grondwets herziening. tot brcedc en diepe debatten aan leiding geven. De minister van koloniën heeft de inlich tingen verstrekt, dio de Kamer had ge vraagd op do adressen van dc heeren A. A. de Bruyn en L. Roos, gewezen ambtenaren bij do in- en uitvoerrechten en accijnzen in Nederlandsch-Indië, waarvan eerstgenoem de, die gepensionneerd is, verzoekt her plaatst te worden, de tweede onderstand vraagt. De inlichtingen bevatten in hoofdzaak, dat beide heeren ontslagen zijn naar aan leiding van plaats gehad hebbende ontdui kingen van invoerrechten, waarbij echter niet bleek van oneerlijkheid bij de betrok ken ambtenaren, zoodat de heeren eervol werden ontslagen, de heer De Bruyn, die vollen diensttijd had, met pensioen, de heer Roos inet onderstand op den voot van het betreffende Koninklijk besluit van 9 Maart 19QJ. Tot herplaatsing van den heer De Bruyn kon de Indisahe regeering echter niet beslui ten, daartoe waren zijn tekortkomingen te Soerabaja te ernstig gebleken. Indische m ij n w e t. Ingediend is een wetsontwerp tol wijzi ging van de Indische mijnwet, ten doel heb bende dé inkomsten voor den staat uit den mijnbouw te vermeerderen. In hoofdzaak komt de voorgestelde wijzi ging hierop neer, dat het gouvernement be voegd wordt verklaard, opsporingen en ont ginningen te doen plaats hebben, waar die wet niet in strijd komt met aan opspoor- ders of concessionarissen verleende rechten dat bepaald wordt, dat het óf zelf opspo ringen en ontginningen kan ondernemen óf met personen en vennootschappen, die vol doen aan de bepalingen der mijnwet, over eenkomsten kan aangaan, waarbij dezen zich verbinden tot het ondernemen van ont ginningen of van opsporigen en ontginnin gen, en dat zoodanige overeenkomsten niet worden gesloten, dan nadat daartoe telken male bij de wet machtiging is verleend. Enka. Mr. De Jong. Dr. Kuyper. Zielkundige enquóte. Onder dit opschrift, schrijft „De Nieuwe Courant'' het volgende: „Het Kamerlid voor Rotterdam IV mr. De Jong heeft de lezers van zijn orgaan (De Rotterdammer") sinds Enka's onthullingen over „den gezelligen Zondagavond", dag aan dag bezig gehouden over deze dame, over haar onbescheidenheid,' over haar kort heid van begrip, over haar ondankbaarheid jegens den gastheer, die op bedoelden Zon dagavond nogal uitgehaald schijnt tc heb ben en over allerlei meer, dat niet van belang is. Inmiddels werd Nederland allengs voor bereid op het voornemen van wat de held dezer historie op den vermaarden, Zondag avond dan inderdaad zou hebben gezegd. Van Woensdag of Donderdag jl. af verna men wij: hebt geduld, eerst moet gij dit nog vernemen, dan zal ik u dót nog vertelden, maar eindelijk, Maandagavond, dan zou het komen. De spanniog in het land nam toe. Een publiek van tienduizenden, broederen en niet-broederen, moet zich Maandag voor de bureaux van het „Rótterdammertjo" hebben saamgepakt om de verschijning van het nummer af te wachten. Men kortte den tijd met het zingen van: ,-,Zij zullen, hem niet hebben" in volnjankte harmoDie, omdat, een ieder, naar believen, onder „hem" dr; Kiiyper, mr. De Jong of den Rotterdamschcn wethóuderszetcl kon ver staan. Eindelijk kwam het nummer Men las den inhoud in ons vorig nummer. En alle scherts nu ter zijde wij zijn er van ontzet. Deze volgeling en geestver want van dr. Kuyper ziet dus in zijn Lei der, in den man die zijn partij groot ge maakt heeft, niet alleen, maar die aan het hoofd van 's lands bestuur heeft gestaan, eerste raadsman der Kroon is geweest en, hadden zijn naaste partijgenooten het voor het zeggen,, opnieuw de teugels van het bewind in, handen zou nemen deze geestverwant ziet in dien Leider een man die te goeder tróuw liegt, die het onderscheidingsvermogen tusschen waar en onwaar verloren, wie weet? nooit beze ten heeft, die voor de keus tusschen waar heid en leugen goploatst waarvoor ieder mensch in zijn leven bijna icderen dag staat niet weet, werkelijk n i c t weet, wat hij doen moet cn „herhaaldelijk", zoo als aan allen bekend is, verkeerd heeft t-ocgctast Een zedelijk minder- waardige dusZiedaar dr. Kuyper in dc oogen van een der groepscommandanten van zijn partij Wij vinden zoo iets verschrikkelijk Maar dat er zóó over den Leider gesproken kan worden onder de mannenbroeders, bewijst wel meer dan iets anders dat hot uit is met hem. Is om een terugkeer van het Kuyper-gc- vaar voor het land te bezweren een par- lemcnt aire e n, q u c t e noo dig met de uitkomsten van zulk een zielkundige enquête voor oogen?" Do onbewu6 tc leug o n. Onder dit opschrift schrijft het „Hbl.": „Het antwoord van mr De Jong is thans verschenen cn is, zooals ieder kon ver wachten, geen antwoord. Over wat volgens mej. v. d. Vlies gezegd is, dat dr. Kuyper „verleugend" sou zijn en „altijd" zou „lie gen", geen woord, nog veel minder een ont kenning dat dus gesproken is. En mej. v. d. Vlies had toch gezegd: „Ik verzoek mr. A. dc Jong op 't a 1- lerd ringends t, de fouten, de ver draaiingen, de grove en min grove onjuist heden van wat ik meedeelde, aan te wijzen." Ieder kan nu voor zichzelf beslissen wat van het geval te denken is cn of inderdaad de hoofdredacteur van „Dc Rotterdammer" verklarende, dat het sohande was om dr. Kuypor niet op zijn eerlijk woord te gc- looven, rijn eigen innerlijke overtuiging uitsprak. Wij moeten slechts even wijzen op de merkwaardige ïcdeneering, dat iemand dio herhaaldelijk, haast voortdurend onwaar heden verkondigt, die hij moest weten dat- onwaarheden zijn, dit „onbewust" zou moe ten doen, omdat hij tevens ook christelijke stukken schrijft. Wat „onbewust" liegen ia, is ons boven dien een volstrekt raadsel. Is dit een psy chische afwijking? Zoo niet, wat bedoelt de heer De Jong? Van Dalen zegt in zijn Woordenboek der Nederlandsche Taal, als toelichting tot het woord liegen: „hij liegt uit gewoonte" en „hij liegt dat Y'} het zelf gelooft." Is dit laatste „onbewust liegen"? Maar ook dan blijft de tegenspraak bostoAn tus schen onbewusten liegen. Want lie g en noemt men alleen onwaar heid spreken met voorbedachten rade, met bewustheid van wat men doet. Men kan evenmin onbewust liegen ala on bewust- moorden." Nogmaal shotgczcllig e Z o n- dagavondjo. Enka (mej. Van der Vlies) geeft geen kamp. Zij betoogt in „Het Volk," naar aan leiding van het gisteren door ons vermelde relaas van inr. De Jong in „Do Rotterdam mer," dat al hetgeen zij vroeger over de quaestie heeft geschreven, „volkomen zui ver en bedachtzaam weergegeven is. Zij schrijft nu o.a. Volgens „De Rotterdammer" heeft mr. De Jong gezegd: ik kan mij best begrijpen, dat iemand, die de licrhaaldclijko onjuist heden cn dc onderlinge tegenspraak ziet, met name als het geen geestverwant van dr. Kuyper is, zegt: hij „liegt en verdraait alles." Ook dit zou voor dr. Kuyper niet zeer vlei end zijn, maar het is zoo niet ge zegd, geachte Tedactie. Do heer De Jung heeft zich op den bcwusten avond wel dege lijk met den gcheimzinnigen „iemand," dien hij hier in zijn blad laat optreden, vereen zelvigd en als zijn eigen meening verkon digd: „Dr. Kuyper liegt altijd, on hij stelt altijd alle dingen verkeerd voor. Ik ben voor mij zelf tot de conclusie gekomen, dat bij 't on bewust doet." Zooals mr. Dc Jong nu in zijn „Rotter dammer schrijft, zou zijn betoog een betoog ten gunste van dr. Kuyper geweest zijn, hierop neerkomend, dat dr. Kuyper wel door allerlei onjuistheden don s c li ij n te gen zich heeft, maar in werkelijkheid niet liegt Maar, geachte redactie, hoo liad op z.ulk een betoog mijn opmerking kunnen passen, waarmee ds. Wagonaar instemde: „is dit niet hèt allerergste, cn een bewijs, dat dr. Kuyper vorleugend is?" Deze opmerking, waarover ik door niemand der aanwezigen tc- rechtgowczen word, en naar aan leiding waarvan ds. Wagenaar en ik nog aan het bekende oordeel van dr. Bronsveld over dr. Kuyper herinnerden, deze opmer king klopt alleen op do p e r s o o n 1 ij k e mecning van mr. De Jong: „Dr. Kuyper liegt altijd, cn hij stelt altijd de dingen verdraaid voor. Ik ben voor mijzelf tot dc conclusie gekomen, dat hij 't onbewust doet." Enka besluit: „Wellicht zal mr. Do Jong nu weer in een toon, dien geen gentleman ooit aanslaat, in boozo woorden tegen ,,de juffrouw," „deze juffrouw," „deze vriendelijke juffrouw," zijn kracht zoeken. Zulke woorden en zulk een toon, zeer zeker, zijn krenkend. Maar ze deren mij niet. Zij zijn niet bij maohte, iets te verwikken aan de waarheid, waarop ik sta. In dit verband wil ik ook nog met klem opkomen tegen deze uiting van mr. De Jong: „Eón ding is inderdaad nog to hopen, dat mej. v, d. Vlies, tooh een christin, die dus rechts thuis hoort en niet onder do ge trouwen van „Het Volk", zich nu eens door zeven mannen late overtuigen en tot het inzictt kome van het uitorst inforieui* van haar daden." In geen geval wcnsch ik bij „rechls", in gedeeld to worden; ik zou besmetting vrec- zen met do booze krankheid van leugenach tigheid, die daar woedt. En mij door „zeven heeren" to laten over tuigen van iets, waaraan ik ganscii niet schuldig sta? Hoe zou dat kunnen? „Eén vrouw is duizend mannen to erg," zegt de dichter. Ik wcnsch in dit geval to toonen, dat écn vrouw met de waameid ster ker staat dan zeven manncu, die door aller lei onwaar en onwaardig gescharrel op do been trachten te blijven." Gemeenteraad van Waaaenaar. Voorzitter: de Burgemeester. Afwezig de hoor L. Brocksniil. Het voornaamste punt der agenda was lieden de voorstellen vnn hot Dagelijlcsch Bestuur in zake de Gasfabriek. Vóór de openbare vergadering begon word deze zaak behandeld in een vergadering met gesloten douren. Wij kunnen alleen inodedcclcn, dat een bepaald besluit niet is genomen cn dat over acht dagen de gaskweslio nogmaals aan dc orde zal worden gesteld. Lcdon van den Raad, gasverbruikers, deelden mede, dat èn bij lieu èn bij andere gasverbruikers do gasprijs op 2l/3 a 3 els. per Meter (konri Vrijdagavond zullen in het cafó van den lieer Schrama proeven genomen worden, waar uit moet blijken, dat het verbruik van gas niet meer dan 1 et. per uur kan tosten. Ieder gasverbruiker hooft daar vrijen loc gang en kan desgewenscht den brander van zijn lamp medebrengen, om daarmedo een proef tc nemen. Ook belangstellenden zul len bij deze proefneming wordon toegelaten. Dc Voorzitter had den vorigen keer den werisch geuit, dat dc twee Raadsleden, dio ornstig ongesteld waren, spoedig weder her steld do Raadsvergaderingen mochten bij- woneu Die wcnsch is, helaas, niet vervuld. Eén der Raadsleden is ons door den dood ontvallen. Do Voorzitter herdenkt in korte woorden, wat hij voor dc gemeente is ge weest, cn hoe hij altijd trouw do vergade ringen bijwoonde, llij was gezien voornl om zijn aangonamen omgang. Zijn nagedach tenis zal bij den Raad in ccrc blijven. Ook spreekt do Voorzitter den wcnsch uit, dat het andere Raadslid, hoewel thans hersteld, zóó in beterschap moge toenemen, dat hij do vergaderingen weer kau bijwonen. Ingekomen zijn het jaarverslag van de Commissio lot Wering van Schoolverzuim on do mededeeling van dit College, dat tot voorzitter is benoemd de heer M- Poearc- boom cn tot secretaris ds. J. Klomp. Uit het proces-verbaal van kasopnemrng blijkt, dat in kas was f 990.82. Dc Voorzitter leest do mcdcdeoling van den heer F. P. P. Lazerom, dat hij (do herbenoeming als lid van dc Commissio tot Wering van Schoolverzuim niet aanneemt, liet Dagelijksch Bestuur stolt voor de be noeming voor dc hoeren II. H. van der Plas cn P. J. H- Brouwer. Eerstgenoemde wordt met algemeenc stemmen gekozen. Den hoer Waandors wordt toestemming gegeven oen twee boomen, staande voor zijn woning, te mogen laten rooien. Van liet krediet in zake do yvatcrlciding heeft liet Dagelijksch Be stuur geen gebruik gemaakt. Dc Voorzit ter, voorgelicht door deskundigen, meent een goedkoope manier te kunnen aanbevelen om geschikt drinkwater le krijgen. Dit zou bestaan in het slaan van een Nortonpomp. Het water dezer pomp zou kunnen worden opgevoerd door do machine der gasfabriek, terwijl in den toren een reservoir zou kun nen worden aaugcbracht. Een bepaald voor stel wordt niet gedaan. Alleen stolt do Voorzitter voor een Nortonpomp tc slaan op het terrein bij do gasfabriek. Het water dezer pomp zou voorloopig kunnen dienen voor schippers cn voor het wasschen van groenten. Dit werk zal oj»gedragen worden aan G. v. Reckum voor dc bom van f 115, als de boring voor het benoodigde water ten minste een diepte van 30 M. niet overtreft. Dc lieer J. Kuiper vindt de plaats voor de pomp wel wat ongelegen. Het kohier van dc hondenbelasting wordt vastgesteld op f 363. Het suppletoir kohier voor den H. O. op f 124.10. De straatlantaarn in de Berkhoistraat zal 4b) Onmiddellijk grepen de Prins en Alexis de stokken en sloegen de andero aanvallers van zich af. Prinses Mane raapte een van de revolvers op en gaf z>' aan den Prins, terwijl Vera hen allemaal verbaasde door nit het raam tegen iemand te roepen: „Help! Help! Ze vermoorden den Prins 1 Kom gauw Er was een geluid van dravende paar den, cn de ruiters antwoordden Vera: „De Prins! Hier is hulp!" De man, die voor Kat-kin op wacht stond, stormde naar binnen, „Daar zijn zij 1" zei hij, en toen ging hij er van door. Hij vond zijn leven veel .waard. Katkin hoorde het, en was wijs. Hij riep tegen de mannen in de kamer: „Ga onmiddellijk weg, of jo zult gevan gengenomen worden!" Een oogenblik aarzelden Slendereff, Gruel en Tadislov. Zij waren weer opge krabbeld en keken woedend. De dravende paarden beangstigden hen. Zij vloekten. „Het is maar uitstel, vreemdelingzei Slendereff vol haat. Tadislov keerde zich vloekend om. Gruel richtte zijn revolver op Vera, die hem aankeek. „Die vrouw zal verder zwijgen", zei hij, maar de Prins mikte op het wapen en schoot het uit Gruels hand; een prachtig schot! Gruel keek verbaasd- „Ga weg", zei de Prins, en toen Gruel zag, dat de anderen weg waren, keerde hij zich om en verdween. Vera, die door deze onder rinding doods bleek geworden was, klom naar beneden, en keek den Prins met haar groote, mooie oogen aan. Ook hij had de spanning van dat vrees:- lijke oogenblik gevoeld en kon niet nalaten, zijn arm om haar heen te slaan. De tranen kwamen in haar oogen, maar zij bedwong ze gauw. Een oogenblik zwegen zij beiden; rij waren te veel onder den indruk. Einde lijk glimlachte zij. „Dat was een goed schot!" zei zij. „Een gezegend schot!" zei hij geroerd De Prinses sloeg hen nauwkeurig gade en was verbaasd. Zij konden nu hun bevrijders hooren bin nenkomen, en zij schoven de barrikade opzij. Herr Grambuloff kwam het eerste, en bij het zien van den Prins zei hij vurig: „God behoede Uwe Hoogheid 1" De Prins legde precies uit, wie cr ge weest waren, en Grambuloff, die slechts twee dozijn politie-agcnten, gewapend met revolvers, bij zich had, trachtte Gruel en zijn vrienden te pakken. Maar zc werden niet achterhaald, want de samenzweerders waren snel gevlucht. Men bevond, dat drie van de aanvallers leelijk gewond waren, één zelfs ernstig, en een vierde liet een lang spoor van bloed achter zich aan en werd eindelijk door de politie gegrepen. „Wij moeten onmiddellijk terugkecren, Uwe Hoogheid", zei Grambuloff. De Prinses was zeer verlicht door de redding, maar was toch niet zoo blij, als men wel verwacht zou hebben. Het was, als of zij iets had, dat haar hinderde. Zij keerden allen veilig naar Rufia terug, en de terugkeer van prinses Marie maakte haar moeder zeer gelukkig. Prinses X. va3 zeer blij haar dochter weer veilig bij zich te hebben. Zij kuste haar en huilde bijna VAn blijdschap. „Hoe is het allemaal gebeurd?" vroeg zij. De Prinses vertelde, hoo zij daar geko men was, maar zei weinig over prins Alexander. „Is Sandro erg dapper?" zei de moeder haar doordringend aanziende. Prinses Marie zei alleen maar: „Hm..... Wanneer zullen we naar huis gaan, moeder? Dadelijk? De moeder wachtte, en in dat oogonblik begreep zij het. „Ja," zei zij. XIX. Zij beginnen mot golach en eindigen met Geween. Prins Alexander, Vera en Alexis gingen naar het palcis. Zij hadden allemaaal een wonderlijken dag doorgebracht. „Wat heeft het te beteekenen?" zei Alexis toen zij in het salon gezeten waren. Prins Alexander schudde zijn hoofd. „Tegen zulke dingen moeten we altijd op onze hoede zijn." „Was er dezon keer niet genoeg opgelet?" „Dezen keer was hefc een ingewikkelde zaak." „In ieder geval ben jo er goed afgekomen Sandro, dank zij... Herr Grambuloff." „Herr Grambuloff schijnt altoos op tijd te komen," zei Vera, „Het is een van zijn goede eigenschap- f pen," zei de Prins. „Het is een deugd van al zulke menschen als Herr Grambuloff," voegde Alexis er aau toe. „Do menschen, dio de wereld in bewe ging brengen, zijn altijd op tijd, want an ders zou de wereld stilstaan." „Ik dacht, dat zc ons te pakken hadden," zei de Prins. „Het was op hot kantje af," zei Alexis. „Wat hoe kwam jo daar, Sandro?" vroeg Vera, die nog niet geheel voldaan was. „Ik hoorde, dat iemand de... dame ont voerd had." „Wie is zij?" Sandro aarzelde. „Iemand, die incognito reist, Ilaar moe der was or bijzonder op gesteld, dat haar bezoek niet bekend zou worden." >,0," riep Vera uit; zij scheen het geraden te hebben. „En iemand ging er met haar vandoor." „Waarom?" „Dat begrijp ik niet. Majoor Gruel bracht mij de boodschap, en toen ik naar de plaats ging, vond ik er Katkin, den Russiscben agent." „Wij vonden Katkin ook," zei Alexis, en hij keek naar Vera, die sidderde. „Ik begrijp niets van dien man," zei de Prins, „behalve natuurlijk, dat Lij mijn bit tere vijand is." „Wij begrijpen hem," zei Alexis. „Hij wordt verteerd door liefdo voor Vera." De Prins schrok. „Wat I" „Het ie een oude geschiedenis," zei Vera kalm. „Ik herinner het me." zei de Prins. ..Hoe vreemd dat jullie elkaar hier weer moes ten zien l" „Het was meer dan vreemd," zei Alexis. „Dc gevoelens van die Katkin zouden, door elkaar geslagen, tegenover jou en Vera net eerbiedig zijn." Vera was stil, maar dc Prins zag er niet op zijn gemak uit. Dat Katkin zou denken aan een teedero verhouding met Vera, er gerde hemhet scheen hem toe, heiligschen nis tc zijn. „Wat gebourde er toen?" vroeg hij. „Wij ontmoetten mijnheor Katkin, en op dc een of andere manier kreeg bij alle troe ven in handen, hè, Vera?" „Ja." Zij sprak op onverschilligen toon. „Wat zou zijn doel geweest zijnV' zei de Prins. „J'j, godeeltclijk." „Gedeeltelijk?" Alexis lachte. „In de kamer was Vera hot dool. Zij re geerde alleen. Katkin wist waarschijnlijk, dat jij achter slot en grendel was, cn dua wijdde hij al zijn aandacht aan Vera." Sandro zag er ongerust uit. „Veraherhaalde hij, en hij keek haar aan. „Heeft hij je gehinderd?" „Vera glimlachte flauwtjes: zij was moe. Zij keek naar Alexis. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5