ZONDAG5BLAD IE-ID5CH DAGB1AD VAN HELT Eigenaardige brievenverzendingen. RECEPT. -I- hst concert. D£ TROUWRING. Een nieuwe meihode van asperge-cultuur. Hierover werd in oen Duitsoh vakblad het volgende medegedeeld. Van de vroeger gevolgdo manier, om zoor diepe, met mest gevulde greppels te ma ken, komt men meer en meer terug. Men maakt 3 tot 4 d.M. diepe greppels, waar van de bodem wordt omgespit; of in land, dat te voren zeer diep omgespit is, maakt men eenvoudig 3 cLM. diepe en oven breedo groeven. Hierin plant men zóó, dat de wor telhals der planten ongeveer 1 d.M bene den de grondoppervlakte komt. Zoowel in de groeve als in de plantgaton komt een mengsel van aarde en mest. Men behoeft nu in do drie eerste jareü niets te doen als in don herfst mest op to brengen en in hot voorjaar ondiep te spitten. Pas in do lento van het eerste oogstjaar worden de pian- tenrijen met aarde bedekt. Deze anrdo komt, als het stoken'' afgeloopen is, ondor tusschen de rijen. Bii deze cultuurwijze bootst men de na tuurlijke levenswijze der asporge-plant tot op groote hoogte na. Bouyer do Fontenau (Frankrijk) ging nog eon stap verder. In hot vakblad „Journal d'agriculture prati que" beschrijft J. M. Buisson Bouyors moühode, volgens hetgeen hij er van gezien beeft Voorloopig schijnt de methode slochts toepassing te kunnen vinden in do kleine cultuur. Bouyer besloot uit een vergelijking van den groei der gekweekte asperge en der wilde, dat het aanaarden of bedekken aan de vroegrijpheid en do opbrengst schaadt. Heb is gemakkelijk te begrijpen, zegt hij, dat een aspergeplant, die met een 3 d.M. dikke aardlaag bedekt is, voortdu rend de oppervlakte zoekt, gedreven door do behoefte aan ludht on licht. Brengt mou «e zeer diep, dan ontstaan rotting en ver zwakking. Bovendien worden door het aan aarden tal van worteltjes aan de spits der grootore wortels beschadigd of afgerukt. Daarom geeft Bouyer de voorkeur aan de cultuur op den vlakken grond (la culture a plat). De planten wordon slechts tot 1 d.M. dik met aarde bedekt. Het „steken" wordt er door vergemakkelijkt en de wor telknoppen blijven gespaard. Om bij deze miltuurmethode de stengels, die uit de nnderaardsohe oogen ontstaan, te bleeken, gebruikt mei* asperge-buizen (tube-asper ge). Deze worden van klei gebakkon, zijn 18 tot 20 c.M. lang en 6 tot 8 O.M. wijd. Zoodra zich een aspergekop vertoont, plaatst men de tube er over en vult men doze met aarde. De asperge groeit nu in het donker omhoog, totdat zij de opper vlakte der aardo in de buis bereikt. Men noomt dan de buis af en k$n de asperge afsnijden, zonder de plant ook maar iets te schaden. Bouyer beweert, dat men den oogst op deze wijze veertien dagen, vervroegt en dit ten gevolge van do betere verwarming door de zonnestralen dor niet diep zittende plant, en dat de asperge in de buis ook sneller „drijft" dan een in den grond. Hier ligt missohien een arbeidsveld je voor fabri kanten van draineerbuizen 1 Men heeft onlangs te Parijs een brief be steld per luchtballon. Een militaire lucht- hallon steeg op te Meudon en werd naar het Ministerie van Oorlog gestuurd. Boven dat. gebouw gekomen, lieten de mannen ;n het schuitje een brief voor minister Pioquart vallen, en toen zij zich door hun kijkers b 'on vergewist, dat de brief te recht was gekomen, keerden zij naar Meu don terug. Brieven, voor de Tonga-eilanden bestemd, worden op een zeer eigenaardige manier besteld. Die eilanden rijn omgeven door rotsen en klippen, waardoor dikwijls het naderen van de kust voor schepen gevaar lijk wordt, zoodat men de brieven er me nigmaal niet aan land zou kunnen brengen op de gewone manier. Maar nu is elke post- boe*- voorzien van vuurpijlen en daarmede worden dc brieven, over de gevaarlijke rotsen heen, naai A loist geschoten. 's Winters, als het Scbotsche eiland St.- Kilda geen reohtstreokscho gemeenschap met het vasteland heeft, leggen de eiland bewoners hun brieven in kleine boeien van een bijzonderen vorm en werpen die in zee. Die boeien drijven dan op de stroomingen naar het vasteland en worden, waar zij aankomen, naar het naastbijgclogen post kantoor gebracht. Dat is wel geen zeer sekuur postverkeer; maar het is toch boter dan in het geheel geen. Aan de rotsen der uiterste punt van Vuurland is een drijvend postkantoor, een geschilderde ton, mot kettingen vastge maakt. Naar dit zonderlinge postkantoor, hetwelk onder gemeenschappelijke bescher ming van alle naties staat, renden dc voor bijkomende schepen een boot, om brieven af te halen of te bezorgen. J. A. O'Shea verhaalt in zijn werk „Bla den uit het leven van een bijzonderen cor respondent", hoe Bazaine gedurende hot beleg van Mets een bericht door de vijande lijke linie heen zond. Een jonge Poseoer, die zich voor dit moeilijk werk aanbood, liet zich een kies uittrekken en in plaats daarvan een kunst- kies inzetten mot een holte, waarin een buisje werd gestoken, dat een bericht in cij ferschrift bevatte, door photographic tot microsoopisch kleinen omvaDg tcruggs- bracht. Als bedelaar vermomd, vluchtte hij uit de etiad, voor de leus door de Franschen met eenige geweerschoten achtervolgd, en wist hij de Duitschers die hem gevangennamen en niets verdachts bij hem vonden, zóó aan doenlijk te vertellen van al wat hij bij de Franschen had moeten lijden, dat hij onder vele betuigingen van medelijden vrijgelaten werd, waarna hij zijn depeohe bezorgde. Toen Honri Rochefort wegens zijn hefti ge aanvallen tegen Napoleon III en diens regcering uit Frankrijk naar Brussel was gevlucht, gebruikte hij een eigenaardig mid del om zijn blad „La Lanterne", dat na tuurlijk in Frankrijk was verboden, daar te lande binnen te smokkelen. Die nummers van de „L .aterne" kwamen namelijk uit België over de grenzen, verborgen in borstbeelden van den Keizer en de Keizerin. Broodschotel met appelen. Op de gewone manier appelmoe® koken, dat echter vrij dun moet zijn en waarin men een citroenschilletje heeft meegekookx. Van vrij dunne aneetjoud brood de korstjes afsnijden en ze in verband met den vorm van het schoteltje zóó afsnijden., dat ze een nette, passende bovenlaag kun nen vormen (do afsnijdsels komen onder in). Het brood aan één kant met boter be smeren. Een laagje appelmoes in den scho tel leggen, daarop brood, dan weer moes, enz.bovenop komen de nette stukjes brood, met den besmeerden kant boven. Deze bestrooien met een mengsel van sui ker en kaneol en het schoteltje minstens" een halfuur in een vrij warmen oven zetten. ALLERLEI. Zijn signalement. Om de iden titeit van een moordenaar vast te stellen, worden aan een our1 vrouw ala getuige eenige vragen gedaan. „Was hij groot?" „Niet zoo erg; zoo ongeveer van uwe grootte. Edelachtbare 1" „Had hij een goed voorkomen 1" „Niet bijzonder; zooals u ongeveer, Edel achtbare!" „Was hij niet scheelt" „Ja, een beetje; maar niet zoo erg als n, Edelachtbare I" Tusschen twee fabriek?- reizigers. A.„Onze saak is zoo groot, dat wij er een knecht op nahouden, om de leerjongens af te ranselen." B „Dat bcteekent niemendal. Op onze magazijnen loopen St.-Bernard-honden, omdat er geregeld koopera verdwalen.'* Kinderhumor. Mama: „Foei, ondeugende meid, geef tante dadelijk eoq kus." (De kleine meid wil niet, houdt afwijzend de handjes voor den mond en ziet daarbij onafgebroken haar tante onderzoekend aan). Tante (ongeduldig)„Zeg mij ten min ste, waarom je mij niet een zoen wilt ge ven, dwaas kind?" „Neen, ik doe 't niet. Ik ben vies: u heeft haar op de tandem Dat heoft pa to gen ma gezegd." Voorzichtig. „Mama", vroeg een klein meisje aan haar zuinige moeder, „waarom krijg ik geen boter op mijn brood?" „Opdat ge geen vetvlekken in uw maag zult krijgen, kind." Enfant torrible. Mijnheer, N. (tot. zijn vriend): „Hoe jammer, dat ge niet wat vroeger zijt gekomen; mijn vrouw heeft precies de koffie afgenomen." Zijn dochtertje: „Ja, nietwaar, pa, en moe hoeft door de haast nog eeo kopje gebroken." Onvervaard! „Maar, Bet, ik heb je al wel tienmaal gezogd, dat ik stof 3p de meubelen niet zien kan." „Best, mevrouw I Dan zal ik de jaloe- zieën even ophalen." Een waarzegger adverteerde in een blad: „Jonge man, er is een vrouw, die u bemint. Wilt gij weten wie zij is, zend mij dan een gulden en ik zal u haar naam zeggen." Een nieuwsgierig jongmensch antwoord de er op en ontving ten antwoord: „Uw moeder." Uitde school. Onder wijze r? „Malta is een zeer gewichtig punt. Wie kan zeggen waarom?" J ant j e: „Vanwege de aardappelen." StoutI Dame: „Als ik een vogel ware..." Echtgenoot: (pantoffelheld, 6tiï vóór zich): „Dan zou ik wel een kat willen weeen." Dedriegeslaehten. De onder- wijzer had gesproken over drieërlei geslacht en daarbij gewezen op den man, op d e vrouw en op het kind. Toen nu, ran het einde der les, een der leerlingen de drie geslachten moest noemen, was het antwoord: mannelijk, vrouwelijk en kinderlijk geslacht. Misverstand. Iemand, die de Roy aards-op voering heeft bijgewoond, vraagt in de tram aan een kennis: „Bij den Barbier geweest?" „Neen, ik scheer mij zelfl" B aby (in de tram): „Pappa!" Moeder: „Dat is je pappa niet, schat; dat is een beorl" Uit een modernen roman: Hij was een goed burger en een man uit één stuk, totdat hij onder een auto geraakte. Geleerde onzin. Profes sor (bij het nemen van proeven): „Zoo als ge ziet, ziet ge niets, en waarom gij niets ziet, zal ik u dadelijk laten zien." Grootvader: „Nu heb ik een half uur naar jelui meisjes geluisterd en je hebt over niets gepraat dan over blouses en mantels. Voel jullie niete voor hoogerc dingen?" Annie: ..Zeker, grootpa; voor hoeden bijvoorbeeld, heel veel 1" Jongmeisje (in den winkel)„Gee' me een el van dit... wat, heb ;,c u niet vroeger eeDs gezien?" Winkelbediende: „O, Truus, heb je me vergeten? Ik heb den vorigen zomer je leven gered in ScheveaiDgen I" J ong meisje: „O, zeker, dat was 't. Geef me don r aar twee el yan dat lutl" No. 15350. 5 Maart. Anno 1910. i t t t i t t i i i i in Voor de Stadszaal hielden een massa rij-, buigon stil. Een uitvo3ring van het beroem de Koor was steeds druk bezocht en bo- vendion, do dirigent en professor in den zang was een alom givierd man, befaamd om zyn talenton als musicus. Do professor zou do besten zij nor leer lingen aan hot publiek voorstellen; boven dien had een viool-virtuoos van naam zijn mede werking toegezegd. Het was onaangenaam weder. De noord oostenwind was plotseling gedraaid, dc lucht was vochtig, regon en sneeuw vielen neer, docr elkaar. Richard Breden hoestte, toen hij met zijn zuster uit het rijtuig stapte, midden tusschen den menschenstroom. Overal in liet rond niets dan sorties en bonten mutsjes, het mannelijk geslacht was het minst ver tegenwoordigd, de professor maakte bij de dames betere zaken. De groote zaal, door electrisch licht hel der als de dag, zag er gezellig uit. Het was een gelukkige gedachte voor ©cn vocaal- concert doze zaal te kiezen. Richard was koortsachtig onrustig, het progTamma in zijn handen werd verkreukeld en verfrommeldhij sloeg de beide eorste blaadjes om en sloeg ze weer terug. Daar stond het: „Mejuffrouw Maria Wendelin, liederen van Schumann". Al het andere liet hem koud. Van ter zijde zag hij zijn zuster aan. Zij zat daar als een steenm beeld in hot elegante zijden avondtoilet, kaarsrecht. Hij keek eens om zich heenwaren dan alle gezichten zoo van steen, geen enkel warm en welwillend? Het viel als een stoen op zijn hart; als een koude douche kwam het over zijn hoofd. „Zit toch stil," vermaande mevrouw Al len haar broer. „Dat heen en weer draaien maakt me zoo nerveus." Dit was hot eenige, dat zij tot dusver tegen Richard gezegd had. In hot rijtuig stom. Hier ook stom. Broden luisterde niet naar haar, want het ging nu beginnen. Waar hij aan dacht, wist hijzelf niet. Loege tonen klonken van het podium, in zijn ziel vond er niet één weerklank. Als verwijderd geruisch om bruiste hem het applaudisseeren van het publiek. De viool-virtuoos van groot talent had gespoeld; als een zwarte inktstrecp stond hij boven op het podium, buigend en glimlachend naar alle kanten. Wat wou die man daar? Richards ge dachten dwaalden af uit de helverlichte zaal, ver van de klappende menschen. In de kleine stem- of ontvang-kamer stond ze nu zeker, het kopje gebogen, luisterende naar de toejuichingen en haar beurt ai- wachtende. Of ze bang was? Hij was bang, voor haar. Hij koa niet stilzitten, hij schoof heen en weer en rekte zijn hals uit. De talentvolle violist was weg; nu leidde de professor met waardigheid een zangeres in rose zjjde op: „Fr&ulein Protoschinska" stond er op het programma. E°u licht ge gons, een vluchtig gemurmel ging door do zaal. Hè, wat een schitterende verschijning I Fraulein Protosoliinska trad tot vlak bij het voetüoht, de electrischo lichten maakten haar blanken hals nog blanker. Nu opende zij den mond. Haar machtig orgaan vulde de gansche zaal. Een kolossaal succes! Telkens moest ze weer bedanken. Zij glimlachte, zij had de rechte manier al beet, om het publiek te boeien; haar mooie oogen keken de rijen langs; ieder meende een bijzonder bedankje te krijgen. „Kolossaal, uitmuntend, heerlijk," mompelde men. „Bravo,bravo I" En o>n zeer gevrcosdo criticus maakte do volgende noti tie: „Nieuwe ster aan den hemel der kunst. Junonischo verschijning, hougst merkwaar dig talent, door tooneel bijtijds beslag op leggen." De professor straalde. „U zult oon zwaren dobber hebben," zei hij tegon Mario, toen hij haar de trapjes op leidde. Haar hand boefdo en was ijs koud thuis was zij zoo vol goedon moed geweest en zoo blij; en nu was zij toch nog bang. Als hulp zookond liet ze haar blik door de zaal dwalen. Zij zag niets; alles was haar een niet te ontwarron chaos. Zwakjes, nauwelijks hoorbaar klonken de aocoordon der begeleiding haar in het oor. Zij haalde adem, twee-, driemaal. „Dat is zo, daar!" had Richard gefluis terd, terwijl hij zijn zuster aanstiet. Mevrouw Allen vertrok geen spier; knikte alleen even met het hoofd. De kleine liedjes van Schumann klonken erg eenvoudig na de ruisehendo opera-varia van haar voorgangster. Zoo heelemaal niet imponeerend 1 De tonen kwamen en gingen, heel melodieus, maar onbeduidend. Ze maakten geen indruk. De toejuiching was gering; een vriendelijk neerbuigen, kort handgeklap en toen was het uit. Breden sloeg als een dolle de handen 9p elkaar. Hij wilde het succes forceeren. Het gelukte hem niet. „Maak je niet belachelijk," zei zijn zustor halfluid. Het zweet brak hem uit, hij voelde ©en ontzettende ontgoocheling en te gelijk een wilde verontwaardiging voor het publick. Waarom moedigden zij die jonge zangeres niet aan? „Matig, heel matig; ik had gedacht, dat ge moer smaak hadt." Dit waren de eerste zinhebbende woorden, die mevrouw Suzan- na vanavond ten boste graf. „De zwakke stem raakt zoek in groote zaal," schroef de criticus, „ongelukkige keus. Goode school mag geroemd worden." Hot concert ging verder. Het gehele pro gramma werd afgewerkt, mannelijke en vrouwelijke leerlingen. Protoschinska liet zich nog eens hooren en oogstte rajwmde toejuichingen. Breden volgde het programma niït meer, maar zat mot het voorhoofd in de hand gesteund. „Hemel nog toe, komt ze nóg -eens I" hoorde hij achter zich zeggen. Zy stond eenvoudig en rein in het witte kleed, de handen gevouwen, hot hoofd wat naar achturen gebogen. Hij schrok op: bekende, geliefde klanken troffen zijn oor: „Wer machte dich so krank?" van Schumann. Onbeschrijflijk roerend klonk het gezang. Do tranen scho ten hem in de oogen. Hij slikte krampach tig en liet het hoofd op de borst zinken. Mevrouw Allen schoof been en weer. Zij had hot publiek zitten monsteren, nu tikte zij haar broer op zijn knie: „Gij zijt ziek, Richard, overdreven nerveus, ga eens naar den dokter 1" Uit. Stoelversohuiven en opstaan. Haastig dringt men naar de uitgangen. „Welnu?" Vragend keclc ltichard zijn' zuster aan. Zjj haaldo de schouders op.' „Heel lief, maar dat is toch geen- partij I Kom, wees nu verstandig, Richard. Wjj zullen allemaal tegen dit huwelijk zijn." „Ge moest je schamen zoo nuchtcr-prao- tisch te redenoeren; gij, oen vrouw. Adieu l" In de stemkamer kwam do professor naar Maria Wendelin toe: „Nu, kindje, heel mooi, heel mooi I" Zij probeerde te lacbsn en vroeg beklemd: „Professor, zeg u eens, heb ik housch niet slecht gezongen „Aon het slot zelfs héél goed, artistiek voel beter dan juffrouw Protoschinska; maar dat is een vrouwtje, ha, als gescha pen voor de kunst I U hij trok plotseling' een kool gezicht u ontbreekt alle op-: treden I" Langzaam ging zij de gang in. Van de. straat blies de nachtwind haar tegen. Zij- voelde zich zoo alleen. Wat zou hij wel zeggen 01 als zij hom maar ten minste, niet was tegengevallen. Op het concert was» hij stellig geweest; hij had het haar beloofd.j Haar leden huiverden onder de dunne sortie. „Mario, goodon avond, Marie!" Zij verschrikte. Daar stond hij voor de, deur, den hoed in do oogen godrukt, liet wandolstokje ondor don arm, bleek, in het licht der lantaarns. „Hè, u!" Met een gelukkigen glimlach reikte zij hem haar hand. Rechts en links snelden de laatste concertbezoekers naar huis. Heel bezorgd drukte zij haar arm stevig in den zijne. „M&rie,zei hij bewogen, en hij trachtte tevergeefs zijn stem vast te doen klinken, „jeje hebt gezongen als een engel!" Zij glimlachte om zijn enthusiasm©. Hij gingj verder: „Ik heb je lief, Marie, ontzaglijk lief. Wil je mijn vrouw worden?" Do schaduw der huizen verborg een tweetal gelukkige menschen. De hoogst bcteekenisvolle handeling van dc echtverbintenis schijnt ons onafscheid baar verbonden aan de gewoonte van het ringenwisselen. De gouden ring, iens ron. de vorm de eeuwigheid en onveranderlijk heid, wiens edel metaal de echtheid en puur heid verkondigt, bekrachtigt 't rechtmatig en zedelijk bezit, symboliseert den ernstigen wensch van twee menschen, elkander toe te behooren, met elkander verbonden te zijn'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 11