No. 15348. ZiEIDSÖK DAGBLAD, Donderdag* 3 Maart. - Tweede Blad. Anno 1910. FEUILLETON. Egt Huwelijk van den Prins. Tweede Kamer. „ZIEKEN STEUN." Wij ontvingen het jaarverslag van de Yereeniging „Ziekensteun", alhier, waarin het bestuur weer een en ander meedeelt over de werkzaamheden der vereeniging gedurende een jaar. Daar het vorige ver slag liep tot 1 December 1908, wilde het be stuur dit daarbij doen aansluiten en, het doen gaan-tot 1 December 1909, in de hoop, dat elk volgend bestuur op den ingeslagen jveg moge voortgaan. In de Commissie van, Toezicht kwam dit jaar geen verandering. De heeren professo ren W. Nolen en P. 0. F. van der Hoeven, benevens mejuffrouw D. Coebergh stonden ook dit jaar weer toe, hun namen als leden van de Commissie van Toezicht aan de Yereeniging te verbinden, waarvoor be- stuurderen hun hartelijk dank brengen. In het bestuur werd dit jaar de heer Korteweg als penningmeester vervangen door den heer Van der Wiel, zoodat het bestuur thans is samengesteld uit de heeren J. H. O. Reys, J. E. Kroon, S. W. P. H. Horn, E. Treffers, C. J. Th. v. d. Wiel, H. C. J. M. van Dijk en J. M. O'Breen^ Yan de werkende leden ontviel aan de vereeniging dit jaar door den dood mejuf frouw J. A. van Leeuwen. Het bestuur zou dit niet herdenken, wanneer niet juist zij het was, die uitstak boven de andere wer kende leden, wat ijver en liefde betreft voor het werk der Yereeniging. Haar over lijden zal bij het bestuur altijd een droevige herinnering achterlaten. Den heer R. I. Leendertz werd uit dank baarheid voor wat hij voor de vereeniging heeft gedaan, verzocht het eerelidmaat- ëchap te willen aanvaarden. In het vorige verslag zag het bestuur zich genoodzaakt zijn ontevredenheid tQ betui gen over de geringe toewijding van enkele werkende leden. Tot hun genoegen behoe ven bestuurderen dezen keer hierover niet to klagen. Treurig blijft nog altijd de belangstelling van de leden voor de algemeene vergade ringen. Van de circa 300 leden was er op de laatste vergadering slechts één aanwezig. In dit jaar kwam een verzoek tot het be stuur van B. en Ws., een verslag der inrich ting te geven, ten einde de vereeniging op te doen, nemen op de lijst van instellingen van Weldadigheid van het centraal bureau voor Statistiek. Hieraan is met genoegen voldaan. Aan het begin van dit jaar hebben be stuurderen voor het eerst een beroep op de burgerij gedaan, tot stijving hunner kas. Slechts enkelen gaven zich als lid op. Onder de giften vermeldt het bestuur met dank baarheid een van 100. Pas na veel moeite slaagde het er in, alle nieuwe Ziekenhuisstudenten lid te doen worden. Ondanks al deze gunstige resultaten was het bestuur toch genoodzaakt begin Novem ber te eindigen tneE het in behandeling ne men van nieuwe gevallen, wegens den finaneieelen toestand. Gelukkig kwamen daarna weinig aanvragen in. Behalve aHc aanvragen voor personen buiten Leiden moesten zelfs nog eenige aanvragen voor Leidenaar8 geweigerd worden. Tot 1 December 1909 kwamen in 27 aan vragen en wel: 19 uit de interne kliniek en polikliniek; 5 uit de verloskundige kliniek en polikliniek3 uit de heelkundige afdee- hng. Hiervan moesten er 6 worden afgewezen "wegens ongunstige informaties of op advies van een van de geneesheeren. De her nieuwde aanvragen zijn hier niet bij gere kend. Op 1 December 1908 waren nog in behan deling 9 gevallen. Tot 1 December 1909 zijn behandeld 29 gevallen, waarvan 27 gedu rende 2757 dagen, dit is per geval ruim 102 dagen, in welken tijd als ondersteuning gegeven werden 3602.5 L. melk, 3185 eieren, 943.5 ons vleesch, benevens eenige grutterswaren, terwijl de aanvraag naar kleeren wederom gering was. In 1 geval werd gedurende 12$ week voor een werk ster gezorgd. 1 December 1909 waren nog 4 gevallen in behandeling. Terwijl bestuurderen er voor dit jaar nog van afzien om eon uitgebreide vergelijking te geven met het vorige jaar omdat de ver eeniging nog te jong is en terwijl zij hopen, dat volgende besturen dit regelmatig wel zullen doen, wijzen zij er in het kort even op, dat de getallen van de ingekomen en behandelde gevallen minder zijn dan over 1908 (27 tegen 41 en 29 tegen 35), maar dab de tijd, gedurende welken ondersteund is, aanmerkelijk langer is (102 en één negende dag tegen 66$ dag). De inkomsten van 1 Januari tot 1 De cember 1909 bedroegen f 716.36, daarvan o. a. aan contributies f 511.85 en aan gif ten 137.80. De uitgaven: A. Ondersteuning met vleesch' f 91.22, melk f 214.25, eieren f 101.95, grutterswaren 10.41$, huishoud ster 31.25.B. Administratiekosten, enz. f 33.04. C. Uitgaven voor éénmaal: kastje in polikliniekkamer 12, drukken circulaires enz. 41.30, samen f 525.42$. Over 1909 rest dus nog 116.97$. Dit maakt met het tekort over 1908 op 1 Dcc. een saldo in kas van f 84.32$. Yan de contributies 19081909 zal nog een bedrag van f 20 geïnd kunnen worden. Het jaar 1909 zal waarschijnlijk met een gering batig saldo eindigen. Uit bovenstaande mededeelingen en cijfers valt weer veel te leeren. Er blijkt opnieuw uit het nut, dat deze vereeniging beoogt: het verleenen van steun bij ziekten, een schoon doel, dat niet anders dan algemeen, warme sympathie verdient, niet enkel in woorden, maar vooral in daden, waardoor handelend kan worden opgetreden daar waar het inderdaad blijkt zoo noodig te zijn. Moge de toetreding van leden of be gunstigers daarom grooter worden 1 Dan zal de vereeniging nog meer het doel van haar streven bereiken. Historie en lieren. Gisternamiddag hield dr. H. T. Colen brander bij de optreding als privaat-docent in de staatkundige geschiedenis aan do Rijks Universiteit alhier in het klein audi torium -der Academie een rede over „His torie en Leven." Spr. ving aan naar aanleiding van Nietz sche „Vom Nachtheil der Historie für das Leben" er aan te herinneren dat Clio ge vaarlijk is en die men bedwingen moet eer zij ons dient. Fruin geloofde aan de alleen zaligmakende kracht eener strenge methode reeds niet meer. In hetzelfde jaar hebben onafhanke lijk van elkaar Ranke en onze eigen Thor- becke over de oude opvatting, die in de ge schiedenis een gerecht zag, de doodsklok geluid. Het is spr.'s doel om in het volgende in proza do dichterlijke vluolit van Nietzsche na te hinken en als zoodanig behandelt hij achtereenvolgens de monumentale, de anti quarische en critischo geschiedbeschouwing. De oudheidlievende geschiedbeschouwing .voldoet wel aan een den mensch diep inge schapen behoefte, doch ontaardt echter van - het oogenblik af dat de eigen levensindruk- ken van het verzamelende individu buiten haar omgaan. Het belang der conservatie zelf raakt ten slotte in het gedrang, als het leven zich éindelijk weer baan breekt, slaat het als een waanzinnige om zich heen en stapelt ruïnen op ruïnen. Naast de he roïsche cn de anti-quarische heeft de mensch dus de critische geschiedbeschou wing noodig. Om ruimte te hebben voor zichzelf moet hij van tijd tot tijd een stuk overlevering durven aanvatten en stuk breken. Alle drie de verscheidenheden hebben evenwel dit gemeen dat alleen sterke bee- nen hun weelde kunnen dragen. Slechts op de hoogten van het tegenwoor dige leven kan het verledene worden be grepen. De geschiedschrijver bij Gods ge nade wordt gekend aan de nieuwheid, waarmede zijn voorstelling treft. De mensch moet eerst leeren te leven en in dienst van het verstane leven de historie stellen. Wie zal u dit leven leeren? vraagt spr. En zijn antwoord luidt: Gijzelf en nie mand andera. Zoo deze inzichten veld winnen, en zij doen het, dan moet voor een groot deel dank geweten worden aan de aan waanzin 40) De sterken krijgen de prijzen in de wereld. De een wint door geld, de ander 'door verstand, en ik, door van de gelegen heid gebruik te maken." Vera voelde zich hulpeloos. De ramp scheen onvermijdelijk. Toen kwam Alexis tussckenbeide, XVII. Een huwelyk yoor denvorm. „Ik ben nieuwsgierig," zei hij, „of ik deze aangename scène bij mag wo nen als een soort toeschouwer, getuige, of raadgever. Ik ken do dame. Vera, wil je ons even voorstellen?" Katkin, die voelde, dat hij de overwin ning zou behalen, 'was niet lichtgeraakt. Vera, die op Alexis vertrouwde, mompelde een voorstelling „Plet spijt mij, dat ik in dezen toestand ben," zei Alexis vroolijk, „maar onder deze omstandigheden wilt u mij misschien wel Vergeven, dat ik blijf zitten. Ik kan niet zeggen, dat ik niet gehoord heb, dat u deze dame Fraülein (hij zei dit met nadruk). Dinolin ten huwelijk hebt gevraagd. Mag ik vragen, of dit in ernst was Als huwe lijken zóó in Renaria gesloten worden, ïnoet- ik zeggen, dat ik verbaasd ben." Katkin voelde, dat hij genoeg gehoord had, en zijn houding .werd opeens vijandig. „Laat me even uitspreken", zei Alexis „Ik wensch er aan toe te voegen, dat ik, liever dan mijn tegenwoordigen toestand n,og een uur langer te verduren, u met dankbaarheid met deze dame zou zien trouwen. Ik zou haar zelfs aanmoedigen, om uw aanzoek aan te nemen." Yera keerde zich snel om. Dat dit van Alexis zou komen... Alexis, die Vera een wenk wilde geven, en Katkin een, aanmoediging, ging voort: „Bedenk, wat Schopenhauer schreef: De vrouw heeft een meester noodig." Katkin lachte even. „Hoor je het?" zei Lij tot Yera. Vera keek verwonderd. Trachtte Alexis zijn leven te redden door een huwelijk tusschen haar en dezen man voor te stel len? Toen zij hieraan dacht, kwam zij oo het goede spoor, want zij behoorde tot die gelukkige mengchen, die last vermijden en tijd winnen, door. de dingen vlug in te zien. Een huwelijk was onmogelijk, maar Alexis wilde, dat zij zou trouwen, of zou voor wenden te trouwen met Katkin, om hen allen uit de moeilijkheden te redden. Yera sidderde bij het denkbeeld. Een huwelijks plechtigheid tussohen haar en Katkin zou geen waarde hebben. Het was een list, maar een vergeeflijke*. Maar als Katkin haar eens bij zioh zou willen houden? Zij voelde opeens, dat zij Alexis kon, vertrouwen. Hij zou haar zóó iets niet durven laten wagen, zonder de gevolgen in aanmerking te nemen. Toen zij over het plan nadacht, verschoot zij van kleur, en Katkin. die haar opgewonden heid zag, schreef deze toe aan de tusschen- komst van Alexis. „Hoor je het?" herhaalde hij. gestorven ziener. Laten wij daarom, zoo eindigde spr. dit deel zijner rede, een vrome gedachte over hebben voor den Scarus, jjie zoo hoog gestegen was toen hij zoo deerlijk vieL Ten slotte gaf spr. een reeks praetische wenken aan de geschiedbeoefenaars, in het bijzonder aan hen die de staatkundige ge schiedenis bestudeeren. Met korte toespraken tot de Kocgleera- ren der juridische en literarische faculteit en de historische vakken en tot de studen ten, besloot dr. Colenbrander rijn ook uit het oogpunt van stijl belangrijke rede. Lljjt van onbistalhre brieven ca brlifkurln van hier hervonden gedurende de tweede helft der ma end Februari. Brieven: Firma Hulscher, M. Schlet- man, Amsterdam; H. Oudshoorn, Amers foort; Alg. Ned. Bankinstelling, R. Lan- dey, Den Haag; mej. A. v. Rijn, Leiden; firma v. d. Graaff Co., Maastricht, mej. C. Goedegebuuren, Rotterdam; mej. v. d. Yis, Tessel; J. Dullemond, Den Haag; mevr. André, Amsterdam. Nota. Aan de afzenders wordt aanbevolen hun naam en adres op de stukken te ver melden, opdat deze bij onbestelbaarheid aan hen kunnen teruggegeven worden. l>o srenadierg-qnacatie. „De Avondpost" constateert het feit, dat na verloop van een maand ongeveer nog niet verschenen is de machtiging der offi cieren van het regiment grenadiers en ja gers om den naam te noemen van den offi cier, die het artikel in het blad van 13 Jan. 1910 6chreef. „Volkomen aannemelijk is het ons, dat, indien óók de schrijver ondor moreele pressie zijn handteekening mocht heb ben geplaatst als te zijn niet de inzender van het artikeltje in ons blad van 13 Januari 1910, hij ter elfder ure de ge volgen zijner onwaarheid zooveel doenlijk heeft trachten te ontkomen, wetende, dat wij, die in het bezit zijn van den aanbie dingsbrief zijner kopij in eigen handschiïft en met onderteekening wij voegen er bij, dat ook die kopij zelve door on3 behouden werd op ontvangst der in uitzioht ge stelde machtiging (ook van hemself) vol komen de bevoegdheid zouden hebben ge had, om zijne, alsdan dubbelslachtige, hou ding openlijk op de kaak te stellen. Door het binnenhouden van het beruchte docu ment is dat gevaar ontgaan, en om het even of het regimentsburcau dan wel oio betrokken „officier der grenadiers" dit aanhouden op rijn creditzijde heeft in het belang van het regiment is heb ons niet onaangenaam, dat we thans deze zaak kunnen afsluiten." „De Avondpost" doet dit echter onder één beding: Het is gebleken dat, niettegen staande de pertinente verzekering van hot blad, sommige officieren rijn blijven insi- nueeren, als zou de onwaarheid niet hebben gewoond in hun midden. „En zelfs heeft een der hoofdofficieren van het korps, al te voorbarig handelend, zich niet ontzien ten onzen aanzien een hoogst onwaardige houding aan te nemen volmaakt in strijd met het „noblesse oblige", dat hij zeker allereerst indachtig behoorde te rijn. Sleohta onder dit ééne beding, dat het gebeurde tot een bescheiden houding ten onzen opzichte behoort te leiden, sluiten wij het incident". Bij deze mededeelingen van „De Avond post" teekent „Land en Volk" aan* „Wij ontviDgen van goed ingelichte rijde een verklaring voor het niet afzenden van het bedoelde stuk der officieren. Toen indertijd het bedoelde stuk van den grenadiers-officier verschenen was en zoo veel stof deed opwaaien, bespraken eenige subalterne-officieren de zaak en werd door hen gepolst of het afvragen en afleggen van een verklaring, dat men niet de schrij ver was van het stuk, ook onaangename ge volgen kon hebben voor een hunner. Bij onderzoek bleek, dat er geen grond bestond voor die vree3, want dat alle offi cieren bereid waren om een dergelijke ver- Yera was niet dom, zij was bovendien een tooneelspeelster. De scène,die volgde, was vol gevoel en artistiek, want Yera acteerde, zooals zij pog nooit te voren ge daan had, daar slecht spel op dit oogen blik het komplot verraden zou hebben. Haar verwondering, verbijstering enj overweldiging waren prachtig. Zij keek met groote verachting naar Alexis, doch zei niets. v „Moet je er toe gedwongen worden, Vera, of stem je toe?" vroeg Katkin. „Het is onmogelijk, dat het je ernst is," zei zij. i „Is er niets, mijpheer Katkin," zei Alexis, dat u kan overhalen den Prins en mij vrij te laten, behalve een huwelijk met deze dame?" „Niets." Alexis schudde zijn hoofd. „Het is een moeilijk geval," zei hij. ,,u zou misschien de beste man in de wereld voor haar zijn; u bept misschien voor haar bestemd." „Dit kan best zijn. Maar als zij niet wil... „Het zou mij niet zooveel kunnen schelen, als ik mijn handen maar vrij had." „Zal ik den geestelijke roepen?" vroeg Katkin aan Yora. Do vraag verschrikte haar en zij hijgde naar adem. „Neen, neen!" zei rij en hield haar han den smeekend op. Hij pakte ze vast. „Het moet. Ik kan je niet verliezen." „Nog niet, geef mij tijd'zei zij, terwijl zij trachtte haar handen uit rijn greep te bevrijden. „Later zooveel als je wiR"t zei h& klaring te onderteekepen. De subalterne- offioieren teekendep eerst, later volgden ook de hoofdofficieren. Men had echter den kolonel-commandant buiten de besprekingen gelaten. Later heb ben de officieren hem met de door hen ge- toekende verklaring in kennis gesteld, met verzoek ook rijn handteekening daaronder te willen plaatsen, wat door dep kolonel werd geweigerd, daar hij deze verklaring niet had gewensoht en onnoodig achtte, ter wijl rij in het tegenovergestelde geval van Hem zelf had behooren uit te gaan. Het bestaan van deze verklaring der andere officieren is echter ruchtbaar ge worden en in do „N. R. Ct." gekomen. Zij werd echter niet aan de redactie van „De Avondpost" verzonden, omdat nu daaronder de handteekening van den kolonel ontbrak, de redactie der „Avp." met recht had kunnen zeggen, dat niet alle officieren haar geteekend hadden. Daar kwam nog bij, dat het regiment ook nog een militie-luitenant en reserve-offi cieren heeft, die, omdat zij met verlof wa ren, in deze zaak niet gekend waren, zoo dat ook dit voor de redactie van „De Avondpost" een reden had kunnen zijn, om te zeggen: het stuk is niet door alle offi cieren geteekend." Bij de verdere behandeling van de maat regelen in het belang van ontslagen gevan genen, gisternamiddag, achtte ook de heer Van Wijnbergen het particulier ini tiatief in deze geroepen de zaak ter hand te nemen. Oók omdat, uit den aard der zaak, daarvan meer toewijding kan uitgaan Do heer Yerhoy gaf verschillende wenken op het gebied van het reclasseo- ringswerk. Minister Heemskerk (Minister van Justitie ad interim), sloot rioh bij de ver dediging van het ontwerp in hoofdzaak aan bij het betoog van den heer Van A s o h van W ij o k. Do overheid moet alles doen om de gevolgen van do straffen, die rij ver plicht is op te leggen, te verzachten zoo veel haar mogelijk is. Met de kwestie der reclasseering hebben de voorwaardelijke veroordeeling of de voorwaardelijke invrijheidstelling niets te maken. Wel kan de reclasseering do voor waardelijke invrijheidstelling mogelijk ma ken. De Minister ontkende tegenover den heer Duys, dat de oorzaak der criminaliteit ligt in onvoldoende sociale wetgeving. De oor zaak der criminaliteit ligt, volgens spr., in onze eigen verdorvenheid. Gaandeweg zal de geestelijke en zedelijke verheffing van de gevangenen, door den heer Duys^ onvol doende geoordeeld, verbeteren. Afzonderlijke patronaatscommissies, zoo- als de heer Van Hamel bedoelt, acht de Minister niet noodig. De gevangenen Run nen met raad en daad worden bijgestaan door leden van het govangenisbestuur. Hedenmorgen voortzetting. Administratieve r e oh t spraak. De heer Druoker heeft op het ontwerp betreffende wettelijke maatregelen tot re geling der administratieve rechtspraak een amendement ingediend om gelegenheid^ te geven tot aanvulling van een zesden vioe- president bij de Amsterdamsche rechtbank, zonder dat nadere wetswijziging noodig is. De voorsteller wijst er op, dat met vijf vice-presidenten bij die rechtbank, bij het tegenwoordige aantal kamers, alleen dan kan worden volstaan, wanneer ook do president in een der kamera ritting neemt en daar het voorzitterschap bekleedt. Het is intusschen niet onwaarschijnlijk, dat, ten gevolge van den toenemenden omvang der werkzaamheden van den president als zoo danig, dit op den duur niet mogelijk of al thans minder wenschelijk zal blijken.. Vandaar zijn voorstel. S c h e n k i n g-D ruok e r. Het afdeelingsonderzook over het wets ontwerp tot goedkeuring van een overeen komst van schenking gaf in alle afdeelin- „O, help mij", kermde rij, rondom rich ziende om hulp. Zij acteerde prachtig. „Ik wou maar, dat ik het doen kon", zei Alexis, „maar ik ben bang, dat de hulp van jouw kant zal moeten komen." Vera was er in geslaagd, zich los te ma ken, en stond als een aantrekkelijk toon beeld van smart. „Ik kan niet gclooven, dat je ernstig bent", zei zij. „Het denkbeeld is te vreeselijk. Je kunt niet van plan zijn, om mij te dwingen met je te trouwen." „Als dat de eenige manier ia", zei Kat kin grimmig. „Maar het zou niet wettig rijn. Als ik niet spreek, hoe kunnen wij dan getrouwd worden?" „Je zult wel toestemmen", zei hij vol vertrouwen, en hij zag er onheilspellend uit. „Je zult toestemmen", herhaalde hij, „omdat 't beter voor je zal zijn, getrouwd te wezen dan niet." „Goede Hemel l" riep Alexis uit, en hij begon te vreezen, dat de man voor niets terug zou deinzen. Vera begon ook een ellendig gevoel te krijgen. Er zijn van die dingen, welke ons al tijd beangstigen. „Als u denkt, dat u mij overwinnen zult, dan houdt u zichzelf voor den gek, Herr Katkin," zei Yera, hem uitdagend aan kijkend. „Men kan zich nog wel van tiran nen bevrijden." Plotseling bedacht rij zich, dat haar doel was Sandjro te bevrijden. „Zeg hem, dade lijk weg te gaan," luidde do boodschap. Het was zoo'n ingewikkelde toestand, dat het geen wonder is, dat rij rich van tijd tot tijd de spil yan allee voelde. Zij veranderde gen aanleiding tot woorden van hulde eaf erkentelijkheid ten opzichte van den heer en mevrouw Drucker, dio door bun vorste- lijke schenking op zoo schitterende wijzei getuigenis hebben afgelegd van hun groote belangstelling in do Noderlandsche schilder, kunst. Algemeen wenschte men rijn waar- deering uit te spreken voor die daad van kunstzin, waardoor eeu keurverzamelmg van werken van de grootste meesters onzer hedcndaagsche kunst voor immer voor het land behouden blijft. Do schenkers, zoo merkte men op, hebben daarmede aan spraak verworven op de dankbaarheid van het gcheole Noderlandsche volk. Het misdrijf op do Nicolnas Witseu- kade to Amsterdam. Het „Hbld." deelt mede, dat de justitie, vertegenwoordigd door den rechter-commis- aaris, mr, Quintus, den substituut-officier van justitie mr. Luyken Glashorst cn een griffier, een bezook heeft gebracht aan do woning van de overleden mevrouw Wynia op de Nioolaas Witsenknde. Bij dit bezoek waren tevens aanwezig do commissaris van politie in de 5de sectio, do heer Kummer, de inspecteur Bakker (dio het eerste onder zoek in dezo zaak instelde) en eenige politie beambten. Het dienstmeisje, dat verdacht wordt van do laaghartige mishandeling, was eveneens tegenwoordig. Do slaapkamer op de tweede verdieping, waar het gruwelijko geval zich afspeelde, werd in het bijzonnor in oogenschouw genomen en door een pho- tograaf werden vcrschillendo opnamon go- maakt van het interieur der kamer. Op zolder vond men, in een kast, eenig beddegoed, dat in beslag genomen werd. Men vermoedt dat het den jongen man, dio wegens medeplichtigheid gearresteerd werd, tot nachtleger heeft gediend. Het meisje legde ook bij dit bezoek weer de grootste onverschilligheid aan den dag. Politie en justitie hellen steeds meer over tot do meening, dat de gearresteerde dienst bode de eenige schuldige is. Haar vrijor moot verklaard hebben, dat zij al sedert Kerstmis met het plan rondliep, haar me vrouw van het loven te borooven. Er zou dan een wraakneming in het spel rijn en geen diefstal. Voor dio veronderstelling pleit zeker, dat de dienstbode en haar vrijer den geheolen nacht gelegenheid hadden ongestoord te ste len en dus niet don morgenstond behoefden af te wachten. Een verzwarende omstandigheid voor het meisje is het wellicht, dat rij aan een der armen brandwonden bleek te hebben. Teü haren huize word een gouden ketting in be slag genomen, 't Is intusschon nog niet uit gemaakt of dit voorwerp het eigendom der ovorledeno was. Do dood dor arme vrouw moot niet zoo zeer het gevolg geweest zijn van de bekomen brandwonden, als wej van den doorgcetar nen sohrik en angst. Een schokkende bijzonderheid kwam het blad nog ter ooro: De zoo gruwelijk mis handelde is na uit het raam der tweede ver dieping om hulp geroepen te hebben, naar do eerste verdieping gegaan om de straat deur te openen, die door den jongen man' bij zijn vluoht was dichtgetrokken. Ker mend viel rij toen, met brandwonden over dekt, in de armen van een politieagent, dio op haar hulpgeschrei was toegesneld.- Stoomschepen. Goarrivoerdt Oranje, v. Amst. n. Bat. 2 Maart te Genua; K e d i r i, 2 Maart v. Bat. te Rott.; Prinz Eitel Friodrich, v. Singa pore n. Amst. 2 Maart te Suez Vertrokken: Solo, v. Rott. n. Bat., 1 Maart v. La Pallice; Coram, 1 Maart v. Cheribon n. CalcuttaKawi, v. Rett. n. Bat,, 1 Maart v. SouthamptonTambora, v. Rott. n. Bat., 1 Maart v. Sues; Gepasseerd: 'Am bon, v. Amst. n. Bat., 1 Maart Point de Galle; Lombok, v. Bat. n. Amst. 1 Maart Point de Galle; van toon. Zij snikte en veegde haar oogen voortdurend af. Katkin sloeg haar geduldig gade, want geen verstandig man redeneert als or tranen te zien zijn. Alexis wachtte in groote spanning. Het waa pijnlijk Yera's snikken te hoo- ren maar eindelijk werden zij minder hevig. „Vraagt u.... mij hcusch ten huwelijk?" zoi rij, met een door tranen verstikte stem., „Dat heb ik gezegd." Zij scheen geheel door haar smart over meesterd, maar herstelde zichzelf verwon derlijk goed. („Wat een ellendig publiekI" mompelde Alexis in zichzelf). „Ik wil niet," zei rij kalm. Zij moest toch gedwongen worden. „Uitstekend zei Alcxis. „Grogoff l" brulde Katkin, „Is dat de geestelijke?" vroeg Vera in een" prachtige houding, één knie op don grond en beide handen uitgestrekt naar Katkin (één raakte zelfs zijn jas aan) en met een smeekende uitdrukking van smart op haa£ mooi gelaat. Alexis moest haar br»"-onderen.) „Schitterend I" zei hij in zichzelf. „De Hemel sta haar bij t" zei hij hardop* zoodat Katkin het kon hooren Zij acteerden allebei best, en toch was Katkin in vollen ernst. Voor hem was het geen spel. Het gaat altijd zoo; terwijl do een ernstig is, lacht de ander. Sommigen zwoegen en werken cn bemerken dan, datJ anderen het als een deel van een spel be schouwen, cn verschrikkelijk moeten lachen om onze volharding. Bij den kunstenaar* den schrijver, den musicus, den uitvinder* hoe dikwijls wordt er gehuild in plaats vaU gelachen 1 (Wordt veryolgd.1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5