No. 15348.
ZiEIDSÖK DAGBLAD, Donderdag* 3 Maart. - Tweede Blad.
Anno 1910.
FEUILLETON.
Egt Huwelijk van den Prins.
Tweede Kamer.
„ZIEKEN STEUN."
Wij ontvingen het jaarverslag van de
Yereeniging „Ziekensteun", alhier, waarin
het bestuur weer een en ander meedeelt
over de werkzaamheden der vereeniging
gedurende een jaar. Daar het vorige ver
slag liep tot 1 December 1908, wilde het be
stuur dit daarbij doen aansluiten en, het
doen gaan-tot 1 December 1909, in de hoop,
dat elk volgend bestuur op den ingeslagen
jveg moge voortgaan.
In de Commissie van, Toezicht kwam dit
jaar geen verandering. De heeren professo
ren W. Nolen en P. 0. F. van der Hoeven,
benevens mejuffrouw D. Coebergh stonden
ook dit jaar weer toe, hun namen als leden
van de Commissie van Toezicht aan de
Yereeniging te verbinden, waarvoor be-
stuurderen hun hartelijk dank brengen.
In het bestuur werd dit jaar de heer
Korteweg als penningmeester vervangen
door den heer Van der Wiel, zoodat het
bestuur thans is samengesteld uit de heeren
J. H. O. Reys, J. E. Kroon, S. W. P.
H. Horn, E. Treffers, C. J. Th. v. d. Wiel,
H. C. J. M. van Dijk en J. M. O'Breen^
Yan de werkende leden ontviel aan de
vereeniging dit jaar door den dood mejuf
frouw J. A. van Leeuwen. Het bestuur zou
dit niet herdenken, wanneer niet juist zij
het was, die uitstak boven de andere wer
kende leden, wat ijver en liefde betreft
voor het werk der Yereeniging. Haar over
lijden zal bij het bestuur altijd een droevige
herinnering achterlaten.
Den heer R. I. Leendertz werd uit dank
baarheid voor wat hij voor de vereeniging
heeft gedaan, verzocht het eerelidmaat-
ëchap te willen aanvaarden.
In het vorige verslag zag het bestuur zich
genoodzaakt zijn ontevredenheid tQ betui
gen over de geringe toewijding van enkele
werkende leden. Tot hun genoegen behoe
ven bestuurderen dezen keer hierover niet
to klagen.
Treurig blijft nog altijd de belangstelling
van de leden voor de algemeene vergade
ringen. Van de circa 300 leden was er op
de laatste vergadering slechts één aanwezig.
In dit jaar kwam een verzoek tot het be
stuur van B. en Ws., een verslag der inrich
ting te geven, ten einde de vereeniging op
te doen, nemen op de lijst van instellingen
van Weldadigheid van het centraal bureau
voor Statistiek. Hieraan is met genoegen
voldaan.
Aan het begin van dit jaar hebben be
stuurderen voor het eerst een beroep op de
burgerij gedaan, tot stijving hunner kas.
Slechts enkelen gaven zich als lid op. Onder
de giften vermeldt het bestuur met dank
baarheid een van 100.
Pas na veel moeite slaagde het er in, alle
nieuwe Ziekenhuisstudenten lid te doen
worden.
Ondanks al deze gunstige resultaten was
het bestuur toch genoodzaakt begin Novem
ber te eindigen tneE het in behandeling ne
men van nieuwe gevallen, wegens den
finaneieelen toestand. Gelukkig kwamen
daarna weinig aanvragen in. Behalve aHc
aanvragen voor personen buiten Leiden
moesten zelfs nog eenige aanvragen voor
Leidenaar8 geweigerd worden.
Tot 1 December 1909 kwamen in 27 aan
vragen en wel: 19 uit de interne kliniek en
polikliniek; 5 uit de verloskundige kliniek
en polikliniek3 uit de heelkundige afdee-
hng.
Hiervan moesten er 6 worden afgewezen
"wegens ongunstige informaties of op advies
van een van de geneesheeren. De her
nieuwde aanvragen zijn hier niet bij gere
kend.
Op 1 December 1908 waren nog in behan
deling 9 gevallen. Tot 1 December 1909 zijn
behandeld 29 gevallen, waarvan 27 gedu
rende 2757 dagen, dit is per geval ruim
102 dagen, in welken tijd als ondersteuning
gegeven werden 3602.5 L. melk, 3185
eieren, 943.5 ons vleesch, benevens eenige
grutterswaren, terwijl de aanvraag naar
kleeren wederom gering was. In 1 geval
werd gedurende 12$ week voor een werk
ster gezorgd.
1 December 1909 waren nog 4 gevallen
in behandeling.
Terwijl bestuurderen er voor dit jaar nog
van afzien om eon uitgebreide vergelijking
te geven met het vorige jaar omdat de ver
eeniging nog te jong is en terwijl zij hopen,
dat volgende besturen dit regelmatig wel
zullen doen, wijzen zij er in het kort even
op, dat de getallen van de ingekomen en
behandelde gevallen minder zijn dan over
1908 (27 tegen 41 en 29 tegen 35), maar dab
de tijd, gedurende welken ondersteund is,
aanmerkelijk langer is (102 en één negende
dag tegen 66$ dag).
De inkomsten van 1 Januari tot 1 De
cember 1909 bedroegen f 716.36, daarvan
o. a. aan contributies f 511.85 en aan gif
ten 137.80.
De uitgaven: A. Ondersteuning met
vleesch' f 91.22, melk f 214.25, eieren
f 101.95, grutterswaren 10.41$, huishoud
ster 31.25.B. Administratiekosten, enz.
f 33.04. C. Uitgaven voor éénmaal:
kastje in polikliniekkamer 12, drukken
circulaires enz. 41.30, samen f 525.42$.
Over 1909 rest dus nog 116.97$. Dit
maakt met het tekort over 1908 op 1 Dcc.
een saldo in kas van f 84.32$.
Yan de contributies 19081909 zal nog
een bedrag van f 20 geïnd kunnen worden.
Het jaar 1909 zal waarschijnlijk met een
gering batig saldo eindigen.
Uit bovenstaande mededeelingen en cijfers
valt weer veel te leeren. Er blijkt opnieuw
uit het nut, dat deze vereeniging beoogt:
het verleenen van steun bij ziekten, een
schoon doel, dat niet anders dan algemeen,
warme sympathie verdient, niet enkel in
woorden, maar vooral in daden, waardoor
handelend kan worden opgetreden daar
waar het inderdaad blijkt zoo noodig te
zijn. Moge de toetreding van leden of be
gunstigers daarom grooter worden 1 Dan
zal de vereeniging nog meer het doel van
haar streven bereiken.
Historie en lieren.
Gisternamiddag hield dr. H. T. Colen
brander bij de optreding als privaat-docent
in de staatkundige geschiedenis aan do
Rijks Universiteit alhier in het klein audi
torium -der Academie een rede over „His
torie en Leven."
Spr. ving aan naar aanleiding van Nietz
sche „Vom Nachtheil der Historie für das
Leben" er aan te herinneren dat Clio ge
vaarlijk is en die men bedwingen moet eer
zij ons dient.
Fruin geloofde aan de alleen zaligmakende
kracht eener strenge methode reeds niet
meer. In hetzelfde jaar hebben onafhanke
lijk van elkaar Ranke en onze eigen Thor-
becke over de oude opvatting, die in de ge
schiedenis een gerecht zag, de doodsklok
geluid.
Het is spr.'s doel om in het volgende in
proza do dichterlijke vluolit van Nietzsche
na te hinken en als zoodanig behandelt hij
achtereenvolgens de monumentale, de anti
quarische en critischo geschiedbeschouwing.
De oudheidlievende geschiedbeschouwing
.voldoet wel aan een den mensch diep inge
schapen behoefte, doch ontaardt echter van
- het oogenblik af dat de eigen levensindruk-
ken van het verzamelende individu buiten
haar omgaan. Het belang der conservatie
zelf raakt ten slotte in het gedrang, als
het leven zich éindelijk weer baan breekt,
slaat het als een waanzinnige om zich heen
en stapelt ruïnen op ruïnen. Naast de he
roïsche cn de anti-quarische heeft de
mensch dus de critische geschiedbeschou
wing noodig. Om ruimte te hebben voor
zichzelf moet hij van tijd tot tijd een stuk
overlevering durven aanvatten en stuk
breken.
Alle drie de verscheidenheden hebben
evenwel dit gemeen dat alleen sterke bee-
nen hun weelde kunnen dragen.
Slechts op de hoogten van het tegenwoor
dige leven kan het verledene worden be
grepen. De geschiedschrijver bij Gods ge
nade wordt gekend aan de nieuwheid,
waarmede zijn voorstelling treft.
De mensch moet eerst leeren te leven en
in dienst van het verstane leven de historie
stellen. Wie zal u dit leven leeren? vraagt
spr. En zijn antwoord luidt: Gijzelf en nie
mand andera.
Zoo deze inzichten veld winnen, en zij
doen het, dan moet voor een groot deel
dank geweten worden aan de aan waanzin
40)
De sterken krijgen de prijzen in de
wereld. De een wint door geld, de ander
'door verstand, en ik, door van de gelegen
heid gebruik te maken."
Vera voelde zich hulpeloos. De ramp
scheen onvermijdelijk.
Toen kwam Alexis tussckenbeide,
XVII.
Een huwelyk yoor denvorm.
„Ik ben nieuwsgierig," zei hij,
„of ik deze aangename scène bij mag wo
nen als een soort toeschouwer, getuige,
of raadgever. Ik ken do dame. Vera, wil je
ons even voorstellen?"
Katkin, die voelde, dat hij de overwin
ning zou behalen, 'was niet lichtgeraakt.
Vera, die op Alexis vertrouwde, mompelde
een voorstelling
„Plet spijt mij, dat ik in dezen toestand
ben," zei Alexis vroolijk, „maar onder deze
omstandigheden wilt u mij misschien wel
Vergeven, dat ik blijf zitten. Ik kan niet
zeggen, dat ik niet gehoord heb, dat u deze
dame Fraülein (hij zei dit met nadruk).
Dinolin ten huwelijk hebt gevraagd. Mag
ik vragen, of dit in ernst was Als huwe
lijken zóó in Renaria gesloten worden,
ïnoet- ik zeggen, dat ik verbaasd ben."
Katkin voelde, dat hij genoeg gehoord
had, en zijn houding .werd opeens vijandig.
„Laat me even uitspreken", zei Alexis
„Ik wensch er aan toe te voegen, dat ik,
liever dan mijn tegenwoordigen toestand
n,og een uur langer te verduren, u met
dankbaarheid met deze dame zou zien
trouwen. Ik zou haar zelfs aanmoedigen,
om uw aanzoek aan te nemen."
Yera keerde zich snel om. Dat dit van
Alexis zou komen...
Alexis, die Vera een wenk wilde geven,
en Katkin een, aanmoediging, ging voort:
„Bedenk, wat Schopenhauer schreef:
De vrouw heeft een meester noodig."
Katkin lachte even.
„Hoor je het?" zei Lij tot Yera.
Vera keek verwonderd. Trachtte Alexis
zijn leven te redden door een huwelijk
tusschen haar en dezen man voor te stel
len? Toen zij hieraan dacht, kwam zij oo
het goede spoor, want zij behoorde tot die
gelukkige mengchen, die last vermijden en
tijd winnen, door. de dingen vlug in te zien.
Een huwelijk was onmogelijk, maar Alexis
wilde, dat zij zou trouwen, of zou voor
wenden te trouwen met Katkin, om hen
allen uit de moeilijkheden te redden. Yera
sidderde bij het denkbeeld. Een huwelijks
plechtigheid tussohen haar en Katkin zou
geen waarde hebben. Het was een list,
maar een vergeeflijke*.
Maar als Katkin haar eens bij zioh zou
willen houden? Zij voelde opeens, dat zij
Alexis kon, vertrouwen. Hij zou haar zóó
iets niet durven laten wagen, zonder de
gevolgen in aanmerking te nemen. Toen
zij over het plan nadacht, verschoot zij van
kleur, en Katkin. die haar opgewonden
heid zag, schreef deze toe aan de tusschen-
komst van Alexis.
„Hoor je het?" herhaalde hij.
gestorven ziener. Laten wij daarom, zoo
eindigde spr. dit deel zijner rede, een
vrome gedachte over hebben voor den
Scarus, jjie zoo hoog gestegen was toen hij
zoo deerlijk vieL
Ten slotte gaf spr. een reeks praetische
wenken aan de geschiedbeoefenaars, in het
bijzonder aan hen die de staatkundige ge
schiedenis bestudeeren.
Met korte toespraken tot de Kocgleera-
ren der juridische en literarische faculteit
en de historische vakken en tot de studen
ten, besloot dr. Colenbrander rijn ook uit
het oogpunt van stijl belangrijke rede.
Lljjt van onbistalhre brieven ca brlifkurln
van hier hervonden gedurende de tweede helft
der ma end Februari.
Brieven: Firma Hulscher, M. Schlet-
man, Amsterdam; H. Oudshoorn, Amers
foort; Alg. Ned. Bankinstelling, R. Lan-
dey, Den Haag; mej. A. v. Rijn, Leiden;
firma v. d. Graaff Co., Maastricht, mej. C.
Goedegebuuren, Rotterdam; mej. v. d.
Yis, Tessel; J. Dullemond, Den Haag; mevr.
André, Amsterdam.
Nota. Aan de afzenders wordt aanbevolen
hun naam en adres op de stukken te ver
melden, opdat deze bij onbestelbaarheid
aan hen kunnen teruggegeven worden.
l>o srenadierg-qnacatie.
„De Avondpost" constateert het feit, dat
na verloop van een maand ongeveer nog
niet verschenen is de machtiging der offi
cieren van het regiment grenadiers en ja
gers om den naam te noemen van den offi
cier, die het artikel in het blad van 13 Jan.
1910 6chreef.
„Volkomen aannemelijk is het ons, dat,
indien óók de schrijver ondor moreele
pressie zijn handteekening mocht heb
ben geplaatst als te zijn niet de inzender
van het artikeltje in ons blad van 13
Januari 1910, hij ter elfder ure de ge
volgen zijner onwaarheid zooveel doenlijk
heeft trachten te ontkomen, wetende, dat
wij, die in het bezit zijn van den aanbie
dingsbrief zijner kopij in eigen handschiïft
en met onderteekening wij voegen er bij,
dat ook die kopij zelve door on3 behouden
werd op ontvangst der in uitzioht ge
stelde machtiging (ook van hemself) vol
komen de bevoegdheid zouden hebben ge
had, om zijne, alsdan dubbelslachtige, hou
ding openlijk op de kaak te stellen. Door
het binnenhouden van het beruchte docu
ment is dat gevaar ontgaan, en om het
even of het regimentsburcau dan wel oio
betrokken „officier der grenadiers" dit
aanhouden op rijn creditzijde heeft in
het belang van het regiment is heb ons
niet onaangenaam, dat we thans deze zaak
kunnen afsluiten."
„De Avondpost" doet dit echter onder
één beding: Het is gebleken dat, niettegen
staande de pertinente verzekering van hot
blad, sommige officieren rijn blijven insi-
nueeren, als zou de onwaarheid niet hebben
gewoond in hun midden. „En zelfs heeft
een der hoofdofficieren van het korps, al
te voorbarig handelend, zich niet ontzien
ten onzen aanzien een hoogst onwaardige
houding aan te nemen volmaakt in strijd
met het „noblesse oblige", dat hij zeker
allereerst indachtig behoorde te rijn. Sleohta
onder dit ééne beding, dat het gebeurde tot
een bescheiden houding ten onzen opzichte
behoort te leiden, sluiten wij het incident".
Bij deze mededeelingen van „De Avond
post" teekent „Land en Volk" aan*
„Wij ontviDgen van goed ingelichte rijde
een verklaring voor het niet afzenden van
het bedoelde stuk der officieren.
Toen indertijd het bedoelde stuk van den
grenadiers-officier verschenen was en zoo
veel stof deed opwaaien, bespraken eenige
subalterne-officieren de zaak en werd door
hen gepolst of het afvragen en afleggen
van een verklaring, dat men niet de schrij
ver was van het stuk, ook onaangename ge
volgen kon hebben voor een hunner.
Bij onderzoek bleek, dat er geen grond
bestond voor die vree3, want dat alle offi
cieren bereid waren om een dergelijke ver-
Yera was niet dom, zij was bovendien
een tooneelspeelster. De scène,die volgde,
was vol gevoel en artistiek, want Yera
acteerde, zooals zij pog nooit te voren ge
daan had, daar slecht spel op dit oogen
blik het komplot verraden zou hebben.
Haar verwondering, verbijstering enj
overweldiging waren prachtig. Zij keek
met groote verachting naar Alexis, doch
zei niets.
v „Moet je er toe gedwongen worden,
Vera, of stem je toe?" vroeg Katkin.
„Het is onmogelijk, dat het je ernst is,"
zei zij. i
„Is er niets, mijpheer Katkin," zei
Alexis, dat u kan overhalen den Prins en
mij vrij te laten, behalve een huwelijk met
deze dame?"
„Niets."
Alexis schudde zijn hoofd.
„Het is een moeilijk geval," zei hij. ,,u
zou misschien de beste man in de wereld
voor haar zijn; u bept misschien voor haar
bestemd."
„Dit kan best zijn. Maar als zij niet wil...
„Het zou mij niet zooveel kunnen schelen,
als ik mijn handen maar vrij had."
„Zal ik den geestelijke roepen?" vroeg
Katkin aan Yora.
Do vraag verschrikte haar en zij hijgde
naar adem.
„Neen, neen!" zei rij en hield haar han
den smeekend op.
Hij pakte ze vast.
„Het moet. Ik kan je niet verliezen."
„Nog niet, geef mij tijd'zei zij, terwijl
zij trachtte haar handen uit rijn greep te
bevrijden.
„Later zooveel als je wiR"t zei h&
klaring te onderteekepen. De subalterne-
offioieren teekendep eerst, later volgden
ook de hoofdofficieren.
Men had echter den kolonel-commandant
buiten de besprekingen gelaten. Later heb
ben de officieren hem met de door hen ge-
toekende verklaring in kennis gesteld, met
verzoek ook rijn handteekening daaronder
te willen plaatsen, wat door dep kolonel
werd geweigerd, daar hij deze verklaring
niet had gewensoht en onnoodig achtte, ter
wijl rij in het tegenovergestelde geval van
Hem zelf had behooren uit te gaan.
Het bestaan van deze verklaring der
andere officieren is echter ruchtbaar ge
worden en in do „N. R. Ct." gekomen. Zij
werd echter niet aan de redactie van
„De Avondpost" verzonden, omdat
nu daaronder de handteekening van den
kolonel ontbrak, de redactie der „Avp."
met recht had kunnen zeggen, dat niet
alle officieren haar geteekend hadden.
Daar kwam nog bij, dat het regiment ook
nog een militie-luitenant en reserve-offi
cieren heeft, die, omdat zij met verlof wa
ren, in deze zaak niet gekend waren, zoo
dat ook dit voor de redactie van „De
Avondpost" een reden had kunnen zijn, om
te zeggen: het stuk is niet door alle offi
cieren geteekend."
Bij de verdere behandeling van de maat
regelen in het belang van ontslagen gevan
genen, gisternamiddag, achtte ook de heer
Van Wijnbergen het particulier ini
tiatief in deze geroepen de zaak ter hand
te nemen. Oók omdat, uit den aard der
zaak, daarvan meer toewijding kan uitgaan
Do heer Yerhoy gaf verschillende
wenken op het gebied van het reclasseo-
ringswerk.
Minister Heemskerk (Minister van
Justitie ad interim), sloot rioh bij de ver
dediging van het ontwerp in hoofdzaak aan
bij het betoog van den heer Van A s o h
van W ij o k. Do overheid moet alles doen
om de gevolgen van do straffen, die rij ver
plicht is op te leggen, te verzachten zoo
veel haar mogelijk is.
Met de kwestie der reclasseering hebben
de voorwaardelijke veroordeeling of de
voorwaardelijke invrijheidstelling niets te
maken. Wel kan de reclasseering do voor
waardelijke invrijheidstelling mogelijk ma
ken.
De Minister ontkende tegenover den heer
Duys, dat de oorzaak der criminaliteit ligt
in onvoldoende sociale wetgeving. De oor
zaak der criminaliteit ligt, volgens spr., in
onze eigen verdorvenheid. Gaandeweg zal
de geestelijke en zedelijke verheffing van
de gevangenen, door den heer Duys^ onvol
doende geoordeeld, verbeteren.
Afzonderlijke patronaatscommissies, zoo-
als de heer Van Hamel bedoelt, acht de
Minister niet noodig. De gevangenen Run
nen met raad en daad worden bijgestaan
door leden van het govangenisbestuur.
Hedenmorgen voortzetting.
Administratieve r e oh t
spraak.
De heer Druoker heeft op het ontwerp
betreffende wettelijke maatregelen tot re
geling der administratieve rechtspraak een
amendement ingediend om gelegenheid^ te
geven tot aanvulling van een zesden vioe-
president bij de Amsterdamsche rechtbank,
zonder dat nadere wetswijziging noodig is.
De voorsteller wijst er op, dat met vijf
vice-presidenten bij die rechtbank, bij
het tegenwoordige aantal kamers, alleen
dan kan worden volstaan, wanneer ook do
president in een der kamera ritting neemt
en daar het voorzitterschap bekleedt. Het
is intusschen niet onwaarschijnlijk, dat, ten
gevolge van den toenemenden omvang der
werkzaamheden van den president als zoo
danig, dit op den duur niet mogelijk of al
thans minder wenschelijk zal blijken..
Vandaar zijn voorstel.
S c h e n k i n g-D ruok e r.
Het afdeelingsonderzook over het wets
ontwerp tot goedkeuring van een overeen
komst van schenking gaf in alle afdeelin-
„O, help mij", kermde rij, rondom rich
ziende om hulp. Zij acteerde prachtig.
„Ik wou maar, dat ik het doen kon",
zei Alexis, „maar ik ben bang, dat de hulp
van jouw kant zal moeten komen."
Vera was er in geslaagd, zich los te ma
ken, en stond als een aantrekkelijk toon
beeld van smart.
„Ik kan niet gclooven, dat je ernstig
bent", zei zij.
„Het denkbeeld is te vreeselijk. Je kunt
niet van plan zijn, om mij te dwingen met
je te trouwen."
„Als dat de eenige manier ia", zei Kat
kin grimmig.
„Maar het zou niet wettig rijn. Als ik
niet spreek, hoe kunnen wij dan getrouwd
worden?"
„Je zult wel toestemmen", zei hij vol
vertrouwen, en hij zag er onheilspellend
uit. „Je zult toestemmen", herhaalde hij,
„omdat 't beter voor je zal zijn, getrouwd
te wezen dan niet."
„Goede Hemel l" riep Alexis uit, en hij
begon te vreezen, dat de man voor niets
terug zou deinzen.
Vera begon ook een ellendig gevoel te
krijgen. Er zijn van die dingen, welke ons al
tijd beangstigen.
„Als u denkt, dat u mij overwinnen
zult, dan houdt u zichzelf voor den gek,
Herr Katkin," zei Yera, hem uitdagend aan
kijkend. „Men kan zich nog wel van tiran
nen bevrijden."
Plotseling bedacht rij zich, dat haar doel
was Sandjro te bevrijden. „Zeg hem, dade
lijk weg te gaan," luidde do boodschap.
Het was zoo'n ingewikkelde toestand, dat
het geen wonder is, dat rij rich van tijd tot
tijd de spil yan allee voelde. Zij veranderde
gen aanleiding tot woorden van hulde eaf
erkentelijkheid ten opzichte van den heer
en mevrouw Drucker, dio door bun vorste-
lijke schenking op zoo schitterende wijzei
getuigenis hebben afgelegd van hun groote
belangstelling in do Noderlandsche schilder,
kunst. Algemeen wenschte men rijn waar-
deering uit te spreken voor die daad van
kunstzin, waardoor eeu keurverzamelmg
van werken van de grootste meesters onzer
hedcndaagsche kunst voor immer voor het
land behouden blijft. Do schenkers, zoo
merkte men op, hebben daarmede aan
spraak verworven op de dankbaarheid van
het gcheole Noderlandsche volk.
Het misdrijf op do Nicolnas Witseu-
kade to Amsterdam.
Het „Hbld." deelt mede, dat de justitie,
vertegenwoordigd door den rechter-commis-
aaris, mr, Quintus, den substituut-officier
van justitie mr. Luyken Glashorst cn een
griffier, een bezook heeft gebracht aan do
woning van de overleden mevrouw Wynia
op de Nioolaas Witsenknde. Bij dit bezoek
waren tevens aanwezig do commissaris van
politie in de 5de sectio, do heer Kummer,
de inspecteur Bakker (dio het eerste onder
zoek in dezo zaak instelde) en eenige politie
beambten. Het dienstmeisje, dat verdacht
wordt van do laaghartige mishandeling, was
eveneens tegenwoordig. Do slaapkamer op
de tweede verdieping, waar het gruwelijko
geval zich afspeelde, werd in het bijzonnor
in oogenschouw genomen en door een pho-
tograaf werden vcrschillendo opnamon go-
maakt van het interieur der kamer.
Op zolder vond men, in een kast, eenig
beddegoed, dat in beslag genomen werd.
Men vermoedt dat het den jongen man, dio
wegens medeplichtigheid gearresteerd
werd, tot nachtleger heeft gediend. Het
meisje legde ook bij dit bezoek weer de
grootste onverschilligheid aan den dag.
Politie en justitie hellen steeds meer over
tot do meening, dat de gearresteerde dienst
bode de eenige schuldige is. Haar vrijor
moot verklaard hebben, dat zij al sedert
Kerstmis met het plan rondliep, haar me
vrouw van het loven te borooven. Er zou
dan een wraakneming in het spel rijn en
geen diefstal.
Voor dio veronderstelling pleit zeker, dat
de dienstbode en haar vrijer den geheolen
nacht gelegenheid hadden ongestoord te ste
len en dus niet don morgenstond behoefden
af te wachten.
Een verzwarende omstandigheid voor het
meisje is het wellicht, dat rij aan een der
armen brandwonden bleek te hebben. Teü
haren huize word een gouden ketting in be
slag genomen, 't Is intusschon nog niet uit
gemaakt of dit voorwerp het eigendom der
ovorledeno was.
Do dood dor arme vrouw moot niet zoo
zeer het gevolg geweest zijn van de bekomen
brandwonden, als wej van den doorgcetar
nen sohrik en angst.
Een schokkende bijzonderheid kwam het
blad nog ter ooro: De zoo gruwelijk mis
handelde is na uit het raam der tweede ver
dieping om hulp geroepen te hebben, naar
do eerste verdieping gegaan om de straat
deur te openen, die door den jongen man'
bij zijn vluoht was dichtgetrokken. Ker
mend viel rij toen, met brandwonden over
dekt, in de armen van een politieagent,
dio op haar hulpgeschrei was toegesneld.-
Stoomschepen.
Goarrivoerdt
Oranje, v. Amst. n. Bat. 2 Maart te
Genua; K e d i r i, 2 Maart v. Bat. te Rott.;
Prinz Eitel Friodrich, v. Singa
pore n. Amst. 2 Maart te Suez
Vertrokken:
Solo, v. Rott. n. Bat., 1 Maart v. La
Pallice; Coram, 1 Maart v. Cheribon n.
CalcuttaKawi, v. Rett. n. Bat,, 1 Maart
v. SouthamptonTambora, v. Rott.
n. Bat., 1 Maart v. Sues;
Gepasseerd:
'Am bon, v. Amst. n. Bat., 1 Maart
Point de Galle; Lombok, v. Bat. n.
Amst. 1 Maart Point de Galle;
van toon. Zij snikte en veegde haar oogen
voortdurend af. Katkin sloeg haar geduldig
gade, want geen verstandig man redeneert
als or tranen te zien zijn. Alexis wachtte in
groote spanning.
Het waa pijnlijk Yera's snikken te hoo-
ren maar eindelijk werden zij minder hevig.
„Vraagt u.... mij hcusch ten huwelijk?"
zoi rij, met een door tranen verstikte stem.,
„Dat heb ik gezegd."
Zij scheen geheel door haar smart over
meesterd, maar herstelde zichzelf verwon
derlijk goed. („Wat een ellendig publiekI"
mompelde Alexis in zichzelf).
„Ik wil niet," zei rij kalm. Zij moest toch
gedwongen worden.
„Uitstekend zei Alcxis.
„Grogoff l" brulde Katkin,
„Is dat de geestelijke?" vroeg Vera in een"
prachtige houding, één knie op don grond
en beide handen uitgestrekt naar Katkin
(één raakte zelfs zijn jas aan) en met een
smeekende uitdrukking van smart op haa£
mooi gelaat. Alexis moest haar br»"-onderen.)
„Schitterend I" zei hij in zichzelf.
„De Hemel sta haar bij t" zei hij hardop*
zoodat Katkin het kon hooren
Zij acteerden allebei best, en toch was
Katkin in vollen ernst. Voor hem was het
geen spel. Het gaat altijd zoo; terwijl do
een ernstig is, lacht de ander. Sommigen
zwoegen en werken cn bemerken dan, datJ
anderen het als een deel van een spel be
schouwen, cn verschrikkelijk moeten lachen
om onze volharding. Bij den kunstenaar*
den schrijver, den musicus, den uitvinder*
hoe dikwijls wordt er gehuild in plaats vaU
gelachen 1
(Wordt veryolgd.1