ZONDAG5BIAD*
H-ID5CH DAGBLAD
Invloeden van bet weer.
RECEPT.
Een aardbeving in den onden tijd.
ALLERLEI,
No. 15344.
26 Februari.
Anno 1910.
VAN HE.T -•
*411'*
'W
DE BRANDBRIEF.
Er ie nauwelijks een verandering in de
natuur, welke niet onmiddellijk haar in
werking heeft op de handelingen der men-
schen, hetzij ten goede of ten kwade. Zoo
brengen bijv. Westenwinden, gelijk prof
Denter van de universiteit te Illinois in
rijn boek over „weersinvloeden" aanvoert,
een vermeerdering van misdaden. Het aan
tal zelfmoorden, beweert dozc geleerde,
groeit met do hevigheid van den wind.
Droog weer kweekt zelfmoordgedachten.
Kinderen bevinden zich het beste bij koud
weer en jongens zijn over heb algemeen
meer ontvankelijk voor weerswisselingen
dan meisjes.
Prof. Denter heeft aan meer dan 12,750
schoolkinderen zijn aandacht gewijd, om
vTist tc stollen op welke wijze heb wcor hun
gedragingen en daden beïnvloedt. Het
bleek ten duidelijkste, dat jongens en meis
jes zich het beste bevinden bij helder en
koud weer, het slechtste bij bewolkt, nat,
stormachtig en winderig weer Ook de
hitte heeft groeten invloed; gewelddadig
heden hebben het meest bij warm weer
plaats.
Van Januari af, do koudste maand,
gToeit het getal miedaden bij de mannen
aan tot do maand Juli, om dan weer lang
zaam af te nomen. Een veel snellere toe
neming van gewelddadigheden toont zich
•bij do vrouwen; zij bereikt in Augustus
haar hoogtepunt en neemt dan eerst weer
af.
Gedurende den Londenschen mist en op
dagen, waarop hot weer bijzonder druk
kend ia, worden bij de Bank van ijngoland
bepaalde boekon weggesloten, daar een
fout in deze boeken noodlottige gevolgen
kan hebben, en daarom worden de beamb
ten dan met minder zwaren on minder go-
wichtigen arbeid beziggehouden. De erva
ring heeft geleerd, meent de professor, dat
het percentage van fouten onder dergelijke
klimatische omstandigheden zeer sterk toe
neemt en dat men dus daarmee rekening
moet houden. De noodzakelijkheid hiervan
wordt tegenwoordig aan de groote Bankin
stituten van New-York en van de andere
oostelijke steden der Unie algemeen erkend,
een voortdurende afwisseling van werk
naar gelang van het weer wordt daar zeer
streng betracht.
Er zal een tijd komen, meent de profes
sor, waarin men uit do instrumenten van
het meteorologisch station gewichtige socio
logische inwerkingen kan lezen op het be
hagen en onbehagen dei1 menschen. Men zal
rich dan afvragen of het wellicht van groo-
ter beteekeni8 is voor de maatschappij, dnt
de Noordenwind vorst brengt of wel dat hij
een epidemie van moorden, zelfmoorden en
gewelddadigheden voor zich wegveegt.
Zeden en gebruiken.
Te Halwagon, een Rumeonsch plaatsje in
het Zevengebergte, heeft ieder jaar op den
naamdag van den heiligen Theodoor een
jaarmarkt plaats, waaraan de bewoners van
nestig tot tachtig omliggendo dorpen deel
nemen, in het bijzonder evenwel de jong
getrouwde vrouwen. Reeds in den vroegen
morgen van den dag wordt dc stad feeste
lijk vorsierd; do jonge vrouwen verschij
nen, door haar sohoonmoeders vergezeld, of
in groepjes van drie, met met bloemen ver
sierde wijnkannen in de handen Wie baar
tegenkomt, wordt door haar gekust; wien
zij evenwel gekust heeft, dien reiken zij de
kan om te drinken, en wie uit de kan ge
denken heeft, vereert haar met een klein
geschenk. Den aangeboden dronk niet. aan
te nemen, is een belecdiging, die niet alleen
do jonge vrouw, maar haar goh eel e familio
aangedaan wordt. Het „kussen" heeft
plaats op straat, in de café's of bij ken
nissen. Van waar dit gebruik komt, is tot
heden nog niet vastgesteld kunnen worden.
In Luxemburg heeft to Arlon op St.-Ni-
oolaasdag do „Markt der Verliefden"
plaats. Uit Baatogne, Neufchfiteau en an
dere Luxemburgache plaateen begeven zich
"e landbewoners in scharen, per wagen of
te voet naar de stad, om dezo eigenaardige
markt bij te wonen. Feestelijk getooide
jonge landlui van beiderlei geslacht ver
eenigen zich in de koffiehuizen en Verbor
gen, waar de ouders der jongelui afspraken
maken. De huwelijkscandidaten koopen
voor de jonge meisjes een geschenk, „St.-
Nicolaas" genaamd, en den eersten Don
derdag in Januari is er een tweede markt,
waarbij de plechtige verloving plaate
vindt, als de verschillende partijen het In
dien tusachentijd eens geworden zijn.
Als tussch en person en tusscnen de ver
schillende familion doen de ooogenaarade
„Heilige mannen" dienst, een Boort van
huwelijksmakelaars, die het volle vertrou
wen genieten, alle omstandigheden kennen,
do vorsohillende voorwaarden stellen en do
huwelijken tot stand brengen. Om tot dit
doel te geraken, brengen zij don tijd tus-
schen beide markten in de versohillende
familiön door, eten en drinken or lekker
van on zijn zeer geëerd.
Komt het huwelijk tot stand, dan -rijgen
zij oen zeker percentage van den bruids
schat, en, volgens oud gebruik, een paar
laarzen en een hoogen hoed.
STOFGOUD.
Kort. is 't leven, ons gegeven;
Daarom: neem het wel in acht;
Want het heden te verlengen.
Of het gisteren weer te brengen
Staat niet in des menschen maoht;
En het morden is verborgen
In oen ondoorzichtb'ren nacht.
B i 1 d e r d ij k.
Strooi vandaag een enk'le bloem
Op des naasten pad,
Strijk hem van 'fc bezorgd gelaat
Enk'le rimpels glad,
Lenig druk of droog een traan.
Breng één enk'len zogen aan,
Doe één woord van liefde hooren.
En uw dag is niet verloren.
Van Lennep.
Bittorkoekjespudding.
Van een oudbakken wittebrood snijdt men
de korst af en maakt daarvan zeer dunne
boterhammetjes, die men aan beide kanten
besmeert. Dan neemt men drie ons bitter
koekjes en twee ons rozijnen zonder pitten,
en legt dit alles, laag om laag, in een good
besmeerden vorm, te beginnen met de bit
terkoekjes en te eindigen met brood. Dan
klopt men zes eieren met het wit door
elkander, met twee lopels 6iliker en een
dossertlepeltje kaneel. Dit giet men in den
vorm over alles heen. De pudding moet
ruim 2 uren koken.
Verhaal van een aardbeving, die in 1640 te
Zutfen moet hebben plaats gehad.
Prothoool van kentenissen onde andere go-
richtelycke acten der stad Zutfen,
16-10—1643, pag. 39. Veneris op ten 27 Martii
1610, coram Jacob van Winshem
„Wolter Ioelinck, nacht oour, gevraeght
zijnde nao die aordbievingc, soe van verleden
dingsdacgen nacht op den wonsdagh alhijr
voorgevallen ende gevoelt is, hoefft gerela-
tiert ende verclaert, dat hij des morgens om
trent een quartier voor vier uijren een groot
gedruis gehoret heeft als van oenigh volck,
sender eenigen voorgaenden wint, ende dat
hem dochte dat sic tot hem anquacmen ende
dacr oever twee roaelen geroepen hcofft, als
soo hij mende, dat dacr brant was, endfc d-it
het volck. als voorens verhaelt tot hem
opqunm, ende dat hij, vermits hem niemand
en antwoordedon, verveort ende in sijn ge-
n oet verslacgen is geworden, spocrende
dat het een extra-ordinaris werok was; ende
dat hij, naer dat hij hem in Godt$ handen
boveelen hadde, buiten op den trans van
den toorn gegacn is, om te vernemen ende
te zien wat het doch mocbte weeen, onde
dat hij daer zijnde, gevuelt ende geeien
heefft dat den toorn nao den merekt an
oever troeck ende gehoort, dat die musickin-
sfcrumenten ende trompetten van den_
daghcoer, liggende op een taefel, op
melckandor vielen ende raotelden, maer dat
het in ehn cleyne wylo gedaen was, ende
dat hij dacr oever verbaeöt zijnde, qualickj
van den toorn aff konde affgaen, om hem;
wat te ruste te leggen ende te verquicken.
Bonder argolist."
O, die vreomde woordenl
V r ie n d i n: „Hoor eenB, lieve Wilhel-
mine, dat kostuum van je, gisteren, was
verrukkelijk
Willi elm in a: „Nietwaar? Dat Leeft
furore gemaakt."
Vriendin: „Furore, zeg je? Toe,
geef me zijn adres; dan laat ik er ook eeD
bij hem maken."
Voorzorg noodig. Advocaat L
heeft een gevaarlijken dief door een behen
dige pleitrede voor het Haagsche Hof we
ten vrij te krijgende dankbare cliënt be
looft hem, dat hij hem zijn dank zou komen
betuigen.
Thuis gekomen, haast zich de advocaat
zijn vrouw te waarschuwen.
„Zeg, Mane, zorg dat alle voorwerpen
van waardo hedenmiddag zorgvuldig weg
geborgen zijn; de njan, dien ik hedenmor
gen vrijpleitte, komt hier om mij te bedan
ken."
Grootste vergelijking.
Kleine Marie: „Mama, als onze
Eduard zoo'n erge koorts heeft, omdat hij
tandjes krijgt, wat voor 'n koorts moet dan
wol een olifant hebben, als die zijn tanden
krijgt."
Goed uitgerekend. Auto
mobilist (die in een hotel overnacht! e)i
„Hoe kunt u mij drie gulden voor het be
waren van mijn automobiel in rekening
brengen?"
Ober: „Wel, dat 's nogal eenvoudig:
uw automobiel heeft 20 paardekrachten, en
voor één paard reken ik altijd 15 cents
stalgeld.
Verbloemd. A.„Ik hoorde u zoo.
even het woord „ezel" gebruiken, mijnheer.
Meende u mij daarmee?"
B.„Neen, mijnheer, volstrekt niet. U
denkt toch niet, dat u de eenigc ezel op
de wereld is?"
Op hot huwelijkskantoor.
„Deze jonge dame uit Zwitserland is zeer
rijk, en deze dame uit Saksen is buiten
gewoon mooi."
„Zoo I Hebt u er misschien ook een uit
Saksisch-Zwiteerland P"
Professor is in 't bosch verdwaald ge
raakt en hoort een koekoek.
„Zoo, dan moet ik toch niet zoo heel ver
van het dorp zijn, want ik hoor de koekoek-
klok uit het voorportaal van de herberg."
Landelijk. Boer Hannes: „Hé,
Klaoeien, sind wannier gebruikt-de gij 'nen
taandenborstel
Boerin: „Die het 'nen heer hier laoten
liggen, die er den ketting van zijn fiets
mee gepoetst had."
Krachtige soep. Schoen
makerevrouw (tot den leerjongen)
„Er ligt een haar in je soep, domme jon
gen; haal er die toch uit."
Leerjongen (lachend): „Dan ii er
heelemaal niks meer in, juffrouw..."
Andersom ware beter. Kas
teleines (van een buitenrestaurmt) tot
een gast: „Smaakt het, mijnheor?"
Gast: „Dat kan ik juist niet zeggen-
Als het hoentje zoo jong was als het bier
en het bier zoo oud nis het hoentje, zou het
zeker beter smaken."
„Luiaard I Dagdiof!" Dat waren dik-
wijls dc liefkoozingen, waarmede Rinus
Turfs eega haar man streelde.
Heelemaal Ongelijk had de vrouw niet,
mconde Rinus zelf, maar zoo ronduit zegt
een liefhebbende vrouw het haar man toch
met. Hij werkte wel ooue en meestal ook
bracht hij wat thuis, al was het dan ook
dikwijls een roes. Zijn lievelingekoet was
het dus niet, werken, doch het kwam dik
wijls voor, als hij aan den slag ging, dat
hij een hevigen dorst kreeg, en het was
heel moeilijk voor hem de opbrengst van
zijn arbeid met het kapitaal, benoodigd
voor zijn dorst, gelijken tred te doen
houden.
Eén ding had hij echter opgemerkt: als
het een Jioogst enkele maal gebeurde, dat
hij een brom in had en toch geld aan zijn
vrouw bracht, dan zei ze niets van dion
brom.
Ergo, geld moest er zijn, dan zou het
leven hem dubbel aangenaam wezen, hij kon
dan naar hartelust zijn dorst lessohen zon
der thuis er van langs te krijgen.
Toen is Rinus'aan hot nadenken gegaan.
Bij zijn eerste glas had hij niets; bij het
tweede begonnen zijn hersens te werken on
bij het derde glas floot hij een lustig
deuntje: hij had hctl
Wat hem ingevallen was, is nog goen
minister van financiën ingevallen: hij wil
de do domheid exploiteeren, oen belasting
heffen van oen rijken en niet snuggoren
kerol.
Rinus zei flon waard, dat hij die drie
maar moest opschrijven, want binnen een
paar dagen zou hij allee, wat hij had "te
betalen, wel voldoen, omdat hij een erfenis
wachtte- Daarop ging hij fluks naar huis
en sloot de deur achter zich.
Een reeks kabalistischo werkzaamheden
volgde, die Rinus ongostoord kan verrich
ten, omdat zijn vrouw uit wasschen was
Aien dag.
Eerst ging hij naar oen kast en haaldo
een beduimeld velletje papier en oen dito
enveloppe te voorschijn. Toen nam hij den
inktkoker en roerde met een beetje water
en azijn de dik geworden vloeistof tot een
dun papje, en eindelijk schrapte hij de
verroeste, in geen jaren gebruikte schrijf
pen af.
Onder tallooze droppols zweet begon nu
het schilderwerk:
„Aan boer Jozef Plaat!
"Wanneer uw leven u lief is en ge huis
sn hof wilt behouden, log dan vanavond,
als alles naar bed is, tien stappen van de
kerkdeur, tegen den muur, een pakje met
vijfhonderd gulden. Wanneer ge het niet
doet of wanneer ge het tegen anderen zegt,
zijt ge eon kind des doods en steken we uw
huis boven uw hoofd aan.
Klaas en zijn rooverbende."
We geven hot schrijven van Rinus weer,
•ozuiverd vsm zijn eigenaardige» stijl en
van de fouten. Het schrijven was echter
zoodanig gestold, dat de geadresseerde het
kon begrijpen.
Nadat Rinus het adres geverfd en don
brief gepost had, ging hij naar do hor berg
terug, om alvast een klein porcent van de
vijfhonderd gulden de erfenis om
te zetten in dorstlesschende dranken.
Den volgenden morgen kwam do post
bode den rijlcoD Plaat den brief brengen,
waarvoor ook nog strafport moest betaald
worden, tot niet gonngo ergernis van den
boer.
Lang bestudeerde Plaat het schilder
werk van Rinus en opeens werd hij zoo
bleek als een doode, tot mot weinig
schrik v-n zij v Uuvv. Hij stamelde het
woord „rooverbende" en toon liet vrouw
Plaat haar kopje vallen, dat zij in de
hand hield.
Als verstomd van schrik ttaarde het
echtpaar Plaat op de hiëroglyphen van
Klaas en zyu roovorbondo on de /-rouw
jammerde, dat nu wel spoedig hun koste
lijke hoeve in brand zou gestoken worden.
Op dat oogenblik trad do dorpsschool
meester binnen, dio beloofd had aan Plaat
het oculeoren van pere- en appelboomen
te leeren.
Waar het hart vol van is, loopt do
mond van over: onmiddellijk hield de
boer den meester den rooverabrief nnd;r den
neus.
Tc. grooto verbazing van Plaat en zijn
vrouw wae de meester niet verschrikt; in
tegendeel, hij had hardop gelachen, uit-
roepend:
„Hahal Die kerel denkt ons te pakken
te nemen! Neen, Plaat, we zijn slimmer
dan hij en zullen dien rooverhoofdman
eens heerlijk er in laten loopen. Dien vo
gel moeten wo vangen en ik zal zorgen
voor een goeden lijmstok."
Tot hevige verbazing weer van Plaat e»
echtgenooto haalde de moester zijn porte
feuille te voorschijn en nam er twee
briefjes van honderd uit, die hij op tafel
legde. Toen zei hij
„Die twee lapjes zenden we den schurk
on we Bchrijvon er bij, dat wo voor het
oogenblik niet meer contanten in huis
hebben. Do rooverhoofdman zal daarmee
ook wel tevreden zijn."
Zijn heelo leven had Plaat niet zoo dom-
verbaasd gekeken als nu. Wat! die arme
schoolmeester schoiik hem, den rijken boer,
tweehonderdgulden
Eindelijk stamelde hij:
„Maar, meester, dat mag ik niot aanne
men Ik kan het zelf heel goed betalen
en het is voor u
Nu echter fluisterde de meester Plaat
wat in het oor en de boar was opeens
hardop gaan lachen.
Daarop schreef hij nu esn brief van den
volgenden inhoud:
„Beste rooverhoofdman Eilaas!
Daar ik op 't oogenblik niet zooveel con
tanten in huis hob, zend ik u tweehonderd
gulden in bank. Do andere gelden blijf ik
u schuldig. Vriendelijk gegroet van
Uw Plaat-
De banknoten werden ingesloten en mewte^
legdo den brief zelf des avonds tegen dan}
kerkmuur.
Heel kort daarop strompelde een ouda1
vrouw met een doek om het hoofd, alsof
zij kiespijn had, toevallig de plek voorbij,
waar do meester den brief had neergelegd^
en toevallig ook vond het oudje den brief.
Rinus was niet zoo dom. Hij begreep, dat'
men misschien wel op de loer zou lig-'
gen als hij naar het rendez-vous van hot'
geld kwam, en daarom had hij zich ver*!
momd.
Op zolder had hij in gespannon verwach
ting den brief geopend en toon hij d4
twee briefjes zag, had hij het wel willen
uitjubelen.
Van dc andore driehonderd gulden deed
hij op staanden voet grootmoedig afstand.
Ecu paar dagen lang hield de groover*,
hoofdman" zich koc6<, maar Zondag kan
hij het niet langer uithouden; hij kleedde
zich op zijn Paaschbest, deed zijn zwaar
zilveren horloge aan met dito ketting
een erfstuk in de familie en trok er
op uit, naar stad.
In het eerste hot bcslo groot-; restaurant
trad Rinus binnen met oen houding als een
baron, zetto zich aan oen tafeltje en riep
met luider stem:
„Anneme!"
Turf at en dronk totdat hij niet meer
kon, en toen riep hij, evenals hij andere
gasten hoordo roepen
„Anneme! Betale!"
Dadelijk schoot een kellner toe en deze
rekende voor, dat de klant voor vier gul
den vijf en twintig genuttigd had.
Rinus haaldo een der mooie bank brief jca
uit zijn reusachtige portemonnaie en zei:
„Wissclol"
De kellner ontvouwde de banknoot ca
antwoordde lachend:
„Hooi aardig, meneer, maar neem me. niet
kwalijk, ik heb nu te woimg tijd om veel
te verzuimen. Mag ik afrekenen
Reclame-biljetten nemen wo niet in be
taling, meneer," zei nu de kellner op earn-
stigen toon.
„Nou, en dat dan?" schreeuwde Rinus.
„Reclame-biljetten riep Turf, krijtwit
wordend, uit, nu voor het eerst goed de
banknoot bekijkend aan alle kanten- „Ik
heb het voor goed ontvangen."
Do ohef was er bij gekomen on vroeg:
„Waar heeft meneer hot ontvangen?"
Rinus word nu vuurrood en suinclde:
„Ik ik heb heb het ge vond u."
„Nu, meneer," vervolgde de chef, „be-
taal nu maar, anders moet ik do politie
laten komen."
Bij het woord „politie" verschoot Rinu»
alweer van kleur en hij smeekte te mogen
vertrekken, daar hij geen ander geld bfl
zich had.
Nu dacht men in het restaurant niet
anders dan dat men met een oplichter te
doen had en bevelend zei de ohef
„Betalen of politie 1"
Het eind van het lied was, dat Turf zijn
zwaar zilveren horloge en dito ketting in
handen van den ohef achterliet en zich nog
gelukkig mocht achten, dat de politie niet