No. 15323. XjEXDSCH DAGBLAD, Dinsdag1 8 Februari. Tweede Blad. Anno 1910, Eerste Kamer. Tweede Kamer. FEUILLETON. Bet Huwelijk van den Prins. De gestadige vervorming den Wiskunde. Ter gelegenheid van de feestelijke her denking van den 335s£en verjaardag der Leidsche Hoogeschool, hield de rector- magnificus, prof. dr. J. O. Kluyver, heden- namiddag in het grootauditorium der Aca demie een rede over „de gestadige vervor ming der Wiskunde". Samengekomen op den jaarlijkscL«_n feestdag, aldus ving spr. zijn rede voor het overvolle auditorium aan gaan onze ge dachten naar het verleden terug. Na aan verschillende feiten uit dat verleden te hebben herinnerd, wees hij op den plicht dit verleden waardig te toonen. Maar, zoo voegde hij er aan toe, op een herinne- ringsdag als dezen, gevoelen wij dien plicht 1 ten volle. Met toewijding en liefde willen we arbeiden in dienst der hoogeschool en bandhaven en behouden wat door onze voorgangers werd tot stand gebracht. Maar al trachten wij te behouden, wij beseffen, dat onze academie nimmer zichzelf gelijk gebleven is. Zij leeft, en haar gestadige vervorming heeft geen oogenblik gerust. Zoo is de hoogeschool één met. de weten schap, die er wordt beoefend en die. even als zij, in een staat van voortdurende ver andering verkeert. Moge onze voorraad van kennis voortdurend aangroeien, naast dien groei heeft ook voortdurend afsterven plaats. Snel, gelijk het leven van den mensch vergaat ook vaak het leven van rijn werk en op het terrein der wetenschap stapelen bouwvallen zich op bouwvallen. Wij rijn wel genoodzaakt te erkennen, dat «nenschelijke wetenschap slechts betrekke lijk, en dat vergankelijkheid een harer ken merken is en dat het weten van heden door het weten van morgen weder wordt te niet gedaan. Men zal hierbij willen opmerken, zeide spr., dat er toch vakken van wetenschap bestaan, waarin alleen een kalm© en regel matige groei kan worden bespeurd. Leekeri op wiskundig gebied zullen dan vooral aan de wiskunde denken. Yoor de meesten, zoo niet voor allen, is do wiskunde de conservatieve wetenschap bij uitnemendheid. In hun oogen is de wis kunde een monumentaal bouwwerk, dat rus tende op de onwrikbare grondslagen, eens on vooral door Euclides gelegd, alle stormen trotseert en het rijn niet alleen lee- ken, die aldus over de wiskunde denken, r Als men tot de 18do of tot het begin der 19de eeuw wil teruggaan, vindt men tal van wiskunstenaars, die met zulko meeningen van ganscher harte instemmen. Als type van hen noemde spr. den geestdriftiger cn toch boo nauwgezetten Jean Etiennc Montucla, wiens geschiedenis der wiskunde volgens M. Cantor voor alle latere geschiedschrij vers een voorbeeld blijven zal. Doch in onze oogen. is de wiakunde een wetenschap, die als iedere andere voortdu- t rend groeit en afsterft, die in karakter en beteekenis gestadig zioh vervormt en het was aangaande dit verschijnsel dat spr. eenigc korte beschouwingen wilde voordra gen. Allereerst behandeldo spr. nu de vraag, wat het doel en het wezen der wiskunde is. Bij voortduring staan daarbij twee inzichten minder of meer tegenover elkaar. Nu eens treedt het karakter der wiskunde als hulp wetenschap op den voorgrond, uan weer verlangt men met nadruk haar als zelfstan dige en onafhankelijke wetenschap erkend te zien. Yoor een harmonische ontwikkeling der wiskunde is het standhouden van bedde richtingen van belang geweest. Had de practische opvatting de overhand behou den, menige thans van groote waarde ge oordeelde wiskundige theorie ware voor ons verborgen gebleven. Zich thans bepalende tot de zuivere wis- kunde, zien we al dadelijk, zeide spr., dat ook luiar beteekenis niet dezelfde Weef. Yooral geldt dit van haar grondslagen. Yan oudeher was de wiskunde de leer der groot- boden cn gedurig vindt men in later tijd die bepaling terug. Gaandeweg echter telde de wiskunde gcheele afdeelingon, waarin van grootheden geen sprake is. Een strengere af- 1 scheiding is gemaakt tussohen de wiskun de en haar toepassing op do werkelijkheid der grootheden. Yolgens deze opvatting ia de wiakunde geworden de wetenschap der getallen, een symbolische, d.i. een van ge tallen-symbolen zich bedienende logica, en behoeft rij zioh er niet over te bekommeren of in een bepaald geval de voorstelling, die men zich van een of andere grootheid maakt, in verband gebracht kan worden met het go talbogrip. Allerlei uiteenloopende opvattingen, be staan er ook ten aanzien van den oorsprong van het getal, zooals spr. eenigsrinq uitvoe rig aantoonde. Volgens de opvatting, die in den tegen- woordigen tijd is ontwikkeld geworden, is een getal njet anders dan een symbool, dat kenmerkend is voor elk stelsel van gelijk waardige verzamelingen en dat aan alle verzamelingen, van zulk een stelsel gelijke lijk toebehoort. Aanvaardt men dit getal begrip, dan wordt een opbouw verkregen der rekenkunde, die reeda sterk afwijkt van de oudere opvattingen. Men heeft ech ter beproefd de aanschouwing nog verder terug te dringen. Ook het denkbeeld van een eenheid, die in gelijke deeden ver deeld wordt, moet met de besohouwing der grootheden, worden losgelaten. In het streng formeele werkkundige systeem is een breuk een nieuw symbool, bestaande uit twee gc heele getallen, gescheiden door een streep, niets meer en niets minder. Geheele getallen en breuken, vormen te zamen den getallenvoorroad van den leek. Oogenschijnlijk is die voorraad aanzien lijk, want op elk getal volgt een ander en tusschen elk tweetal breuken liggen, er on eindig veel. De besohouwing der verzamelingen doet echter inzien, dat de voorraad eigenlijk schamel moet worden genoemd. De leek mist dan ook bij de voorstelling zijner ge tallen ten eenenmale de continuïteit, die in, de wiskunde verkregen wordt door do in voering van 't begrip onmeetbaar getal. In scherpe tegenstelling met de vroeger ge bruikelijke verklaringen van dit begrip is tegenwoordig het onmeetbaar getal voor den wiskunstenaar in, hoofdzaak het sym bool van een eigenaardige afscheiding, die ergens in den getaüenvoorraad van den leek wordt aangebracht. De aldus opgebouwde wiskunde is min of meer los van de werkelijkheid, zeide spr. Wie er van overtuigd is dat logisoh voort- redeneeren op de eenmaal gekozen niet met elkaar strijdige grondslagen nooit tot on gerijmdheden leiden zal, die erken,t de wiskundige zekerheid, maar dan ook voor do zuivere wiskunde alleen. De moeilijkhe den, die do vroegere leer der grootheden opleverde, zijn bij de nieuwere opvattingen uit de wiskunde verdreven; men ontmoet ze echter onmiddellijk, zoodra men één schrede buiten de zuivere wiskunde waagt. Hier herneemt ook voor den wiskunstenaar het begrip grootheid, te gelijk met de theo- rio van het meten rijn rechten. Nadat spr. dit met bepaalde voorbeelden had gestaafd, kwam spr. tot de methode bij de beoefening der wiskunde, die met de voortdurende wijzigingen, aangaande de grondslagen der wiskunde gelijken tred houdt. In de strengheid der behandeling rijn sterke schommelingen te bespeuren. Men heeft de wetenschap van het redenee ren geschapen, waarvan de studie aan die der wiskunde behoort vooraf te gaan. De wetenschap tegenwoordig logistiek gehee- ten, uit rich in 'n eigen taal en in 'n eigen feekenechrift in dier voege dat iedere schrede in de redeneering, iedere logische gevolgtrekking door een bepaald teeken wordt aangegeven. Na een, uitweiding over het wiskundig onderwijs, waarbij spr. deed uitkomen dat rekening moet worden gehouden met den bij de jeugd vaak npg onvolkomen ontwik kelden logischen zin, tot zijn eigenlijk on derwerp terugkerend, stelde spr. de vraag of het ooit gebeurd is, dat men bij de be oefening der wiskunde bepaaldelijk wel eens op een dwaalweg is geraakt. Even goed als ten aanzien van an/dêre weten schappen meende spr. dit voor de wiskun de bevestigend te moeten beantwoorden, welk antwoord hij ten slotte door een paar voorbeelden rechtvaardigde. Ieder beoefe naar der wiskunde zou volgens hem de aangehaalde voorbeelden nog met vele an dere kunnen vermeerderen. Hebben de tegenwoordige geleerden nu volledig hun doel bereikt, of zullen althans de door hen aangebrachte hervormingen ons iets nader brengen tot den tijd, waarin de wiskunde een meer vaste gedaante sal aannemen! vroeg spr. eindelijk. Öpreker meende dat men zulke verwachtingen niet koesteren mag. De wiskunstenaars van he den weten evenmin alj hun voorgangers dit wisten wat van' hun wetenschap zal behou den blijven en wat als onbelangrijk 1-ter weder ten gronde zal gaan. Spr. - ide dit zonder haar van haar voetstuk af te ruk ken of haar waarde te verkleinen. Gauss, de veelzijdige geleerde, heeft de wiskunde eons de koningin aller wetenschappen ge- hoe ten en gelijk ieder ander van haar be oefenaren is spr. ook doordrongen van .t rechtmatige van dezen eeretitel. Waarlijk, aldus besloot spr., wanneer wij beproeven de geschiedenis der wiskunde ook maar vluchtig te overzien, wanneer wij gedenken de opvolgende, soo verschillende gestalten, waarin de wiskunde zioh aan den mensch heeft geopenbaard, dan komen ons te bin nen de woorden, die onder het beeld der logarithmische spiraal gegrift worden op den grafsteen van Jacob Bernoulli Onwil lekeurig zijn we geneigd deze woorden met een luttele wijziging op de wiskunde zelve toe te passen en van haar te getuigen: „Steeds zioh vervormend, herrijst zij zicü zelve gelijk." Bij <lo verdere behandeling der Marine- begrooting gisternamiddag ondersteunde de heer H o v y het adres van de onderof ficieren hij de marine, om verbetering hun ner positie, zoowel ten aanzien dor soldij als der promotie. Do hoer Staal hoopte, dat de Minister met bekwamen spoed het vraagstuk der in richting van onze vloot tot oplossing zal, weten te brengen. Spreker, de kwestie van den prentenbun del nog eens besprekende, zou met belang stelling vernemen uit welken begTOotings- post de golden zullen gevonden worden voor de bezoldiging van den predikant, door de Christelijke ofticiercnvereeniging aan tei wijzen. Uit don post godsdienstonderwijs zou zulks misschien nog kunnen, maar als het geld moet komen uit den post, meer be trekking hebbende ep de geeetelijko ver-, zorging, vooral der oudere mansohappen, achtte spreker het bed enkel ijker en oordeel de hij, dat dit tot groote moeilijkheden aan leiding kan geven. Do Minis te r van Marine zegde den heer Van Wossenaer overweging toe van diens denkbeeld om oen af zonderlij kon wissel prijs voor kanonniers op torpedoboo ten in te stellen. De kwestie van turbine- beweegkracht op onze schepen ©isoht nauw gezette studie. Bij de kustverdediging be rust de opperste beslissing bij de Regeeringi de Minister van Marine blijft leider van de zaken, speciaal marine betreffende, en do Minister van Oorlog van die, welke bij zonderlijk Oorlog raken. Wat mogelijk is wordt gedaan ter betere beveiliging onzer zeegaten, des Ministers aandacht is voort durend op deze moeilijke kwestie gevestigd. De Minister beantwoordde tevens eenige beschouwingen bij het algemeen begroo- tingsdebat, omtrent Marine-aangelegenhe den gehouden, en bestreed daarbij het door den heer Laan aangegeven denkbeeld, neerkomende op een uitgebreide verdediging onzer kust met mijnen. Financieel is dat onuitvoerbaar. Alleen voor mijnen en mijn- echepen zou 61 millioen noodig zijn. Daarbij zon de geheele Noordzee onveilig worden gemaakt. In antwoord aan den heer Hovy zeide de Minister op positieverbetering, wat promo tie betreft, van de onderofficieren der ma rine zooveel als met de belangen van den dienst overeen te brengen in het oog ie rullen houden. Do Minister verdedigde liet subsidie aan de Vcroenigiag van Ohr. officieren, uiteen zettende, dat in 1906 de Regeoring moer vrijheid gekregen heeft in het besteden van gelden voor de geestelijke verzorging dei} schepelingen. Hoofdstuk Marine werd hierop goedge keurd. Heden te elf uren Hoofdstuk Oorlog. Hetgobruik van trekhonden. De Memorie van Antwoord van den minis ter van Binnenlandsche Zaken is verschenen nopens de voorgestelde wettelijke bepalingen betreffende het gebruik van trekhonden. De Minister zet uiteen, dat hij geen vol strekt verbod om trekhonden te bezigen aan de orde heeft willen stellen, omdat daar door onnoodig ruw zou worden ingegrepen in een overal gevolgde gewoonte. Een vol strekt verbod zou ook een aanzienlijk ver lies berokkenen, daar b.v. de ongeveer 3000 trekhonden t© Rotterdam alléén per dag voor f 1500 werk leveren, terwijl hun onder houd zeker verre van 50 cent per stuk en per dag kost. Het geheele aantal trekhon den in ons land wordt op minstens S0,000 ge schat. De Minister kan zich evenmin vereenigen met het denkbeeld om althans tot een plaat selijk algeheel verbod wettelijke machtiging te geven. ELij heeft in de Memorie van Toe lichting reeds gewezen op het voordeel van uniforme regeling en ook do omstandigheid gereleveerd, dat zoodanig verbod bij ver voer door een gemeente, liggende tusschen andore, waarin het verbod niet bestaat-, voor do geleiders hoogst lastig en voor de dieren zelf gemeenlijk nadeelig is. Mj,i.r ook in beginsel schijnt het niet rationeel, dat bij plaatselijke verordening tot volstrekt misbruik zou mogen wor den bestempeld en strafbaar worden gesteld datgene, wat de wetgever binnen zekere perken als geoorloofd gebruik aanmerkt. Met den voorslag om bewijzen van inschrij ving uit te reiken en die op eerste aanvraag te doen vertoonen, kan de Minister instem men, waarom hij het wetsontwerp ook in dien zin heeft gewijzigd. Evenwel behoort volgens hem dit vertoonen niet door den houder van de hondenkar als zoodanig te geschieden, maar is het de geleider, die het bewijs bij zioh zal hebben te dragen, hetzij hij zelf tevens houder van de kar is hetzij het geleide hem door den houder ia opge dragen. Teven© heeft de Minister nog aan enkele andere wenken, in het Yoor loop ig Verslag opgenomen gevolg gegeven en dienovereen komstig het wetsontwerp gewijzigd. Eerste Solrée jünsicale van «leu heer Striening. Het was een uitnemend donkbeeld van den hoer Striening om op een paar avonden, eenige meesterwerken der kamermuziek-li-, teratuur, die anders bijna nooit op de pr(6-, gramma's voorkomen, te doen uitvoeren. Im mers wanneer hoort men ooit Mendelssohn's Octet, of dat van Schubert, of hot Sextet van Brahms of Beethoven's Septuor? Het eohijnt moeilijk, de geschikte krach ten daarvoor bij elkaar te krijgen. In Scho- voningen wordt het laatstgenoemde werk wel eens gespeeld, maar anders zal het even-/ als do Octetben van Mendelssohn en Schu bert misschien alleen aan dilettant-pianisten; door arrangementen voor quatrc-mains of op zijn best voor trio (piano, viool en cello) bekend zijn. Zoo was het op do invitatie- soiree, die aan dozo twee openbare uitvoer ringen voorafging, een groot genot het lieert* lijke octet van Mendelssohn eens op do door den componist bedoelde wijze, door acht strijkinstrumenten uitgevoerd ie booten. Het programma van gisteravond bevatte ook dne buitengewoon mooie nummers. Het minst beleende is zeker Schuberts Octet, waarmee begonnen werd. Het is zeer be vattelijke, melodisch bekorende en effect volle muziek. Maar ook hier deed zioh de bekende ,,göttlicho Lange" gevoelen. Het/ duurde ongeveer vijf kwartier. Men had. misschien beter gedaan de voorschriften der herhalingen nieb alle op te volgen. Na de pauze kwamen het Kwintet van, Mozart (de hoorn werd bespeeld door den heer Versney, die voor zijn vertolking lof inoog8tte) en Beethoven's Septet. Deze avond zal don talrijken toehoorder^ (de kleino zaal der Stads zaal was geheel gevuld) zeker een groot genot verschaft/ hebben. In de uitvoering was ook zeer véél te prijzen en zij droeg de blijken van goedo voorbereiding. Vaak was de klank zeerj mooi. Maar het ontbrak nog al eens aan rythnnscho vastheid, aan die rustige zeker-/ heid dj ie ook in de gepassioneerdste gedeel ten nooit den indruk van zenuwachtigheid! doet ontstaan. Vooral aan het slot, waar trouwens de eerste viool door do zoor zward taak, die hij volbracht had, wel vermoeid zal geweest zijn. •Wij hebben alle reden om den lieer Strie ning voor 't geschonken genot dankbaar te zijn en verheugen ons op do volgende soiróe, waar Schuberts verrukkelijk Kwintet cn Brahm's Sextet (oen zeer begrijpelijk werk van dezen meester) zullen uitgevoerd wor den. O. Stoomschepen. Goarrivoerd: Kawi( 5 Febr. van Bat. te RothA d- m i r a 1, uitreis. 4 Febr. to Aden; S t.- Tho m a a, van W.-Indië naar Rott. 4 Febr. t-e Havre; Ophir, van Rott. naar Java 4 Fe>br. te Lissabon; Zaandijk, 5 Febr. van Baltimore to Rott.Koning W i 11 o m III, van Amst. naar Bat. 6 Febr. to Southampton; Gooben, 7 Febr. van Java te AmstKronprinz uitreis, 5 Febr. te Durban; Tantalus, 6 Febr van Java te Amst Vertrokken: D a n a e, 4 Febr. van Gadis naar Ma laga; Hebe 4 Febr. van Vigo naar Ge nua M a as 1 a n d, van Amst naar Bra zilië en Buonos-Ayros, 4 Febr. win Leixoes; D j o o j a, van Rott naar Java 4 Fobr. v. La PaüiceTernatc, van Bombay naar Londen 5 Febr. van Dover; 0 e 1 e b e s, van Java naar Amst 6 Febr. Perim; K o- ningin W ilhelmina, van Amst u- Bat. 6 Febr. v. Colombo; Rem brandt, van Bat. naar Amst 6 Febr. van Genua; Zaanland, van Amsterdam naar Bra zilië en Buonoe-Ayres 6 Febr. van Corun- na; Arnstelland, van Buenos-Ayres naar Amst 6 Febr. v. Montevideo; F e 1 d- marsohall, thuisreis, 5 Febr. van Dur ban. Gepasseerd: Ambon, van Amst. n. Bat 5 Febr. Gi braltar B i 11 i t o n, van Amst. n. Bat. 0 Febr. Perim. Postzegel automaten. Naar gemeld wordt heeft hef bestuur! 'der Posterijen de te Amsterdam ten 's-Gra-: yenhagte op proef (geplaatste automaten! voor uitgifte van 1 ets. postzegels en stadss briefkaarten overgenomen; den automaat; yoor 5 ets. postzegels echter niet, aan? gezien daarvan geen voldoende gebruik werd gemaakt, bij gebrek aan een vol doend aantal in omloop zijnde 2l/rCt.-stuk-ï ken. De proef voort te zetten met een autot maat, ingericht voor een 5 ets. nikkei stuk, wordt niet wenschclijk geacht, daayj die stukjes bij liet publiek niet gewild schijnen te zijn. In overweging is, autoja maten op proef te laten plaatsen, die tegen inwerping yan een dubbeltje 2 postzegels yan 5 ets, zullen leveren Telegram van koning Albert, Tor gelegenheid van het eerste algomeene NederL efcucLentencongre© word door de vertegenwoordigers van allo Nedorlandsche universiteiten een telegram yan huldo ver zonden aan Koning Albert. Hierop is te Leiden het volgende in het Nederlandsoh gestelde antwoord ontvangen;: „Do Koning is zeer gevoelig geweeet voo* de huldebetuigingen welke de afgevaardig den van alle Noderlandaabo universiteitetf hem ter gelegenheid van hot eerste Noder- landaobe studentenoongres hebben toege stuurd. Hij gelast mij u cn al uw ambtge- nooten hartebjk to bedanken. 'e Koninga Kabinetoverste." 16) Prins Alexander van Renaria bevond zich niet onder de menigte. Hij was in een druk J gesprek gewikkeld met een mooie, gedistin geerde dame, op wier gezicht de goede eigenschappen van hart en hoofd te lezen stonden. Zij was een Duiteche prinses. „Is het prettig, om in Renaria te regee- ren?" vroeg zij. „Het is bijna overal prettig om te re- geeren." Do dame lachte. „En soms moeilijk." „Dat is zeker in Renaria." „Vij-mden van het koningschap? Wij kunnen niet hopen hen ooit met ons te ver soenon, en probeer dat dus maar niet, als ik je een goeden raad mag geven." „Ik word niet lastig gevallen door de zulken intrige is mijn groote moeilijk heid." „Maar je hebt een krachtig minister?" „Zooals Bismarck?" De dame keek naar de menigte en tei haast toevallig: ,,Hij ie machtig. Maar Herr Grambuloff is op jouw hand, is het niet?" „Ja. Hij is een groot man." „Dus hij is niet de intrigant?" „Neen". Hij aarzelde, toen hij op het punt was „Rusland" to zeggen en een na tuurlijke voorzichtigheid hield hem terug. „De intriges van de teleurgesteld en", zei hij „Trek het je niet aan, Sandro. Pas na tuurlijk op, maar de teleurgestelden zijn dikwijls tot weinig in staat. J© hebt je prachtig gehouden bij Grubitza. Graaf Moltke prees je tegen mij." Dat deed den Prins genoegen. „Wij zullen er ons, niet egenstaande on ze vijanden, wel door heen slaan." „Ik denk het. ook wel cn wensch je het beste." „Dank u. Dat i3 mij heel welkom." „Ik denk, dat je den een of anderen dag wel Koning zult worden. „Misschien. Het moet makkelijker zijn een titel aan te nemen, dan een provincie te annexeeren of een leger te verslaan." De Prinses glimlachte. „Wij maken tegenwoordig zoo'n drukte over woorden, maar denk er aan, dat da den faits aooomplifl rijn. Woorden leiden soms tot daden." „De titel kan wachten". De Prinses was een oogenblik stil en keek naar de voltetoen zei zij opeens „Waarom trouw je niet?" De Prins weid verlegen. Hij wou iets Bta- melen en wist niet wat. Hij zag er dus bijzonder verlegen uit, en werd voor ver dere verlegenheid gered door een „Dienst- mann" met rijn glas. Maar de dame merk te de verwarring op en schreef die aan iets verkeerds toe, wat méér gebeurt bij dames dan rij denken. „Waar smaakt het Water baar?" vroeg zij, en bracht hem op die manier met groote tact uit d© moeilijkheids. Hij aarzelde. „Naar niets", gei bq. Zij lachte. Zij hield van iets onverwachte. „Men zegt, dat het veel heeft van zoute kippesoep en dit lijkt "mij een goede uit legging." „In allo geval zal het wol nooit een volksdrank worden." „De dingen, die goed voor ons rijn, woe den nooit genoeg op prijs gesteld." „Ik denk, dat men dit op menschen ook kan toepassen," zei hij met een schalkschen lach. De gedistingeerde Prinses wist wat zij waard was en hoe zij algemeen geacht werd, en de opmerking van den Prins deed haar genoegen. Hoe hoog men ook is, een klein© vleierij doet iedereen pleizier. „Sandro," zei bij na een poo6, „hoe denkt graaf Bismarck over je?" „Als Prins van Renaria?" „Ja." „Hij wonsohte mij geluk/' „Dat doe ik ook," zei de vriendelijke dame, met goed overdachte^ nadruk. Carlsbad is goed ingericht. De uren van ópstaan en naar-bed-gaan worden ge- eeibiedigd. De regelen voor het diët wor den ook met vrees gevolgd. Mannen, die een heele flesch b'j een maal thuis drinken, drinken licht Duitsch bier, verdund met Gieshübler water, in Carlsbad. Er is veel vrooHjkheid natuurlijk, want anders zou den de menschen gaan mopperen. De mu ziek speelt van vier tot zes uren, en op de Al te Wieae en de Puppsche Allée is er een pratende en lachende zwerm wan delaars. Yan .acht tot twaalf uren danst men van tijd tot tijd; en het was op de muziek van Strauss, dat prins Alexander danste met prinses Marie Wilhelmina Bophie Feodore Victoria-, dochter van de iPrinaee, die vriendschappelijk met den heersoher van Renaria gesproken had. De Prins was oen goed danser, evenals een dapper soldaat en een knap man. De tegenwoordigheid van prinses X. (laat ons haar zoo noemen, om haar identiteit niet te verraden) en haar doohter, prinses Marie, in Carlsbad was hem onbekend voor hij Rufia verliet, en hij ontmoette haar mot genoegen. Yoor iemand in zijn positie was de gelegenheid om leden van een machtig Huis, dat hem in tijd van nood helpen kon, plezier te doen, te goed, om over het hoofd gezien te worden. Hoe verder men het in de maatschappij brengt, des te meer stelt men de waarde van vriendschap op prijs. Iemand, die een kleine plaate inneemt in de maatschappij, vertrouwt op zijn verdiensten; die een hooge plaate vervult, op zijn begaafdhe den. Prins Alexander dacht er niet over om te hertrouwen, daar hij geen plan had van Yera te scheiden, en dus beschouwde hij prinses Marie onbevangen en met genoe gen. Zij zag er aardig uit, zonder opval lend mooi te rijn, en had de goede eigen' schap van openhartigheid. Zij was blij den Prins te ontmoeten. Hij was het „beauu idéal" van een soldaat en van een man. Bovendien, was rijn naam niet in ieders mond? Had hij zich ook niet met bijzon deren moed gedragen in den slag bij Gru bitza? Moed cn bekendheid tellen veel bij de meeste vrouwen. Dus danste rij met pleirier met hem, om hemzelf, en hij danste met pleizier met haar, omdat rij de dochter van haar ouders was en een mooie vrouw. ,,Ik denk, dat u geen oorlogen meer aulfc hebben te voeren?" zei zij. „Ik hoop het niet; maar men kon nooit weten." „Neen, maar oorlog is vreoeelijk. Is Renaria eep mooi land?" „Alle landen zijn mooi, als men voor hen leeft." „Is dat waar?" „Ja," zei hij. „Het i© ook zeker waar van vrouwen." Zij antwoordde niet, want zij was er niet zeker van, of hij ook een bedoeling had met die woorden. Het kwam haar voor, dat hij op een kieeoho wijze op haar doelde, en dat maakte het haar moeilijk te antwoorden. Hij be merkte haar aarzeling en verbeterde de za ken niet door te trachten haar te helpen, want hij zei: „U moet zelf maar eens komen kijken. Dit was klaarblijkelijk een uitnoodiging. Zij liet zich op de bedwelmende tonen der muziek ronddraaien en dacht, dat prina Alexander van Renaria neiging toonde om haar ten huwelijk te vragen. Toch kon rij met heelemaal stil blijven, want zwijgen is soms dom. Zij herstelde zioh goed, want zij had iets van haar moe ders geest. „U moest hier eens wat nieuwe bronnen ontdekken," zei zij. „Op het oogenblik," antwoordde hij, heb ik mijn handen vol met andere dingen te ontdekken." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5