ZONDAGSBLAD
l£lD5Ch DAGB1AD
VAN HET
ALLERLEI.
No. 15326.
5 Februari.
Anno 1910.
1>i|Mi >i|i«i>iji>i ii; in iifiiii
wa t I t I 4 I I lil
DE BLAUWE JAPOJ.
DOBBIN.
deog te iang gisten, dan zal het grootste
gedeelte van het koolzuur ontsnappen e<n
dientengevolge zal het baksel mislukken.
Dit mislukken kan echter natuurlijk ook
allerlei andere oorzaken hebben. De melk,
die voor het oplossen der gist noodig is,
mag slechts een zeer geringen warmte
graad hebben; te groote hitte doodt de
teore plantjes.
Men kan gist niet al te lang goed houdeu,
maar toch het bewaren nog verlengen en
verbeteren door het stukje in een vochti-
gen doek te wikkelen.
De verminking der dames
voeten ln China.
Dat China tegenwoordig in een, tijdperk
Van hervorming verkeert, is algemeen be
kend. Minder bekend is de strijd tegen het
aloude C'hineesche misbruik der voefcver-
minking bij de vrouwen; een beweging, dio
in de laatste jaren zóó is toegenomen, dat
fcij zich reeds aan alle achttien provincies
van het Rijk heeft medegedeeld. Dit is
onder meer vooral te danken aan, het op
treden van do gouvernours van tien pro
vincies, die zioh door proclamaties openlijk
tegen deze gewoonte verklaard en hun,
onderdanen aangespoord hebben om die
onzinnige gewoonte te verzaken. Onmid
dellijk na deze proclamatie werden door
geheel het Rijk vereenigingen gevormd, be
kend onder den paarn van ,,Vereeniging
voor natuurlijke voeten", en wel met bet
doel de vrouwen van het onnatuurlijke
dezer gewoonte te overtuigen en haar aan
gaande de nadeeligo gevolgen daarvan in
te lichten. Tegelijkertijd trachten deze ver
eenigingen de moed ere te bewegen, haar
kleine meisjes voortaan niet meer met deze
mode te plagen.
Vele vrouwen, die sedert haar kindsche
jaren onder dit vreeselijke gewoontejuk ge
leden hebben, verklaren zich ronduit er
tegen. Zij klagen, dat haar voeten den na
tuurlijken vorm niet meer herkrijgen en
dat duizenden arme vrouwen en meisjes do
WTeede gevolgen moeten dragen van een
oude gewoonte, die voor het geheele vrou
welijke geslacht in China tot een onuit
staanbare plaag geworden is.
Zooals bekend is, bestaat deze vermin
king der voeten hierin, dat van, de Chi-
neesche meisjes, van de eerste levensdagen
af, de voetjes met een lange strook stof
worden sam enge regen, en wel zóó, dat de
vier kleine teenen naar den hiel worden ge
trokken en de geheele voet een verminking
óndergaat. Door het insponnen van den
voet wordt do bloedsomloop tegengehouden
en de voeten beginnen te verstijven. Deze
foltering is voor het arme meisje natuurlijk
uiterst pijnlijk; het kin,d kan langen tijd
van de voetjes geen gebruik maken; het
tnoet met moeite op zijn knietjes rondkrui
pen. Hot liggen veroorzaakt nieuwe pijn.
Dikwijls moet het zich 's nachts dwars over
het bed leggen en, de voetjes uit het bod
Steken, om do warmte, die zijn pijnen ver
meerdert, te vermijden. Nu en dan worden
de voeten in een emmer heet water gedom
peld, om de verbanden los te weeken. Zijn
deze vorwijderd, dan wordt de afgestorven
huid door wrijving weggenomen en worden
de voeten met aluinpoeder bestrooid. Dan
volgt een tweede verband, nog vaster dan
het eerste. Zoo gaat het een geheel jaar
long, totdat de voeten den gewenschten,
verminkten vorm verkregen hebben. In
plaats van hun natuurlijke grootte te heb
ben zijn ze tot op ongeveer acht oM. inge
krompen en de hiel is slechts door een die
pen rimpel van den groot-en teen geschei
den. In dezen toestand gelden ze naar Chi-
neesche opvatting voor schoon en niemand
neemt aanstoot aan den onbeholpen, hin
kenden gang.
Bovendien gebeurt het niet" zelden, 'dat
0e operatie mislukt Vaak heeft te gezwel
len en wonden ten gevolge of er ontstaat
ontsteking in de wonden, meestal met doo-
delijken afloop.
Deze wreede gewoonte bestaat n,n reed»
langer dan zeehonderd jaar in China; ze
heeft haar oorsprong niet, zooals men zon
vasoDderetollen, kx «pxlsdionstigo voor
schriften, ze is slechts een, oude overleve
ring, waaraan men tot nu toe met echt Chi-
necsoh conservatisme heeft vastgehouden.
Over den eigenlijken oorsprong is men het
niet oens.
Zoo is het als een verblijdend toeken van
den nieuwen tijd te begroeten, dat tegen
woordig ook op dit gebied een hervorming
wordt ondernomen om dit euvel uit den
weg te ruimen. Verscheidene oorzaken heb
ben, daartoe medegewerkt. De missionna-
rissen waren van oudsher stoeds tegen het
voetrijgen, maar hun invloed reikte niet
verder dan hun christelijke gemeenten.
Voor de rest werd hun afkeuring niet ge
hoord en hun protest was als een aanloop
tegen een vestingmuur.
Daar verscheen enkele jaren geleden
hulp van een, kant, van waar ze niet werd
verwacht. Een Engelsche dame, wier echt
genoot, een aanzienlijk koopman, te Shang
hai leefde, voelde zich aangespoord, haar
kracht en haar invloed aan den, dienst de
zer menschlievende zaak te wijden. Zij trad
in het openbaar tegen het bestaande mis
bruik op en weldra waren eenige andere
dames voor de zaak gewonnen. Men richtte
een vereeniging op, die een groote menigte
vlugschriften liet verspreiden, waarin de
heerschende gewoonte van het voeten rij
gen in al haar nadeelige gevolgen werd be
schreven en tot verzaking van die gruwna-
mo handelwijze werd aangespoord.
De zaak eischte natuurlijk groote som
men, maar men schuwde de offers niet. Dan
bezocht madame Archibald Little zoo
heet de dame op eigen kosten alle groo-
tere stoden van het Rijk cn hield, gesteund
door de Europeanen, alom voordrachten
voor voorname Chineeeche vrouwen, onder
wie het rijgen vooral in zwang is. Tegelij
kertijd bezocht zij Ohineesche ambtena en
van allen rang en stelde hun op duidelijke
wijze den ellen,digen toestand hunner vrou
wen voor. Zoo slaagde zij er in eenige man
darijnen tot openlijke proclamaties tegen
het oude misbruik over te halen.
Daarbij kwam nog de invloed van eenige
hoogwaardigheidsbekleedors, dio mot hun
families eenigen tijd in het buitenland had
den vertoefd en het dus met de nieuwe
beweging eenp wareD. De gevolgen dezer
pogingen overtroffen dan ook alle verwach
ting. Wat men sedert jaren tevergeefs be
streed, wordt tegenwoordig door velen zon
der meer als verouderden, onhebbelijken
misstand uit den familiekring verbennen.
Ja, de verbreking dezer boeien wordt
door velon als oen verlossing geprezen on
de beweging neemt van lieverlede toe. Een
dusdanig breken met oen oude, geheiligde
gewoonte, wil in China veel zeggen en is
derhalve niet gering te schatten.
Slechts éénl
Doorkerf één dTaad: uw parelsnoer
Strooit al zijn rijkdom langs den vloer
OntBtem één anaar: uw harp moet srwij-
gen.
Verwrik éón steen: de boog vernet
Eón stootjen in de alarmtrompet
En duizend zwarte zorgen stijgen I
Eón donk're wolk verbergt de zon.
Eón dwaasheid opent u een bron
Van leed, dat cioh geen hart verbeeldde.
Eén vonk ontsteekt, wat niemand bluacht
Eón wensch verstoort de gansohe rust,
Eón, één herinnering elke weelde.
Eén smet bederft geheel een kleed.
Eón wroeging werkt wat niemand weet,
Eén oogenbük baart eeuw'go amarte.
Eén spaak gebroken, breekt het wieL
Eón enkel denkbeeld doodt een zieL
Eén enkel woord verscheurt een harte.
RECEPT.
Ohsrtreuse van Kalf»,
ve each.
Anderhalf ona macaroni wordt in kokend
water met een weinig zout gaar, maar niet
te zacht gekookt. Daarna in een geklopt
ei gewenteld, om later niet te breken. Men
wrijft den puddingvorm met boter en
plaatst er de macaroni Laagagowjp* in.
Een bord fijn gehakt koud kalfsvleeeoh
wordt vermengd met zout, peper, noternue-
kaat en een weinig Parmezaansohe kaas en
dit mengsel over de macaroni gestreken.
Twee ons kalfspoulet kookt men gaar oö
vult daarmee verder den vorm. Van twee
lepels boter, een lepel bloem en wat melk
maakt men een gebonden saus en giet deza
over allee in den vorm. Men kookt den
pudding een uur au bain marie en presen
teert hem met fricassee-saus.
Frio&ssee-eaus.
Twee lepels boter met één lepel bloem
mengen en op het vuur roerenal roerende
er bij voegen een hal ven liter kokenden
bouillon, een halven liter kokenden room of
melk. Zóó moet ze tien minuten koken en
wordt met twee eierdooiers gebonden. Men
voegt er dan eenige druppels oitroen ei|
een glas witten wijn aan toe.
Een tooneeldirecteur moest een briefje
van een collega beantwoorden nopens de
kwaliteiten van een artist, die vroeger Hj'
hem werkzaam was geweest
Hij schreef
„Waarde Collega 1 Op uw vraag kan ik.
o antwoorden, dat de bewuste persoonj
speelt: Shylook, Faust, King Lear en Skat.
'fc Laatete het beste.
Geloof mij, enz., enz."
Slim. Eewte Hagenaar: ,,'t
Is toch wat te zeggen met die spoorweg
ongelukken! En altijd zijn het de eerste en
de laatete wagons, die verongelukken 1
Zou daar niets op te vinden zijnl"
Tweede Hagenaar: „Ja zeker,
dat ia heel eenvoudig. Men moet den laat-
sten wagon weglaten en den eersten in het
midden zotten 1"
Onder kinderen. D n i t b o K
M a r i e t j e (die gezien heeft, dat baar
oom voor zijn reis naar Servié verscheidene
pakjes insecten poeder inpakte): „Neemt
onze Vorst, als hij op reis gaat, ook inseo-
tenpoeder meel"
Jantje: „Weineen, die heeft immers
zijn eigen... lijf jagers l"
Mevrouw: „Och, die papegaai praat
zoo lief 1 Allee, wat mijn man zegt, spreekt
hij dadelijk na... Nietwaar lorre, wat zeg
jel"
Papegaai: „Houd mi tooh eindelijk
je mond, oude zeurkous I"
K a i e r n e b 1 o e m p j e. Ser
geant: „Jansen, jij bent zoo verwaand
als de kip, die het ei van Columbus heeft
gelegd."
Altijd dezelfde. Levens-
verzekeringsagent: „Is u gehuwd
of ongehuwd 1"
Oude jongejuffrouw (be
schaamd) „Dat hangt geheel van u af,
mijnheer.'*
Hartelijk. Amateur-schil
der: „Amice, wat zeg je van mijn schil
derij, ik denk het aan een of andere instel
ling ten geschenke te geven Welke ia vol
gens jo meening 't bestt"
Vriend: „Wel, aan een blinden insti<
tuut 1"
8 t g 1 b I o e m p j e. Profeasör
(over een reis in Afrika vertellend): „Eens
werd ik door inwoners, die menscheneters
waren, gevangengenomen. Het gelukte
me echter te vluchten. Maar het was hoog
tijd, want met één voet stond ik reeds op
de spijskaart."
Advertentie. „PortemonnaJe
met veertig gulden verloren. Den vinder
wordt dringend verzocht als hij het bedrag
niet wil teruggeven, althans in het open
baar te verklaren, dat ik het geld niet ver
kwist heb, zooals mijn vrouw beweert.
JANUS BIBBERMAN."
j2L
Opgewonden, luid door elkaar sprekend,
drongen de menschen op een hoopje: er
was een vrouw overreden 1
Half medelijdend, half nieuwsgierig keken
de omstanders op de ongelukkige neer. Zij
leek nauwelijks twintig jaar. Haar klee
ding deed vermoeden, dat zij een knappe
arbeidersvrouw was.
De menigte trok gedeeltelijk vóór, gedeel
telijk tegen den koetsier partij. In onsamen
hangende woorden verdedigde zich de man.
„Zc heeft naar niets geluisterd. Ik heb
geroepen, mot de zweep geklapt; niemendal
heeft zo gehoord. Ze keek maar aldoor dien
kant uit."
Hij wees naar het raam van een mode
magazijn juist vóór do plek, waar het nood
lottige ongeluk had plaats gehad. Men
volgde de richting van zijn hand, keek toen
weer naar beneden, want er was niets bij
zonders aan het magazijn te zien; in do
uitstalkast stond een lichtblauwe ochtend
japon van wollig cachemir, rijk met kanten
afgezet.
Toen verschenen mannen met een draag
baar, om de ongelukkige weg to brengen.
Een paar minuten later had de straat haar
gewoon aanzien gekregen.
In zijn werkpak, zooals hij van het Huis
in-aanbouw was weggeloopen, toen men hem
de jobstijding bracht, zat Dirk Fransen en
ttaarde wezenloos voor zich uit.
Nog kon hij het vreeselijke niet begrij
pen: zij, zijn Marie, zijn prettig-lachende,
vroolijke, gezonde Marie, vanmorgen nog zoo
opgewekt en schertsend, was overreden, ver
minkt, worstelde misschien wel met den
dood I En hij had haar niet eens mogen
zien. Morgen moest hij maar terugkomen,
had men hem in het ziekenhuis gezegd.
"Wezenloos staarde zijn blik in het kleine,
zindelijke kamertje. Door de witte gordijnen
voor de heldere ruiten scheen de avondzon
an haar laatste stralen deden de geelkoperen
vogelkooi nog even blikkeren.
De kanarie Marie's lievelingsboestje
huppelde onrustig van het een© stokje op
net andere. Opeens begon hij te zingen, eerst
zachtjes, toen luider en scheller, jubelend
met lang aangehouden trillers.
Zwaar zuchtend ging de man staan en
spreidde een donkeren dock over de kooi en
verbaasd staakte de vogel zijn gezang. Lang
zaam kropen de uren van dezen naoht voor
bij cn bij het ochtendkrieken verliet Fransen
iet l^d, waarin hij slapeloos gelegen had,
ixmder een oogonblik kalmte te kunnen vin
don. Zijn eerste gang was naar het zieken
huis.
Marie leefde. Verder kon men hem niets
zeggen, 's Middags zou hij haar mogvsn zien.
Doelloos liep hij door de straten, werktuig
lijk komend op de plaats, waar het onge
luk plaats gevonden had.
Onverschillig liepen de menschen voorbij.
Hij echter keek naar het raam van, het
dst M*riA> AQfLdjfiht zoozoo*
had getrokken, en hij knikte langzaam
De blauwe japon 1
Zijn vrouwtje had die zoo graag willen
hebben. Haar laatste mevrouw had er zoo
een gehad en zij had die toen alzoo mooi
gevonden. Half in ernst, half in scherts
had zij al eens tegen hom g&zcgd, dat ze
zoo'n zin in dio japon had. Maar hg had
gelachen en haar duidelijk gemaakt, dat
wat Voor een mevrouw paste nog niet altijd
door oen vrouw van een timmermansknecht
kon worden gedragen. Zij had dat wol dade
lijk toegegeven, maar toch.... zoo dikwijls
zij voorbij dat magazijn kwam, keek zij
verlangend naar die japon, welke er nu
al zoo lang had gestaan en maar niet ver
kocht werd.
En nu hij die japon daar zag, pijnigde
hij zichzelf door zich voor te stellen hoe
mooi zo Marie wel zou hebben gestaan.
Eindelijk mocht hij zijn vrouwtje zien.
Zijn adem stokte, toen hij, op de teenen
loopend, de zuster volgde.
Toen scheen het een oogenblik duister
rondom hem tc worde^
Was dat werkelijk zijn Marie!
Hij herkende haar nauwelijks.
Even sloeg zij de oogen op, maar Kaar
verwilderde blik trof piot hem.
„Marie", fluisterde hij; „ken je me niet
meer?"
Een oogenblik scheen het alsof bij het
hooren van die bekende stem oen lachje over
het wasbleeke gelaat gleed, maar het kon
ook wel verbeelding geweest zijn.
Zacht bewogen zich haar lippen en hij
luisterde met inspanning.
De stem van do zuster verbrak de stilte.
„Zo ijlt. Ze spreekt maar aldoor van een
blauwe japon. Men zegt, dat haar laatste
blik toevallig daarop gevallen is."
Toevallig? Hij wist wel betert
Ploteoling besloot hij te gaan. Hij' holde
naar huis, om het geld te halen, dat daar
nog was. Een kleine twintig gulden vond
hij. Dat was te weinig; de japon kostte vijf
cn twintig. Wat nu? Eerst geld van de
Spaarbank halen zou niet gaan. Dat kon
hij zoo gauw niet meer doen. Dan maar
bij Willemsen geprobeerd! "Willemacn was
zijn vriend.
Stotterend vertelde hij' wat hij noodig had
en waarvoor het dienen moest, half-bevreesd,
dat zijn vriend hem niet begrijpen en daarom
uitlachen zou.
Maar "Willemsen lachte niet en zeide niets.
Zwijgend gaf hij hom het geld, drukte hem
warm de hand en zeide toen: „Arme kerel."
Zoo hard hij maar loopen kon, snelde
Frans naar ihèt magazijn, liet zich de
japon inpakken, stoorde zich niet aan dc
winkeljuffrouw, dio wel blij was, dat zc
dit kleedingstuk kwijt raakte, maar de om
standigheden, waaronder dit gesohiedde,
toch vreemd vond en den man onderzoekend
aankoek.
Geheel huiten adem kwam hij in het por
tiershokje van het ziekenhuis, 't Was al
te laat. Tot half twee duurde het bezoek
uur en hu was het al bij tweeén.
De portier 'zeide hem, dat hij niet meer
koa worden toegelaten.
„Maar 't is mijn vrouw, die daar ligtj»
en die zeker gauw sterven zal. Ik voel,'
dat ze sterven zal, en nu zou ik haar zoo
graag nog een oogenblik van blijdschap1
gevon."
„U moet niet dadelijk het ergste denken!
kom, kom, het zal wel wat meevallen,1
trachtte dc gemoedelijke portier te troosten.
Morgen om halféón kun jo terugkomen ei)
misschien is ze dan weer bij d'r veerstand".
„Neen, ik weet, ik vosl het, dat hot gauw,
mot haar afloopt Toe, laat me asjeblieft
bij haar en als je 't uit je zelf niet kan,
VTaag dan voor me aan den direoteur."
„Nu wacht os, enfin, don zal ik ©reir
zien, wat ik voor jo doen kan, man."
De portier verdween, kwam spoodig terug
en wenkte hem. Hij mócht weer met do
zuster mee. Zacht, zooals den eersten keer,
liep hij aohter haar aan. Zij opende de
deur van het kamertje, waarin zijn vrouw
lag, en liet hem binnen. Naast het bod zat
oen andere zuster, die bij zijn binnenkomen'
verbaasd opkeek. De zusters wisselden enkele
woorden en verdwenen toen. Hij keek om
zich heen, zag, dat hij alleen was imot Marie.
Nu schrok hij niet van haar. Haastig, met
bevende handen, maakte hg het pakje lod
en spreidde do japon op de dekens uit; riep
angstig zijn vrouw bij haar naam.
Langzaam opende zij do oogen an haar
blik vestigde zioh op de blauwe stof. Zij
horken de do japon en met haar hand trachtte
zij den kant to grijpen.
Ademloos had hij staan kijken. „Dirk",
fluisterde ze en haar stom klonk ver-af,
„Dirk, de blauwe japon, wat heerlijk 1 Die
zal me mooi staanheel mooi
Diep moest hij vooroverbuigen oan ha«j
woorden te verstaan.
Toen gaf hij plotseling eon gil: haar ge
laat had zoo'n vreemde uitdrukking im.
kregen.
De zuster wag onmiddellijk bij h*m, hwA
achter de deur staan wachten.
.Het loopt af", zei 2» zacht.
En hot was zoo. Na oen paar minuten
was zijn lief, mooi vrouwtjo niet meer.
Naar d© woorden, dio do zuster tot troost
tot hom zoido, luisterde hij niet. Slechts
één vraag verstond hij:
„Wat moot er nu met die blauwe japcttl
gebeuren
„Daar moet zo in begraven woerden," fceida
hij snikkend. „Die heeft haar het laatste
oogenblik van vreugde gegeven."
De rei* naar Dobbin behoort niet lot ie
gemakkelijkste Het landgoed ligt toer af.
gelegen, wat het wild aeer ten goede komt,
Mecklenburg met rijn sohaarache bevolking,
gomis aan induatrie, uitgeatrekte boeschen,
talrijke waterpartijen en weinig wegen :t
eon eldorado voor jagers.
Dobbin ligt zóó, dat de liefhebber aad
dit vermaak er van alles vindt: groot wild
klein wild en veel waterwild.
Zelfs van Berlijn uit is het een fcijdroö-
vende reis om naar Dobbin te komen. Hat
meest nabij gelegen statica, Krakow, ligt