riddergoed viel den Graaf van Holland tpn
deel, zijn burcht werd een puinhoop, maar
wat ook voorbijging, niet de sage, nan zijn
•woning vastgeknoopt, niet de bloedvlek
in zijn tuin, want nog zelfs in de 18de eeuw
moet het gras op deze plaats een roodach
tige kleur hebben behouden.
Nu echter ziet het er daar volstrekt niet
anders uit als overal elders; de 20ste eeuw
is te prozaïsch geworden, om met baar ver
beelding bet volksgeloof bij te staan, maar
wat in onze dagen nog even duidelijk
spreekt als 4 2n tijde van heer Otto, b^t
is de stem van het geweten, door de bloed
vlek afgebeeld, de vlek, door geen omspit
ten of opgraven- oojt af te wisschen, de
zekere wraak van den onschuldige.
De kinematograaf
en de wetenschap.
Kinematograaf, biograaf, bioscoop, ze
kunnen Jeelijke dingen, moorden, inbrakén.
te zien geven; maar ook prachtige tafe
reelen ons voor oogen toovereu, leerrijke
zaken doon aanschouwen. Velen hebben
dit laatste ook te Leiden reeds menigmaal
ervaren.
Shackleton, de Poolvorscher, heeft dezer
dagen te Rome in het Collegio Romano
voor het Koninklijk Huis, ministers, een
uitgelezen gezelschap, een voordracht ge
houden over zijn Zuidpool-expeditie.
Velen zijn daar met Shackleton en de
zijnen meegereisd tot aan de Magae^is-.'he
Zuidpool toe, in den Kinematograaf wel to
verstaan.
Zij zijn er in Rome bij tientallen en
steeds met de meest interessante program
ma's. „De school der toekomst'' worden ze
wel eens genoemd, en een kinematograai-
enthusiast moet getuigen, dat hij er een
menigte kennis van andere landen, van an
dere volken en gebruiken, van nieuwste uit
vindingen en Laatste gebeurtenissen spe
lenderwijs verkreeg. Wat de goede kine-
ma ons leeren kan is merkwaardig.
Nu was er Shackleton's Zuid pooltocht
in 40 tafereolen, een film van meer dan
een K. M. door den onderzoekingsreizi
ger zelf opgenomen. En hoe menig uur
men al niet telkens en telkens weer op het
beelden tooverende doek gestaard heeft in
de laatste dagen 1
We zien er de „Nimrod" onder het saluut
met vlaggen en kanonnen der andere sche-
pen langzaam de haven van Lytteltoh
(Nieuw-Zeeland') uitatevenen. Dan het
eerste drijf ijs, de immense watervlakte
vol schollen, waarin de boot een donkere
geul achterlaat. Weldra zijn we aan de ein,-
delooze ijsvlakte gekomen. De auto wordt
uitgeladen en vertrekt twee sleden slee-
pend naar het zuiden, om depóta van
levensmiddelen op te gaan slaan. Lang-
1 zaam voort puffeD,d zien we hem als eeD
'zwarte vlek al kleiner en kleiner op het
onafzienbare witte tapijt worden. De hon-
i den gaan nu ook aan wal, en de Australi
sche pony's, die in het ongewone klimaat
eerst op den Erebuskrater getraind moeten
worden. Een volgend tafereel toont ons
dezen krater, wit en daardoor nauw zicht
baar tegen de grauwe lucht, in volle erup
tie, zware wolken boven den top. Interes
sant zijn ook de groote lavavormingen, de
steen van Kennyte, en de ijsformatie.
De zaal bulderde telkens van het lachen
als de film de pinguins in hun dag°lijkaafi
leven vertoonde. Eerst de keizer-pinguins
in groote groepen, zwart en wit op de
sneeuw. Dan komen ze kennis maken; een
groep van vijf h zes „man" deftig aanstap
pend, één voorop.
Van zoo'n merkwaardige grappigheid,
dat men lachen moet of men wil of niet.
En Shackleton en de zijnen zagen we er
ook om lachen. Die amuseeren zich koste
lijk met de malle dieren, plaatsen ze op een
rij, loopen voorop, gevolgd, steeds in he-
dachtzamen pas, steeds in geordende rij,
door de pinguins Ze lonpen er tusschen
door, de dieren wijken niet, slechts als er
een de hand naar ben uitsteekt, slaan ze
met de korte zwemarmen, laten zich op den
buik vallen om er van door te glijden. Zoo-
dra buiten beroik, staan ze weer op, keeren
tiet slot Scüwanenbarg, de residentie van de vroeger® Hertogen TM
Kleef, dat weer opgebouwd zal worden*
De verbouwing van don burcht, waarvan
de toren nog in wezen is, zal op verzoek
van de inwoners van Kleef door den Duit-
schen keizer plaats hebben.
Volgens de sage kwam hier de Zwanenrid-
der (Lohengrin; aan. In de historie wov^t
bet eerst van dezen burcht in 1220 melding
gemaakt
terug in de rij, marcheeren weer voort. Op
hun steenen nesten zien we ze liggen, de
kinematograaf wordt bun vlak voor bun
neus gezet: de zwarte oogen, dom in den
witten rand er omheen, kijken mal toe. An
dere, verder verwijderd, staan op, wagge
len aJs deftige oude heeren op het toestel
af. Maar het grappigst zijn ze als hun een
fonograaf vertoond wordt. Dat schijnen ze
bijster mooi te vinden, in dichte drommen
naderen ze, wiegelen de lichamen op de
maat heen en weor, knikken instemmend
met de koppen, smoezen wat met elkander,
om dan weer aandachtig te luisteren naar
dat mirakel. Ze moeten muzikaal zijn, de
pinguins, daar is geen twijfel aanl
Ook robben toont de film ons. Lui ligt
het vette dier op het ijs, glijdt onhandig
even wat verder, als wat brokken ijs, op
zijn dikken pels geworpen, hem uit de
doramehng doen opschrikken. Een andere
wordt met een tik van een knuppel naa
fiet water gedreven en plons I daar glijdt
hij van de schots het water in; de scholle-
bewegen even en de rob is spoörlooe ver
dwenen.
Met die dieren hebben de reizigers zie'
kostelijk vermaakt en dat hadden ze we
noodig want als weldra de tocht verde;
gaat, we de tenten zien opslaan, moeilijk
in den feilen wind, die den pony's de lange
manen over den kop doet waaien, als we
ten slotte den laatsten „raid" meemaken,
zonder paarden nu waar telkens vier
man, onherkenbaar in de dikke bonten
pelzen, moeilijk voortsjokkend de sle
den trekken, langzaam langs de trooste-
looze, eindelooze witte vlakte, bij 72 gr.
onder het vriespunt, dan gevoelen we even
fel de ontzettende ellende, de pijnigende
ontberingen, de droeve opofferingen, die
zoo'n Pooltocht den wetenschappelijken
ijveraar oplegt Eindelijk het hoogplateau,
het eindpunt van den tocht, de Britsche
vlag, geplant op een hoop sneeuw, de man
nen er voor saluecrend. Dan de moeilijke
terugtocht, het hoogplateau, met de mag
netische Zuidpool.
En het is werkelijk een herademing als
de boot weer behouden en wel in Dover
aankomt, en we daarna den trein het Cha
ring Cross zien binnenstoomeiL Went de
kinematograaf heeft ons zóó fel, zóó inteni(
doen meeleven, dat we door hem misschien
méér begrijpen van het reuzenwerk, door!
Shackleton volbracht, dan door de meest,
uitvoerige beschrijving van zijn e gen hand.;
De kinematograaf in dienst der weten-j
schap ia de beste leermeester voor den
leek.
Tegen slapeloosheid.
Het kan misschien zijn nut hebben, a&
een eenvoudig middel tegen bovengenoem
de kwaal bekendheid te geven.
Als men door de kwaaJ wordt geplaagd,
sta men, na ongeveer twee uren te bed t*
zijn geweest, op, klcede zich uit en lat®
met een groote spons, welke in een water
kom dicht bij het ledikant gereed staat^
koud water over het lichaam loopen. Tez^
einde dit met ruimer hand te kunnen doen,
worden een groot blad kurk en een vilten
loek op den grond neergelegd. Dadelijk)
'aarop trekke men zonder dch af te drogen^
-eder het nachtgewaad aan en stappe weer
a bed
De geheele behandeling geschiede zoö
nel mogelijk. In bed neme men dan nogi
■an gLas water, waarna men bijna zonder
uitzondering spoedig den slaap pakt.
Men bedenke echter steeds, dat zulk een^
behandeling ook kwaad kan, en r'us nooitj
mag worden toegepaat zonder geneeskun
dig advies.
STOFGOUD.
De vloek der armoede bestaat daarin'
dat al haar daden, al mogen zij nog soo
onbaatzuchtig zijn, aan laag eigenbelang
toegeschreven worden.
Bodenstedt.
i
Onder de velé lasterlijke verhalen zijn'
het de verfoeilijkste, die het spoedigst hun
weg vinden.
G. M. Yaltou&i