Iffo. 15305. LEIDSGH DACrüBXiAB, Woensdag* 12 Januari. ~t Tweede Blad. Anno 1910. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. De heer P. H. Sn ij de r s, hoofd der R.-K. school voor m. u. 1. o. to L e i d e n, schrijft in ,,H et Centru m" onder do vraag; 16 jaar fraude tegen de wet op het L. 0.1 het volgende In 1890 deed ik examen voor hoofdonder wijzer en wel, zooals op mijn akte uitdruk kelijk vermeld staat: „volgens de wet. van 1878." We werden dus geëxamineerd in .wiskunde. 11: heb ook, jaren en jaren lang, onder wijs in dit vak gegeven, totdat ik op een ong-lukkigen morgen van October 1908 plotseling in mijn klasse bezoek kreeg van den schoolopziener in het district Rotter dam, waar ik toen werkzaam was, op een uur, waarop het vak P op den rooster ver meld stond. Tot mijn buitengewone verbazing deelde Üeze mij toen mee, dat jk niet bevoegd was om wiskunde te onderwijzen. Het onmiddellijke gevolg waslo. dat het schoolbestuur een onderwijzer moest aan stellen, om het vak buiten de schooluren te onderwijzen en, 2o. dat mij de toelage .van f 100 's jaa-rs werd ontnomen. Ik wilde eerst dadelijk publiciteit geven laan deze feiten, doch heb me laten raden en mij direct gewend tot den Minister van B. Z. Ik heb echter geen antwoord mogen ontvangen. Onlangs nu meende het Hoofdbeatuur van den Rond van R.-K. Onderwijzers in het Bisdom Roermond blijkens een bericht in f,D e Katholieke Sohoo 1", dat .wij, geëxamineerdep van 1890. w e 1 be voegdheid voor wiskunde zouden he-bbenf verweos daarbij naar de overgangsbeDalin gen. Ik lees daar in de kende Sehuurman'a Editie (van 1005) p. 94, art. 9: „De bestaande bepalingen omtrent de examens t.r verkrijging der akten van be kwaamheid, vermeld in art. 56 onder a en b, blijven gelden, totdat die onderwerpen overeenkomstig dezo web opnieuw zullen zijn geregeld; doch niet langer dan 1 Jan. 1891, enz." Keu nummer van „De Katholieke S c h o o 1", waarin deze meening stond, stuurde ik aan den districts-schoolopziener van Rottendam en ontving p. o het be richt, dat art. 9 betrekking heeft op de examens, doch art. 8 op de bevoegd heden. Ik lees dan in dezelfde uitgaaf p. 93: „Allen die de akte, vermeld in art. 56 onder b der wet van 17 Aug. 1878 voor het in-werking-tred en dezer wet hebben ver kregen enz. behoudens de bevoegdheid* tot het geven van huis- en schoolonderwijs, in bet vak genoemd onder p in art. 2 dier wet., binnen don kring, waarin zij die bo- voegdheid bezaten." Wat is dus het onbillijke, onverklaar bare, men zou haast zeggen onmogelijke? Men" doet examen in een vak volgens een bepaalde wet en krijgt toch g o e n be voegdheid volgens die wet, maar volkens een andere. En dat dit werkelijk zoo is, blijkt nader Uit de discussion in de Tweede Kamer der 6.-G. van 21 December LI., waar de heer "Van der Molen het volgende heeft gezegd: Er moet iets op gevonden worden óm de in 1890 voor de hoofdakte geëxami- neerden te helpen. De be teekenis der akten zijn telkens veranderd door opvolgende wetswijzigingen. In 1890 deden 392 raen- aohen te gceder trouw het examen wiskunde bij de hoofdakte, lcraehtons de bepalingen van voor 1889. Er is nu door de regeling van 1907 Sn.) verwarring gebracht. Spr. wil hen, die in 1890 examen deden, allen nog bevoegd verklaren." En do Minister van B. Z., de heer Heems kerk, antwoordde hierop, volgens het Ver slag: „Den heer Van der Molen merkt spreker op, dat hij eon rechtskwestie aanroerde, welke in 1907 werd beslist ten nadeel© der bevoegde (sic I) onderwijzers. Zij, die m 1890, dus na de in-werking-treding van de wel, t xaxnen deden voor de hoofdakte, ont leenden daaraan niet de bevoegdheid voor het dooeeren van wiskunde. Aldus werd bij genoc-md Koninklijk Besluit beslist en de bedoelde onderwijzers hadden eenvoudig in 1891 examen moeten doen in vak P. Spre ker kan dus aan de kwestie niets verhel pen." Nu weten wij het. Het is een besliste rechts-kwcstiedaar is niets aan te doen. Ik zou geneigd zijn met een speling op het woord recht te zeggen, dat do kwestie *mj nog heel krom lijkt. Dat zou ten minste een scherts zijn, waarvan zich de punt tegen mij en mijn lotgenooten keert-, maar het antwoord vaü den Minister lijkt me bittere ironie. Wij 392 moeten ons maar getroosten met de beslissing van 1907? Ik zou zoo zeggen van neen. Ny a-t-il plus de juges a Berlin? Zijn er geen wetgevers meer in Neder land en kan men een klaarblijkelijke onbil lijkheid niet wegnemen door wetswijziging? Of zou er zooveel krom zijn, dat men maar moet blijven zitten op de puinhoopen van het recht en zuchten: „Wie kan al het kromme recht maken?" Daar komt nog bij: Er zijn in 1890 een groot aantal caadidaten gezakt voor de hoofdakte, omdat zij onvoldoende behaalden voor wiskunde. Dus gezakt voor een vak, waarvoor ze toch geen bevoegdheid hadden gehad, als ze geslaagd waren. En nu het mooiste: Er zijn, voor zoover mij bekend, twee beslissingen gevallen, bei de aan bijz:. scholen, en mij zijn verschil lende openbare scholen bekend, waaraan nog steeds onderwijs in wiskunde gegeven wordt door personen met dezelfde akte en dezelfde (on)bevoegdheid. Moet die toestand blijven voortduren, of moeten we hebben gelijk recht voor allen? En wio van de geëxamineerd en van 1890 wist in 1891 of vermoedde ook maar, dat hij geen bevoegdheid zou hebben voor een vak, waarin hij geëxamineerd was, daar èn de examencommissies èn zelfs de tien tallen rechtsgeleerde schoolopzieners er tot kort geleden onkundig van waren? Wie helpt ons en het recht De oud-hoogleornar dr. P. van Geer somt in „H et Vaderland" tal van bezwaren op togen de inrichting der telkaarten ton dienste der volkstel 1 in g, die thans wordt ge houden. Of schrijft hij uit deze volkstolling iets goeds zal voortkomen, kan op goeden grond betwijfeld worden. Schatten van geld en arbeid zal zij kosten, doch het re sultaat, evenals bij de vorige tellingen, zal mager zijn. Afwijkingen met de telling van den burgerlijken stand zullen zich ook nu voordoen, en op rekening van de onnauw keurigheid van den laatstgenoemden geveld worden. Ten onrechte, want uit zulk een ingewikkeld stelsel van telling .met zijn om haal kan geen betrouwbare uitkomst ver wacht worden. Om een goede telling to verkrijgen, moe ten in de eerste plaats alle noodeloozo vra gen, als die, welke op het kerkgenootschap op het beroep, op het blind- of doofgebo- ren zijn, tor zijd© worden gelaten, alle om slag over boord worden geworpen, om zich to bepalen tot enkele zóó scherp gestelde vragen, dat elke nadere toelichting over bodig wordt. Dat kan geschieden op telkaarten, niet grooter dan gewone speelkaarten, die ge makkelijk zijn in te vullen en even ge makkelijk voor de samenstelling to liantee- ren. Alle overbodige vragen werken de on nauwkeurigheid in de handdaarom is het hier gevolgde stelsel het gebrekkigste, dat bij mogelijkheid kon toegepast worden. Onder protest, uit naam van zoovelen, die gelijke moeilijkheid bij het invullen der kaarten ondervinden, meende ik hierop bij voorbaat de aandacht te moeten vestigen. Onder hot hoofd Ongeoor loofde inmenging plaatst „H et Volk" het volgende, dat wel niet enkel op de hoofd stad van toepassing zal wezen. Van verschillende zijden ontvangen wij uit Amsterdam klachten over ongeoorloof de inmenging van volkstollersbij de invulling van den godsdienst op de telkaarten. Al die klachten komep op hetzelfde neer. Bij afwezigheid van net hoofd van het gezin komt do volksteller de kaarten terughalen. Als hij 2e naziet en bespeurt, dat op de vraag naar de kerke lijke gezindte geantwoord is „geen©", vraagt de teller aan de vrouw, of h<wr man gedoopt is. Antwoordt zij bevestigend, dan verandert de teller do invulling van den man en schrijft in plaats van „geene" bijv. „Ned.-Hervormd" of „Roomsoh-Katholiek." De klagers vragen ons allen, of dat zoo maar gaat. Ons antwoord-is: neen, die volks tellers gaan hun bevoegdheid te buiten. Do instructie voor de volkstol!ers luidt ten opzichte van de godsdienstvraag letterlijk en nadrukkelijk: „Moeten de tellers bij het beantwoorden van vraag 10 behulpzaam zijn, zoo nemen zij daarbij de meest strikte onzijdigheid in acht." De laatste tien woorden zijn zelfs in de instructie gekursi- veerd. De volkstellers mogen dan niet an ders doen, dan naar hun beste weten vol gens inlichtingen van do betrokkenen deze vraag op de kaart invullen, als de betrok kenen er geen weg mee wet-en. Zij mogen eohter in geen geval verandering brengen in met volle bewustzijn door do betrokke nen neergeschreven antwoorden. Do volks- tellors laten anders dc gezinshoofden met hun handteekening een verklaring bekrach tigen, die zij niet gedaan hebben en niet hebben willen doen. Op deze wijze wordt het resultaat der volkstelling ten aanzien van dezo kwestie op ergelijke wijze vervalscht. Het zou niet kwaad zijn, als zij, op wier kaarten aldus geknoeid is, zich aanstonds tot het gemeentebestuur wendden, met de mododeeling, dat tegen hun wil in dc door hen ondorteekende verklaringen wijzigingen gebracht zijn, dat zij zich dus voor die kaart niet meer verantwoordelijk kunnen stellen en dat zij dus een nieuwe kaart wenschen to ontvangen om die in te vullen zooals zij het e o 1 f willen. In een artikel Behoud van Neder landers begroet de „N ieuwoRot- terdam8chc Courant" met inge nomenheid het ingediende w e t s o n t- w e r p j e tot wijziging van de wet op het N odorUndoruchap. Het blad brengt in herinnering hoe de wot van 1892 reeds booogxle aan zoogenaamd zwevend Nederlanderscliap en dubbele na tionaliteit een einde te doen komen. Bij do beraadslagingen over die wet wees toen het-Tweede Kamerlid jhr. Beelaerts van Blokland er op, dat door de ontworpen bepaling vele Nederlanders, op wier be houd als Nederlanders wij veeleer prijs be hoorden te stellen, door verzuim van tijdige kennisgeving van onze nationaliteit zouden worden afgesneden. Do „Nieuwe Rotte rdamsche Courant" betoogt thans, dat de uitkom sten van de jaren na het verstrijken van aen eersten, tienjuarlijkschen termijn, den heer Beelaerts grootendeels in het gelijk heb ben gesteld, ©n schrijft dan: „Nu de „indolentie", waarvan in 189*2 de minister van justitie mr. Smidt, gewaagde, blijkt to bestaan bij velen, waaronder een aantal wakkere mannen, dio den naam van ons land met eere dienen, wenscht de te genwoordige Regeering toredht een stap vorder t-e gaan. Over het ontwerp zelf. merkt het blad o.m. op: Deze oplossing van het sedert eenigo ja ren aanhangige vraagstuk lijkt ons zeer aannemelijk. Hetgeen men bij bot tot-stand- brengon van do wet van '92 lieeft willen verkrijgen: dat het Nederlanderschap nu voortaan afhankelijk zou zijn van „uit wendig waarneembare feiten," gelijk de Regeering in 1892 het uitdrukte blijft bestaan. De velen, dio aan hun Neder- landsohe nationaliteit, niettegenstaande hun verblijf in don vreemde, blijven hechten, zullen niet langer, ten g ^-lge van een on willekeurig vcrzxxim, worden afgestooten, en sleohts zij wier gezindheid jegens ons land twijfelachtig kan zijn geworden, zul len hun wenschen hebben kenbaar te maken. Daartegenover zal zeer zeker een gevaar, waarop reeds in 1892 door een on zer gezanten werd gewezen, eenigszins wor den vergroot. Het zal kun non voorkomen, dat personen, die inderdaad van ons land vervreemd zijn, en misschien onzen naam geenszins eer aandoen, ons op een kwaad oogonblik „op den hals geschoven" wor den. Doch dit govaar kan gelooven wij, wijken tegenover het ongetwijfeld ook al gemeen nationale voordeel, dat zal worden verkregen, wanneer zoovele goede Ne derlanders blijven. Het ontwerp heeft nog eon klein bijkom stig nut: bezuiniging op tijdverspilling. Do rompslomp, verbonden aan de voorberei ding van honderden naturalisatie-ontwer pen, komt to vervallen. Consuls en andere ambtenaren, welke de tienjaarlijkscho aan giften hadden in ontvangst te nemen, en de adjudant-commies, liefst dr. in de rechts wetenschap, aan het Departement van Justitie, die do van heinde en ver verza melde aangiften voor publiceering in de „Staatsc-ouran t"alpliabetisch had te rangschikken, krijgen de handen weer wat meer vrij tot- nuttiger bezigheid. Wie klagen kan, is de papierfabrikant. Nader zegt het blad: In ons artikel over hot ontworpje tot bo- houd van Nederlanders noemden wij het een bijkomstig voordeel, dat nu tevens een eind zou komen aan hot werk van den „adjunct-commies, liefst dr. in de rechts wetenschap, aan het Departement van Justitie, die de vau heinde en ver verza melde aangiften (tot behoud van hot Ne derlanderschap) voor publiceering in do „Staatscourant" alphabetisch had te rangschikken." Van bevoegde zijde wordt ons thans be richt-, met verzoek daarvan in oas blad melding te maken, dat de uit vreemde lan den ingekomen staten sinds lange jaren alpliabetisch bij het Dep. van Just, binnen plegen to korae-n, zoodat hot olphahcthirch schikken op dat Departement alleen noodig is voor zooveel betreft de volgorde van dc landen en de opgaven uit Nederland. En met dit werk is sedert verscheidene jaren „niet meer" een adjunct-commies, dr. in de rechtswetenschap, belast, eve-nmin als een niet-gcpromoveeixl ambtenaar ran dien rang. Hieruit blijkt dus, dat het euvel, waarop wij terloops meenden te mogen wijzen, „niet meer" beslaat, en dat do verbete ring, die wij meenden, dat uit hot ontwerp zou voortvlociou, reeds op het Departement van Justitie is aangebracht. Wie de opgaven der oonsulairc ambtena ren alphabe.tisoh rangschikt of dit dan soms geschiodt op het Departement van Bui- tenlandsche Zaken al of niet door een ad- junet-oommies met of zonder doctoralen graad, wordt ons niet medegedeeld, 't Doet er ook weinig toe, wadr het volkomen in productieve werk geschiedt en wio het ver richt. Do winst, dat het grootendeels zal komen te vervallen, is er niet geringer om. Dit geldt ook voor het rangsdiikkingswerk, dat aan het Departement van Justitie wordt wemcht, schoon dan „niet meer" door een adjunct-oom mies. Met ingenomonlieid gewaagt „D oNiou. we Courant" van hot ingediende wets ontwerp tot wijziging van do wet op het Nederland er schap, strekkend in hoofdzaak om het behoud van het Ne derlanderschap voor in Nederland gebore nen, die in liet buitenland gevestigd zijn, niet racer afhankelijk te maken van een aan gifte om de tien jaar. Ook vorheugt haar de overgangsbepaling, volgons welke dc in Nederland geborenen, die hun Nederlan derschap op grond van genoemd artikel hebben verloren, dit automatisch sullen tc- rugverkrijgen op den dag van do in-wer king-treding der wetswijziging. Dat voegt zij daaraan toe v. x de in den vreemde uit Neder ladders gebore nen (die tot hun meerderjarigheid de na tionaliteit huns vaders hebben en dus Ne derlanders rijn) oen periodiek te hernieu wen bewijs wordt verlangd, dat zij ondanks hun geboorte èn voortdurend verblijf in den vreemde, op 1 ct behoud van bet Nederlan derschap prijs stellen, is te billijken. Yoor dezulken blijft de oude bepaling bestaan. Te Londen, Parijs cn "Bn*"- 1 - r]P Ne- derlandsoho Kamers van Koophandel zoo onvermoeide pogingen i:x het werk hebben, gesteld, om de wet in clen thans voorgvstel- den rin veranderd te krijgen, zal de indie- ning met vreugde worden begroet. Een hoofdartikel van „D e Nieuwe Courant" is gewijd aan het dire c- t e u r-g eneraalscha p vnn don Landbouw. Na een hulde aan de uitnemende wijze, waarop de vorige titularis zich van aijn gewichtige taak kweet, komt daarin een beschouwing voor over de groot-e ver antwoordelijkheid, die den nieuwen, nog to benoemen, directeur van den Landbouw zal wachten door de hoogc en talrijke eischcii op eoonomisch cn sociaal terrein, dio de landbouw cn het tuinbedrijf hem zullen stel len. Hierbij wordt ixog dc aandacht ge vestigd op de moeilijkheid, die dezen hoo- gen ambtenaar niet gespaai'd kan blijven, om nl. zijn inzichten op een gelukkige wijzo ingang te doen vinden bij den verantwoor delijken Miuister van Landbouw, Nijvcr- hoid en Handel; oen moeilijkheid, dio ver zwaard wordt door het feit, dat de land en tuinbouw den diircctcur terecht zxdlcn blijven beschouwen als de „auctor intellec tualis" van de gedragingen van de Rogee- ring, dio trekking hebben op dc genoem de bedrijven. Ton slotte wordt in het artikel mot klom aangedrongen op een spoedige keuzo voor de vervulling van deze allerbelangrijkste vacature. Dat het do Regeering mogo gelukken iemand to vinden, wiens verleden rcdon geeft om aan te nemen, dat hij die hoeda nigheden bezit. Gowis is zulk een persoon niet de eerste de besteNamen zijn reeds genoemdmaar bet is alleszins begrijpelijk, dat de Regeoring oonigen tijd neemt- ora haar keuzo te vestigen, welliclxt een enkele wijziging in organisatie, misschien wat moer geld noodig acht. Toch zou het niet verstandig zijn, al te lang te wachten. Dan immers loopt do een heid, die noodzakelijk bij een instelling als de Directie van den Landbouw moet be staan, ecnigor mate gevaar. De Minister heeft, als hoofd van dat departement van Landbouw, Nijverheid en Handel, toch nl eon zeer omvangrijko taak te vervullen; hij kan de man niet rijn, die het noodige vex^nd legt tussehon maatregelen, uit gaande van verschillende afdcclingen van het Landbouw-dcpartcment en daarvan in werkelijkheid de chef is. Do Directie van den Landbouw is zoo ongeveer een half ministerie geworden, wat omvang en Ixetoe- kenis aangaat, en eisoht voortdurend werk kracht en de toewijding van den vollen man. In „De Gelderlander" heeft P - in een viertal artikelen over ons 1a- g e r gehandeld. Daarin wordt de stelling verkondigd, dat het aangewezen logorstol- sel voor ons klein en openliggend land, dat is, hetwelk geheel in de historische lijn ligt en waarnaar de macht dor feiten, zelfs bij onzo van Duitsehland slecht nagevolgde legeroi'ganisatie, ons weer dringt: nl. loca le indeeling cn oefening van do manschap pen dier wapens, welke niet een zóó spe ciale opleiding eisohon als de bereden ar tillerie en oavalerie en oenigo technische troepen. Alloon de bereden wapeus zouden dan nog in de kazernes geoefend behooren te worden. Bij zoodanig een stelsel zouden de persoonlijk© en financieclc lasten aan zienlijk minder worden. „Wanneer" zegt de schi'ijvcr „do be spaarde gelden dan werden aangewend ten bate van de modei*ne, technLsche, militaire hulpmiddelen en vooral ook van onze wel wat stiefmoederlijk bedoelde vloot, zou onze nationale weerkracht er zeker heel wat be ter op worden dan bij het huidige tobben met oen amphibisch logerstelsel, waarover eigenlijk niemand tevreden is, maar dat in ons land van langzaam besluiten misschien juist daaiom zoo lang gehandhaafd wox*dt Ds aangenomen naam. 85) „Heelemaal niet .Ik deed alleen mijn best, om goed op de hoogte van alles te komen. Ik vond het waarschijnlijk, dat u graag zou hebben, dat ik een poosje bij u bleef, tot u en uw chauffeur een beetje op de hoogte zouden zijn van het mechanisme van uw nieuwe automobiel. Ziet u, ik had gehoord, dat u Amerikaan was en in is het alles weer zoo'n beetje anders, zocdat Amerikanen altijd eenigen tijd noodig hebben om op de hoogte te ge raken. En daar ik zelf naar een vaste be trekking uitzie, dacht ik zoo, dat, als ik een beetje ijver toonde, u me misschien wel voor chauffeur zou willen hebben. En in Bekeren rin heb ik dien weg, waar u zoo- even van sprak, alt-hans een gedeelte van dien weg, wel een beetje bestudeerd." „Waarom?" Kolonel Ogilvie begop, bij die bekentenis, opnieuw achterdochtig te Worden. „Eenvoudig, omdat ik aan de mogelijk heid dacht, dat u misschien wel eens naar Seh Mand zou willen gaan. Galloway is een mooie streek om auto-tochten in te ma ken. Al de motorwegen in dit gedeelte van Engeland gaan door Carlisle Dan over- sohrijdt- men de Schotsobe grens, vlak bij Gretna Green..." „Vlak bij wat?" Do stom van den kolonel trilde van harts tocht. De chauffeur vervolgde doodkalm: „Gretna Greep; dat is de plaats, waar voortvluchtige paartjes in het geheim kon den trouwen. Men koos het gewoonlijk, omdat hot 't eerste plaatsje voorbij de Schotsche grens was, dus het eerste, waar de Schotsche wetten heerschten, die voor het huwelijk heel eenvoudig waren. Maar nu onzo wetten veranderd zijn, gaat men Gretna Green gewoonlijk voorbij zonder er stil te houden, daar Galloway doorgaans het doel van de reis is. Dat ik de afstan den en het aantal kilometers bestudeer, hoort zoo bij mijn vak. Ik kap u ten minste wel zeggen, dat het tweehonderd vier en driekwart kilometers is naar Glasgow, honderd een en vijftig naar Abbotsford, honderd twaalf en een half paar Dumfries, twee honderd en twee naar Edinburgh, honderd en..." „Houd op! Houd opl" riep de kolonel- „Ik ben je heel dankbaar voor dep ijver, dien je aan den dag legt, en ik geloof wel, dat er kans op is, dat ik je voor chauffeur behoud. Ik heb je zelfs onmiddellijk noodig, vanavond nog. Maar dat is een afzonder lijk werkje, waar ik je flink voor zal be talen, want het is moeilijk en er hangt veel van af." „Ik ben tot uw dienst, mijnheer. Zeg maar wat u van me veidangt." „Ik verlang, dat je me vannacht nog naar Castle Douglas brengt; dat we zoo gauw mogelijk vertrekken. Ik wil daar zoo spoedig mogelijk zijn. Alles moet goed in orde wezen, want we moeten zorgen,, dat we geen oponthoud hebben. En zorg vooral voor goede lantarens." „Ik zal er voor zorgen, mijnheer. Als er iets hapert aan dep wagen, wat niet waarschijnlijk ie, want hij is nieuw en het is een best merk dan breng ik het wel weer in orde. Ik hob er wel een beetje vor stand van, durf ik zeggen, en ik ben een uitstekend bestuurder." „Goed, maar praat nu maar niet te veel. Maak maar, dat we zoo gauw mogelijk kunnen gaan." „We kunnen dadelijk gaan, wat mij betreft. Maar iets mankeert er nog aan. We moeten nog iemand hebben, die den weg weet." „Den weg? Ik dacht, dat jij dien wel kende." „Op de kaart, o ja. En ik twijfel er niet aajx of ik zou den weg wei vinden en vlug ook. Maar u wilt snel gaan. En er zou mis schien een beetje tijd verloren kunpen gaan met ons af en toe van den weg te verge wissen. U moet- niet vergeten, dat het don ker is." Toen wenddhij zich tot den eigenaar van het hotel en vroeg: „Misschien weet u wel iemand voor ons?" „Ja, maar geen chauffeur. Ik weet een koetsier, die tot op verscheiden uren in den omtrent den weg uitstekend kent. Hij kan naast u ritten en u den weg wijzen." „Best! Kan hij gauw komen?" „Dadelijk. Ik zal hem onmiddellijk laten halen." Hij belde en toen de knecht kwam, zond hij he-m naar den koetsier. Dit was dus in orde en de chauffeur ging nog eens even naar de auto zien en zou er dadelijk mee voorkomen. Kolonel Ogilvie had zwijgend, in Kaars rechte houding en met strak gelaat, ge luisterd. Hij was zichzelf nu zoo meester, „dat Judith bijna wenscht©, dat hij wat minder zelfbeheerschipg i i. Zij vreesde nem zóó bijna nog meer dan in zijn toorn. Zij ging met haar zustor naar de andere kamer, om een mandje met provïnnd en eenigo flesschen wijn te halen voor den ko lonel en de mannen, die met hom moe zou den gaan. Zij zouden op hun langon en ver- moeienden tocht wel een hartsterking noo dig hebben. Onderwijl voorzag hij zich van warme klcedingstukken. Na een poos kwam zijn vrouw bij hem. Toen rij met elkaar al leen waren, vroeg zij schuw: „Zeg, zal je niet hard zijn tegen Jo? Zo is nog zoo jong en een al te streng woord, op een oogonblik, dat zij overspan nen en moe en bang en zenuwachtig is, tot haar gericht, zou haar voor altijd een knak kunnen geven." „Maai: je daarover niet ongerust. Ik houd innig veel van mijn J© cn, wat er ook gebeurt, ik aal niet hard zijn togen haar. Ik houd veel to veel van haar om haar pijn te doen. Ze zal van mij slechte zach te en teedere woorden hooron, woorden, dio hij zelf ook tot haar zou kunnen zeggen." liet eerste oogenblik stelde dit antwoord haar gerust. Maar toen begon zij te bcgiij- pen, dat, al zou de kolonel zTn dochter ont zien, dit voor hom geen roden zou zijn om dengeen, in wiens gezelschap hij haar zou aantreffen, te sparen. En de wreedste ma nier, om Jo te wonden, zou zijn haar te treffen in den rnaD, dien liefhad. Haar moederhart deed haar weer duizend ang sten uitstaan voor haar Jo. Maar toen zij afscheid nam van haar echtgenoot, durfde zij niete meer zeggen dan: „Vaarwel, beste. Geef Jo een kus van cue. Wees goed voor haar en bedenk, dat het leed, hetwelk iemand, dien rij liefheeft, treft, ook haar leed is. Breng haar bij me terug." De kolonel klopte haar bemoedigend op den schouder en zoo scheidden zij. Toen de automobiel hijgend en dreunend in de duisternis verdwenen was, kwam Ju dith bij lxaaa* zuster. „Ik had hem Jo's valies willen meege ven", zei zij, „met wat kleeren er in. Zij zal zo wel noodig hebben, het arme kind, na zoo'n vormoeienden dag en een nacht in een vreemde plaats. Maar ik heb nu oen beter plan." „En dat is?" „Om ze zelf te gaan brengen. Het kan misschien geen kwaad, als ik er bij ben, wanneer je man zioli overstuur maakt. Hij zal rich dan eer een beetje in bodwang hou den. En ga jij nu maar naar bed. Ik ga nu paar den eigenaar. Hij moet me oou automobiel bezorgen, en een chauffc|ir, die den weg goed kent. XV. Jo was zóó vermoeid, dat zij den gehee- len nacht sliep als een blok. Waar zij van had gedroomd wist zij zich later niet dui delijk te herinneren; maar wel wist zij, dat de gebeurtenissen van den dag haar ook s nachts hadden bezig gehouden. Geen won der trouwens, dat de gedachte aan alles, wat zij had doorgemaakt, haar ook in haar 6laap niet losliet. Do meest tegenstrijdige gewaarwordingen, eerst van vreugde en ver rukking, toen van schi'ik, angst en strijd, hadden eikaar in haar binnenste opgevolgd, en bleven zich in haar verdringen, ook toen zij in tijdelijke bewusteloosheid gedompeld was. (Wordt vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5