Iffo. 15305.
LEIDSGH DACrüBXiAB, Woensdag* 12 Januari. ~t Tweede Blad.
Anno 1910.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
De heer P. H. Sn ij de r s, hoofd der
R.-K. school voor m. u. 1. o. to L e i d e n,
schrijft in ,,H et Centru m" onder do
vraag; 16 jaar fraude tegen de
wet op het L. 0.1 het volgende
In 1890 deed ik examen voor hoofdonder
wijzer en wel, zooals op mijn akte uitdruk
kelijk vermeld staat: „volgens de wet. van
1878." We werden dus geëxamineerd in
.wiskunde.
11: heb ook, jaren en jaren lang, onder
wijs in dit vak gegeven, totdat ik op een
ong-lukkigen morgen van October 1908
plotseling in mijn klasse bezoek kreeg van
den schoolopziener in het district Rotter
dam, waar ik toen werkzaam was, op een
uur, waarop het vak P op den rooster ver
meld stond.
Tot mijn buitengewone verbazing deelde
Üeze mij toen mee, dat jk niet bevoegd was
om wiskunde te onderwijzen.
Het onmiddellijke gevolg waslo. dat het
schoolbestuur een onderwijzer moest aan
stellen, om het vak buiten de schooluren
te onderwijzen en, 2o. dat mij de toelage
.van f 100 's jaa-rs werd ontnomen.
Ik wilde eerst dadelijk publiciteit geven
laan deze feiten, doch heb me laten raden
en mij direct gewend tot den Minister van
B. Z. Ik heb echter geen antwoord mogen
ontvangen.
Onlangs nu meende het Hoofdbeatuur van
den Rond van R.-K. Onderwijzers in het
Bisdom Roermond blijkens een bericht in
f,D e Katholieke Sohoo 1", dat
.wij, geëxamineerdep van 1890. w e 1 be
voegdheid voor wiskunde zouden he-bbenf
verweos daarbij naar de overgangsbeDalin
gen.
Ik lees daar in de kende Sehuurman'a
Editie (van 1005) p. 94, art. 9:
„De bestaande bepalingen omtrent de
examens t.r verkrijging der akten van be
kwaamheid, vermeld in art. 56 onder a en
b, blijven gelden, totdat die onderwerpen
overeenkomstig dezo web opnieuw zullen
zijn geregeld; doch niet langer dan 1 Jan.
1891, enz."
Keu nummer van „De Katholieke
S c h o o 1", waarin deze meening stond,
stuurde ik aan den districts-schoolopziener
van Rottendam en ontving p. o het be
richt, dat art. 9 betrekking heeft op de
examens, doch art. 8 op de bevoegd
heden.
Ik lees dan in dezelfde uitgaaf p. 93:
„Allen die de akte, vermeld in art. 56
onder b der wet van 17 Aug. 1878 voor het
in-werking-tred en dezer wet hebben ver
kregen enz. behoudens de bevoegdheid*
tot het geven van huis- en schoolonderwijs,
in bet vak genoemd onder p in art. 2 dier
wet., binnen don kring, waarin zij die bo-
voegdheid bezaten."
Wat is dus het onbillijke, onverklaar
bare, men zou haast zeggen onmogelijke?
Men" doet examen in een vak volgens
een bepaalde wet en krijgt toch g o e n be
voegdheid volgens die wet, maar
volkens een andere.
En dat dit werkelijk zoo is, blijkt nader
Uit de discussion in de Tweede Kamer der
6.-G. van 21 December LI., waar de heer
"Van der Molen het volgende heeft gezegd:
Er moet iets op gevonden worden
óm de in 1890 voor de hoofdakte geëxami-
neerden te helpen. De be teekenis der akten
zijn telkens veranderd door opvolgende
wetswijzigingen. In 1890 deden 392 raen-
aohen te gceder trouw het examen wiskunde
bij de hoofdakte, lcraehtons de bepalingen
van voor 1889. Er is nu door de regeling
van 1907 Sn.) verwarring gebracht. Spr.
wil hen, die in 1890 examen deden, allen
nog bevoegd verklaren."
En do Minister van B. Z., de heer Heems
kerk, antwoordde hierop, volgens het Ver
slag:
„Den heer Van der Molen merkt spreker
op, dat hij eon rechtskwestie aanroerde,
welke in 1907 werd beslist ten nadeel© der
bevoegde (sic I) onderwijzers. Zij, die m
1890, dus na de in-werking-treding van de
wel, t xaxnen deden voor de hoofdakte, ont
leenden daaraan niet de bevoegdheid voor
het dooeeren van wiskunde. Aldus werd bij
genoc-md Koninklijk Besluit beslist en de
bedoelde onderwijzers hadden eenvoudig in
1891 examen moeten doen in vak P. Spre
ker kan dus aan de kwestie niets verhel
pen."
Nu weten wij het.
Het is een besliste rechts-kwcstiedaar
is niets aan te doen.
Ik zou geneigd zijn met een speling op
het woord recht te zeggen, dat do kwestie
*mj nog heel krom lijkt. Dat zou ten
minste een scherts zijn, waarvan zich de
punt tegen mij en mijn lotgenooten keert-,
maar het antwoord vaü den Minister lijkt
me bittere ironie.
Wij 392 moeten ons maar getroosten met
de beslissing van 1907? Ik zou zoo zeggen
van neen.
Ny a-t-il plus de juges a Berlin?
Zijn er geen wetgevers meer in Neder
land en kan men een klaarblijkelijke onbil
lijkheid niet wegnemen door wetswijziging?
Of zou er zooveel krom zijn, dat men
maar moet blijven zitten op de puinhoopen
van het recht en zuchten: „Wie kan al
het kromme recht maken?"
Daar komt nog bij: Er zijn in 1890 een
groot aantal caadidaten gezakt voor de
hoofdakte, omdat zij onvoldoende behaalden
voor wiskunde. Dus gezakt voor een vak,
waarvoor ze toch geen bevoegdheid hadden
gehad, als ze geslaagd waren.
En nu het mooiste: Er zijn, voor zoover
mij bekend, twee beslissingen gevallen, bei
de aan bijz:. scholen, en mij zijn verschil
lende openbare scholen bekend, waaraan
nog steeds onderwijs in wiskunde gegeven
wordt door personen met dezelfde akte en
dezelfde (on)bevoegdheid.
Moet die toestand blijven voortduren, of
moeten we hebben gelijk recht voor allen?
En wio van de geëxamineerd en van 1890
wist in 1891 of vermoedde ook maar, dat
hij geen bevoegdheid zou hebben voor een
vak, waarin hij geëxamineerd was, daar
èn de examencommissies èn zelfs de tien
tallen rechtsgeleerde schoolopzieners er tot
kort geleden onkundig van waren?
Wie helpt ons en het recht
De oud-hoogleornar dr. P. van Geer
somt in „H et Vaderland" tal van
bezwaren op togen de inrichting
der telkaarten ton dienste der
volkstel 1 in g, die thans wordt ge
houden.
Of schrijft hij uit deze volkstolling
iets goeds zal voortkomen, kan op goeden
grond betwijfeld worden. Schatten van
geld en arbeid zal zij kosten, doch het re
sultaat, evenals bij de vorige tellingen, zal
mager zijn. Afwijkingen met de telling van
den burgerlijken stand zullen zich ook nu
voordoen, en op rekening van de onnauw
keurigheid van den laatstgenoemden geveld
worden. Ten onrechte, want uit zulk een
ingewikkeld stelsel van telling .met zijn om
haal kan geen betrouwbare uitkomst ver
wacht worden.
Om een goede telling to verkrijgen, moe
ten in de eerste plaats alle noodeloozo vra
gen, als die, welke op het kerkgenootschap
op het beroep, op het blind- of doofgebo-
ren zijn, tor zijd© worden gelaten, alle om
slag over boord worden geworpen, om zich
to bepalen tot enkele zóó scherp gestelde
vragen, dat elke nadere toelichting over
bodig wordt.
Dat kan geschieden op telkaarten, niet
grooter dan gewone speelkaarten, die ge
makkelijk zijn in te vullen en even ge
makkelijk voor de samenstelling to liantee-
ren. Alle overbodige vragen werken de on
nauwkeurigheid in de handdaarom is het
hier gevolgde stelsel het gebrekkigste, dat
bij mogelijkheid kon toegepast worden.
Onder protest, uit naam van zoovelen,
die gelijke moeilijkheid bij het invullen der
kaarten ondervinden, meende ik hierop bij
voorbaat de aandacht te moeten vestigen.
Onder hot hoofd Ongeoor loofde
inmenging plaatst „H et Volk" het
volgende, dat wel niet enkel op de hoofd
stad van toepassing zal wezen.
Van verschillende zijden ontvangen wij
uit Amsterdam klachten over ongeoorloof
de inmenging van volkstollersbij de
invulling van den godsdienst op
de telkaarten. Al die klachten komep
op hetzelfde neer. Bij afwezigheid van net
hoofd van het gezin komt do volksteller
de kaarten terughalen. Als hij 2e naziet en
bespeurt, dat op de vraag naar de kerke
lijke gezindte geantwoord is „geen©",
vraagt de teller aan de vrouw, of h<wr man
gedoopt is. Antwoordt zij bevestigend, dan
verandert de teller do invulling van den
man en schrijft in plaats van „geene" bijv.
„Ned.-Hervormd" of „Roomsoh-Katholiek."
De klagers vragen ons allen, of dat zoo
maar gaat. Ons antwoord-is: neen, die volks
tellers gaan hun bevoegdheid te buiten.
Do instructie voor de volkstol!ers luidt ten
opzichte van de godsdienstvraag letterlijk
en nadrukkelijk: „Moeten de tellers bij het
beantwoorden van vraag 10 behulpzaam
zijn, zoo nemen zij daarbij de meest strikte
onzijdigheid in acht." De laatste tien
woorden zijn zelfs in de instructie gekursi-
veerd. De volkstellers mogen dan niet an
ders doen, dan naar hun beste weten vol
gens inlichtingen van do betrokkenen deze
vraag op de kaart invullen, als de betrok
kenen er geen weg mee wet-en. Zij mogen
eohter in geen geval verandering brengen
in met volle bewustzijn door do betrokke
nen neergeschreven antwoorden. Do volks-
tellors laten anders dc gezinshoofden met
hun handteekening een verklaring bekrach
tigen, die zij niet gedaan hebben en niet
hebben willen doen.
Op deze wijze wordt het resultaat der
volkstelling ten aanzien van dezo kwestie
op ergelijke wijze vervalscht.
Het zou niet kwaad zijn, als zij, op wier
kaarten aldus geknoeid is, zich aanstonds
tot het gemeentebestuur wendden, met de
mododeeling, dat tegen hun wil in dc door
hen ondorteekende verklaringen wijzigingen
gebracht zijn, dat zij zich dus voor die
kaart niet meer verantwoordelijk kunnen
stellen en dat zij dus een nieuwe kaart
wenschen to ontvangen om die in te vullen
zooals zij het e o 1 f willen.
In een artikel Behoud van Neder
landers begroet de „N ieuwoRot-
terdam8chc Courant" met inge
nomenheid het ingediende w e t s o n t-
w e r p j e tot wijziging van de wet
op het N odorUndoruchap.
Het blad brengt in herinnering hoe de wot
van 1892 reeds booogxle aan zoogenaamd
zwevend Nederlanderscliap en dubbele na
tionaliteit een einde te doen komen.
Bij do beraadslagingen over die wet wees
toen het-Tweede Kamerlid jhr. Beelaerts
van Blokland er op, dat door de ontworpen
bepaling vele Nederlanders, op wier be
houd als Nederlanders wij veeleer prijs be
hoorden te stellen, door verzuim van tijdige
kennisgeving van onze nationaliteit zouden
worden afgesneden.
Do „Nieuwe Rotte rdamsche
Courant" betoogt thans, dat de uitkom
sten van de jaren na het verstrijken van aen
eersten, tienjuarlijkschen termijn, den heer
Beelaerts grootendeels in het gelijk heb
ben gesteld, ©n schrijft dan:
„Nu de „indolentie", waarvan in 189*2 de
minister van justitie mr. Smidt, gewaagde,
blijkt to bestaan bij velen, waaronder een
aantal wakkere mannen, dio den naam van
ons land met eere dienen, wenscht de te
genwoordige Regeering toredht een stap
vorder t-e gaan.
Over het ontwerp zelf. merkt het blad
o.m. op:
Deze oplossing van het sedert eenigo ja
ren aanhangige vraagstuk lijkt ons zeer
aannemelijk. Hetgeen men bij bot tot-stand-
brengon van do wet van '92 lieeft willen
verkrijgen: dat het Nederlanderschap nu
voortaan afhankelijk zou zijn van „uit
wendig waarneembare feiten," gelijk de
Regeering in 1892 het uitdrukte blijft
bestaan. De velen, dio aan hun Neder-
landsohe nationaliteit, niettegenstaande hun
verblijf in don vreemde, blijven hechten,
zullen niet langer, ten g ^-lge van een on
willekeurig vcrzxxim, worden afgestooten,
en sleohts zij wier gezindheid jegens ons
land twijfelachtig kan zijn geworden, zul
len hun wenschen hebben kenbaar te
maken. Daartegenover zal zeer zeker een
gevaar, waarop reeds in 1892 door een on
zer gezanten werd gewezen, eenigszins wor
den vergroot. Het zal kun non voorkomen,
dat personen, die inderdaad van ons land
vervreemd zijn, en misschien onzen naam
geenszins eer aandoen, ons op een kwaad
oogonblik „op den hals geschoven" wor
den. Doch dit govaar kan gelooven wij,
wijken tegenover het ongetwijfeld ook al
gemeen nationale voordeel, dat zal worden
verkregen, wanneer zoovele goede Ne
derlanders blijven.
Het ontwerp heeft nog eon klein bijkom
stig nut: bezuiniging op tijdverspilling. Do
rompslomp, verbonden aan de voorberei
ding van honderden naturalisatie-ontwer
pen, komt to vervallen. Consuls en andere
ambtenaren, welke de tienjaarlijkscho aan
giften hadden in ontvangst te nemen, en
de adjudant-commies, liefst dr. in de
rechts wetenschap, aan het Departement van
Justitie, die do van heinde en ver verza
melde aangiften voor publiceering in de
„Staatsc-ouran t"alpliabetisch
had te rangschikken, krijgen de handen
weer wat meer vrij tot- nuttiger bezigheid.
Wie klagen kan, is de papierfabrikant.
Nader zegt het blad:
In ons artikel over hot ontworpje tot bo-
houd van Nederlanders noemden wij het
een bijkomstig voordeel, dat nu tevens een
eind zou komen aan hot werk van den
„adjunct-commies, liefst dr. in de rechts
wetenschap, aan het Departement van
Justitie, die de vau heinde en ver verza
melde aangiften (tot behoud van hot Ne
derlanderschap) voor publiceering in do
„Staatscourant" alphabetisch had
te rangschikken."
Van bevoegde zijde wordt ons thans be
richt-, met verzoek daarvan in oas blad
melding te maken, dat de uit vreemde lan
den ingekomen staten sinds lange jaren
alpliabetisch bij het Dep. van Just, binnen
plegen to korae-n, zoodat hot olphahcthirch
schikken op dat Departement alleen noodig
is voor zooveel betreft de volgorde van dc
landen en de opgaven uit Nederland. En
met dit werk is sedert verscheidene jaren
„niet meer" een adjunct-commies, dr. in
de rechtswetenschap, belast, eve-nmin als
een niet-gcpromoveeixl ambtenaar ran dien
rang.
Hieruit blijkt dus, dat het euvel, waarop
wij terloops meenden te mogen wijzen,
„niet meer" beslaat, en dat do verbete
ring, die wij meenden, dat uit hot ontwerp
zou voortvlociou, reeds op het Departement
van Justitie is aangebracht.
Wie de opgaven der oonsulairc ambtena
ren alphabe.tisoh rangschikt of dit dan
soms geschiodt op het Departement van Bui-
tenlandsche Zaken al of niet door een ad-
junet-oommies met of zonder doctoralen
graad, wordt ons niet medegedeeld, 't Doet
er ook weinig toe, wadr het volkomen in
productieve werk geschiedt en wio het ver
richt. Do winst, dat het grootendeels zal
komen te vervallen, is er niet geringer om.
Dit geldt ook voor het rangsdiikkingswerk,
dat aan het Departement van Justitie
wordt wemcht, schoon dan „niet meer"
door een adjunct-oom mies.
Met ingenomonlieid gewaagt „D oNiou.
we Courant" van hot ingediende wets
ontwerp tot wijziging van do wet op het
Nederland er schap, strekkend
in hoofdzaak om het behoud van het Ne
derlanderschap voor in Nederland gebore
nen, die in liet buitenland gevestigd zijn,
niet racer afhankelijk te maken van een aan
gifte om de tien jaar. Ook vorheugt haar
de overgangsbepaling, volgons welke dc in
Nederland geborenen, die hun Nederlan
derschap op grond van genoemd artikel
hebben verloren, dit automatisch sullen tc-
rugverkrijgen op den dag van do in-wer
king-treding der wetswijziging.
Dat voegt zij daaraan toe v. x de
in den vreemde uit Neder ladders gebore
nen (die tot hun meerderjarigheid de na
tionaliteit huns vaders hebben en dus Ne
derlanders rijn) oen periodiek te hernieu
wen bewijs wordt verlangd, dat zij ondanks
hun geboorte èn voortdurend verblijf in den
vreemde, op 1 ct behoud van bet Nederlan
derschap prijs stellen, is te billijken. Yoor
dezulken blijft de oude bepaling bestaan.
Te Londen, Parijs cn "Bn*"- 1 - r]P Ne-
derlandsoho Kamers van Koophandel zoo
onvermoeide pogingen i:x het werk hebben,
gesteld, om de wet in clen thans voorgvstel-
den rin veranderd te krijgen, zal de indie-
ning met vreugde worden begroet.
Een hoofdartikel van „D e Nieuwe
Courant" is gewijd aan het dire c-
t e u r-g eneraalscha p vnn don
Landbouw.
Na een hulde aan de uitnemende
wijze, waarop de vorige titularis zich van
aijn gewichtige taak kweet, komt daarin
een beschouwing voor over de groot-e ver
antwoordelijkheid, die den nieuwen, nog to
benoemen, directeur van den Landbouw zal
wachten door de hoogc en talrijke eischcii
op eoonomisch cn sociaal terrein, dio de
landbouw cn het tuinbedrijf hem zullen stel
len. Hierbij wordt ixog dc aandacht ge
vestigd op de moeilijkheid, die dezen hoo-
gen ambtenaar niet gespaai'd kan blijven,
om nl. zijn inzichten op een gelukkige wijzo
ingang te doen vinden bij den verantwoor
delijken Miuister van Landbouw, Nijvcr-
hoid en Handel; oen moeilijkheid, dio ver
zwaard wordt door het feit, dat de land
en tuinbouw den diircctcur terecht zxdlcn
blijven beschouwen als de „auctor intellec
tualis" van de gedragingen van de Rogee-
ring, dio trekking hebben op dc genoem
de bedrijven.
Ton slotte wordt in het artikel mot klom
aangedrongen op een spoedige keuzo voor
de vervulling van deze allerbelangrijkste
vacature.
Dat het do Regeering mogo gelukken
iemand to vinden, wiens verleden rcdon
geeft om aan te nemen, dat hij die hoeda
nigheden bezit. Gowis is zulk een persoon
niet de eerste de besteNamen zijn reeds
genoemdmaar bet is alleszins begrijpelijk,
dat de Regeoring oonigen tijd neemt- ora
haar keuzo te vestigen, welliclxt een enkele
wijziging in organisatie, misschien wat
moer geld noodig acht.
Toch zou het niet verstandig zijn, al te
lang te wachten. Dan immers loopt do een
heid, die noodzakelijk bij een instelling als
de Directie van den Landbouw moet be
staan, ecnigor mate gevaar. De Minister
heeft, als hoofd van dat departement van
Landbouw, Nijverheid en Handel, toch nl
eon zeer omvangrijko taak te vervullen;
hij kan de man niet rijn, die het noodige
vex^nd legt tussehon maatregelen, uit
gaande van verschillende afdcclingen van
het Landbouw-dcpartcment en daarvan in
werkelijkheid de chef is. Do Directie van
den Landbouw is zoo ongeveer een half
ministerie geworden, wat omvang en Ixetoe-
kenis aangaat, en eisoht voortdurend werk
kracht en de toewijding van den vollen
man.
In „De Gelderlander" heeft P -
in een viertal artikelen over ons 1a-
g e r gehandeld. Daarin wordt de stelling
verkondigd, dat het aangewezen logorstol-
sel voor ons klein en openliggend land,
dat is, hetwelk geheel in de historische lijn
ligt en waarnaar de macht dor feiten, zelfs
bij onzo van Duitsehland slecht nagevolgde
legeroi'ganisatie, ons weer dringt: nl. loca
le indeeling cn oefening van do manschap
pen dier wapens, welke niet een zóó spe
ciale opleiding eisohon als de bereden ar
tillerie en oavalerie en oenigo technische
troepen. Alloon de bereden wapeus zouden
dan nog in de kazernes geoefend behooren
te worden. Bij zoodanig een stelsel zouden
de persoonlijk© en financieclc lasten aan
zienlijk minder worden.
„Wanneer" zegt de schi'ijvcr „do be
spaarde gelden dan werden aangewend ten
bate van de modei*ne, technLsche, militaire
hulpmiddelen en vooral ook van onze wel
wat stiefmoederlijk bedoelde vloot, zou onze
nationale weerkracht er zeker heel wat be
ter op worden dan bij het huidige tobben
met oen amphibisch logerstelsel, waarover
eigenlijk niemand tevreden is, maar dat in
ons land van langzaam besluiten misschien
juist daaiom zoo lang gehandhaafd wox*dt
Ds aangenomen naam.
85)
„Heelemaal niet .Ik deed alleen mijn
best, om goed op de hoogte van alles te
komen. Ik vond het waarschijnlijk, dat u
graag zou hebben, dat ik een poosje bij u
bleef, tot u en uw chauffeur een beetje op
de hoogte zouden zijn van het mechanisme
van uw nieuwe automobiel. Ziet u, ik had
gehoord, dat u Amerikaan was en in
is het alles weer zoo'n beetje
anders, zocdat Amerikanen altijd eenigen
tijd noodig hebben om op de hoogte te ge
raken. En daar ik zelf naar een vaste be
trekking uitzie, dacht ik zoo, dat, als ik
een beetje ijver toonde, u me misschien wel
voor chauffeur zou willen hebben. En in
Bekeren rin heb ik dien weg, waar u zoo-
even van sprak, alt-hans een gedeelte van
dien weg, wel een beetje bestudeerd."
„Waarom?" Kolonel Ogilvie begop, bij
die bekentenis, opnieuw achterdochtig te
Worden.
„Eenvoudig, omdat ik aan de mogelijk
heid dacht, dat u misschien wel eens naar
Seh Mand zou willen gaan. Galloway is een
mooie streek om auto-tochten in te ma
ken. Al de motorwegen in dit gedeelte van
Engeland gaan door Carlisle Dan over-
sohrijdt- men de Schotsobe grens, vlak bij
Gretna Green..."
„Vlak bij wat?"
Do stom van den kolonel trilde van harts
tocht.
De chauffeur vervolgde doodkalm:
„Gretna Greep; dat is de plaats, waar
voortvluchtige paartjes in het geheim kon
den trouwen. Men koos het gewoonlijk,
omdat hot 't eerste plaatsje voorbij de
Schotsche grens was, dus het eerste, waar
de Schotsche wetten heerschten, die voor
het huwelijk heel eenvoudig waren. Maar
nu onzo wetten veranderd zijn, gaat men
Gretna Green gewoonlijk voorbij zonder er
stil te houden, daar Galloway doorgaans
het doel van de reis is. Dat ik de afstan
den en het aantal kilometers bestudeer,
hoort zoo bij mijn vak. Ik kap u ten minste
wel zeggen, dat het tweehonderd vier en
driekwart kilometers is naar Glasgow,
honderd een en vijftig naar Abbotsford,
honderd twaalf en een half paar Dumfries,
twee honderd en twee naar Edinburgh,
honderd en..."
„Houd op! Houd opl" riep de kolonel-
„Ik ben je heel dankbaar voor dep ijver,
dien je aan den dag legt, en ik geloof wel,
dat er kans op is, dat ik je voor chauffeur
behoud. Ik heb je zelfs onmiddellijk noodig,
vanavond nog. Maar dat is een afzonder
lijk werkje, waar ik je flink voor zal be
talen, want het is moeilijk en er hangt
veel van af."
„Ik ben tot uw dienst, mijnheer. Zeg
maar wat u van me veidangt."
„Ik verlang, dat je me vannacht nog
naar Castle Douglas brengt; dat we zoo
gauw mogelijk vertrekken. Ik wil daar zoo
spoedig mogelijk zijn. Alles moet goed in
orde wezen, want we moeten zorgen,, dat
we geen oponthoud hebben. En zorg vooral
voor goede lantarens."
„Ik zal er voor zorgen, mijnheer. Als
er iets hapert aan dep wagen, wat niet
waarschijnlijk ie, want hij is nieuw en het
is een best merk dan breng ik het wel
weer in orde. Ik hob er wel een beetje vor
stand van, durf ik zeggen, en ik ben een
uitstekend bestuurder."
„Goed, maar praat nu maar niet te
veel. Maak maar, dat we zoo gauw mogelijk
kunnen gaan."
„We kunnen dadelijk gaan, wat mij
betreft. Maar iets mankeert er nog aan.
We moeten nog iemand hebben, die den
weg weet."
„Den weg? Ik dacht, dat jij dien wel
kende."
„Op de kaart, o ja. En ik twijfel er niet
aajx of ik zou den weg wei vinden en vlug
ook. Maar u wilt snel gaan. En er zou mis
schien een beetje tijd verloren kunpen gaan
met ons af en toe van den weg te verge
wissen. U moet- niet vergeten, dat het don
ker is."
Toen wenddhij zich tot den eigenaar
van het hotel en vroeg:
„Misschien weet u wel iemand voor ons?"
„Ja, maar geen chauffeur. Ik weet een
koetsier, die tot op verscheiden uren in den
omtrent den weg uitstekend kent. Hij kan
naast u ritten en u den weg wijzen."
„Best! Kan hij gauw komen?"
„Dadelijk. Ik zal hem onmiddellijk laten
halen."
Hij belde en toen de knecht kwam, zond
hij he-m naar den koetsier. Dit was dus
in orde en de chauffeur ging nog eens even
naar de auto zien en zou er dadelijk mee
voorkomen.
Kolonel Ogilvie had zwijgend, in Kaars
rechte houding en met strak gelaat, ge
luisterd. Hij was zichzelf nu zoo meester,
„dat Judith bijna wenscht©, dat hij wat
minder zelfbeheerschipg i i. Zij vreesde
nem zóó bijna nog meer dan in zijn toorn.
Zij ging met haar zustor naar de andere
kamer, om een mandje met provïnnd en
eenigo flesschen wijn te halen voor den ko
lonel en de mannen, die met hom moe zou
den gaan. Zij zouden op hun langon en ver-
moeienden tocht wel een hartsterking noo
dig hebben. Onderwijl voorzag hij zich van
warme klcedingstukken. Na een poos kwam
zijn vrouw bij hem. Toen rij met elkaar al
leen waren, vroeg zij schuw:
„Zeg, zal je niet hard zijn tegen Jo?
Zo is nog zoo jong en een al te streng
woord, op een oogonblik, dat zij overspan
nen en moe en bang en zenuwachtig is,
tot haar gericht, zou haar voor altijd een
knak kunnen geven."
„Maai: je daarover niet ongerust. Ik
houd innig veel van mijn J© cn, wat er ook
gebeurt, ik aal niet hard zijn togen haar.
Ik houd veel to veel van haar om haar
pijn te doen. Ze zal van mij slechte zach
te en teedere woorden hooron, woorden,
dio hij zelf ook tot haar zou kunnen zeggen."
liet eerste oogenblik stelde dit antwoord
haar gerust. Maar toen begon zij te bcgiij-
pen, dat, al zou de kolonel zTn dochter ont
zien, dit voor hom geen roden zou zijn om
dengeen, in wiens gezelschap hij haar zou
aantreffen, te sparen. En de wreedste ma
nier, om Jo te wonden, zou zijn haar te
treffen in den rnaD, dien liefhad. Haar
moederhart deed haar weer duizend ang
sten uitstaan voor haar Jo. Maar toen zij
afscheid nam van haar echtgenoot, durfde
zij niete meer zeggen dan:
„Vaarwel, beste. Geef Jo een kus van cue.
Wees goed voor haar en bedenk, dat het
leed, hetwelk iemand, dien rij liefheeft,
treft, ook haar leed is. Breng haar bij me
terug."
De kolonel klopte haar bemoedigend op
den schouder en zoo scheidden zij.
Toen de automobiel hijgend en dreunend
in de duisternis verdwenen was, kwam Ju
dith bij lxaaa* zuster.
„Ik had hem Jo's valies willen meege
ven", zei zij, „met wat kleeren er in. Zij
zal zo wel noodig hebben, het arme kind,
na zoo'n vormoeienden dag en een nacht
in een vreemde plaats.
Maar ik heb nu oen beter plan."
„En dat is?"
„Om ze zelf te gaan brengen. Het kan
misschien geen kwaad, als ik er bij ben,
wanneer je man zioli overstuur maakt. Hij
zal rich dan eer een beetje in bodwang hou
den. En ga jij nu maar naar bed. Ik ga
nu paar den eigenaar. Hij moet me oou
automobiel bezorgen, en een chauffc|ir, die
den weg goed kent.
XV.
Jo was zóó vermoeid, dat zij den gehee-
len nacht sliep als een blok. Waar zij van
had gedroomd wist zij zich later niet dui
delijk te herinneren; maar wel wist zij, dat
de gebeurtenissen van den dag haar ook
s nachts hadden bezig gehouden. Geen won
der trouwens, dat de gedachte aan alles,
wat zij had doorgemaakt, haar ook in haar
6laap niet losliet. Do meest tegenstrijdige
gewaarwordingen, eerst van vreugde en ver
rukking, toen van schi'ik, angst en strijd,
hadden eikaar in haar binnenste opgevolgd,
en bleven zich in haar verdringen, ook toen
zij in tijdelijke bewusteloosheid gedompeld
was.
(Wordt vervolgd^