VOOR DE JEUGD
li-IDSCH DAGBLAD
Anekdoten.
Nieuwe Raadsels.
El£ L m.
No. 15299,
Woensdag 5 Januari.
Anno 1910,
iïii jiiïlili?:
Een spoortrein, vervaardigd uit
lucilersdoozen.
Ingez. door Mariotje Volker te Leiderdorp.
Kindermond.
Zoontje: ('s avonds tot zijn moe): „Moe,
ik zie twee manen.''
Moeder: „Twee manen kind dat kan
niet."
Zoontje: „Heueoh waar moe, ik zie er
een voor het huis, en een achter het huis".
Moeder: „Och jongen, er is immers maar
één zon en één maan."
Zoontjo: „Nu moe, dan kan het toch,
want dan staat voor het huis de zon en
achter het huis de maan."
„Kareltje, als je heel lief bent, dan
brengt de ooievaar je vandaag oen klein
broertje, een massa chocolade en speel
goed 1"
,,H6 ja, papa, maar ik had lievor, dat
't broertje ook van chocolade was."
Lögez. door „Anjelier"»,
E e n B ij-d e-H a n d j e.
Keukenmeid: „Zog eons slager, hot
vleesch van gisteren was zoo taai, dat ik er
wel zolen voor mijn sloffen van kon
maken 1"
Slager (boos): „Hadt Het dan maar ge
daan 1"
Keukenmeid: „Ik kon geen enkel mes
•ohorp gonoeg krijgen om het te snijden."
Uit den ouden tijd.
Burgemeester (tot den klepperman)
„Dus hebben die heeren werkelijk van
nacht zoo'n rumoer gemaakt. Weet je
't wel zeker
Klepperman: „Wel burgemeester, ik
ben er klaar wakker van geworden t"
Ingez. door CHr. de Graaf.
Straatjongen (boj een winkelier binnen
komende): „Baas verkoopt u konijnen?"
Winkelier: „Waarvoor moet je se heb
ben, om zo te slachten?"
Straatjongen (hard den ^nikel uitloo-
pende)„Nee, om ze uit te laten vliegen 1"
Ingez. door Jacques Vallentgoed.
Verkeerd begrepen.
Handelsreiziger (tot een man die zijn
pak droeg en Hem op den voet trapt):
„Zeg eens vrind, ik heb wel gezegd dat
je me op den voet volgen zou, maar niet
dat je er op trappen moest."
Ingez. door Agatha Goossens.
Fietsrijder tot een boer: „Zeg, Hannes,
welken weg moet ik hier inslaan naar het
station?"
Boer: „Hoe weet n, dat ik Hannes
beet?
Fietsrijder: „O, dat kon ik wei raden."
Boer: „Dan moet u ook miaar raden,
welken weg u moet inslaan. Dagl
Ingezonden door M. Sasburg.
I.
Neem uit eiken zin een woord die te za-
men een spreekwoord vormen.
Wie spreekt daar?
Gij moet niet spreken.
Wij booren goed wat de meester «Bgt.
Ik wil dit wel doen.
Jan, gij moet een boodsohap doen.
We kunnen best voelen, dat het niet
meer vriest.
Ingeoondon door „Anjelier".
II.
Mijn geheel ueataat uit 9 k e t is
een eiland. De beginletter is S.
1, 2. 3, 4» 6 is een visoh.
5, 4, 5 kookt het eten.
7, 8, 8, 7 is een meisjesnaam.
9, 7, 6 vindt men tuseohen bergen.
Ingezonden door „Vivia".,
IIL
Mijn geheel is de schuilnaam \an een on
zer raadsel vriendinnetjes.
Kom eens hie", 8, 0, 10 jongen.
10, 12, 6, 10 is een ontkenning.
7, 6, 5, 10 i 5 een lichaamsdeel.
4, 5, 6, 3, 7 is een verkorte meisjesnaam.
1, 2, 3 is niet dichtbij.
Ingezonden door „Anjelier".
IV.
Mijn geheel bestaat uit iü letters en is
een sohuilnaam.
1, 2, 10 is een boom.
7, 6, 10 is <-en metaal.
4, 10, 10, 4 is een meisjesnaam.
4, 4, 3 ie een vaartuig.
8, 9 ie een versterkend voedsel.
Met een 5, 8, 10 schrijft men
V.
Mijn geheel bestaat uit 7 lettere en is
een schuilnaam.
1, 2, 1 koo..t het eten
6, 6, 6, 5 is een ontkenning*
6, 7 is een lengtemaat.
1, 2. 4, 3 is de naam van oen groente.
Oplossingen der naadsels.
i.
Zoo vlug als een vogel.
Zoo snel als een kogel.
Zoo heet als het v: ur.
Zoo hard ais een muur..
Zoo groen als de weide.
Zoo zacht als zijde.
En nu nog één lesje,
Leve ons lief Prinsesje.
IL
Eekhoorn.
Beter laat dan nooit.
ElUEü iv.
Slachtmaand.
V.
OmmerschanB.
l van:
Geertrui Erades, „Vergeet-mij-niet",
„Boschanemoon", Everdina Schipper, Oor.
en Mina van Staveren, Pieter en 0. Schaft,
„Silvia", Neeltje en Maria Kuivenhoven,
„De ferme Jongen", Oato v. Dorsten, Zus
Rijks, Gerard en Liesje Dingjan, „De drie
Gebroeders", Sandrina Krüger, Joh.
Hooidonk, „Aronskelk", Jaoobus Eradus,
„Emma", „De Duifjes", „Majoor", „Sla
gertje", Christina v. d. Reyden, Hendrik
de Nie, „Astronoom", Nioo v. <L Reyden,
Catharina Jelgersma, „De twee matroos
jes", „Twee Onderofficieren". C. van Iter-
son, 0. Gans, Piet Fuchs, „Kolonel",
„Roodborefcje", „Edelweiss" W. L. Ver-
sohragen, A. van Rosmalen, Joh. Snoek,
Hendrik Kwik, „Erika", „Piet Uys",
„Tweelingen" Christiaan Pauw, Helena
Krüger, „De twee jongsten", „Tromp",
„Dollarprinses", „Mignon", G. Binnendijk/,
H. Kriek, Cornelia de Wilde, Hendriks-
den Hertog, „Sijsje", Christina Werk,
„Goudfazant", „Rosa Fluweeltje", Corne
lls Bloot, Cafco Vallentgoed, Margaretha
van Meygaarden, Martina en Truida Ver-
straaten, Willean Broers, Pieter en Richard
de Geus, Ant., Gerard en Betsie Righart v.
Gelder, Jacoba Eggink, Leo v. d. Berg,
Wilhelraina Mulder, „Piet Hein", „De twee
kersen", Truitje en Hendrik Molenaar,
Gerard v. d. Broek, „Vera", „Meikers",
„Kruidje-roer-me-niet", Suze Uljee, Truus
en Agnes Jansen, J. S. v. d. Bos, A. v. d.
Bos, Josephine van Wijk, Trijntje Zeilstna,
D. Chrispijn, Jan en Willem Stokhuyzen,
„Juliana", „Asschepoester", Johannes
Boon, J. Bostélink, Geertrui da Beetelink,
Truida den Hertog, „Adjudant", Hendri-
ka Goldberg, „Jan Steen", „Majoor", al
len te Leiden.
A. H. Bekker, te Bodegraven.
Johanna Boenaard, te K a t w ij k.
Jacob Stark, 0. Horsman, Jaoob Hort
in an, „Twee ganzenbloeden", te L e i-
dltdflip.
Louise Rijsdam, „Klein maar Dapper",
Jannie Timmers, L. T, Rijsdam, teO egst-
geest.
„De tweo Raadsclvriendjes", te V o o r*
schoten.
H. Binnendijk, Piet Weeber, Hendrik v.
Alphen, te Valkenburg.
„Theeroos", toWassenaar.
Margje van Donk, te Zoeterwoude.
Anna Vlaardingerbroek, te Zeg
waard.
Prijzen vielen ten deel aan: Lena van
Amerongen te Leiden, en Hendrik van
Alphen, te Valkenburg.
Corr e sp ondentie.
Anna VUar dinger broek t
Zegwaard. Ik zal het heel prettig vin-i
den als je moj af en toe eens eanige raadsel^
en anekdoten wilt toezenden, want daaraaq
heb ik bijna doorloopend gebrek.
„Dik Trom" te Voorsohoten,
Mot genoegen nam ik kennis van je pLan^
en heet je hartelijk welkom in onzen kring.,
Krijgt je broer het te druk om langer met
ons mee te doen?
„Klein maar dapper" te
Oegstgeest. Ik begrijp niet welk'
briefje je bedoelt. Als het echter een
onderlinge correspondentie betreft, dan ver
zoek ik je mij die opnieuw te willen toezen
den.
„Twee raadsel vriendjes" te,
Voorschoten. In dank ontving ik
jullie bijdragen, waarvan ik gaarne ge-
bruik zal maken.
„Mignon." Vriendelijk dank voor je,
lieve wenschen meisje. De vriendschap van
mijn raadselkinderen stel ik zeer op prijs
en ik hoop er mij nog tal van jaren in te
mogen verheugen*
Jannie Timmers te Oegst-l
geest Als je de laatste weken ziek
waart verwondert het me, niet dat je mij
niet schreef. Wat soheelde er aan, meisje
lief? Ik hoop van harte, dat je nu weer ge
heel en al hersteld bent, en beloof je, bin
nenkort aan je verlangen te zullen voldoen.
trA d j u d a n t". Het spijt me, dot het
eerste raadsel je zoo buitengewoon veel
moeite gekost heeft. Ik hoop, dat je deze'
week gelukkiger zult zijn. Vriendelijke
groeten.
„A s s oh e p o e t st er.'' Welzoo meisje,
heb jij den titelrol in de operette vervuld?
En hoe ging je dat wel af? Was je niet
een beetje zenuwachtig?
„Juliana". Wat jammer, dat je met
je oogen sukkelt! Je moogt er wel heel
voorziohtig mee zijn en ze vooral ontzien,
door vroeg naar bed te gaan, want met
oogen valt heusoh niet fee spotben.
„Roodkapje." Het doet me recht
veed genoegen, dat je zulke goede voorne
men^ hebt met het nieuwe jaar en hoop,
dat ze ail en verwezenlijkt zullen worden.
„V er a". Neen meisje, ik ben volstrekt
niet boos op je, want in, de vacantie is het
niets bijzonders als de kindoren mij eens
vergeten en vooral met feestdagen gebeurt
het vaak, je kunt dat heden wel aan de
lijst van oplossers en aan de rubriek cor
respondentie merken. Met genoegen ver
nam ik, dat je te R. zulke prettige dagen
hebt doorgebracht en met Sint zulke mooie
cadeaux ontving. Je zult met je horloge
wel buitengewoon in je sohik zijn.
Frederik de Jong, te Zoeter
woude. Vriendelijk dank voor je lieve wen
schen. Ik zal het heel prettig vinden ais
Wim even©ons met ons gaat meedoen
Vriendelijke groetjes.
&U&Q3 YAtf AM&IJSfi*
/N'a
'Als men het niet met eigen oogen ge-
ei en heeft, zal men het nauwelijks willen
gelooven, dat men mot een weinig geduld
en vaardigheid uit loc ge luciforsdooznn,
karton en gekleurd papier iets werkelijk
aardigs en duurzaams kan maken, hls de
in Afb. 3 voorgestelde spoortrein pns te
•zien geeft.
Deze trein, bestaande uit locomotief, ten
der, goederenwagen, wagon lste, 2de en 3de
klasse en ten slotte een postwagen, is ver
vaardigd uit veertien luciforsdoozcn. Heeft
men eenmaal de vaardigheid boet, dan kan
men dezen trein nog naar believen verlon
gen niet wagons voor vee- en kolenvervoer.
Hoe moot nu deze spoortrein worden ge
bouwd?
Allereerst zorgen we voor het nöodige
bouwmateriaal: leoge lucifersdoozen, stevig
"bordpapier, gom, gekleurd papier em
wat sigaremkistenhout. Vervolgens be
kijken we Afb. 2, waarop de verschil
lende onderdeden van den te bou
wen trein duidelijk zijn aangegeven.
Voor lederen wagon zijn noodig twee
luciferadoozen, die men met de on
derkanten tegen elkander plakt. Nu
snijdt men van stevig bordpapier het
Onderstel, waaraan de wielen moeten
worden bevestigd. Dit onderstel heeft
dus de lengte van een doos en is even
breed als tweo doozen dik zijn. De
vorm van dit onderstel toont ons
üd van Afb. 2. Onder dezen vorm
worden nu, bij wijze van assen twee
plankjes gelijmd. Deze plankjes zijn
in het midden plat, maar aan de uit
einden rond afgesneden (zie 2 He),
en hieraan worden de ongeveer 3 »M-
in doorsnede groote wielen bevestigd.
Deze wielen kan men snijden uit kurk, of
wat veel beter is, men koopt hiervoor hou
ten knoopvormen, die men voor het maken
van stofknoopen gebruikt (2Hf), en die
mcoi rond en gaai zijn. In deze houten
vormen worden dsn gaten geboord, zóó groot
dat de wielen gemakkelijk om de aan het
onderstel bevestigde assen kunnen draaien.
Opdat de wie
len onder het
rijden niet van
de assen zullen
loslaten, (wat
natuurlijk een,
vreeselijk
spoorwegonge
luk zou ten
gevolge heb
ben), warden aan de uiteinden der assen
knopjes gemaakt van zegellak. Zijn op deze
wijze de vier wielen goed en wel beves
tigd, dan naait me" op de aan weerszijden
van het onderstel uitstekende stukjes kar
ton aan de voorzijde een Haak en aan de
ach teer zij do een oog, opdat de verschillende
wagons **--n elkander kunnen warden gekop
peld (2 H o).
fa met bot tsfentol yffiBM* saam
klaar, dan begint mto aan het boven gedeelte.
Zooals we reeds gezegd hebben, bestaat dit
uit tweo doozen, die men mot haar broedsto
vlakken aan elkander plakt. Als Voor- en
achterkanten worden nu stukken karton ge
sneden, die in een zwakken boog boven de
doozen uitsteken (2 H b). Dit alles wordt
overwelfd door eon dak van bordpapier, dat
Afb. 2.
13 cM. lang en 8 cM. breed, Sn licht ge
bogen vorm ongeveer Vi cM. aan alle zijden
over den wagon heen steekt. (Afb. 2 H).
Het bovendeel van dezen wagon wordt ten
slotte op het onderstel vastgelijmd, genaaid of
met bandjes (Afb. 2IX en Ha) vastgebonden.
Voor den kolenwagen bezigt men de uit-
sohuifb&re lade van een doos, dit is dus
welijk voorstellen, (Afb. 2 I). Op het
ste gedeelte van de locomotief moet nn dej
ketel worden geplaatst, die men tvexvaar-
digrt van een stuk karton groot 10l/t X lD/s!
oM. en dat voorzichtig moet warden rond
gebogen (Afb. 2 Ia). De schoorsteen wordi
van een dunner soort karton geknipt en;
trechtervormig omgebogen (Afb. 21b). Door,
een gat in den ketel wordt nu do schoor-,
steen gestoken, zoover dat hot onderste ge-,
deelbo op do dooe rust. Het tweede püpjey';
de dom, wordt uit hout geeneden (2 I o).l
Nu wordt do locomotief op wielen geplaatst;
en wel in tegenstelling met de wagons op
zes wielen (zie Afb. 1). Na in den schoor»!
steen een weinig watten fee hebben gestopt,!
djbt den rook moet voorstellen, iu ook dd
looomotiof in zoover klaar.
Nu begint men de wagons nader af to
werken, met andere woorden fee beplakken
met gekleurd papier; bijv. de Wagahs rood
of groen, do bekapping en de wielen zwartig
de stoompijp geel. Ook kan men de deurenf
en vensters door gekleurd papier voorstel*
len, of, als men heol vaardig is, ze,
aooals wo reeds bij de looomotief ver
meldden, uitsnijden. Heeft man dan
eindelijk de wagons van nummers Voor
zien, dan is de spoortrein klaar.
Maar, daar bodenk ik iets.
Waar moot die trein heen? En woaT
komt hij vandaan. Een spoortrein heeft
een bee temming, rijdt van de oaae stad
naar de andere.
Wo moeten dus oenige steden of dar.
pen hebben.
Goed, wo gaan een stad bouwen;
dooh wachten daarmee tot do vol
gende week en zorgen in dien tua-
eohontijd voor het noodige bouwmate
riaal.
Dus jongens en meisjes aan het ver-
zamelen van groote luciforsdoozcn.
NEEF HEINEMAN.
SOBERHEID.
eenvoudig. Ingewikkelder is het bouwen van
de locomotief. Deze bestaat uit ©an gohcele
doos waaraan de lade van een andere doos
is vastgelijmd. In deze lade wordt een andere
rechtopstaand geplaatst, waarin men de voor
den machinist bonoodigde raampjes knipt of
snijdt en met mica of perkamentpapier bo-
plakt; ook kan men ze in plaats van uit
b W&ba door aekfaisd
Ieder kent he>t geval van Diogenes dis
in een ton leefde en tot zijn hoog en bezoe
ker, die vroeg of hij hom niet ma*
iets genoegen kon doen, zed.de:
Ja, ga boa
weinig op zij
de, gij stasA
tuüschen do zou
en mij.
Gewoonte js(
bij het beper».
ken onzer be-
h oeften onze,
grootste vijand,
maar wij kunnen Haar ook tot onzo groot
ste bondgenoot maken. Zoodra ons lichaam'
aan iets gewoon is geworden, begint heil
behoefte te gevoilen aan die gewoonte en
drijft ons er mee voort te gaan. Gewen u
aan een veeren bed en een matras zal u
een marteling zijn. Maar gewen u aan een
matras en een veeren bed zal u volstrekt
geen genot zijn, aan eenvoud van spijs ttx
taik m gM miwdi emsaabjUig mat fek-i