SFINNEItf.
Kunstmatig drogen Tan het gras tot hooi
en hooi-briqnetten.
RECEPT.
Frieda er snuffelen. De Kievit zocht daar
met de hand on,der water en waarlijk, Frie
da had de drie verloren rijksdaalders ge
vonden op den reuk. De rijksveldwachter
vond ze daar precies liggen.
Nog meer staaltjes worden vermeld, waar
uit het nut en de scherpzinnigheid van poli-
tie-honden duidelijk blijkt.
Doordat de Fransche Académie des Scien
ces zich met een studie over haar heeft be
zig gehouden, is de aandacht- weer eens ge
vestigd op deze bijzondere insecten. Toen is
m herinnering gebracht hoe een bekend en
tomoloog, Simon, een studiereis in de vijf
werelddeelen is gaan maken, om zich mate
riaal over de leefwijzen in al deze verschil
lende landen van de spin te verschaffen.
In vroeger tijd wordt melding gemaakt
van den geleerden wiskunstenaar Lagran
ge, die zich ook in het bijzonder met waar
nemingen bezighield omtrent het doen en
laten van de spin; doch vooral heeft deze
onderzoeker gepoogd zijn medemenschen te
overtuigen van de eetbaarheid van de spin;
hij betoogde toch, dat niets voor magere
lieden vetaanzettender was
De drogisten uit de zestiende eeuw maak
ten veel gebruik van de genezende eigen
schappen van de spin; spinnend rankjes
voor anderdaagsohe koorts en oorpijn. Zelfs
levende spinnen droeg men vroeger in een
zak om den hals, ten einde verschillende
kwalen t^gen te gaan.
In later tijden heeft men van weer an
dere eigenschappen van de spin gebruik
willen maken. In het begin van de acht
tiende eeuw werd Lodewijk XIV ten ge
schenke aangeboden een geheel staatsiege
waad uit spinnewebben geweven, terwijl
aan de hertogin van Bourgondië een paar
spinwebkousen, en aan de Keizerin van
Duitschland eens een paar soortgelijke
handschoenen werden aangeboden.
Zoo heeft het Fransche wetenschappelijke
Genootschap indertijd aan K-éamur op
gedragen het onderzoek, of de spin gebruikt
zou kunnen worden voor gelijke doeleinden
als de zijderups. De geleerde Franschman
zette zich aan de studie, en rekende uit,
dat, ten einde een pond spinnedraden te
verkrijgen, 56,000 spinnen aan den arbeid
behouden moesten worden. Dit cijfer be
hoefde niet af te schrikken. Er was evenwel
ernstiger bezwaar, want de spin is onder
hevig aan humeuren, en dan hebben de
wijfjes de hebbelijkheid bij buien haar man
netjes te lijf te gaan, en die op te eten.
De weefsters zouden derhalve afgezonderd
gehouden moeten worden, en zelfs elk apart
in 56,000 celletjes. Ook de voeding dreigde
ernstige moeilijkheden op te leveren, want
een reuzenkweekerij van vliegen en muggen
zou noodig zijn om dit spinnen volk te voe
den.
En dit alles nog slechts voor één pond
epinneweb, welks draden, geschat op een
dikte van een twintigduizendste millimeter
doorsnede, gemakkellijk den aardbol zouden
kunnen omspannen.
Baron Mattencloit vestigt in „Die
Umschau" er de aandacht op, dat door het
ongunstige weer jaarlijks schatten veevoe
der verloren gaan, doordien in den hooi
tijd het gras niet goed droogt, zoodat zoo
wel in quantiteit als in qualitèit de op
brengst van een grasveld veel vermindert.
De schrijver berekent, dat dit voor een
H.A. gemiddeld ongeveer 33 gulden zal
bedragen; m. a. w. er zal voor 33 gulden
aan krachtvoeder mooten gekocht worden,
om aan te vullen het verlies van de op
brengst van H.A. grasland in een jaar.
Kan dat verlies worden voorkomen, dan
zou dit bedrag, verminderd met de kosten,
aangewend om het verlies tegen te gaan,
zuivere winst zijn. Natuurlijk wisselen die
verliezen zeer af met de gesteldheid van
het grasland, met het weer, enz*
Zoolang er geen andere wijze voor het
drogen van gras was, dan zon en wind, hing
men af van het weer en viel er niets tegen
te doen om ctie verliezen te voorkomen. In
den laatsten tijd werden echter toestellen
uitgevonden, om het gras liunstmatig te
drogen; de kosten daarvan moeten niet bui
tengewoon hoog zijn, zoodat deze grasdroog-
machines oen landbouwer in den hooitijd
van het weer onafhankelijk maken. Even
wel, er zijn ook nog nadeeien aan die kunst
matige hooivorming verbonden, welke mis
schien een algemeen© verbreiding in den
weg 8taan.
Het kunstmatig gedroogde hooi toch komt
fijn gesneden uit de machine; en is dan
zeer lioht, hygrosoopisch, overstuift gemak
kelijk, en is moeilijk te bewaren, neemt veel
ruimte in. Ook is het moeilijk in gelijke of
bepaalde porties te verdeelen en het moet
in zakken getransporteerd worden; waar
door het niet voor den handel geschikt ix
Deze bezwaren zijn thans opgeheven door
het gebruik van persen, welke het aldus ge
droogde hooi zonder bindmiddélen of andere
toevoegsels in goed samenhangende briquet
ten persen, welke gemakkelijk zijn te breken
en goed in water zijn op te lossen. Het ge
wicht van een kub. meter van zulke hooi-
briquetten bedraagt 600 1000 K.G. al naar
den graad der samenpersing. De hooibri-
quetten kunnen overal bewaaïd worden,
schimmelen niet licht, branden niet met
een vlam. Zij vragen veel minder ruimte
dan hooi en zijn veiliger tegen brandge
vaar.
De vraag is of deze llooibriquetten door
het vee goed gegeten worden, of de voe
dingsstoffen even goed verteerbaar zijn als
in de groene planten of in het gewone hooi
De proeven dienaangaande hebben tot zeer
gunstige resultaten geleid; de hooibriquet-
ten gaven in alle opzichten bet-er voeding
aan het vee dan het groene contrólevoeder.
Baron Mattencloit heeft de resultaten
tabellarisch samengesteld en is bereid daar
omtrent nadere inlichtingen te geven.
Als deze methode op den duur proefhou
dend blijkt te zijn, kon er een geheele om-
keering door komen in den landbouw. Alle
gras kan tot den hoogsten graad voor voe
dingswaarde benut worden als krachtvoe
der; er gaat bijna niets verloren, terwijl
de landbouwer in den oogsttijd niet meer
van het weer afhankelijk is. Doch ook
plantenbladeren van anderen aarl kunnen
dan misschien als briquetten tot voedering
dienen.
Wafelen.
Wafelen bakt men in een wafelijzer
op kolen- of houtvuur. Het ijzer moet, al
vorens het beslag er wordt ingedaan, met
een in gesmolten boter gedoopt kwastje
worden ingesmeerd.
Beslag. Een pond bloem wordt even
verwarmd, met drie ons gesmolten boter
vermengd en één ons gesmolten reuzel, een
geklutst ei en een half ons gist, even met
een weinig melk en suiker aangelengd. Dit
alles goed dooreengekneed zijnde, voegt
men er langzaam een liter lauwe, zoete
melk bij. Nu laat men het, toegedekt, op
een warme plaats rijzen en giet er, even
vóór het bakken, een halven liter koud wa
ter en een glaasje rum of arak doorheen.
De wafelen worden vóór het opdoen be
strooid met suiker en kaneeL
„Dokter, een enkel woord."-
„Zoo dadelijk, mijnheer. Wil een oogen-
blik vertoeven in deze wachtkamer."
„Maar het is in minder dan een minuut-
„Ik zal u zoodra mogelijk ontvangen,
mijnheer, wees zoo goed inmiddels plaats
te nemen."
En de dokter verlaat majestueus het ver
trek, zijn bezoeker in de wachtkamer
aohterlatende.
De man begint de gravures aan den
wand te bestudeeren* leest twee tijdschrif
ten van A tot Z uit, speelt een weinig met
den hond van den arts, telt &1 de ruiten van
het behang en doet een dutje van een half'
uur lang.
Eensklaps wordt de deur van het aan
grenzend vertrek geopend, en de dokter ver
schijnt.
„Het is uw beurt, mijnheer; wat is er van
uw verlangen?" j
„O, niets, dokter. Ik won n alleen «ven
komen zeggen, dat de twee koeien van uw,
buurman by u in den, tuin gedrongen zijn en
er een gruwelijke verwoesting aanrichten.''*'
Niet too bedoeld! Hij: „Wat
dunkt u, mejuffrouw, zouden wij het def
tige „u" voor het meecr vertrouwelijk®
„jij" verwisselen?"
Z ij„Ik moet erkennen, mijnheer, dat ik
reeds lang een sterken afkeer van „u" heb I"
Twee vrienden gingen laatst uit vinken.
„Geen woord spreken, hoor je," zei Ka-
rel tegen Joris, ..anders verjaag je te."
„Wees gerust," zei Joris; „ik zal stom
zijn als een visch."
Het duurde nogal lang eer de vinken te
voorschijn kwamen.
Daar zag Joris er een paazr naderen en
riep: „Les voilkl"
De vogels vlogen weg.
„Domkop," zei Karei, „waarom heb je
je mond niet gehouden?"
„Och!" zei Joris, „wie had gedacht, dat
ze FrantJch verstonden?"
Modern.—V rïendin: „Wat zeg
je? Je kunt zelfs geen knoop aan je nta-n^
vest naaien?"
De andere: „Ik zou het wel
kunnen; maar we hebben geen naaima
chine.
Enfant terrible. Men was aan
het pandverbeuren; een gezelschapsspel, bij
allen bekend.
De dochter des huizes had reeds al haar
panden af moeten geven, eindelijk had ze
niets meer.
„Wat voor pand zal ik nu geven? Ik heb
niets meer", zeide zij.
Kleine Mientje, die ook mede mocht
doen, riep en in haar oogjes lag iet» gui
tigs:
„Geef je gebit maar, Jenny V*
Oude kellner (tot een nieuweling'
in een voornaam hotel, tijdens een diner):
„Vooruit, jongmensch, doe jij 't een of an
der, en sta daar niet zoo dom te kijken, als
of je de voornaamste gast was
Mevrouw (tot de nieuwe meid)
„Jeannette, ik geloof, dat we het samen wel
zullen vinden, ik ben nogal gauw tevreden."
J ean nette: „Dat dacht ik dadelijk
wel, mevrouw, toen ik mijnheer voor het
eerst zag."
Dame: „Geef me eens gauw een re-
ton rt je."
Beambte: „Waar naar toe?"
Dame: „Hier naar to®, natuurlijk 1"
Geen wonderl A.„Heb je al ge
hoord, dat de theater-agent failliet en or:
vandoor is?"
B.„Hoe komt dat?"
A.„Door rekeningen van de hoeden
maakster; hij heeft de vrouw met de twee
hoofden getrouwd 1"
Nuttig „Jebje heeft den eersten
prijs van onze kook-klas gekregen."
„Zoo, wat wr.3 ftV'
„Een heel nuttig boek: Eerste hulp bij
ongelukken."-
D e reden van haar bezorg d-,
heid! Vróuw: (tot haar man):j
„Pas op, Oscar, dat je vandaag geen ver-1
koudheid oploopt, want ik heb geen enke-'
len zakdoek meer in de linnenkast.>e