De lichaamslengte van den mensch.
Hos men te Parijs eet
„U ruit blij lijn, als het ding is wegge,
ruimd," rei re tot Straight. „Wc rullen 't
mede naar boven nemen."
f IV.
„Neen, neen," rei Straight haastig.
„Neen, neen," herhaalde hij. Het was
dwaas, doch werkelijk, hij hechtte aan dit
kleine boompje. „Het was zeer vriendelijk
van jongejuffrouw Jacqueline om aan mij
te denken. Ik wil het gaarne houden."
„Ziet u wel, tante Rose!" rei Jacky,
1 „Zjjt u hun tante?" vroeg Straight.
„Jacky's en Jossy's ongetrouwde tante,"
rei Rose, met een lief, ernstig lachje.
Straight vernam toen, hoe de tweelingen
hun ouders in Canada twee jaren terug
hadden verloren en hoe Rose hen had
medegenomen naar Europa. Moedig haal
de hij toen den armband voor don dag en
verklaarde hoe hij dien in zijn bezit had ge
kregen.
■Jossy! Jacky 1 Mün armband! Maar 't
is 6chandol"
's Morgens was het slot van den armband
gebroken en had Rose hem daarom voor
het eerst afgedaan. Zoodoende was hij in
de handen der kinderen kunnen komen.
Straight hield zich onverschillig; hij rag^
er thans beter, minder bleek uit. Hü moest
eigenlijk in rijn dub gaan dineeren, zei hij
tot Rose, doch hij zou maar thuis blijven
en juffrouw Denny kon toch ook wel iets
yoor hem klaar maken en mocht hij daarna
een halfuurtje boven bü haar komen pra
ten?
„Maar Jossy en Jacky?" vroeg Rose,
foen Straight haar een week later vroeg
zijn vrouw te worden. -Ik kan niet verlan
gen, dat gij voor mijn zusters kinderen zult
zorgen."
„Zijn zjj f eenige beletsel?" vroeg
Straight. „Hebt ge me vergeven?"
Haar gelaat antwoordde.
„Nu," zei Straight langzaam (hij was
wel een bekwaam, doch geen welsprekend
man): „God zegene Jossy en Jacky 1 Zij
brachten u tot mij terug."
De lichaamslengte van volle is eens*
Heels een raseigenschap, die erfelük wordt
voortgeplant. Men vindt grootc en kleine
rassen. Tot de laatste behooren in het bij
zonder de Pygmeeën, de Boschjesmannen
in Zuid-Afrika. de Weddah's op Ceylon,
enz- Een aanzienlijke lengte hebben vele
Polynesische volken (1,761,93 M.), de Pa-
tagoniërs (1,80). In het algemeen schijnen
'de Negroïde volken de geringste lichaams
lengte te bezitten.
Doch naast de raseigenschap werken nog
andere factoren mede op de lichaamsleng
te. Opmerkelijk is het, dat bij Chineezen, In
diërs en Maleiers een veel grootere ge
lijkheid bestaat in de lichaamslengte dan
bij de Europeanen.
Welke kunnen de oorzaken rijn van de
verschillen bg de bewoners van ons we
relddeel? Dr. G. Buschmann, „Menschen-
kunde," Stuttgart 1909, heeft die vraag be
handeld in zijn studie, waaraan het vol
gende is ontleend:
Men heeft wel een© beweerd, dat het Ie»
ven op de bergen den lichaamsgroei naar
de lengte belemmerde, en wees daarvoor
op de Savoyaards. die bijzonder klein zijn-
Even wel zijn er evengoed van het tegen
gestelde voorbeelden aan te wijzen. De be
woners der Schotsche hooglanden zijn na
melijk de langste menschen der aarde. De
kleinheid van enkele bergvolken moet der
halve weer verklaard worden uit het ras,
.waartoe die behooren. De Savoyaards, zoo
als over het geheel de kleine bewoners van
het centrale plateau in Frankrijk, en die
van enkele bergstreken in Noorwegen en
1de Alpen, zijn te gelijk klein en korthoof-
Idig, met donkere haren en huidskleur;
jdeze omstandigheid wijst er op, dat zjj tot
het Alpine-ras behooren. d.i. nakomelingen
zijn van de kleine Aziaten, die in den his-
torischen voortijd van Azië uit Europa bin
nenstroomden, doch later door de immi-
graerende «n, gaar Zuiden yoortdringen-
de vertegenwoordigers van een lang,
Noord-Europeesch ras, de Gcrmaansche
volken, naar de uithoeken en enkele schuil-
plaatsen in de gebergten verdrongen zijn.
Doch naast het ras komen ook ongun
stige sociale verhoudingen der bergbewo
ners, als: onvoldoend voedsel, ruw weder
en éen harde strijd om het bestaan, welke
alle den groei belemmeren. Waar op de
bergen goede weideplaatsen ruim voedsel
verstrekken, groeien ook grooter menschen.
Dat de geographische ligging op de li
chaamslengte van invloed zou zijn, is slechts
schijn. In Europa vindt men wel in het
algemeen, dat de lichaamslengte van het
Noorden naar het Zuiden afneemt, maar dit
verschijnsel staat met de rassen in ver
band; het Noord-Europeesche type is het
grootst, en dit neemt naar het Zuiden in
aantal vertegenwoordigers af. om er plaats
te maken voor de kleinere Alpine-bevol
king, verder zuidelijk voor het Middelland-
sche ras. Voor deze beide rassen is een
kleinere lichaamslengte karakteristiek.
Lange Noorwegers en kleine Laplanders,
de Pygmeeën en de flink opgeschoten Ne
gers, zij leven op dezelfde breedten: wel
een bewijs dat a© geographische breedte
niet beheerschend is voor ae lichaamsleng
te. Ook klimaat en geographische verhou
dingen zijn hierbij van geringen invloed.
Evenwel, de hygiënische toestand en het
voedsel werken hiorbij overhecrschend.
Nood en armoede belemmeren den groei,
doen kleine menschen ontstaan; welvaart
«n rijkdom begunstigen den lichaams
groei. Kinderen uit de gegoede klasse zijn
over het geheel grooter dan die der minder
gegoeden; dit is in Engeland (Roberts,
Cowel), Zweden (Key), Denemarken (Her
tel, Rambusch), Rusland (Kosmowki), Ber
lijn (Rietz), Italië (Paglioni), Zwitserland,
(Hösch-Erhst) en in Noord.Amerika (Bow-
ditch) aangetoond. Ook op lateren leeftijd
is dat verschil bemerkbaar, oa bij de mi
liciens.
Daardoor zijn de Engelsche Joden, die
grooter welvaart en meer vrijheid bezitten,
veel grooter (1,70 M.) dan hun geloofsge-
nooten in Galicië (1,62 M.) en Warschau
(1,61 M.), waar zij in Ghetto's nog onder
ongunstige omstandigheden leven.
In verschillende Staten is uit vergelijking
der lichaamsgrootte van tegenwoordig, met
vroeger, aangetoond, dat de gemiddelde
lichaamslengte is toegenomen, wat in het
algemeen wijst op verbetering der maat
schappelijke toestanden.
In Zweden heeft men sedert 1866 een
toeneming der lengte geconstateerd, in De
nemarken in een nalve eeuw van 3%
cM., in Baden sedert 40 jaren van 1.2
cM., Jn enkele streken zelfs meer. Bij kin
deren ziet men reeds binnen korten tijd
die toeneming, zooals in de vacantiekolo-
nies blijkt, terwijl de kinderen over het
geheel in .de vacantie6 meer groeien dan
in den schooltijd.
Over den invloed van stad en land op
de lichaamsgrootte loopen de meeningen
nog uiteen; enkelen mecnen in de steden,
anderen op het land de grootste lengte)
te moeten zoeken. Doch in de steden met
veel vermenging en vreemdelingen is het
niet mogelijk, zuivere statistieken te. ver-i
krijgen.
DE HORIZON.
Ho© ver is d© horizon van ons verwijderd 1
Die vraag komt allicht op bij iemand, die
aan het zeestrand staat en vrij den blik
over do watervlakte laat weiden, of die bij
het stijgen het panorama van bergen en
dalen en dorpen en rivieren steeds grooter
ziet worden.
In theorie is het niet moeilijk de vraag
te beantwoorden, maar alleen in theorie,
want er komen in de practijk allerlei om
standigheden, die invloed uitoefenen, in
aanmerking: de geziehtssoherptoe van het
individu, stof, rook, nevel, belemmerende
voorwerpen, enz.
Wie aan het strand ©en meter boven den
waterspiegel uit staat, ziet ongeveer 3500
M. ver. Op dien afstand kan hij nog een
drijvend vlot zien. Men zal zeggen, dat men
toch wol ©en kerk of huizen gewoonlijk op
grooter afstand ziet; maar dan ziet men
niet, wat aan den grond is, maar het dak,
den toren, de kruinen van boomen, enz.,
in het algemeen voorwerpen, die ver boven
den grond zijn. Een zwemmer ziet natuur
lijk lang zoo ver niet Hoe hooger men
stijgt, hoe ruimer de horizon wordt; op een
hoogte van 5 M. boven den zeespiegel is hij
al K.M., bij een hoogte van 10 M. 11 K.M.,
bij 50 M. 25 K.M. en bij 100 M.
35 K.M. verwijderd. Zoo ziet men op een
kleine hoogte aan zee schepen, die voor
den wandelaar op het strand onzichtbaar
zijn. Wie 1000 M. hoog staat, ziet deï^
horizon op een afstand van 112 K.M. Ten
naastenbij kan men zeggen: vermenigvuldig
den vierkantswortel uit de hoogtemaat met
pl. m. 3600 en ge hebt het aantal meters,
dat van die hoogte overzien wordt.
Bij de bovenstaande oijfers is gerelcnd
met voorwerpen, die zelf geen hoogte heb
ben, en meestal houdt men rekening met
voorwerpen, die zelf min of meer hoog
boven den grond staan: hoe hooger het
waargenomen voorwerp a*lf is, op hoe
grooter afstand het te zien is, en van ver
verwijderde voorwerpen ziet men meestal
alleen do hoogere deelen: do masten der
schepen, de toppen der boomen, de daken
der gebouwen.
Aan zee is dat anders, daar hebben de
waargenomen voorwerpen maar geringe
hoogte, en ieder, die aan zee gestaan heeft,
heeft een zeker beklemmend gevóel waar
genomen, dat hij niet zoo ver zag, al9 op
het land.
Wie op een 2000 M. hoogen bergtop staat,
ziet 159 K.M. ver. Nu zou men licht mee-
nen, dat men een even hoogen top op twee
maal zoo grooten afstand toch ook nog zou
moeten zien, omdat van dien top ook op
159 K.M. in onze richting kan gezien wor
den en de waarnemingen elkaar zouden
ontmoeten op het vorste punt, dat wij zien.
Toch is dat niet zoo.
Bovendien werkt een ander verschijnsel
mee of tegen: de straalbreking.
Er zijn n.1. verschillende waarnemingen
gedaan, die met het boven aangr Toerde
in strijd schijnen te zijn. Zoo is het k_?ms—-
maar niet vaak voorgekomen, dat men
te Dijon den 220 K.M. ver verwijderden)
top van den Mont-Blanc kon zien. EU!
ander interessant geval is het volgende De
Canigou in de Pyreneën is 3785 M. hoog
en die was nu en dan zichtbaar op den
161i M. hoogen toren van Notre-Dame-de-
Ja-Garde bij Marseille op een afstand van
253 K.M. Tweemaal in het jaar, n.L in het
begin van Februari en in het laatst van
October, gaat voor do Marseillanen de zon
aohter dezen berg onder (dat is na te gaan).
Dan werd, zoodra de zon achter den berg
was, de top zichtbaar als een zwart punt.
Niet alleen is dit verschijnsel in strijd met
bovenstaande berekening van den horizons
afstand; maar bovendien moest, de rondheid
van de aarde in aanmerking genomen, de
rechte lijn tusschen beide punten 120 M.
in zee wegduiken. Maar de straalbreking,
hetzelfde verschijnsel, dat een muntstok
bijv. 6chijnt te doen drijven boven den bodem
vfin een vat, waarin, het ligt, maakt zicht
baar, wat theoretisch niet zichtbaar moest
aojn.
Ieder kent het hierboven aangeduide,
schijnbare, too ver stuk je: men legt op den
bodem van een pan een gulden; een jongen
plaatst zich zoo, dat hij den gulden niet
kan zien, maar bij de minste verheffing
dien wel ziet Giet een ander nu water in
de pan, dan wordt de gulden zichtbaar, ook
zonder dat de jongen zich verplaatst.
Op gelijke of dergelijke wijze waren de
toppen van hooge bergen soms zichtbaar
op afstanden, waarop zij theoretisch niet
zichtbaar zouden moeten zijn. Zoo kan men
uit Nizza, als de omstandigheden gunstig
ziin, een bergtop op Corsica waarnemen,
die op 230 K.M. afstands ligt en volgens de
berekening onzichtbaar moest zijn, wat-
trouwens ook meestal het geval is.
Dit verschijnsel, dat aan den invloed der
straalbreking is toe te schrijven, nemen wij'
in ons land ook veel vaker waar dan velen,
vermoeden. Wie de moeite doet om na te;
gaan hoe laat op e«n gegeven dag de zon.
moet opkomen of ondergaan, zal opmer
ken, dat hij haar eenige minuten voor het
vastgestelde tijdstip van opkomst reeds en
enkele minuten na den berekenden onder
gang nog ziet. Ook hier speelt de straal
breking een rol; zij maakt het hemellichaam
zichtbaar als het wiskundig berekend onder
den horizon moest zijn.
In tegenstelling met den Brit, die in zijn
eerste ontbijt een oer-soliden grondslag legt
voor de spijzen, waardoor in het verdere
verloop van den dag zijn krachtig lichaam
.voor slijtage moet worden bewaard, houdt
de Franschman cr niet van des morgens zijn
t maag overmatig te belasten. De verhouding
tusschen het vaste en het vloeibare voedsel,
dat hij in het vroege morgenuur nuttigt,
'is zeer in het nadeel van het eerste, en die
;verhouding komt opk uit in de benaming
van zijn ontbijt: café- of chooolat-complet,
een geweldigekom vol dampende cafe-au-
,lait of melk-chocolade, door een of twee
heel kleine broodjes t-ot ontbijt gecomple
teerd. De broodjes worden, om ze nog zoo
vee] mogelijk, hun karakter van vaste spijs
te doen verliezen, in het warme vocht ge
doopt en glijden als lichte sopjes naar be
neden; dan de groote kom leeggeslobberd,
en het ontbijt is afgeloopen. Het heeft het
voordeel niet zwaar op de maag te liggen
en den kleinsten Franschman geen oogen-
blik in zijn vluggo beweeglijkheid te hin
deren.
Maar e'en nadeel heeft zulk een lichte be-
gin-maaJtijd óók: dat een maag en niet
een gezonde Hollnndsche maag alleen er
zoo weinig werk aan hoeft, en zoo heel gauw
begint te vragen om wat stevigers. Dat
heeft ten gevolge, dat de Franschman al
aan zijn tweedo ontbijt, zijn dejeuner, be
gint te denken op een tijd, waarop wij bij
ons nog druk in ons morgenwerk verdiept
zij.1. Verder is het gevolg daarvan, dat dit
dejeuner een omvang en een beteekenis
krijgt, waarbij onze koffie»\fel niet halen
■kan. Het bepaalt zich niet tot een paar bo
terhammen, dingen, die do Franschman
slechte als tusschentijdsche versnapering
onder den uitheemschen naam „sandwich"
kent maar wordt een compleet diner.
En, eigenaardigheid, die de omvang v»n
dit tweede ontbijt medebrengt, het wordt
bijna geregeld in oen of ander restaurant
genomen.
Wanneer bij ons een middenstander zoo
ver van zijn zaken, zijn kantoor, zijn win
kel, zijn school, zijn laboratorium afwoont,
dat hij niet thuis kan komen koffie-drin-
ken, dan neemt hij zijn twaalf-uurtje met
zich mede. Het is waar, dat in den laatsten
tijd het opkomen van „lunchrooms" daar
in wat verandering gebracht heeft, maar
het is er toch nog verre vandaan, dat de
oud-vaderlandscbe gewoonte van het „bo
terhammen-meenemen" er al heelemaal bij
ons uit sou zijn. En zelfs al komen er nog
tionmaal meer luchrooms in de steden dan
!er al zijn, er zal toch altijd een aantal men
schen blijven, voor wie het dagelijksch daar
heen gaan te duur worden aou. Een kan-
;ïoorbediende, een onderwijzer, een winkel
juffrouw en een werkman kunnen doh niet
Veroorloven iederen dag hun twaalf-uurtje
door een ander voor zich te laten klaarma
ken, zijn op het meenemen van een dienten-
gevolg© zeer eenvoudige lunch aangewezen.
Daarom moet het ieder vreemdeling te
Parijs in het eerst zoo treffen, dat hij tus
schen halftwaalf en halféén letterlijk iedcr-
Jecn de restaurant» binnen ziet gaan, en
,met mooi weer voor de ontelbare eethuisjes
buiten ziet zitten, bezig met het verorberen
van een rijkelijk maal. Letterlijk iedereen.
'Meisjes van de ateliers en zelfs loopmeisjes
met groote doozen, alleen of in groepjes,
werklui, koeteiers, die allen kunnen zich
blijkbaar de weelde veroorloven zich iede
ren middag in ©en restaurant een flink
warm maal voor te laten zetten, waarbij
natuurlijk de wijn niet ontbreekt. Want een
maaltijd zonder wijn lijkt een Franschman
'ondenkbaar.
1 Nn is het waar, dat, wanneer je den weg
een beetje kent, zoo'n warm dejeuner voor
'toen schijntje geld te krijgen ia. In de aller
kleinst© gelegenheidjes betaal je ©en franc
voor een meer dan voldoend maalmaar
voor iemand, die van een servet houdt en
van schoone glazen en borden, en daarente
gen minder gesteld is op het gezelschap
van hevig smekkende en hun borden aflik
kend© buren, en op een zeer geprononceer
de knofloof-atmoafeer, is dat toch niet erg
aanbevelenswaardig.
Maar ga bijv. naar ©en bouillonhuis, een
van die genoeglijk© eethuizen, waar van al
lee komt, tot meneoren met hooge hoeden
en keurig gemantelde dames toe, waar j©
voor ©en 6ou een schoon servet krijgt, en
voor vier son of één dubbeltje een behoor
lijk fleschje wijn, waar de schotcis van 15
oente tot een kwartje of 30 centen kosten,
en waar je voor zeventig of tachtig cents
eon koninklijk maal doet, met fooi en alles
er bij. Hindert u, dat de gargon er met
stuivers rekent, en zich wat familiaar tot
raadgever voor nw menu maakt, de Duvals
met de beleefde, onberispelijke wit-geboe-
zelde bonnes en de hagelwitte tafellakens
staan voor u open, en kosten maar weinig
meer. Hebt ge nog hoogere verlangens en
geJd genoeg, Larue, Durand óf Poillard
ontzeggen u den toegang niet tot hun
luxueuze zalen, maar „la carte n'est pas
chiffrée" waarschuwen de „Guides de Pa
ris". Dat doet de afrekening tevenvallen
Wat men in al die eetgelegenheden krijgt
is bijna altijd uitstekend klaargemaakt: de
Fransche keuken is de beste der wereld 1
snoeft de Franschman niet ten onrechte.
Dat neemt evenwel niet weg, dat ge als
vreemdeling dikwijls voor in uw oog zeer
zonderlinge kostjes komt te staan. Het keu
ken-F ransch is een taal op zichzelf, die een
studie op zichzelf ei6cht, en wie die studie
niet doorgemaakt heeft, leert in de practijk
niet zonder schade en schande. Ik weet ten
minste nog lang den weg niet in dat dool
hof van soepnnroen, en aangezien ik leer
gierig van aard ben en ze dus allemaal wil
leerën kennen, kom ik wel eens tot minder
aangename kennismakingen. Langzamer
hand begin ik er verder, achter te komen.
Nooit zal ik het schrikkelijk uur vergeten,
waarop ik ontdekte dat „Trfpes a la mod»
de Caen" koeienpensen waren, met een of)
ander pikant overgietsel in een aarden1
potje gestoofd! Dat „moules marinières"!
doodgewone Zecuwsche mosselen zijn, bo-,
dacht ik plotseling met een mengsel van,
herkennende blijdschap en gastronome te-,
leurstelling een paar minuten nadat ik:
zo onlangs besteld had.
Toch ben ik in mijn moedig streven om-
met alles kennis te maken, nog slechte]
éénmaal te kort geschoten: toen ik bemerk
te, dat het woord „escargots" een soort
van gekookte huisjesslakken aanduidt, cfie
hier in grooten getale en als groote délica-,
tesse vóór den maaltijd gegeten worden.
Daartoe heb ik mijzelf niet kunnen over
halen! Wat dom is, want ze smaken mis
schien heel lekker. En ook aan de diverse!
Fransche kaasjes, met hun roomachtige sub-'
stantie en hun geur van idem zooveel paar-1
dekrachten, heb ik me nog niet durven
wagen.
Na de lunch komt de dagverdeeling fce
Parijs verder vrijwel overeen met de onze;,
alleen is het diner-uur over het algemeen!
wat later dan het onze, en dineert men
er gewoonlijk niet vóór zeven uren, half-
acht. Wat to vreemder is, omdat het dejeu
ner zooveel vroeger genomen wordt. De
^beau monde" verkort dien langen tus-
öchcntijd door een afternoon-tea in een of
ander bekend theehuis, en de minder be
doelden koopen om een uur of vier een
versch gebakken half-maantje, een van djs
beste specimen van het heerlijke, knappende
Fransche brood.
Luchtverkeer-regtement.
„Gouverner c'eat prévoir." Wie voor
een of ar\dere gebeurtenis of toestand be*»
heft in handen wil houden, moet bijtijds
rijn maatregelen nemen, om gereed te zijn
als de gebeurtenis plaats heeft of d© to»-'
stand intreedt)