STo.15288. L3IDSGH DAGBLAD, Woensdag1 22 December. - Derde Blad. Anno 1909. PERSOVERZICHT. Prof. Van dor Vlugt hoeft, nu het Leid- 'tche Volkshuis tien jaren hoeft be staan, de jaarverslagen van de directrice, mej. Knappert, tor hand genomen en deelt naar aanleiding van deze studie, in „Onze Eeuw" van December, zijn indrukken mee van het stuk socialen arbeid, in Leiden ver richt. De schrijver legt vooral nadruk op de moeilijkheden, die zoo'n inrichting in oen stad met zoo eigenaardige en voor moreele en intellectueel© ontwikkeling weerbarstige bevolking als do fabrieksstad Leiden, bij xijn idealistisch streven te overwinnen had, en op do resultaten. Na de ervaringen, met de ontluikende dochteren Eva's opgedaan, hoeft de schrijver het over den Leidschen fabrieks'ongen, en over het boven zijn stand willen uitspringen. De stichter cn directeur van Toyubce-Hall, het moederhuis van alle volkshuizen der wereld, de Britsche kanunnik Samuel A. Bamett, hoeft in zijn bundel „Towards social reform" op het verschil gewezm tusschen „nederzettingen" in den trant der Toynbee- stichting en middelpunten van inwendige zending: een zendingshuis bedoelt bïkoering; een nederzetting weerzjjdsch kennen en ver- staan; een zendingshuis roept organisaliën in het leven, instellingen, kortom een hccle machinerie; een nederzetting werkt door persoonlijken in vlood en streeft er naar mm- schen met measchen in aanraking te bren gen, Al doende, heeft het Loidsch© Volkshuis geleerd af te leggen, wat, in zijn aanvan gen; herinnerde aan een zendingshuis, om in steeds duidelijker omtrekken het bïeld te gaan vertoonen van zulk een „nederzet ting", als ons do vader van het „Toynbce- eettlement" teekende. Met de beste bedoe lingen had men, op het voorbeeld van En geland, beproefd, als tegengift voor oprui ende propaganda, bij Nedorlaudsche werk lieden verstand en gevoel te wekken voor middelen tot eigen lotsverbetering, die hun broederen over de Noordzee had len bedacht em in practijk gebracht. Dit werk hoopte men door een keurgroep liefst uit de stu dentenwereld te zien ter hand geno men. Behalve op cursussen over volkshuis houdkunde en maatsohappclijke vragen, moest zoo dacht de schrijver, bij dit nieuwe werk de nadruk vallen op het verschaffen en verspreiden van lectuur en het lei ling geven bij haar keuze en haar toccigcning. Kortom: een zendingshuis om te verbrei'en de blijde boodschap der genootschappelijke e g n hulp en zulk een huis, in het leven geroopen en gehouden, hoofdzakelijk door studenten. De opzet, hoe goed ook bedoeld, moest worden opgegeven. Wel worden destijds twee achtereenvolgende cursussen over de Brit- echo vakvereenigingon door Leidsch© werk lieden in vrij aanzienlijkon getale gevolgd, maar reeds melddo zich in het twee do jaar voor de grondbeginselen dor staathuishoud kunde geen leerling aan cn bleek ook, dat met name de studentenwereld (e:n Leur van hoogst verdienstelijke krachten uit haar mid den niet te na gesproken) onmogelijk dat kon geven, wat van haar in dezen was gevergd. Vanwaar die teleurstellingen? Vooreerst, wat de studenten betreft, omdat men onze Hcllandscho jongelui verkeerde ijk vereenzel vigd had met Britsche „students". Dit laatste begrip omvat een ieder, die van studie werk maakt, omvat ook wat men hier noemt „oud studenten'en zulke veteranen vormen ginds het keurkorps der beweging. Ook kan die soort van jonge mannen zulk werk in Engeland boter doen dan hier ten onzent. De m ui van Oxford toch, of Cam bridge, hoort lichtelijk tot die „landed gentry", wier leven op haar goederen zoo jong als oud van eeuwen her gebracht heeft ©n gehouden in rocht9treeksch© aanraking met het volk dor daglooners «en pachters, wier onafhankelijk fortuin nog daarenboven haar oudste zonen vrijstelt van den last der baantjesjagerij, maar op den duur bestemt voor onbezoldigde bestuursambten, waartoe vertrouwelijke omgang met het volk do beste voorschool heoten mag. Kom daar eens om bij onze pas gepromoveerden! Vóór hun studententijd, was het één'ge volks bestanddeel, dat zij kenden, het keukenpcr- soneel bij de ouders thuis. Gedurende dien tijd is het hun oppasser en het stol «der knechten op de sociëteit. Daarna komt hot er op aan, zoo spoedig mogelijk te verdie nen men hangt een bordje uit met „arts," of „advocaat", zoekt een gelegenheid *tot practische opleiding op griffie of secreta rie; bovenal: men solliciteert! Inderdaad d© Nedcrlandsche student, de ouJ-slu'cat zelfs, hij is gemiddeld wel een ander wezen dan de „student" van Britschen huize! Wat, met alle waardeering van de niet zeldzame uitzonderingen in dien kT-ng, het Toynbce-werk voorshands van de studenten wereld verwachten, vragen mag, h)t is al leenlijk een zich onthouden, een niet-doen. Zij make niet door aanstoot gevende gedra gingen de taak, die toch Teeds moeilijk is, nog moeilijker. Zij toone, althans niet steke blind t© zijn voor ioekenen des tijds, die buiten haar niemand ontgaan. En dan zegt do schrijver: De dagen zijn voorbij, waarin Jan Alle man, in één accoord met heeren en met dames, elke uitspatting der „gulden jeugd boven de wet" vanzelf vergoelijkte met een toegeeflijk: „de mcheeren sterdenden doen alevel altijd wat raars". De dagen zijn ge komen, waarin „do mindere man" staat op zijn recht, de zonen der gegoeden te zien ge meten met dezelfde maat, waarmee ook hij gemeten wordt. Dat hebben onze „jongelui" te erkennen envan harte toe te juichen. Wie arbeidt in den dienst van cenig volks huis, hij kan geen grooter hinderpaal ont moeten op zijn weg, dan dat zijn bemoeie nis voor smaakveTedeling en beschaafder zeden, stuit op de tegenwerping „begin met uws gelijken". Iedere „Jan Plezier", die met fcijn last van baardelooze academieburgers in kennel ijken staat des morgens de acade miestad komt binnen sukkelen na een klaar blijkelijk doorwaakten nacht, ontsteekt in het gemoed van werkroanszoncn, wanneer zij het ding ontmoeten, een wrevel, waar door hun hot bestgemcend sociaal verzoenings werk, als onoprecht, gehaat wordt- Als dan bij andere gel-egtmheden, waar de notabe* len van „het korps", plechtstatiglijk gerokt, met zijden hoeden en zeer breedc halssie- radiën in het openbaar verschijnen, die wrevel uiting zoekt, als daar min vriende lijke woorden vallen, somtijds zelfs vuist-, slagen en steenen, om van de asmakeljjk- ste werptuigen niet ééns te spreken! aan wien de schuld? Aan „het volk", getergd door schouwspelen, waarvoor zijn jongens vast (zoo meent het) zouden zijn ingerekend Of aan de „hoop des lands", wier „mos" zoodanige schouwspelen niet streng genoeg verbiedt Met zulke vragen nu en dan de, hand te steken in haar eigen boezem voegde do studentenwereld meer, dan na zoo'n bob sing met de schare op hoogen toon to sma len tegen „het plebs", te dreigen met knup pels en boksijzers en te roepen om de politie. Maar met alleen in wat onze academi sche jeugd den man uit het volk te bie den heeft, hadden de pionieren zich vergist; ook in hetgeen die man uit liet volk, als vulling van zijn vrije uren, verlangt, waar deert. Over een zaak als het verocnigings- levon willen zij wel eens *>en voordracht hooron. Nochtans, lort wel: „een voordracht". Eon heelc „cursus", neen, dat is wat an ders. De groote schare zoekt in vrije uren iets ongewoons. Eendelijk: de hoofdoorzaak, vermoedelijk, waarom-het Toynbee-werk naar zijn aanvan- kelijken opzet, als zendingswerk om te verbreiden de blijde boodschap van een wijs- geordend vakvercenigingsieven, waarom het, als zoodanig, niet is geslaagd, niet slagen kón, het was juist, dat het als zen dingswerk bedoeld werd cn begonnen. Wij kennen allen het domslim knipoogje, waar mee „do man der smalle gemeente" in' Ne derland meest den „mijnheer" „ziet komen", die hem aan boord klampt met een goe den raad, een ongevraagd advies, een wijs bedoeld vermaan. „Daar zit wat achter," moent de onuitroeibare verdenking. „Hij wil wat van mij hebben". „"Wat?" Dat is haar meestal niet duidelijk. „Is het een zieltje, dat hij winnen wil voor zijn partij Is het een gevaar, waarvoor hij ducht, en dat hij nu door schijn van wdgez:ndheid poogt af te wenden van zijn hoofd? Is het wellicht enkel om den naam van volksman hem te doen, den sleutel, tegenwoordig, tot all© aardsche macht cn eer?" Dat laat de inge kankerde wantrouwigheid in het midden. Hoe het zij, ze pantsert zich met dat halfslach tig glimlachje, dat de innerlijke twijfeling wegmoffelt achter ©en vertoon van zeker heid: „Wij weten samen wat een bril kost. Gij zoekt niet mij, niet ons. Gij zoekt slechts in ons, door ons, achter ons u zeiven." Prof. Van der Vlugt verhaalt in het tweede gedeelte van zijn opstel do blijde ervarin gen van kot Volkshuis in de tien jaren, die het achter zich heeft, en hoe het er in ge slaagd is den goeden weg te vinden om doeltreffend werk te verrichten. Onder het boofd Het spoorwegper soneel lazen wij in „Het Volk": In „D« Standaard" leest men den vol- gen den „driestar" „Toen in 1903, ter beveiliging van het ge regeld verkeer in den land©, aan het spoor wegpersoneel het wapen van staking i9 ont nomen, is er van Regccringswog© terstond op gewezen, dat hier tegenover moest staan vermeerderde zorg voor den welstand van het personeel. En dat wel too, dat deze verbeterde verzorging niet aan het goed vinden van de Maatschappijen werd over gelaten, maar door het Rijk, dat het sta kingsrecht ontnam, gewaarborgd werd. In eersten aanloop is men daarop toen uitgeweest, maar later is niet doorgetast Vandaar, dat thans klachte opkomt, en op nieuw door alle vereenigingen van spoor wegpersoneel op verbetering van den toe stand wordt aangedrongen. En naar bleek, zijn alle partijen in de Kamer het er over eens, dat hier handelen plicht is. Slechts is het te betreuren, dat de groepsvortegenwoordiging, die er juist op was ingericht, om de klachten en wen- schen van het personeel bij do dirdetiën te brengen, door slapheid cenerzijds en door onwil anderzijds, to veel in den hoek is gedrongen. De heer Van Vliet wees er in do Kamer zeer terecht op, dat men vooral van socialistische zijde deze groepsvortegen woordiging niet wil. Niet een vertegenwoor diging onder het personeel moet de za ken leiden, maar die leiding moet in han den zijn van vereenigingen van bit per soneel, die geheal op zichzelf istaan, en door haar besturen op de Maatschappijen invloed en dwang moeten oefenen; ©en in vloed, die dan te sterker moet worden aangezet door niet het personeel bij groe pen te nemen, maar al wie, op wat manier ook, aan de spoor werkt, 'in één machti gen bond saam te vatten. Dit nu had afgewend kunnen zijn, indien de directiën en het niet-socialistisch© "per soneel zich meer aan do grocpsvertegenwoor diging hadden laten gelegen liggen en er voor gewerkt hadden. Maar juist hieraan haperde het. De groote meerderheid van het personeel doet dienst, int loon, ©n ge bruikt zijn vrijen tijd thuis, zonder zich om het gegons der ontevredenen veel te bekommeren. Toch is dit een fout. Hierdoor toch gaf do groepsvertegenwoordiging niet wat ze had behooren te geven, en komt straks d© leiding der ontevredenen toch weer in so cialistische handen." Het stukje wemelt van valsche Voorstel lingen, zooals trouwens in een „S t a n d- a a r d"-artikeltje moeilijk anders te verwach ten ia. Zoó, dat men op de „verbcterdo verzor ging van den welstand van liet personeel" „in eersten aanloop" (dus onder Kuypcr) zou zijn uitgeweest. Het spoorwegpersoneel heeft daar niet veel van gemarkt, In 1906 werd bij het groote debat over den toestand van het spoorwegpersoneel onzerzijds geconsta teerd en van do rechterzijde erkend, dat do eerste nieuwe regeling der dien at voorwaar den zeer slecht was. Onwaar is ook, dat nu onlangs bleek, dat alle partijen in de Kamer hot er over eens zijn, dat hier handelen plicht is. Integen deel, de Regceringsmeerderheid hoordo het koel aan, toaa minister Rcgout verzekerde, dat er weinig verbetering van hem te ver wachten is. Voorts is het onwaar,- dat „het niet-socia- listische personeel" zich weinig aan de gToepsvertegenwoardiging heeft laten gele gen liggen. Integendeel, de kerkelijke en andere „ordelijke" vakvojcenigingen hebben herhaaldelijk al haar krachten ingespannen, om de groepsvertcgenwoordiging roet hun creaturen te bezetten. Vergeefs echter; de groote meerderheid van het personbleek alleen vertrouwen in onze Nedcrlaudsch© Veroeniging te stellen. Merkwaardig en waard om vastgenageld te worden, is intusschen de verklaring aan het slot van het „Standa&rd"-stukje, dat n.l. heel de groepsvertcgenwoordiging geen ander doel had, dan te trachten de loiding van het spoorwegpersoneel aan de sooialisten te ontwringen. Een politieke strook, anders is dus die heele instelling nooit geweest. Niet om er den toestand van het spoorweg personeel mee te verbeteren, maar oin de socialisten t© deuken heeft men haar ver zonnen; Geen wonder, dat zij mislukt is. Met zulke kunstmatige middeltjes houdt men do arbeiders niet af van de natuur lijke uiting hunner belaifgen. Dat dr. Kuyper thans in „De Stand aard" het bankroet van ook dit stuk reao tionnaire politiek van hem moet erkennen, dient vastgelegd. De Utrechtsche hoogleeraar dr. J. C. Vollgraff opperde in de ,,N ieuw e Rot te rdamsche Courant" een be zwaar tegen het reglement der R.-Kath. S t.-R a d b o u <1-S tich't i n g, de in stelling tot vestiging van bijzondere Katho lieke leerstoelen aan een Rijks-Universiteit. Dit reglement bepaalt o.a., dat alle ont slag van door deze instelling aangestel de hoogleeraren eervol is, behalve dat we gens wangedrag of wegens et Liet naleven van de bepaling van art. 13, hetwelk voor schrijft, dat het onderwijs i..oe* geschieden volgens de leer en in den geest der Katho lieke Kerk. Deze bepaling brengt prof. Vollgraff tob d? gevolgtrekking, dat aan een hoogleeraar der Radboud stichting, bij evcntueele g e- wijzigde geloofsovertuiging een n i c fc-e e r v o 1 ontslag boven het hoofd hangt, evengoed alé wegens wange drag. Kunnen nu vraagt prof. V senaat of faculteit zulk een bijzonderen hoogleeraar de rechten toekennen, waarvan art. 179 der Wet op het Hooger Ónderv. spreekt (ad- viseer«_nde stem in de vergadering; recht van examineeren), zoolang een bepaling van kracht blijft, waardoor de mogelijkheid wordt geopend, dat een collega, dien men heeft leeren waardceren en met wien men wetenschappelijk samenwerkt, ora mee- ningsversc-hill n van theologiv*hen aard met zijn superieuren, alsof hij een nietswaardig persoon ware, op smadelijke wijzo wordt af gezet? „D e T ij d" is van meening, dat prof. Vollgraff „onnoodigc drukte" maakt. Im mers, uitgegaan wordt van de mecning, dat een hoogleeraar der St.-Radboud-Stich- ting bij gewijzigde geloofsovertuiging als fatsoenlijk man aanstonds ontslag zal ne men uit zijn betrekking. In die omstandig heden kan aan eervol ontelag niets in den weg staan, aangezien er noch van wange drag, noch van overtreding van art 13 sprake was. Wanneer dan krachtens art. 13 met-eer vol ontslag zal worden toegekend? Alléén dan, indien ooit een buitengewoon hoogleer- aar, door de St.-Radboud-Stichtiog tot het geven van onderwijs, volgens de leer en in den geest der Katholieke Kerk aangesteld, misbruik zou maken van zijn aanstel ling en positie, om aan te vallen, wat hij op zich genomen had te verdedigen en niet gezind bleek vrijwillig van den van dat oogenblik af door hem onrechtmatig bezet ten leerstoel afstand te doen. „De Maasbode" zegt: Wanneer de St.-Radboudstichting een hoogleeraar afzet, dan gebeurt zulks, omdat hij bij zijn onderricht denkbeelden verkon digt, zienswijzen vertolkt, stellingen en theorieën aan deji man brengt, die óf vlak weg in strijd zijn met de katholieke leer, óf gevaarlijk moeten geacht worden voor de rechtzinnigheid des geloofs. De beoordeeling echter daarvan staat niet aan iedereen, ook niet aan een of ander be stuurslid dier stichting, maar in laatste in stantie aan do hoogwaardige Bisschoppen, die door den H. Geest zijn aangesteld om de Kerk te besturen, en die, als zijnde hun voornaamste functie, het recht en den plicht hebben te waken voor de integriteit des ge loofs, ook in de hoogleeraren, die zij uitzen den naar de openbare Universiteiten. De denkbeelden van zulke hoogleeraren worden dus niet getoetst aan persoonlijke theologische inzichten van dezen of genen, maar aan de authentieke leerstukken der H. Kerk, van welke leerstukken de Paus en de met hem vereenigde bisschoppen als de officieele uitleggers, handhavers en be wakers van Godswege zijn aangesteld. Dit is bij iederpn Katholiek in confesao, en geen hunner denkt er aan op dit stuk een andere zienswijze voor te staan. De heer E. van Dieren, arte te Amster dam heeft in „DeTelegraaf" een ar tikel geschreven onder het op. ^hrift: „Klei ne Nederlanders! en met dit motto: ,,Ze vallen over een... lintje en over groote kwesties vliegen ze luchthartig heen1" Dit artikel begint aldus: „Ik behoor niet tot de partij van d r. Kuyper en lie in hem dus niet „den van God gegeven leider", maar wel be schouw ik hem als een groot Nederlander, die anderhalf hoofd uitsteekt* boven de bes te middelmatigcn, en met erger dan wner- zin merk ik dan ook op, hoe een troepje landgenooten meerendeels journalisten en politici er in de laatste maanden op uit blijkt te rijn, dezen man af te tuigen. Jarenlang hadden velen hunner tevergeefs gotracht hem klein te krijgen nóg kleiner dan Hahn hem teekende op het groene kas sen; met recht, hij was huD „te taai" af, zooals hij het zelf geestig schreef in de in leiding van een onlangs uitgegeven oarica- turen verzameling. Maar thans denken zij te triomfeeren I Eindelijk zien zij bun kan9 schooner dan ooit, want., de groote man blijkt ereis gefaald te hebben: zes jaren geleden heeft hij een „onvoorzichtigheid" begaan in de thans ieder bekende lintjes- zaak 1 Reden genoeg voor velen, om geen haar goed «aan hem te laten, te trachten hem „on mogelijk'te maken, hom zijn invloed te ontnemen en zoodoende te dwingen zijn ga ven in den vervolge ongebruikt te laten. De zaak werd, zooals het heette, in ,,'s lands belang", aan het rollen gebracht door mr. Tideman, een advocaat, die... het aandorst, de brieven, welke hem door een cliënte toevertrouwd waren, zonder hanr toestemming te puhliceerenen zij werd ook alweer ,,in 's lands belangverder uitgesponnen door 't Kamerlid Troelstra die in 1903 zijn land onnoemelijk veel sci»a- de toebracht door het als lid van het Comité van Verweer over te leveren aan een bende anarchisten, en die het in die dagen zelfs niet onder stoelen of banken stak, dat hij met deze lieden zijn aartsvijanden 1 „schouder aan schouder zou gaan staan". De aftuigen worden dus aang.-vorrd door twee mannen, -die beiden de or.tzcttenue leer huldigen dat hun doel ook hunne middelen heiligt en die dus tot tl'ee in staat geacht mogon worden." De heer Van Dieren ontleedt de rol, door mr Tideman in deze zaak gespeeld, en schrijft verder: „Weerzinwekkend in de hoogste mate vind ik het, dat de lintjeszaak tot een groot misdrijf opgeblazen is geworden, met be hulp van uitdrukkingen en woorden als: 's lands belang, lintjes-h a n d e l, corrup tie ja, de „haters" deinsden er zolfs niet voor terug, do geschiedenis te vergelijken roet de Wilson-aff ire. (Troelstra o.a. deed dit in de Tweede Kamer). En met dit venijnig en onn r gedoe is bij velen het doel bere:ktwant de mcesten zijn niet in staat om critisch te lezen. Bij dit soort menschen wordt dan met behulp van ecu paar woorden en uitdrukkingen, die hangen blijven, een indruk gewekt. Welnu. Tideman-Troelstra en hun medestanders, zij zijn er werkelijk in geslaagd, bij tal van goede Nederlanders de overtuiging te plan ten, als zou dr. Kuvpcr rich als minister omkoopbaar hebben getoond." In een driestar Ingetrokken zegt „D e Standaard": Het voorstel om ons tarief met 30 pet. te verhoogen, ten einde op bet budget de uitgaven door evenredige inkomsten te dek ken, is nu ingetrokken. Ook van liberale zijde juicht men dit toe, maar voegt bij die toejuiching een vrij scherp verwijt ten laste van den Minister van Financiën. Is dit verwijt verdiend? Het zou dit zijn, zoo in Juli en Augus tus, toen het budget definitief moest wor den opgemaakt, de stand van het accres op do inkomsten even gunstig ware geweest, als daarna. Maar juist dit was niet het geval. In Juli en Augustus, toen het budget in gereedheid moest worden gebracht, stond het met de inkomsten nog vrij on gunstig, en juist eerst daarna kwam de zwenking. Ih het dan zoo onnatuurlijk, dat dc Mi nister van Financiën, die zich niet ge rechtigd achtte een budget in te dienen, dat niet sloot, in Juli en Augustus op extra voorziening bedacht moest zijn; maar dat hij, nu de kans ten goede keerde, en hier door do noodzakelijkheid van nadere dek king wegviel, afzag van een ontwerp, waar van hij zelf de bezwaren geen oogenblik verheeld had Cessanteoausacessat effec- t u s, zegt een oud Latijnsch er reekwoord, wat zeggen wil: Als de oorzaak wegvalt, valt ook het gevolg weg. En bleek nu geen nood meer te zijnwat zin zou het dan ge had hebben, om het nooilmiddel toch hals starrig vast te houden? In een asterisk L o t e r ij zegt ,,D e Standaard": Over de Staatsloterij bestord nu 30 jaar geleden slechts éón opinie onder de p rtijen Rechts en Links. Ze was occonomis:h ver oordeeld. Thans echter is van Links alle protest verstomd, en de Minister van F nancicn nam haar zelfs in bescherming, en c it niet tegenstaande in 1903 reeds een voorstel om haar te doen uitsterven, bij de Staten-Gsne- raal was ingediend. Ja^ sterker nog, men wil de Staatsloterij zelfs nog uitbreiden. Het behoeft wel niet gezegd, dat we dezen loop der zaken betreuren. Het zuiden van Europa toont nog altoos, we'ke pro- portiën dit lotspel, wordt het geijkt, on Ier het volk kan aannemen, en de toenemende beursspeculatièn zeggen ons maar al droef, hoe ook ten onzent het kanjspel steeds meer om zich grijpt. Toch is deze stroom op dit oogenblik moeilijk te keeren, al b'iift, wat de S nats loterij betreft ons hoofdbezwaar onverkort gelden, dat het thans de Overheid zelve is, die het lotspel met haar autoriteit dekt, en er winat uit trekt. De Noord-Nieuw Guinea Expeditie* Do correspondent te Batavia van do „N. R. Ct." sornt: „Doktor Badings, die deel uitmaakte van de gouveroemenU-exploratie expeditie naar Noord-N ieuw-Guinea, is te Teraate aan beri beri overleden. De toestand waarin d© expe ditie zich bevindt is treurig. Per marine schip ..Koetei" is hulp gezonden. Bij dit telegram kan de „N. R C." weinig nadere toelicniing plaatsen. De overleden ge- neosheer is dc officier van gezondheid 2de kl. P. M. Badings. De „Koetei" is een flotieljo-vaartuig van do Indische militaire marine. Omtrent aard cn doel der expeditie zclvo ontleent het blad nog het volgende aan „D© Java Bede." Bij \vjzc van tij del ij ken maatregel werd ter beschikking gesteld van uen assistent- resident van NoorJ-Nieuw Guinea een deta chement militairen, bestaande uit twee subal terne officieren, die dc krij&kundig© stu- diéo aan do lioogo krijgsschool heb Len vol bracht on 4 brigades marechausio (.80 min deren, waaronder «enig Europoesch kader en overigens inlanders), een of.ici»r van ge zondheid en hos pi taal personeel benevens 80 dwangarboiders on 4 mandoers cn, zoo mo gelijk, twee inlandschc verkenners. Voorts zon £an het detachement nog worden toe gevoegd een luitenant ter zee der 2de kl. met de noodige bemanning voor twes 6boom- sloepen, Het detachement heeft in de eerste plaats tot taak het verrichten van den voorarbeid ten behoeve van de, in het volgend jaar optreden ie, Noderlandich-Duitsci.o gransrege- lingscommissie on voorts om naar de ïn- zichten van bodooideu assist eat-rcsiil©nt, die daarbij de aanwijzingen van den resident van Teraate zal hebben te volgen, werkzaam te zijn tot slclselu. tige exploratie van het tot genoemde afJeeling behoorondc gebied en voor de handhaving, voor zoovoel uoodig, van ons gezag aldaar. Dit detachement, 't wolk onder leiding staat van den kapitein der infanterie F. I. P. Sachsc, en waarbij tevens zijn ingedeeld: do lsto luit. der inf. G. A. Schcffor on do off. van gez. 2de kl- P. M. Badings, ia, wat de lauJniacht betreft, ontleend aan het garnizoen tc Malaug en zou troeds begin September van Soerabaja naar Nieuw-Guinea vertrekken. Het voornomen bestond, onderweg de ha- vcu Pi roe op Cerain aan "te doen, waar een twaalftal roeiers en boschkappers zoudon w .-l m ingenomen en een drietal prauwen moesten worden aangekocht. Bestond aanvankelijk het voornemen Mano kooari, do tegenwoordige standplaats van den assislcnt-ie.i iout van Noord-Nieuw Gui- nou, als basis to gebruiken, zoo is daar van afgez.en; nu is de mond van de Tomi- rivior, welke op circa 800 K M. afstand* van genoemdo plaats, nabij do Duitsche grens gelegen is, als zoodanig aangewezen. Do communicatie tusschcn Mauokoeari en den Tami-mond zou worden onderhouden door II. M. „Eli(die zich thans reeds in do wateren van Noord-Nieuw-Guinoa be vindt) en zoo noodig ook door den gouvor- nements-stoomcr „Pelikaan". Huldeblijk aan een Kamerlid. Zondag is aan den heer F. Lioftinek, te Haarlem, lid der Tweede K. mer voor Zut feil, een hu.deblijk aangeboden door het korps der hoefsmeden bij do bereden wap n van het Nederlandsche leger, \oor h tgeen hij in 't belang van d t korps in de Tweede Kamer hoeft gedaan. Hot werd aangeboden door een deputatie, bestaande uit drie miÜt ire vooim^n cn in groot un form der cavalerie, mar ch u s:o en artillerie. Dc kapi'ein F. Lrmcris, piar- den-arta eers!e klasse, hoofd der ho f mid- school te Amersfoort, w s door fam 1 e m- standigheden verhinderd tegenwoordig to zijn. Het huldeblijk bestaat uit een vtrguld bronzen, door Gustaaf van Kalcken gebei telde plaquette, voorstellende dc- attributea der hoefsmeedknnst, rmst cDg ld do r een lauwerkrans met banderole w a o j dc op dracht. („O. CC') De flurfsou-Falton feesten. Naar het „Hbl." verneemt, zullen gene raal Woodford en mevrouw Woodford a.a Woensdag te 's-Gravenhage aankomen. Dinsdag 29 dezer zal te Amsterdam door do Nederlandsche gasten van de Hudson- Fultonfeestcommissie aan den heer en mevrouw Woodford, een diner worden aan geboden. Zooals bekend is kc it generaal Woodfort, die voorzitter der Ame- rikaanscho feestcommissie was, naar Europa, om aan verschillende regeeriogen dank to zeggen voor de deelneming aan dc feesten. Do „Halve Macn", het NeJcrland- Eche geschenk bij de H jcUon-Fulton- feesten bevindt zich op het oogen 1 k iu de marinewerf to Brooklyn, m ar het zal daar niet blijven. Te zamen met de „Clermont" zal het in een dok komen te l gg n bij het nieuw ontworpen Hudson F iltonpark George Gardiner Fry, een lid van het „Halve Maen"-comité, heeft het plan ent worpen. Een stuk grond zal worden ge kocht te Spuytcn Duyvil, iets ten noorden van het Hudson-rivier-spo rw gs at on. Drie pieren zullen worden gebouwd in de Hudson en do schepen zullen worden ge ankerd in de ruimten tusschen die pieren. Natuurlijk wordt er bij den aanleg ook voor een brug gezorgd waardoor de schepen bo- reikba&r zija.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 9