No. 152*73. LEÏDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 4 December. Eerste Blad. Anno 1909. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Rose Marie. In „O n z o Eeuw" schrijft mr. C. O. Th. baron Creulz over do horvorming van do openbare school. De schrijver is allerminst ingenomen met de „absolute neutraliteit" der openbaro echooi. die, naar zijn moening, trouwens niet door de wet wordt geëischt. Evenwel „re latieve neutraliteit" in den zin, waarin deze .uitdrukking gewoonlijk wordt genomen, zou ook nog niet voldoende aan zijn verlangens te gemoet komen. Hij meent, dat het voor de overheid onafwijsbare plicht is, te over wegen, hoe aan het kind der openbaro school een godsdienstige opvoeding is terug te geven. De overheid heeft daartoe z. i. het godsdienstonderwijs actief te bevorderen. Het geen art. 22 der L. O. wet geeft is niet genoeg; het goisd emtonderwijs behoort tot een deel van het openbaar onderwijs tc wor den gemaakt; in elke openbare school moet de gelegenheid worden geschapen, dat on derwijs te genieten. Daartoe wordo bedoeld onderwijs opgeno men onder de vakken, die, volgens art. 2, lid 1, der wet, het plager onderwijs" vor men. Dientengevolge zal het deel uitmaken van het leerplan in iedere school, terwijl de uien, waarop het zal worden gegeven, in overleg met de betrokken godsdienstloer- nren behooren to worden vastgesteld. Dwang om liet godsdienstonderwijs te volgen kan hier niet bestaan: wie daaraan niet wcnscht deel le nemen, ontvangt gedurende liet daar- vcor "uitgetrokken uur ander onderricht of kan het godsdienstonderwijs olders builen de school gaan volgen. Dit onderwijs 1 voorts afzonderlijk voor iedere godsdienstige ge zindte gegeven moeten worden, waarbij ieder vrij blijft den leeraar zijner keuze to vol gen. Intusschen zou voor eiken afzonder lijken cursus een minimum van deelnemers kunnen geëischt worden. De leeraren, met meerbedoeld onderwijs belast, zullen op voor dracht van het betrokken kerkgenootschap worden aangewezen en daarvoor van over heidswege een toelage ontvangen. Dit alles betreft het godsdienstonderwijs in engeren zin, het vormend en leerstellig godsdienstonderwijs voor de oudero kinde ren. Daarvoor en daarnaast moet echter ten behoeve der protestanten een plaats wor den gemaakt voor con voorbereidend gods dienstonderwijs, dat den kinderen door le zing uit don Bijbel Den uitzicht opent in de geschiedenis van hot Oudo en Nieuwe Ver bond: geen dogmatisch onderricht, enkel ecu bekend maken met de gezamenlijke bron, waaruit allo gezindheden, die den Bijbel in banden der leeken stellen, putten. De beteeken:s van dergelijke bijbellezing op de school kan voor do opvoeding van Heft jeugdig gemoed niet hoog genoeg worden geschat. Men leze hoe zelfs oen Huxley iemand, die bezwaarlijk van clericalismc kan beschuldigd worden het gebruik van den Bijbel op de school verdedigt. Ondor de huidige wet is het dubieus, of bijbellezing indien do ouders daartegen geen gemoedsbezwaren hebben op de openbare school geoorloofd is: het is af hankelijk van de vraag, of het al dan niet als godsdienstonderwijs moet beschouwd wor den. In jure constituendo zou bijbellezing, naast het bovenbesproken godsdienstonder wijs, behooien to worden opgenomen onder do verplichte leervakkenmet dien ver stande, dat van deze bepaling om bijzon dere redenen bijv. indien de schoolbevol king geheel rcomsch is dispensatie lean worden verleend, evenals de onders voor hun kinderen ontheffing kunnen verkrijgen van het bijwonen der bijbellezing. In onderschei ding met het godsdienstonderwijs zou voorts de bijbellezing aan de gewone onderwijzers kunnen worden opgedragen en komt split ting tusschen de gezindten hier niet ter frede. Door een regeling als boven aangegeven Wordt aan ieder kind des volks de gelegen heid gegeven met de eeuwige dingen be kend te geraken. Het is wel is waar slechte aanbod van gelegenheid, want dwang is uit gesloten. Doch indien de ouders opzettelijk dispensatie hebben to verzoeken om hun kin deren het godsdienstonderwijs of de bijbel lezing niet te doen bijwonen, m.a.w. opzet telijk moeten verklaren aan deze dingen niet te hechten, en indien de uren voor ©en en ander tusschen do overige schooluren war den gekozen, zoo schijnt het geen overmoe dige verwachting, dat niet zoo velen aan dat onderricht zich zullen onttrekken. De Nederlandsehe natie is niet ongodsdienstig, zij is enkel in sommige harer lagen onbe kend geworden met do godsdienstige dingen. Zoo zou een niet onbetoekonenda stap op den goeden weg worden gedaan, volgens don schrijver. Nu moet echter nog worden zorg gedragen, dat hetgeen do godsdienstleeraar heeft opgewekt niet weder door den irre ligieuzen geest van den ouderwijzer worde weggerukt. Hoe Door tweeërlei, dat nauw mot elkander verband houdt. Eenerszijds worde de abso lute neutraliteit uit de openbare school ge bannen. Anderzijds worde aan de ouders zeg genschap over de school verleend. Relatieve neutraliteit. Gelijk bo ven word aangetoond,-is ook thans door de wet (1§ absolute neutraliteit niet geboden, dceh do wetgever mag ook niet dulden, dat zijn wet wordt toegepast als hield zij zulk gebod wèl in. Dit punt is op zichzelf reeds oen her ziening onzer wet waard. Immers zelfs zij, .die meenen, dat de over heid ten aanzien van het godsdienstig leven des volks geen roeping heeft te vervullen, zullen niet kunnen ontkennen, dat da over heid niet anti-godsdienstig mag zijn, niet partij mag kiezen ten behoeve van de on- godsdienstigen. Wél is het plicht der overheid, om ieders conscientio te eerbiedigen, doch daartoe is het voldoende, pis de wetgever den open baren onderwijz?r ten aanzien der godsdien stige dingen dezen band aanlegt, en geen anderen dat hij zich onthoude van iets te leeren, tc dpen of toe te laten, waarlegen bij de ouders der aanwezige kinderen ge wetensbezwaar bestaat. Zeggenschap der ouders over de school. Dit beginsel erken no de wetge ver ook binnen de openbare school: hij geve ook daar aan de ouders zooveel mo gelijk het recht le bepalen, in welken geest hun kinderen zullen onderwezen worden. Thans wordt die geest aangegeven door het corps der ondcrwijz -rs, niettogenstaande ne gen tiendedeel der ouders het met dien geest oneens is. Aan dien wanstand behoort een eindo. te komen door de openbare school tot een zaak der ouders te maken, in stede van een zaak der onderwijzers. Do weg daartoe is een gedeelte van het bestuur der school op te dragen aan een voor elke school door en uit de ouders der aldaar g:iando kindoren te kiezen commis sie. Tot do aan deze schoolcommissie op te dragen bevoegdheden zou in de eerste plaats behooren: benoeming, schorsing en ontslag der onderwijzers, zooals dit thans aan het gemeentebestuur is opgedragen, derhalve mede onder den thans beslaanden waarborg van goedkeuring door Gedeputeerde Staten in geval van ongevraagd ontslag. Voorts geschiede do bepaling der te onderwijzen vakken door die eommissio in plaats van door den ltaad. Dan ook worde onder meer de vaststelling van het leerplan en van de te gebruiken boeken onderworpen aan de goedkeuring van bedoelde commissie en van den districts-schoolopzicner in stede van aan de goedkeuring van dezen on van B. en Ws. „Tak, geen vak" betitelde „De Stand aard" een hoofdartikel, waarin het blad als zijn oordeel uitspreekt, dat van vakor ganisatie bij ambtenaren noch bij militai ren sprake kan zijn. Een vak onderstelt een vrij bedrijf, en zijn verbinding van ondernemers en werk lieden rust dan op het denkbeeld van con tract. Bij ambtenaren en militairen daaren tegen bestaat deze vrijheid niet Het be grip van hun positie is dat van tak van dienst, en wel van een dienst in de onder worpenheid aan een boven hen staand ge zag. Uitteranxd staat dit gezag onder do ze delijke verplichting, om naar behooren voor zijn ondergeschikten te zorgen, en pleit er alles voor, dat de wet zooveel doenlijk de goedo conditiën ten deze regelt en vastlegt De Kroon to^h, bij wie het gezag rust, kan niot overal zelf zorgen en waken. Do Kroon moet. die zorgen voor die ambtenaren en mili tairen aan chefs toevertrouwen, en die chefs kunnen soms despoten worden. Daarom is het gewenscht, dat de Kroon zelve bij wet de oonditiën van zijn onderhebbend personeel, civiel en militair, regele, rechten en plich ten vasts telle, en middel van verweer biode tegen misbruik van macht. Bij het bedrijf kan elk ondergeschikte, na afloop van zijn contract, er uit; hier niet Men moet ontslag vragen en erlangen. Ne men kan men het niet. Zelfverweer ia hier juist door het in-dienst-zijn buitengesloten. "Wil dat nu zeggen, dat ambtenaren het recht van vereeniging en vergadering ten oenenmale moet worden ontzegd In dien zin, dat zoodanige vereeniging als macht tegenover het gezag staat, zeer stellig. Een vereeniging van collega's oqi den gang van het werk te bespreken, om te denken over eigen positie, of om gezelschapsfeesten in to richten, niemand kan er iets tegen hebben. Maar al kiest zulk een vereeniging een bestuur, do Overheid hoeft met zulk een bestuur niets te maken. Zij-kont haar amb tenaren en soldaten of officieren enkel in dividueel als a an gee fel den of ingelijfdon. En staat het aan de aangestclden of ingelijf don uitteraard vrij, om bij de Overheid te klagen, of tot de Overheid een verzoek te richten, en die klacht en dat verzoak moet voor do Overheid steeds een individueel ka rakter behouden. Na t<a hebben uiteengezet lioe het regle ment, door de overheid goedgekeurd, moet zijn samengesteld, gaat „De Standaard" verder De Staatsdienst biedt grroto voordeeion, van vastheid van inkomen on pensioen, maar èn de ambtenaar èn do militair, officier of soldaat, moeten steeds in dienst blijven van het hoog Gezag, on dit in dionst zijn sluit je o i p 8o olko machtsopenbaring tegen hot bcocf Gezag uit. Epr men als ambtenaar of officier in zulk eon dienst troedt. moet men weten wat mon begint. Maar eenmaal jn dien dienst inge treden, moet mon dan ook weten, dat mon dient, en nimmer pogen macht tegenover macht te plaatsen. Ambtenaren en militairen zijn do handen, waardoor de Overheid haar gezag uitoefent, en die handen mogen nim mer reagoeren tegen het Hoofd. Hot artikel concludeert: Do Staatsdienst, ook in gewest on gemeen te, is niet eon vak van oenig bodrijf, maar oen tak van dienst. Het vak wordt mechanisch ineengezet, de tak zit organisch aan den boom vast. En dit prin- cipicele onderscheid mag geen oogenblik uit het oog worden verloron, of het Gezag wan kelt. En daarom is eerstu eisch. dat jhefc recht van vergaderen èn voor militairen èn vcor ambtenaren vast zij geregeld. „D e Standaar d", die wel aan een partieelo Grondwetsherzie ning de voorkeur geeft boven ecu alge- meene, kan zich toch niet vereenigen met heb denkbeeld van mr. Goeman Borgesius, om de Tweed© Kamer by motie fce doen uitspreken, dat het gewenscht w de Grond wetsherziening te beperken tot herziening van hot artikel in zake het kiesrecht. Het blad schrijft: Hieraan is al aanstonds hot bezwaar ver bonden, dat, naar veler oordeel, zulk een wijziging van Art. 80 gepaard zal moeten gaan met wijziging van enkclo andere artiken die met de saamstelling en de bevoegdheden van de beide Kamers der Btaten-Generaal saamhangen. Maar er is meer. Nu het Kabinet zich eenmaal voor een meer generale herziening heeft uitgespro ken, mag raen het niet dwiDgen zich op een partieelo herziening terug te trekken. Een Kabinet, dat zichzelf respecteert, zou hier nooit in toegeven. Hoogstens kan het zich bereid verklaren, om aan kiesrecht-herzie ning, met wat er bij hoort, den voorrang te geven, om hierover zijn oerste voorstel in to dienen. Maar zelfs dat dit effect zou hebben, is nog verre van zeker. Immers, de- Verzeke ringswetten gaan voor, ook in verband met de financieele plannen, die dc uitgaven hiervoor dekken moeten. Zoo lost dus de Grond wetkwestie zich op in een kwestie van tijd, oordeelt ,,D o Standaar d". Blijkt het mogelijk, de Ziekteverzekering en de Invaliditeitsverzekering, met de daarbij behoorende financieele plannen, en de omwerking van de Ongevallenwet zóó spoedig af te doen, dat er daarna vóór 1913 nog tijd overblijft, om althans die voorstel len tot Grondwetsherziening to behandelen, die het kiesrecht raken en wat er mee saamhangt, zoo zouden we dit toejuichen en een groot succes achten. Doch blijkt dit onmogelijk, en moet het een op heb ander wachten, dan zouden ook wij ons verzetten tegen een poging, om do Invaliditeitsverzekering schipbreuk te laten lijden. Zij staat voorop en moet voor gaan. En juist met het oog hierop lijkt een motie als men in het zin had, ons geen proeve van goed beleid. De leiding van do Regeering, meent zij, moet blijven aan het Kabinet en niet door de Kamer worden ovorgenomen. „He t Volk" is zeer ontstemd over hot plan der Regeering, om de herziening van het kiesreohtto maken tot een onderdeel van een algemèene Grondwets herziening, waaromtrent een Staatscom missie een onderzoek zal hebban in te stel len. Bij do jongste verkiezingen hebben de voornaamste Iicgeeringspartijen op haar program gehad als eerste punt: kiesrecht aan gezinshoofden en daarmee gelijkge- stelden, merkt hot blad op, en thans wil do Regeering de sociale verzekering laten voorgaan. Dan, zullen nog wel tien jaar verloopen voor het kiesrecht aan de orde komt, vreest hot soo.-dem. orgaan, en het vervolgt Natuurlijk doet men daarbij, alsof het vooral de volksnooden zijn, die de priori teit aan de sociale verzekering doen geven. Wij beschouwen dat als voor-den-gek-hou- derij. En hebben den indruk, dat het vooral te doen is om twee dingen: lo. de sociale verzekering vooral op oen koopje te doen plakte hebben; 2o. het kiesrecht zoover mogelijk achter op te sohuiven. De Regeering vreest, en terecht dat ze nè. de invoering van een kiesstelsel, dat vrij is van welstands-grondslagen, ook al was 't het gezinshoofdenkiesrocht, niet vnn de sociale vorzekeri-g zou afkomen met de enkele millioenen, die ze er blijkbaar aan besteden wiL Het moot allomaal beteaii worden uit het tarief doch daarvan aeomt men bij voorbaat al een 3l millteen lot dekking van het tekort. De armzalige rest van hetgeen men door die schandelijke be lasting uit do zakken des volks haalt, mag dan strekken om een armzalig stelsel van sociale wetgeving in elkaar te zetten. Daar is veel gesproken over christelijke rechtsbeginselen, dezer dagen. Wat dat is. heeft mon niemand duidelijk kunnen ma ken. Maar wat de christelijke rechtsche beginselen zijn, ja, dat wordt heel dui delijk. Op het stuk van het kiesrecht althans meent „Het Volk" te mogen spreken van volksbodrog. „De (a.-r.) Rotterdammer" zegt: Het wetsontwerp in zake de verhoo ging van den a o o ij n s op hot gedistilleerd is in de Tweede Kamer aangenomen. Mot 42 tegen 32 stemmen. Tegen 6fcemde de gehoele linkerzijde, be halve de heer Yan Karnebeek. Voor stemdo de gansche rechterzijde en bovendien do heer Yan Karnebeek. Opmerkelijk waren bij die stemming twee feiten. Eerstens, dat bij dit ontwerp zelfs alle dusgenaamde /drankbestrijders" der lin kerzijde t o o h tegenstemden. Het is een raadsel, dat zij op dergelijke wijze een par tijstemming hieldan. Hoewel wo iets kun nen begrijpen, als wij er aan denken, dat de mannen der linkerzijde bij de stembus de stemmen der kroeghouders ontvangen, terwijl do mannen der Christelijke partijen nooit bijzonder veel van de kroeghouders hebben te verwachten. Tweedens was opmerkelijk, dat er zoo vele leden der rechterzijde absent waren. Zeer stellig was de Maandag voor zulk een stemming geen gelukkigo dag- Evenmin als voor de trekking van de afdeelingen. Toch wekt het eenige verwondering, dab van de 40 leden der linkerzijde er 32, Van Karnebeek, dus 33, present waren. 7 waren er niet, onder wie nu. De Mees ter, die nog ziek is. Van de 58 leden der rechterzijde ontJua- Éon er echter 17, onder wie de- heer Pas- stoors, die ziek is, terwijl er twee vacatu ren zijn, n.1. voor de distrioten Gulpen en Wijk-bij-Duurstede. Hoe dit echter zijn moge, de accijns wordt dan nu, voor zoover het besluit dor Tweede Kamer betreft, van f 63 op f 00 per Hectoliter verhoogd. De jenever zal dus duurder worten. Wij verwachten daarvan, gelijk wij reeds gezegd hebben, eon sterk verraindord drankgebruik. Het deert ons niet, of de Minister .nder- daad zijn meer dan 6 milboen uit den ver hoog d e n accijns zal ontvangen. Doch indien het drankgebruik dusdanig vermindert, dat de verwachte millioenen u i t b 1 y v e n, dan staat daar een vermeerdering van volkswel vaart tegenover. Hoe minder drank, hoe minder ellende. Aan politie on gevangen i s sea spaart men uit, wat men aan verhoogden ao- cijns zal missen. Over het tegenstemmen van de linkerzijde tegen dit wetsontworp sohreef „De N i e- w e Courant": „Het vorzet der linkerzijde kon als een politieko betooging worden aangemerkt, di© waarschijnlijk achterwege zou zijn ge- bloven, indien zij werkelijk gevaar had kunnen opleveren voor het wetsontwerp, waarover gestemd werd. Natuurlijk is er heel wat te zeggen tegen de verslapping van den band, die aanvankelijk tusschen deze vorhooging on de verlaging van den suikeraccijna gelegd was en tegen het aan spreken van een middel als den drank accijns in een jaar, waarin het uccres der uitgaven wel uonzienlijk ia, maar niet door buitengewone of geheel nieuwe eiBchen aan d© schatkist wordt veroorzaakt. Maar aan den anderen kant mag toch wel do vraag gestold of indien men de Regee ring de 30 pCt- verhooging van invoert ech- ton, zeer terecht, onthouden wil en op in trekking van het daartoe strekkende wets ontwerp aandringt men lioar bij hot -zeer aanzienlijke tekort, op de begroeting geraamd, de millioenon mag onthouden., die zij, naast een meerdere opbrengst van successie- en inkomstenbelastingen, uit den drankacoijns wonscht te holen. Vreesde men daarvan een (althans in den aanvang) to ruime opbreDgst, men had een amendement kunnen indienen tot vermindering der voor gestelde, inderdaad belangrijke vorhooging van 27." ,,H et Oentru ra" acht dit oordeel ir. zijn geheel niet bepaald vleiend voor ho< van links uitgebrachte votum. Maar wat daarin wel het meost treft en het minefc vriendelijk aandoet, is de verklaring, da' men hier louter to doen had mot een „poli-% tieke belooging"; oen betooging, ,,d.o waar- sohijnlijk zou zijn achterwege geble-en, indien zij werkelijk gevaar had kunnen op leveren voor het wetsontworp." Wij behoeven op het ongewensohte vaj zulk oen stemmings-tactiek wel niot uit drukkclijk de aandacht te vestigen. Mee mag zich zolfa afvragen, of ze wel bet.ame lijk on geoorloofd is. Een afgevaardigd© heeft de verantwoordelijkheid voor zijn votum te dragen. Aangenomen moet worden dat hij zioh daarbij laat leiden door overwe gingen van z a k e 1 ij k e n aard, door de eischen van 's lands beLang. Hij moet zich dus er over verheugen, wanneer een voor stel, waartegen hij zijn stem uitbrengt, verworpen wordt, on omgekeerd. Zijn votum mag niet zijn een soort van parade met den onwaren ondergrond van het niet- aldus-bedoelde. Hot is niet de eerste maal, dat een der gelijk votum in do Kamer wordt uitge bracht. Maar het is tc hopen, al durven wij het niet met zekerheid verwachten, dat dergelijke „politieke betoogingen" uit ons parlement zullen verdwijnen. Ze maken dc behandeling van 's lands zaken onzuivöt en kunnen zelfs het boos vermoeden dooa »i) Noch Andersens aansporingen, nook Vo gels uitnoodigingen konden hem naar Weis- senfeld doen gaan. Boven alles had Fedor ook nog het onaangename gevoel die goedo menschen te beleedigen. Nu ja, hij kon er niets aan doen. Al deed hij zijn dienst ook, hij voelde zich van dag tot dag ellendiger, tot zijn -,:z:-ndheid ein delijk zóó in de war was, dat hij eindelijk te bed moest blijven. Het was in het voorjaar, toen hij ging liggen, en bet was herfst, toen hij voor de eerste maal weer dienst deed. De vriend schapsband tusschen hem en Andersen .was tijdens deze ziekte "^auwer aangev haald en de laatste zeide tegen Fanny t „Wanneer hij genezen zal, kan het alleen rijn op Weissenfeld onder goede menschen, die hem het slechte der wereld doen ver geten. Probeer jij eers of je hem er niet toe brengen kunt, 's Zondags met mij mee te komen. Vrouwen zijn in die dingen veel handiger dan wij." Fanny dacht na. Zij kon misschien al leen voelen wat Fedor v n Weissenfeld af hield; maar eindelijk zeide zij: „Het is goed, ik zal den wat ik. doen kan. Morgenmiddag kom ik in Seddin, kom dan om zes uren met Lav-istete in het park, in de tweede laan wacht ik dan op jullie." Voor intrigeeren had Andersen niet den geringsten aanleg; iedereen behalve Fedor zou de onrust hebben opgemex-kt waarmee hij, komende uit de kazerne, een wande ling door het park voorstelde en met welk een angst hij telkenmale in de paden links en rechts keek. Zij waren bij dc grot gekomen, toen Fan ny plotseling op hun weg verscheen. Zij moest hard geloopen hebben, want zij haal de snel adem, maar haar wangen waren bleek. In den tijd van een jaar hadden beiden elkaar slechts vluchtig gerien en juist op deze plaats had zij hem geluk ge wenscht met rijn verloving met Rose Marie, Misschien dachten beiden daaraan een oogenblik, maar toen zeide zij „Mijn hemel, mijnheer von Lahnstein, wat bent u veranderd." Zij bood hem een hand, die hij harte lijk drukte. „We hebben elkaar in lang niet gezien." „Zeer lang niet, maar Andersen hield ons toch steeds op de hoogte hoe het u ging." „Ik dacht, dat u boos op mij was, dat wil zeggen, uw ouders, wier vriendelijke uitnoodiging ik nooit kon aannemen." „Niemand is boos op u, niemandmaar waarom komt u niet?" „Er zijn wonden, die altijd nog weer pijn doen." „Dat begrijp ik, maar de ergste tijd is nu toch voorbij. Wil u niet beproeven weer gewoon verder te leven?" „Doe ik dat dan niet?" „Niet zooals ik bedoel. Och, het leven biedt nog zooveel goeds, dat we niet al leen aan het droeve moeten denken." „Dat zegt u, juffrouw Fanny. Maar wat weet u daarvan?" antwoordde hy bitter. Zij antwoordde niet. Haar lippen trilden een weinig en zij keek verwonderd, toen zij bemerkte, dat Andersen hen alleen had ge laten. Eindelijk, na een lange pauze, zeide zij: „Men kan toch niet altijd over het ver- lcdene treuren. Ik weet wel niet of wij 't geschiktst zijn om u weer met 't leven te verzoenen, maar ik kan u zeggen, dat er niemand bij ons is, die niet veel van u houdt en u dat ook niet bewijzen wil. Wees dan met decen goeden wil tevreden." „Maar ik verdien dat hoelemaal niet." „Och, alles gaat niet naar verdiensté in de wereld." Zij lachte Bchalks; toch kon zij niet den indruk geheel verbergen, dien zijn. bleeke gezicht op haar maakte. „Wanneer uzelf mij het vraagt, dan zal ik het doen." „Dat dacht ik wel," ceide zij, den blik naar medon gericht, „en "aaromwilde ik u zeggen, dat u gerust kunt- komen, mijnentwege ten minste." „Dan blijft het afgesproken: op Zondig Ik zal kon- n, en de Hemel weet hoe gaar ne, nu ik zeker ben, er u niet mee te bo- leedigem." Zij knikte toestemmen i, Hij had haar blik van schuwe, angstige l;efd> niet ge zien, en zij op hem gericht had. Na dit gesprek met Fanny kwam Fedor weer ge regeld op Weissenfeld, door allen met sym pathie ontvangen. Op het oog scheen er absoluut geen verandering te zijn gekomen in hun vroeger verkeer. Al wilde hij het zichzelf nog niet bekennen, de gezonde at mosfeer in Weissenfeld begon i merkbaar goeden invloed op hem uit te oefenenhij werd mededeelzamer, lachte van tijd tot tyd weer op rijn oude manier en dan ke ken Fanny en Andereen elkaar dankbaar aan. Fanny vewondde hem grenzeloos. Voor hem had zij altijd oen bijzondere verras sing, hetzij een eerste vrucht, een kloin zelfgemaakt handwerkje: om hem en on\ hem te behagen draaiden do geheole week haar gedachten. Fedor morOcte het wel: het bekoorde hem, maar hij daoht er ver der niet over na. Andereen zuohtte wel eens, al deed hij zijn beat-, dat niet te doen bemerken. In dezelfde mate als hij weer ontvanke lijker werd voor het leven eD den kring, waarin hij leefde,werd hij ook langzamer hand weer meer belangstellend; voor de dingen, die hem omringden{ en hij zag dat de tijd ook bij Fanny menige verandering had aangebracht. Zij was slanker geworden en leek daardoor wat grooter; haar al te roode kleur w-s in een gezonde tint over gegaan en haar profiel toonde fraaie lij nen. Ook heur haar had zij met moer zorg opgemaakt, het was nu niet zoo stijf meer en kleine lokjes vielen over haar voorhoofd. Wel was haar kleeding nog verre van vol komen elegant, maar toch droeg zij die beter en bij haar zuster in Berlijn had zij menigen kunstgreep geleerd. Vogel ver moedde wel niet, waardoor zijn dochter zooveel knapper was geworden, maar me vrouw bemerkte het wel en lachte er mee. In den loop van den winter was Lahu- ste.iLs overplaatsing naar Berlijn afgeko men; maar aangezien hij geen neiging go voelde, Rose Marie daar weer te ontmoeten en oude wonden opnieuw te doen openrij ten, ook omdat hij zich in Beddin lieel goei thuis gevoelde en zijn verblijf ook/ volstrekt niet »U een verbanning opvatte, ruilde hij. met een anderen officier on bleef rustig in do kleine stad, die hem eorsfc een levend graf had geschonen. Goethe zegt ergens: Het leven behoort den levenden en wie leeft, moot op ver andering bedacht zijn. Lahnstein bemerkte dat nu aan zichzelf, nu hij zich naar lichaam en riel weer gezond gevoelde en do tijd, die achter hem lag, hem een boozen drocm toeleek. Hij bemerkte niet, dat Fanny'e kleine hand hem langzamerhand weer. boe-, lemaal geleid had in de banen van het nieuwe leven en dat haar boeld dat van. een ander voor de tweede maal verdreven had. Wanneer iemand hem gewezen had op de verandering in zijn gevoelens, dan zou bij dat zeker met een lachje ontkend heb ben. Zoozeer was hij het met riohzelf nog niet eens. Maar zooals de zaken thans ston den, was er niemand, die er met hem over sprak. Twee jaren waren voorbijgegaan en zel den had hij op een Zondag op Weissenfeld gemankeerd, als gaarne geziene gast en ftU Fanny's vertrouwde in velerlei kleinighe den van het dagelijksch leven, juist als vroeger en toch heel anders. Beiden ver meden zorgvuldig oen warmeren toon te» gen elkaar aan te slaan; een opgewekt on- sohuldig praten was alles en het verleden scheen voor beiden vergeten. fWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 5