No. 15266. LEIDSCH DAGBLAD, Vrqdag 26 Noveraber. Tweede Blad. Anno 1909.
Tweede Kamer.
In 'de ziuing van gistemamiddag merkte
0e heer Troelstra verder op, dat wan-
(neer één levensleer den haat tegen perso
pen heeft uitgebannen, hiet dan is de so
ciaal-democratische, die in den klassen
strijd juist ziet een economische noodwen
digheid, waarop personen nauwelijks kun
nen invloed oefenen. De sabotage wordt
door de sociaal-democratie gestreng ge
laakt De heer Lohman mag de S.-D. A.-P.
piet beoordeelen naar de uitingen van een
Enkeling, die reeds buiten de partij staat.
Tegenover de beschuldiging, dat het so
cialisme vorstenmoord zou goedkeuren,
Êteldc spr., dat de socialistische de éénige
partij in de geschiedenis is, die nimmer zich
pan vorstenmoord heeft schuldig gemaakt,
deze zelfs altijd heeft afgekeurd.
Ten slotte zei de heer Troelstra het nog
moeten hebben over
de zaak Kuyper.
De rede van spr. in eersten termijn is
door dr. Kuyper niet beantwoord. Daar-
jom zal hij thans even moeten ingaan op het
jneer persoonlijke van de zaak. Wij staan
tier in een moeilijke positie.
De Voorzitter: U wilt zeker den
persoon van dr. Kuyper niet behandelen I
De heer Troelstra: Ik zal persoon
lijke overwegingen zooveel mogelijk ter
zijde laten. Rondom dr. Kuyper schaart
zich nog altijd een groote partij, wier lei
der hij is, en die hem trouw blijft. De zaak
moet behandeld worden naar de regelen
van het recht, heeft de heer Lohman ge
zegd, en dat is juist. Maar hijzelf en de
rechterzijde brengen die regelen van het
recht niet in toepassing. Zij zeggen: de-
schuld is niet gebleken en dus geloovcn wij
pan de onschuld van dr. Kuyper. Dit houdt
in, een vrijspraak. En waarop is die
vrijspraak gegrond? Feiten, waarop die
.vrijspraak kon rusten, zijn door dr. Kuy
per niet gegeven. Men vestigt zijn vrij
spraak op zijn eerlijk woord." Het is be
zwaarlijk, om de vrijspraak te gronden op
leen verklaring van den beschuldigde zelf,
ïoolang het bewijsmateriaal nog niet is on
derzocht. Dat men vrijspreekt op grond
'an een eerewoord, wanneer het onder
zoek zonder resultaat is afgeloopen, dat
gaat nog. Maar wat hier gebeurd is, gaat
piet. De heer Kuyper heeft gemakkelijk
praten en zegt „bewijs wat gij zegt," maar
jdan dient dr. Kuyper zich beschikbaar te
stellen voor een onderzoek. Wat nu ge
beurd is, maakt den indruk, dat men het
eerljjk woord wil stellen in plaats van een
onderzoek, dat men het gebruikt om van
het onderzoek af te komen. Zelfs in een
kleinen vriendenkring zou men iets derge
lijks eerst willen onderzoeken. H ier nu be
treft het ons heele volk. Hier is de vraPg,
[of onze nationale eer ongerept uit de zaak
zal te voorschijn komen. De regelen des
rechts worden hier niet toegepast. Men is
Zelfs nog niet aan het vonnis gekomen;
pien is nog bij het voorloopig onderzoek.
Stond deze zaak voor den strafrechter, dan
$ou de justitie nog niet eens kunnen be-
pordeelen, of de zaak naar de instructie
verwezen zou worden. De heeren zijn tc
.voorbarig. Zij komen met een vrijspraak
pis daar absoluut nog geen reden voor is.
De heer L i e f t i n c kZij, die geloovcn,
haasten wel!
De heer T roelstrP gaat de verkla
ring van dr. Kuyper na. Deze had ver
diend, dat de linkerzijde zich verwijderde,
toen hij een politieke rede hield. Hij stond
hier nog als beschuldigde.
Spr. citeert het oordeel van „De Tijd",
die zeide, dat in de verklaring nog vele
gapingen waren, en van de „N. R. Ct.",
'die verschillende onjuistheden daarin aan
wees. Het eerlijk woord van dr. Kuyper is
piles, wat we hebben. Spr. vraagt aan de
Calvinisten„Wat is in het algemeen de be-
tcekenis, die gij hecht aan het woord van
een mcnsch?" Zijt gij niet van oordeel, dat
'de mensch in zich zelf zondig en verdor
ven is? (V ro o lij kheid). Spr. leest uit
een bock van dr. Kuyper voor: „Doode-
lijk sluw is het menschelijk ik, ja, arglistig
is het menschelijk hart, wie zal het ken
nen (Groote v r o o 1 ij k h e i d). Zoo
zegt dr. Kuyper zelf en zou men hem nu
op zijn woord gelooven? Bovendien reeds
in zijn stuk in „De Standaard" ontkende
dr Kuyper, dat er eenig verband was. Ge
loofde men hem toen niet? En nu wel?
Gelooft men dr. Kuyper alleen, als hij
zijn eerewoord er bij geeft? (Beweging).
Dat is toch niet voldoende!
De Voorzitter merkt in een lange
toespraak op, dat men iemand toch op
rijn eerewoord moet gelooven.
De heer Troelstra zegt, dat, sinds
het eerste „Standaard"-stuk niets veran
derd is. Integendeel, rustte op spr. een
zoo zware beschuldiging, dan zou ik rnjj
niet van verder debat afmaken, door mijn
eerewoord te geven, maar ik zou aandrin
gen op een nieuw onderzoek. Ik zou mijn
tegenstanders trachten te verpletteren. Ik
zou zooveel mogelijk licht doen schijnen.
(Instemmingenlinks). *t Vertrouwen
in iemands eerewoord kan wel geschonken
worden, maar niet geëisclit. Men moet het
willen geven, krachtens een innnerlijke
overtuiging. Dat is over het hoofd gezien.
Het ging niet aan bovendien, dat dr. Kuy
per zich aan die zaak onttrok met een ver
klaring, die niet eens licht gaf. Die hou-
'ding kon de kracht van zijn woord niet
versterken, maar geeft men dan een ver
klaring,, dan dient deze ten minste zuiver
te zijn en niet misleidend. Dit is niet het
geval, die verklaring verzwaart de aan
klacht en bevat punten, die het geloof aan
'den beschuldigde afbreuk doen. Spr. gaat
om dat te bewijzen, de verklaringen van
'dr. Kuyper punt voor punt na. Er werden
In geroemd twee vergissingen van dr. Kuy
per en twee van de oppositie; wat is ech
ter het gevalAlle vergissingen
x ij n van d r. Kuyper. gelijk spr. aan
toont. De heer Kuyper laat bovendien on
besproken het feit, dat hij niet 11, maar
reeds 9 maanden na hot aanzoek door mej.
Westmeyer van «de gift kennis kreeg. De
heer Lchmann stortte, blijkens krantenbe
richten, het geld niet bij het officieele adres,
maar bij den Minister van Binnenlandsdie
Zaken, bij wien 9 maanden te voren door
cén juffrouw van niet goede zeden een
aanzoek tot zijn decoratie was gedaan. Er
komt verder in de verklaring iets voor,
dat misleidend is. Er staat in, dat de oor
spronkelijke aanklacht werd teruggenomen.
Dit is onjuist. Zoo een oorspronkelijke aan
klacht, dat dr. Kuyper zelf het geld zou
hebben opgestreken, is er nooit geuit, ook
niet door mr. Tidcman, aan wien spreker
een woord van hulde brengt.
De heer Oosterbaan: Omdat hij
vertrouwelijk brieven, publiceerde l
De heer Troelstra: Zeker, maar
waarmee misbruik werd gemaakt van een
publieke functie. Die oorspronkelijke aan
klacht heeft dus nooit bestaan. Dat de
gift ter kennisse van dr. Kuyper kwam,
is ook verkeerd voorgesteld, want hij ont
ving zelf het geld. Dr. Kuyper stelde hot
ook voor, alsof zonder de hulp van den
heer Lehmann de krijgsgevangenen niet
terug hadden kunnen komen, en nu blijkt
uit een verslag uit die dagen, dat 't comi
té hoopte de menschen op eigen kosten te
rug te voeren.
De heer Oosterbaan: Iets hopen,
is nog geen bewijs.
De heer Duys: Het stond in ,,De
Standaard".
De heer Troela r' a: Verder zei dr
Kuyper, dat de heer Lehmann verzocht
had, zijn naam niet te noemen, alsof we
nog moeten gelooven, dat we hier le doen
hebben met een onbaatzuchtig, eenvoudig
mensch. (G el a c h). Het gerucht gaat, dat
de burgemeester van Amsterdam zich tegen
de decoratie zou hebben verzet. Of dit waar
is, weet spreker niet. Hij critiseert ver
schillende andere punten nog in den bree-
de. Er staat o.a. ook, dat de heer Lehmann
geld gaf aan de partijkas, gelijk hij gewoon
was te doen. Ja, zeker sinds hij geridderd
moest worden, (Gelach). De zaak is er
voor dr. Kuyper niets beter op geworden.
Er is hier in Nederland geweest tijdens
het ministerschap van dr. Kuyper een cen
trum van corruptie, een verplaatsbaar cen
trum, mej. Westmeyer....
De heer Ketelaar: Een verplaats
baar centrum. (Groot© vroolijk-
h e i d).
Dc heer Troolstra: Met de bekende
Fransche Wilson-zaak heeft deze geschie
denis gemeen, dat er in optreedt een klei
ne, vreemde, manke dame.. (U i t b u n di g
gelach). Die ik niet do eer heb te ken
nen. (V r o o 1 ij k h e i d). Maar die listig
en handig is. Deze dam© heeft een uitge
breide clienteele. (G r o e t e v r o o j k-
h e i d). Want zij schreef in ,,Do Amster
dammer", dat zij de belangen van velo men
schen behartigt, (G e lach). Met deze da
me doet dr. Kuyper «aken. (Ge l a o h).
Staat bij in verband-nu nog; Wist dr. Kuy
per niet, wie deze dame was, welk vleesch
hij in de kuip had? (Groote vroo-
1 ij k h e i d). Hij wist niet, dat zij f 25
per week kreeggoed, maar hij heeft toch
getracht f 15,000 van haar los te krijgen.
(G e 1 a o h). Mr. Tideanan is bereid on
der eede te verklaren, dat dr. Kuyper zich
in 1907 over de betrekkingen tusschen den
heer Lehmann en mej. Westmeyer heeft
uitgelaten op een wijze, dat een fatsoen
lijk man zich zou schamen zieh langer met
die dame bezig te houden. (Beweging).
Met die dame staat dr. Kuyper nu nog in
verbinding.
Do Voorzitter verzoekt spreker niet
verder over particuliere zaken te spreken.
De heer Troelstra kan er niet mee
eindigen. Ik sta hier niet voor mijn plezier.
(Gohoon rechts.)
De heer Oosterbaan: Nou, nou 1
Dc lieer Troelstra: Hebt u iets te
gen me te zeggen Doo het dan royaal.
De heer Oosterbaan: Wat u zegt,
hoort in het parlement niet thuis
De heer S o h a p e r: Jij hoort hier uiet
thuis. (Groot r u m o e r).
De heer Duys: Ga maar met hom mee
door dik en dun. (Uitbundig ge
lach).
De heer Troelstra gaat voort met
zijn philippica en met het aanwijzen van dc
zwakke plekken in dr. Kuyper'a verdedi
ging; dan komt hij tot de voorgenomen
decoratie van E. A. Lehmann cn zet de
geschiedenis hiervan uiteen. Het slot hier
van is, dat de heer Lehmann wordt go-
plaatst op een voorloopige lijst. Het ma
teriaal in deze zaak is reeds voldoende, om
ingrijpen van den officier van justitie, op
grond van art. 263 Wetboek van Strafrecht,
te rechtvaardigen. Zou nu werkelijk dr.
Kuyper nooit begrepen hebben, dat bij werd
gebruikt om particulier voordeel te bevor
deren; dat zou een gewoon mensch gesnapt
hebben.
Sprekor's conclusie is de volgende: Wan
neer dr. Kuyper werkelijk onschuldig is,
dan staat het landsbelang niet tegenover
dat van dr. Kuyper. De zaak is niet in
staat van wijzen. De rechterzijde laat zioh
verleiden, om vrijspraak tc concludeeren.
Zonder bcwijsdocning aan den anderen
kant mag men ook niet verklaren, dat dr.
Kuyper schuldig is. Er zijn vele ernstige fei
ten. Er is in de positie van dr. Kuyper na
zijn verklaring niets veranderd en het
landsbelang eischt bewijs. Wij zitten hier
60 tegen 40. De rechterzijde lean hier de
zaak wel sluiten, inaar dan is zo in het
land niet gesloten. Het is een nationaal be
lang, dat er licht korae. Alleen, wanneer
dr. Kuyper licht vreest, dan is de tactiek
van de rechterzijde goed. Dc wijze, om ons
licht to verschaffen, wordt ons door het
Reglement van Orde geboden; wij kunnen
een enquête instellen. Wanneer de onschuld
van dr. Kuyper voor de rechterzijde vast
staat, dan moet zij daar niet bevreesd voor
zijn.
De vergadering wordt geschorst tot
's avonds te acht uren.
Avondzitting.
Voorzitter: Jhr. Van Nispen tot Sevenaer.
Aangevangen werd met de begrooting van
Buiteiü. Zaken. Het algemeen debat werd
ingeleid door den heer P a t ij n, die zich
allereerst tot tolk maakte van hen, die den
Minister hulde brachten voor de overleg
ging van het Oranjeboek. Voorts keurde hij
goed 's "Min optreden "tegenover België :a
zake don uitvoer van oesters en mosselen
naar België en vroeg hij een tegenocnces-
sie van Frankrijk wegens terugneming van
het invoerrecht op wijn in Indic. Naders
uitvoeriger inlichtingen in zake de Noord-
zee-entente achtte hij noodig na de offi
cieele uitlegging, door Denemavken daar
aan gegeven. Uit de rechten en verplich
tingen bij de Noordzee-vcrklaring aange
gaan concludeerde hij o. a. dat dc ver
plichting tot samenwerking met andere
mogendheden om niet kan worden opge
legd; dat wij tegen onzen wil niet gedwon
gen kunnen worden op te treden tot be
houd der onschendbaarheid van vreemd
gebied, onze verplichtingen als onzijdige
Staat in het minst niet worden verzwaard
en vooral dat wij volkomen vrij blijven ~n
onze eigen aangelegenheden op militair
en defensiegebied. Z. i. moet het buiten
land weten hoe wij de overeenkomst opvat
ten. En wat ib er van het persgerucht, dat
de Reg. zich door een Duitsch diplomaat
van den eisch van schriftelijk voorbehoud
heeft laten afbrengen!
Namens de door hem vertegenwoordigde
oppositie betuigdo de heer Hagen-
h o 1 t z eveneens zijn ingenomenheid met
het wel is waar nog niet volledige Oranje-
book; hij prees 's Ministers waakzaamheid
in zake Venezuela en de Rijntollen en vroeg
welko moeilijkheden in zijn ambt aanleiding
gaven tot terugroeping van den gezant
Baron Van Heeckeren van Keil. Ten aan
zien van de Noordzee-verklaring wees spr.
op de merkwaardigheid, dat de Minister van
Marine verklaard heeft, dat wij ons tot ver
dediging van ons kustgebied bij de „enten
te" uitdrukkelijk hebben verbonden, wat z.
i. gelijk staat met een verbintenis tot ver
zwaring van de militaire lasten, terwijl
men juist vermindering verwacht.
Overigens wees spr. op de groote onze
kerheid, dio do entente laat, welko z.i. niet
ter wille van de kleine mogenheden is
gemaakt, ook geen geschenk is van den
Duitschen Keizer aan onze KoningiD, maar
alleen strekt in het belang der grooto mo
gendheden, waar ons kustgebied voor hen
zoo begeerlijk is. Tegenover de grootere
militaire lasten, staat echter geen meerde
re veiligheid voor ons.
Z. i. heeft de Kamer de beteekenis der
entente niet begrepen met name wat be
treft de geldelijke verplichtingen, die zij
oplegt, waardoor de thans gevolgde wijze
van goedkeuring niet grondwettig was. Ver
der drong hij nader aan op opheffing der
moeilijkheden, die Duitschland aan de ves
tiging van NederiandscKe arbeiders in den
weg logt.
Ook te dezer zake loofde hij de actie van
den Minister van BuitenL Zaken. Hij beval
onzijdigheid aan bij het geven van subsidie
aan de Arbeidsbeurs in het Ruhrgcbied in
geval van werkstaking.
De heer v. d. Berch van Heem
stede vond de Noordzee-oonventie niet
onduidielijkwees er op, dat aansluiting bij
de Berner-conventie ook aan do rechterzij
de der Kamer geen onverdeelde instemming
vindt en zou tegenover do ooneessio aan
Frankrijk voor den wijninvoer in Indië ver
laging van het invoerrecht op Bordeaux
wijn in ons land een zegen achten voor het
volk.
De hoer Van Nispon tot Sevenaer
(Rhodon), in aanmerking nemende, dat wij
hadden genoten van zeswater en van Bor
deaux-wijn (hij zou wel een glaasjo lusten)
StemmenMet oesters
Do heer Van Nis pen dan wilde hot heb
ben over molk on dringt daarom bij do Re
geering aan op voortdurende zorg met bc-
trolcking tot don invoer van melk iu Duitsch-
land, die grooto moeilijkheid ondervindt in
verband inct vroeger voorgekomen mond- on
klauwzeer. Wat do Minister in vorband hier
mee doet, heeft spr. met ins lemming ge
lezen. Uitvoerig schetst hij de mulooien, die
voor vele booren uit het optreden van
Duitschland voortvloeien.
Sinds lang kwam in geheel Nederland geen
enkel geval van mond- en klouwzoer meer
voor, en nog op dit oogenblik bestaat in
sommige Pruisische grensgemeenten oen ver
bod van melkinvoer. Hierbij is plaatselijke
willekeur in het spel: men heeft hier fei
telijk te deen-met een verkapt protectionisme.
Ik ken een middel om. onzen veestapel ge
heel gezond te maken: het zij a Pinkpillen
van een geheel bijzondere soort. Men moet
tegen dergelijk© tactiek optreden met energie
en met protectie. Aan energie zal het dezen
Minister niet mankeeren: hij zie de onderhan
delingen i n gunstigen zin te keoren. Toch kan
hij het niet alleen: de Ministers van Land
bouw en van Financiën moeien hem helpen,
om 6amen do Pinkpillen voor Duitschland
te maken. (V r o o 1 ij k h e i d). In afwachting
daarvan richte de Minister krachtige ver-
tcogen tot dc Duitscho Regeering.
De heer Van Kame beek kwam op
tegen do opvatting, dat do Noord zeever-
klaring zou opheffen alle verplichtiug voor
ons om voor de landsverdeiigiug aan de zee
zijde te zorgen. Die opvatting is niets dan
anti-miütairistisehe propaganda. In deze
kwestie sicot spr. zich bij den heer Patijn
aan. Overigens bracht hij hulde aan den
Minister voor het verzekeren onzer deelne
ming aan de Londensclit zeeoonforentio en
aan onze vertegenwoordigers voor het daar
verkregen resultaat.
Het overzicht van den loop, dier confe-
rentio was wel het meest belangrijke in het
gewaardeerd Oranjeboek. Spr. ondersteun
de de klacht over dc bijzondere controle
maatregelen van Nederl. arbeiders in
Pruisen, maatregelen, die zijn ongerustheid
wekten wat hun toepassing betreft en hield
een uitvoerig bvtocg c/Yer de voorafgaande
goedkeuring der Staten-Generaal voor op
zegging van tr acta ten.
De heer Van Asoh vanWijck, rich
aansluitende bij dc hulde, den Minister
Van Swinderen gebracht voor hetgeen hij
voor het Vaderland inzake Venezuela heeft
gedaan, constateerde met groote voldoe
ning, dat de buitenlandscho betrekkingen
in 's Ministers handen volkomen veilig zijn,
dat hij bet vertrouwen geniet van hot
Nederlandscho volk door zijn houding in
zake Venezuela, waardoor hij ook ons pres
tige als Koloniale Mogenheid heeft hoog
gehouden. Desniettemin zou hij bij den
Minister meer warmte wenscken voor do
vredesbeweging in verband waarmede hij
in overweging gaf bij. do Mogendheden stap
pen te doen tot samenstelling eoncr Com
missie van voorbereiding eener 3e Vredes
conferentie. Maar deelneming aan de Vre
desconferentie en arbitragetractaten zijn
niet voldoende voor bevordering der vre-
doszaak. Subsidie aan Vredesbondcu van
regeeriugswege is daartoe noodig. Nog be
pleitte hij steun aan Nederl. scholen in het
buitenland ook als middel tot verspreiding
van de Ned. taal als de Nederl. geschiede
nis. De aanstelling van een persambtenaar
aan 's Min. Departement staat nc\g niet
vast bij de Kamer en vereischt nadere toe
lichting vooral wat betreft het contact
met do groote buitenlandsche pore. Ten
slotte vroeg ook spr. inlichtiugen over het
gerucht, dat onzo gezant to Borlijn de on-
derteekening der Noordzeoverklaring af
hankelijk heeft gesteld hiervan, dat ons
recht om bij oorlog neutraal te blijven in
tact bleef, wat z.i. reeds vóór het 6luiten
der entonto vast stond.
Do heer Van Lynden van San-
de n b u r g sloot zich aan bij den wensch
in zake opheffing van het geschil met Prui
sen over het vestigingsverdrag mot
Duitschland; en hoopte, dat tariefsverhoo
ging voor legitimatiebewijzen zou worden
voorkomen; besprak voorta het reglomont
op den tolkendienst bij de gezantschappen
en consulaten in Turkije, van welks bepu-
lingen hij dispensatie zou willen verleenen.
De heer Tydeman betreurde de afwij
zing door België van vrijdom van invoer
rechten, voor materialen, bestemd voor do
gebouwen op de Belgische wereldtentoon
stelling to Brussel er daarbij op wijzende
dat zelfs de Belgische pers dien alleszins
billijken wensch van het naburige land
ondersteunt.
De onwelwillende handeling verbaast te
meer omdat de Belgische spoorwegcommis
sie aanvankelijk vrachtreductie had toege
staan. Spr. hoopte op oen bevredigende op
lossing, wil de aangename verhouding mot
België niet veranderen in ontstemming, on
vroeg of spoedig antwoord van België te
wachten is, want vermindering der thans
bestaande wederzijdscho sympathie ware te
bejammeren.
Ook dc heer De Kanter trachtte den
Mirëiabe-r te overtuigen van het nut van sub-
sidieoring van Nederlandscho scholen in
den vreemde.
De heer Van Ida inga sprak zijn ver
trouwen uit in dozen Minister en beval ar
bitrage aan in het geschil over het veeti-
gingsvordrag met Duitschland. In zake het
Noordzeetractaat. sprak hij in gelijken geeafc
als de heer Patijn,
De heer Van Yuuren bestreed reeds
bij voorbaat de aanstelling van een pers
ambtenaar aan het Dep*, als zullende hier
mede het doel niet bereikt worden.
Om tien minuten vóór twaalven werd de
vergadering gesloten.
Heden is de Minister aan het woord.
Dr. Kuyper was gisteren overdag niet
tegenwoordig, 's avonds wel
Vooral 's middags waren de tribunes
overvol. In de laatste dagen behoorde
onder dc luisteraars ook mr. Tideman.
Do ÜDkscho bladen prijzen mr. Trool
stra's rede, waarvan „De Tel." zegt: In een
aandachtige Kamer heeft de hoer Troelstra
in een forsche, klare, indrukwekkende en
gematigde rede do houding van dr. Kuyper
veroordeeld. Het was, in vele opzichten,
een dreunende slag, die repliek van den
scherpzinnigen jurist en talentvollcn spre
ker.
„De Nieuwe Courant": „Het gevoel van
deernis, dat een oogenblik bij sommigen
gerezen is, toen zij den ouden staatsman
Donderdag zijn apologie hoorden lezen, is
gewekon, toen Maandag daarna zijn poli
tieke redevoering volgdo, „comme si rien
n'était." Do houding, dio de partijen der
rechterzijde ten aanzien van dr. Kuypor
hebben trachten aan te nemen, is begrij
pelijk; maar deze zelf maakt het haar
bijna onmogelijk die tc bewaren. En althans
zijn zij heden door de volkomen gerecht
vaardigde volharding van den heer Troel
stra in een bij uitstek moeilijke positie ge
bracht waaruit eigenlijk alleen dr. Kuyper
ze zou kunnen redden. Dit zal echter niet
geschieden indien hij zich houdt aan zijn
„laatste woord", of door „Do Standaard"
zioh een zetel laat voorbereiden in den
Raad van State.
Maar „De Maasbode" zegt o. a. in
baar Overzicht:
De heer Troelstra nu heeft de Kuyper-
zaak nog eens uitgesponnen en zich op
nieuw aangesteld als ware hij de amoto-
naar van het openbaar ministerie in een
rechtsgeding contra dr. Kuyper. Juist in
dit verband wilde vanmiddag de herinne
ring maar niet van ons wijken, aan de
houding die het blad van mr. Troelstra
heeft aangenomen in zeker geruchtmakend
reohtsgeding, dat van Dordreoht uit oen
tournée maakt langs een kring van rechts
colleges in den lande. Hoeft dat blad tr
niet sommige ambtenaars van het O. M.
een verwijt van gemaakt, dat ze bevoor
oordeeld waren in het nadeel van den be
schuldigde? Klont daarmee nu wel de hou
ding van advocaat-generaal Troelstra
tegenover dézen „beschuldigde" t
Èn nu... wat heeft mr. Troelstra heden
middag voor nieuwe gezichtspunten ge
opondl Gèènof
Alleen heeft hij op handige wijze de fei
ten zóó gegroepeerd, dat hij er een uitleg
ging aan kon geven in de door hem voor-
gêS^ie richting 1 Maar is dio handige uit
legging voldoende om op dien grond v»«
de rechtscho groepen te eischen, dat zij hui
uitgesproken oordeel zullen herroepen en
hunnerzijds zullen vragen om een parle
mentaire enquête? Waartoe blijkbaar de
heer Troelstra hen aan het slot van zijn
rede trachtte te nopen.
Immers nëènWil de heer Troelstra zulk
een enquête, dat hij er dan zelf om vrage.
Hij noemt onlogisch „den sprong", dien
men van rechts zou gemaakt hebben door
aldus te oordeelen: ,,Nu do tegen dr. Kuy
per ingebrachte heshuldiging niet bewezen
is, geloof ik in zijn gegeven eerewoord."
Doch wilt is duar onlogisoh in? Niet heb
ben zij, die aldus oordeelen, den indruk go-
maakt, dat zij dr. Kuyper's eerewoord stel
den in de plaats van het onschuldbewijs.
Integendeel: do beschuldigers hebben den
indruk gemaakt, dat zij geen bewijzen we
ten bij te brengen. Dat zij thans, nu hun
zaak verloron is; nu hun onbewezen be
schuldiging geen meerdere kracht meer
kan worden bijgezet, do Kamer willen
dwingen zólf in handen te nemen de taak
om het nadere bewijs op te sporen.
Maar het opsporen van bewijs is de taak
van mr. Troelstra. Hij heeft nu achtereen
volgens do rol vervuld van publieke aan
klager en v.in reokber van instructie. Hij
heeft die. taak blijkbaar in de laatste dagen
voortgezet.
Sohriftolijk beantwoorde
vragen.
God wongen winkelnering.
Door don heer Drucker rijn betreffende
oen onderzoek omtrent do gedwongen win
kelnering, de volgendo vragen gedaan
(ingezonden 29 November 1909):
ls het waar, dat van regeeringswego een
opzettelijk onderzoek wordt ingesteld naar
den omvang en do vormen der gedwongen
winkelnering? Zoo ja, wie zijn met dat on
derzoek belast, on welko opdracht en be
voegdheden zijn aan dezo personen gege
ven?
Op dio vragon is het volgendo antwoord
ingekomen van do ministers van Juatitio on
van Landbouw, Nijverheid en Hundcl (in.
gezonden 23 November 1909:)
De minister van Justitie betoogl, dat go
bleken is, dat ondanks het bepaalde bij art.
1637s van het Burgerlijk Wetboek, do ge-
dwongen winkelnering geenszins tot het ver*
leden behoort.
Eon onderzoek wordt noodzakolijk ge
acht.
Als gevolg daarvan i6 door den minister
van Landbouw, H. en N., do hoer A. L\
Staalman, met ingang van 1 November j.L
tijdelijk onder do bevelen van den diroo-
teur-generaal van den arbeid, werkzaam go*
Bteld.
Aan deze opdracht kunnen door hem niet»
de bevoegdlioilen worden ontleend, welke
krachtons uitdrukkelijk wetsvoorschrift aan
de ambtenaren der arbeidsinspectie toeko*
men, noch ook andere bevoegdheden van bij.
condoren aard. Hij heeft alleen feiten op
te 6poren en dezo ter kennis van den diroc
tour-generaal to brengen.
D© duclznnk te '«-Gravenlinge.
Het ia den minister van Justitie naar
deze mededeelt in de Moiuorie van Ant
woord nopens zijn bogrooting gebleken,
dat de in het Voorloopig Verslag uitgespro
ken en aan courantenverslagen ontJoendo
grief omtrent do houding van het openbaar
minisfcorio b(j do behandeling van do be
kende duelzaak voor do arrondissements
rechtbank te '8-Gravenhage, als geheel on
gegrond moet worden beschouwd. Dat dr.
betrokken ambtenaar een vergoelijkend
oordeel over het duel zou hebben uitgespro
ken is in geon enkel opzicht gebleken. Of
schoon 't in beginsel niet op den weg der Re-
geering kan liggen den inhoud van geno
men requisitoiren aan controle te onder
werpen, heeft do Minister evenwel, in ver
band met de opmerkingen aan het odtes
van den substituut-officier van justitie bij de
rechtbank te 's-Gravenhage, gemeend dozen
in do gelegonheid te moeten stellen in het
kort zijn stanpunt ter zako uiteen te zot
ten. Do daarop ^ontvangen inlichtingen
toonen aan, dat het requisitoir begon het
duel in zijn waar strafbaar karakter to ken
schetsen; daarna werden bij de behande
ling van do vraag of aan heide beklaagden
dezelfde straf moest worden opgelegd,
beschouwingen gewijd aan hot standpunt*
dat ten aanzien van de aanneming der uit
daging door den militair werd ingenomen
en aan hot standpunt dat de niet-militair
na het ondervondene tot do uitdaging leid
de do slotsom was, dat ia het onderwcr-
pclijko geval beide factoren na vergelij
king de oplegging van een gelijke straf
moesten ton gevolge hebben. Blijkens de op-
gelegdo straffen, heeft do rechter de opvat
ting dan ook gedeeld.
Politiebeambten in herbergen.
Naar aanleiding van de klacht door de
Commissie van Rapporteurs uit de Tweed©
Kamer betreffende Hoofdstuk V der Staats-
bcgrooting voor 1910 geuit, dat politic-be
ambten in ambtskleeding in do herbergen
sterken drank gebruiken, heeft, naar het
„Hbl." verneemt, de minister van Binneti-
landsehe Zaken door tusschenkomst van de
Commissarissen der Koningin in de provin
ciën een schrijven aan de burgemeesters der
onderscheidene gemeenten doen richten,
waarin wordt betoogd, dat herbergbezoek
door politiebeambten niet behoort plaats to
hebben en dat hot c»p den weg van den bur
gemeester lifft tegen dergelijk bevoek too
scherp mogelijk to waken.