No. 15266. LEIDSCH DAGBLAD, Vrqdag 26 Noveraber. Tweede Blad. Anno 1909. Tweede Kamer. In 'de ziuing van gistemamiddag merkte 0e heer Troelstra verder op, dat wan- (neer één levensleer den haat tegen perso pen heeft uitgebannen, hiet dan is de so ciaal-democratische, die in den klassen strijd juist ziet een economische noodwen digheid, waarop personen nauwelijks kun nen invloed oefenen. De sabotage wordt door de sociaal-democratie gestreng ge laakt De heer Lohman mag de S.-D. A.-P. piet beoordeelen naar de uitingen van een Enkeling, die reeds buiten de partij staat. Tegenover de beschuldiging, dat het so cialisme vorstenmoord zou goedkeuren, Êteldc spr., dat de socialistische de éénige partij in de geschiedenis is, die nimmer zich pan vorstenmoord heeft schuldig gemaakt, deze zelfs altijd heeft afgekeurd. Ten slotte zei de heer Troelstra het nog moeten hebben over de zaak Kuyper. De rede van spr. in eersten termijn is door dr. Kuyper niet beantwoord. Daar- jom zal hij thans even moeten ingaan op het jneer persoonlijke van de zaak. Wij staan tier in een moeilijke positie. De Voorzitter: U wilt zeker den persoon van dr. Kuyper niet behandelen I De heer Troelstra: Ik zal persoon lijke overwegingen zooveel mogelijk ter zijde laten. Rondom dr. Kuyper schaart zich nog altijd een groote partij, wier lei der hij is, en die hem trouw blijft. De zaak moet behandeld worden naar de regelen van het recht, heeft de heer Lohman ge zegd, en dat is juist. Maar hijzelf en de rechterzijde brengen die regelen van het recht niet in toepassing. Zij zeggen: de- schuld is niet gebleken en dus geloovcn wij pan de onschuld van dr. Kuyper. Dit houdt in, een vrijspraak. En waarop is die vrijspraak gegrond? Feiten, waarop die .vrijspraak kon rusten, zijn door dr. Kuy per niet gegeven. Men vestigt zijn vrij spraak op zijn eerlijk woord." Het is be zwaarlijk, om de vrijspraak te gronden op leen verklaring van den beschuldigde zelf, ïoolang het bewijsmateriaal nog niet is on derzocht. Dat men vrijspreekt op grond 'an een eerewoord, wanneer het onder zoek zonder resultaat is afgeloopen, dat gaat nog. Maar wat hier gebeurd is, gaat piet. De heer Kuyper heeft gemakkelijk praten en zegt „bewijs wat gij zegt," maar jdan dient dr. Kuyper zich beschikbaar te stellen voor een onderzoek. Wat nu ge beurd is, maakt den indruk, dat men het eerljjk woord wil stellen in plaats van een onderzoek, dat men het gebruikt om van het onderzoek af te komen. Zelfs in een kleinen vriendenkring zou men iets derge lijks eerst willen onderzoeken. H ier nu be treft het ons heele volk. Hier is de vraPg, [of onze nationale eer ongerept uit de zaak zal te voorschijn komen. De regelen des rechts worden hier niet toegepast. Men is Zelfs nog niet aan het vonnis gekomen; pien is nog bij het voorloopig onderzoek. Stond deze zaak voor den strafrechter, dan $ou de justitie nog niet eens kunnen be- pordeelen, of de zaak naar de instructie verwezen zou worden. De heeren zijn tc .voorbarig. Zij komen met een vrijspraak pis daar absoluut nog geen reden voor is. De heer L i e f t i n c kZij, die geloovcn, haasten wel! De heer T roelstrP gaat de verkla ring van dr. Kuyper na. Deze had ver diend, dat de linkerzijde zich verwijderde, toen hij een politieke rede hield. Hij stond hier nog als beschuldigde. Spr. citeert het oordeel van „De Tijd", die zeide, dat in de verklaring nog vele gapingen waren, en van de „N. R. Ct.", 'die verschillende onjuistheden daarin aan wees. Het eerlijk woord van dr. Kuyper is piles, wat we hebben. Spr. vraagt aan de Calvinisten„Wat is in het algemeen de be- tcekenis, die gij hecht aan het woord van een mcnsch?" Zijt gij niet van oordeel, dat 'de mensch in zich zelf zondig en verdor ven is? (V ro o lij kheid). Spr. leest uit een bock van dr. Kuyper voor: „Doode- lijk sluw is het menschelijk ik, ja, arglistig is het menschelijk hart, wie zal het ken nen (Groote v r o o 1 ij k h e i d). Zoo zegt dr. Kuyper zelf en zou men hem nu op zijn woord gelooven? Bovendien reeds in zijn stuk in „De Standaard" ontkende dr Kuyper, dat er eenig verband was. Ge loofde men hem toen niet? En nu wel? Gelooft men dr. Kuyper alleen, als hij zijn eerewoord er bij geeft? (Beweging). Dat is toch niet voldoende! De Voorzitter merkt in een lange toespraak op, dat men iemand toch op rijn eerewoord moet gelooven. De heer Troelstra zegt, dat, sinds het eerste „Standaard"-stuk niets veran derd is. Integendeel, rustte op spr. een zoo zware beschuldiging, dan zou ik rnjj niet van verder debat afmaken, door mijn eerewoord te geven, maar ik zou aandrin gen op een nieuw onderzoek. Ik zou mijn tegenstanders trachten te verpletteren. Ik zou zooveel mogelijk licht doen schijnen. (Instemmingenlinks). *t Vertrouwen in iemands eerewoord kan wel geschonken worden, maar niet geëisclit. Men moet het willen geven, krachtens een innnerlijke overtuiging. Dat is over het hoofd gezien. Het ging niet aan bovendien, dat dr. Kuy per zich aan die zaak onttrok met een ver klaring, die niet eens licht gaf. Die hou- 'ding kon de kracht van zijn woord niet versterken, maar geeft men dan een ver klaring,, dan dient deze ten minste zuiver te zijn en niet misleidend. Dit is niet het geval, die verklaring verzwaart de aan klacht en bevat punten, die het geloof aan 'den beschuldigde afbreuk doen. Spr. gaat om dat te bewijzen, de verklaringen van 'dr. Kuyper punt voor punt na. Er werden In geroemd twee vergissingen van dr. Kuy per en twee van de oppositie; wat is ech ter het gevalAlle vergissingen x ij n van d r. Kuyper. gelijk spr. aan toont. De heer Kuyper laat bovendien on besproken het feit, dat hij niet 11, maar reeds 9 maanden na hot aanzoek door mej. Westmeyer van «de gift kennis kreeg. De heer Lchmann stortte, blijkens krantenbe richten, het geld niet bij het officieele adres, maar bij den Minister van Binnenlandsdie Zaken, bij wien 9 maanden te voren door cén juffrouw van niet goede zeden een aanzoek tot zijn decoratie was gedaan. Er komt verder in de verklaring iets voor, dat misleidend is. Er staat in, dat de oor spronkelijke aanklacht werd teruggenomen. Dit is onjuist. Zoo een oorspronkelijke aan klacht, dat dr. Kuyper zelf het geld zou hebben opgestreken, is er nooit geuit, ook niet door mr. Tidcman, aan wien spreker een woord van hulde brengt. De heer Oosterbaan: Omdat hij vertrouwelijk brieven, publiceerde l De heer Troelstra: Zeker, maar waarmee misbruik werd gemaakt van een publieke functie. Die oorspronkelijke aan klacht heeft dus nooit bestaan. Dat de gift ter kennisse van dr. Kuyper kwam, is ook verkeerd voorgesteld, want hij ont ving zelf het geld. Dr. Kuyper stelde hot ook voor, alsof zonder de hulp van den heer Lehmann de krijgsgevangenen niet terug hadden kunnen komen, en nu blijkt uit een verslag uit die dagen, dat 't comi té hoopte de menschen op eigen kosten te rug te voeren. De heer Oosterbaan: Iets hopen, is nog geen bewijs. De heer Duys: Het stond in ,,De Standaard". De heer Troela r' a: Verder zei dr Kuyper, dat de heer Lehmann verzocht had, zijn naam niet te noemen, alsof we nog moeten gelooven, dat we hier le doen hebben met een onbaatzuchtig, eenvoudig mensch. (G el a c h). Het gerucht gaat, dat de burgemeester van Amsterdam zich tegen de decoratie zou hebben verzet. Of dit waar is, weet spreker niet. Hij critiseert ver schillende andere punten nog in den bree- de. Er staat o.a. ook, dat de heer Lehmann geld gaf aan de partijkas, gelijk hij gewoon was te doen. Ja, zeker sinds hij geridderd moest worden, (Gelach). De zaak is er voor dr. Kuyper niets beter op geworden. Er is hier in Nederland geweest tijdens het ministerschap van dr. Kuyper een cen trum van corruptie, een verplaatsbaar cen trum, mej. Westmeyer.... De heer Ketelaar: Een verplaats baar centrum. (Groot© vroolijk- h e i d). Dc heer Troolstra: Met de bekende Fransche Wilson-zaak heeft deze geschie denis gemeen, dat er in optreedt een klei ne, vreemde, manke dame.. (U i t b u n di g gelach). Die ik niet do eer heb te ken nen. (V r o o 1 ij k h e i d). Maar die listig en handig is. Deze dam© heeft een uitge breide clienteele. (G r o e t e v r o o j k- h e i d). Want zij schreef in ,,Do Amster dammer", dat zij de belangen van velo men schen behartigt, (G e lach). Met deze da me doet dr. Kuyper «aken. (Ge l a o h). Staat bij in verband-nu nog; Wist dr. Kuy per niet, wie deze dame was, welk vleesch hij in de kuip had? (Groote vroo- 1 ij k h e i d). Hij wist niet, dat zij f 25 per week kreeggoed, maar hij heeft toch getracht f 15,000 van haar los te krijgen. (G e 1 a o h). Mr. Tideanan is bereid on der eede te verklaren, dat dr. Kuyper zich in 1907 over de betrekkingen tusschen den heer Lehmann en mej. Westmeyer heeft uitgelaten op een wijze, dat een fatsoen lijk man zich zou schamen zieh langer met die dame bezig te houden. (Beweging). Met die dame staat dr. Kuyper nu nog in verbinding. Do Voorzitter verzoekt spreker niet verder over particuliere zaken te spreken. De heer Troelstra kan er niet mee eindigen. Ik sta hier niet voor mijn plezier. (Gohoon rechts.) De heer Oosterbaan: Nou, nou 1 Dc lieer Troelstra: Hebt u iets te gen me te zeggen Doo het dan royaal. De heer Oosterbaan: Wat u zegt, hoort in het parlement niet thuis De heer S o h a p e r: Jij hoort hier uiet thuis. (Groot r u m o e r). De heer Duys: Ga maar met hom mee door dik en dun. (Uitbundig ge lach). De heer Troelstra gaat voort met zijn philippica en met het aanwijzen van dc zwakke plekken in dr. Kuyper'a verdedi ging; dan komt hij tot de voorgenomen decoratie van E. A. Lehmann cn zet de geschiedenis hiervan uiteen. Het slot hier van is, dat de heer Lehmann wordt go- plaatst op een voorloopige lijst. Het ma teriaal in deze zaak is reeds voldoende, om ingrijpen van den officier van justitie, op grond van art. 263 Wetboek van Strafrecht, te rechtvaardigen. Zou nu werkelijk dr. Kuyper nooit begrepen hebben, dat bij werd gebruikt om particulier voordeel te bevor deren; dat zou een gewoon mensch gesnapt hebben. Sprekor's conclusie is de volgende: Wan neer dr. Kuyper werkelijk onschuldig is, dan staat het landsbelang niet tegenover dat van dr. Kuyper. De zaak is niet in staat van wijzen. De rechterzijde laat zioh verleiden, om vrijspraak tc concludeeren. Zonder bcwijsdocning aan den anderen kant mag men ook niet verklaren, dat dr. Kuyper schuldig is. Er zijn vele ernstige fei ten. Er is in de positie van dr. Kuyper na zijn verklaring niets veranderd en het landsbelang eischt bewijs. Wij zitten hier 60 tegen 40. De rechterzijde lean hier de zaak wel sluiten, inaar dan is zo in het land niet gesloten. Het is een nationaal be lang, dat er licht korae. Alleen, wanneer dr. Kuyper licht vreest, dan is de tactiek van de rechterzijde goed. Dc wijze, om ons licht to verschaffen, wordt ons door het Reglement van Orde geboden; wij kunnen een enquête instellen. Wanneer de onschuld van dr. Kuyper voor de rechterzijde vast staat, dan moet zij daar niet bevreesd voor zijn. De vergadering wordt geschorst tot 's avonds te acht uren. Avondzitting. Voorzitter: Jhr. Van Nispen tot Sevenaer. Aangevangen werd met de begrooting van Buiteiü. Zaken. Het algemeen debat werd ingeleid door den heer P a t ij n, die zich allereerst tot tolk maakte van hen, die den Minister hulde brachten voor de overleg ging van het Oranjeboek. Voorts keurde hij goed 's "Min optreden "tegenover België :a zake don uitvoer van oesters en mosselen naar België en vroeg hij een tegenocnces- sie van Frankrijk wegens terugneming van het invoerrecht op wijn in Indic. Naders uitvoeriger inlichtingen in zake de Noord- zee-entente achtte hij noodig na de offi cieele uitlegging, door Denemavken daar aan gegeven. Uit de rechten en verplich tingen bij de Noordzee-vcrklaring aange gaan concludeerde hij o. a. dat dc ver plichting tot samenwerking met andere mogendheden om niet kan worden opge legd; dat wij tegen onzen wil niet gedwon gen kunnen worden op te treden tot be houd der onschendbaarheid van vreemd gebied, onze verplichtingen als onzijdige Staat in het minst niet worden verzwaard en vooral dat wij volkomen vrij blijven ~n onze eigen aangelegenheden op militair en defensiegebied. Z. i. moet het buiten land weten hoe wij de overeenkomst opvat ten. En wat ib er van het persgerucht, dat de Reg. zich door een Duitsch diplomaat van den eisch van schriftelijk voorbehoud heeft laten afbrengen! Namens de door hem vertegenwoordigde oppositie betuigdo de heer Hagen- h o 1 t z eveneens zijn ingenomenheid met het wel is waar nog niet volledige Oranje- book; hij prees 's Ministers waakzaamheid in zake Venezuela en de Rijntollen en vroeg welko moeilijkheden in zijn ambt aanleiding gaven tot terugroeping van den gezant Baron Van Heeckeren van Keil. Ten aan zien van de Noordzee-verklaring wees spr. op de merkwaardigheid, dat de Minister van Marine verklaard heeft, dat wij ons tot ver dediging van ons kustgebied bij de „enten te" uitdrukkelijk hebben verbonden, wat z. i. gelijk staat met een verbintenis tot ver zwaring van de militaire lasten, terwijl men juist vermindering verwacht. Overigens wees spr. op de groote onze kerheid, dio do entente laat, welko z.i. niet ter wille van de kleine mogenheden is gemaakt, ook geen geschenk is van den Duitschen Keizer aan onze KoningiD, maar alleen strekt in het belang der grooto mo gendheden, waar ons kustgebied voor hen zoo begeerlijk is. Tegenover de grootere militaire lasten, staat echter geen meerde re veiligheid voor ons. Z. i. heeft de Kamer de beteekenis der entente niet begrepen met name wat be treft de geldelijke verplichtingen, die zij oplegt, waardoor de thans gevolgde wijze van goedkeuring niet grondwettig was. Ver der drong hij nader aan op opheffing der moeilijkheden, die Duitschland aan de ves tiging van NederiandscKe arbeiders in den weg logt. Ook te dezer zake loofde hij de actie van den Minister van BuitenL Zaken. Hij beval onzijdigheid aan bij het geven van subsidie aan de Arbeidsbeurs in het Ruhrgcbied in geval van werkstaking. De heer v. d. Berch van Heem stede vond de Noordzee-oonventie niet onduidielijkwees er op, dat aansluiting bij de Berner-conventie ook aan do rechterzij de der Kamer geen onverdeelde instemming vindt en zou tegenover do ooneessio aan Frankrijk voor den wijninvoer in Indië ver laging van het invoerrecht op Bordeaux wijn in ons land een zegen achten voor het volk. De hoer Van Nispon tot Sevenaer (Rhodon), in aanmerking nemende, dat wij hadden genoten van zeswater en van Bor deaux-wijn (hij zou wel een glaasjo lusten) StemmenMet oesters Do heer Van Nis pen dan wilde hot heb ben over molk on dringt daarom bij do Re geering aan op voortdurende zorg met bc- trolcking tot don invoer van melk iu Duitsch- land, die grooto moeilijkheid ondervindt in verband inct vroeger voorgekomen mond- on klauwzeer. Wat do Minister in vorband hier mee doet, heeft spr. met ins lemming ge lezen. Uitvoerig schetst hij de mulooien, die voor vele booren uit het optreden van Duitschland voortvloeien. Sinds lang kwam in geheel Nederland geen enkel geval van mond- en klouwzoer meer voor, en nog op dit oogenblik bestaat in sommige Pruisische grensgemeenten oen ver bod van melkinvoer. Hierbij is plaatselijke willekeur in het spel: men heeft hier fei telijk te deen-met een verkapt protectionisme. Ik ken een middel om. onzen veestapel ge heel gezond te maken: het zij a Pinkpillen van een geheel bijzondere soort. Men moet tegen dergelijk© tactiek optreden met energie en met protectie. Aan energie zal het dezen Minister niet mankeeren: hij zie de onderhan delingen i n gunstigen zin te keoren. Toch kan hij het niet alleen: de Ministers van Land bouw en van Financiën moeien hem helpen, om 6amen do Pinkpillen voor Duitschland te maken. (V r o o 1 ij k h e i d). In afwachting daarvan richte de Minister krachtige ver- tcogen tot dc Duitscho Regeering. De heer Van Kame beek kwam op tegen do opvatting, dat do Noord zeever- klaring zou opheffen alle verplichtiug voor ons om voor de landsverdeiigiug aan de zee zijde te zorgen. Die opvatting is niets dan anti-miütairistisehe propaganda. In deze kwestie sicot spr. zich bij den heer Patijn aan. Overigens bracht hij hulde aan den Minister voor het verzekeren onzer deelne ming aan de Londensclit zeeoonforentio en aan onze vertegenwoordigers voor het daar verkregen resultaat. Het overzicht van den loop, dier confe- rentio was wel het meest belangrijke in het gewaardeerd Oranjeboek. Spr. ondersteun de de klacht over dc bijzondere controle maatregelen van Nederl. arbeiders in Pruisen, maatregelen, die zijn ongerustheid wekten wat hun toepassing betreft en hield een uitvoerig bvtocg c/Yer de voorafgaande goedkeuring der Staten-Generaal voor op zegging van tr acta ten. De heer Van Asoh vanWijck, rich aansluitende bij dc hulde, den Minister Van Swinderen gebracht voor hetgeen hij voor het Vaderland inzake Venezuela heeft gedaan, constateerde met groote voldoe ning, dat de buitenlandscho betrekkingen in 's Ministers handen volkomen veilig zijn, dat hij bet vertrouwen geniet van hot Nederlandscho volk door zijn houding in zake Venezuela, waardoor hij ook ons pres tige als Koloniale Mogenheid heeft hoog gehouden. Desniettemin zou hij bij den Minister meer warmte wenscken voor do vredesbeweging in verband waarmede hij in overweging gaf bij. do Mogendheden stap pen te doen tot samenstelling eoncr Com missie van voorbereiding eener 3e Vredes conferentie. Maar deelneming aan de Vre desconferentie en arbitragetractaten zijn niet voldoende voor bevordering der vre- doszaak. Subsidie aan Vredesbondcu van regeeriugswege is daartoe noodig. Nog be pleitte hij steun aan Nederl. scholen in het buitenland ook als middel tot verspreiding van de Ned. taal als de Nederl. geschiede nis. De aanstelling van een persambtenaar aan 's Min. Departement staat nc\g niet vast bij de Kamer en vereischt nadere toe lichting vooral wat betreft het contact met do groote buitenlandsche pore. Ten slotte vroeg ook spr. inlichtiugen over het gerucht, dat onzo gezant to Borlijn de on- derteekening der Noordzeoverklaring af hankelijk heeft gesteld hiervan, dat ons recht om bij oorlog neutraal te blijven in tact bleef, wat z.i. reeds vóór het 6luiten der entonto vast stond. Do heer Van Lynden van San- de n b u r g sloot zich aan bij den wensch in zake opheffing van het geschil met Prui sen over het vestigingsverdrag mot Duitschland; en hoopte, dat tariefsverhoo ging voor legitimatiebewijzen zou worden voorkomen; besprak voorta het reglomont op den tolkendienst bij de gezantschappen en consulaten in Turkije, van welks bepu- lingen hij dispensatie zou willen verleenen. De heer Tydeman betreurde de afwij zing door België van vrijdom van invoer rechten, voor materialen, bestemd voor do gebouwen op de Belgische wereldtentoon stelling to Brussel er daarbij op wijzende dat zelfs de Belgische pers dien alleszins billijken wensch van het naburige land ondersteunt. De onwelwillende handeling verbaast te meer omdat de Belgische spoorwegcommis sie aanvankelijk vrachtreductie had toege staan. Spr. hoopte op oen bevredigende op lossing, wil de aangename verhouding mot België niet veranderen in ontstemming, on vroeg of spoedig antwoord van België te wachten is, want vermindering der thans bestaande wederzijdscho sympathie ware te bejammeren. Ook dc heer De Kanter trachtte den Mirëiabe-r te overtuigen van het nut van sub- sidieoring van Nederlandscho scholen in den vreemde. De heer Van Ida inga sprak zijn ver trouwen uit in dozen Minister en beval ar bitrage aan in het geschil over het veeti- gingsvordrag met Duitschland. In zake het Noordzeetractaat. sprak hij in gelijken geeafc als de heer Patijn, De heer Van Yuuren bestreed reeds bij voorbaat de aanstelling van een pers ambtenaar aan het Dep*, als zullende hier mede het doel niet bereikt worden. Om tien minuten vóór twaalven werd de vergadering gesloten. Heden is de Minister aan het woord. Dr. Kuyper was gisteren overdag niet tegenwoordig, 's avonds wel Vooral 's middags waren de tribunes overvol. In de laatste dagen behoorde onder dc luisteraars ook mr. Tideman. Do ÜDkscho bladen prijzen mr. Trool stra's rede, waarvan „De Tel." zegt: In een aandachtige Kamer heeft de hoer Troelstra in een forsche, klare, indrukwekkende en gematigde rede do houding van dr. Kuyper veroordeeld. Het was, in vele opzichten, een dreunende slag, die repliek van den scherpzinnigen jurist en talentvollcn spre ker. „De Nieuwe Courant": „Het gevoel van deernis, dat een oogenblik bij sommigen gerezen is, toen zij den ouden staatsman Donderdag zijn apologie hoorden lezen, is gewekon, toen Maandag daarna zijn poli tieke redevoering volgdo, „comme si rien n'était." Do houding, dio de partijen der rechterzijde ten aanzien van dr. Kuypor hebben trachten aan te nemen, is begrij pelijk; maar deze zelf maakt het haar bijna onmogelijk die tc bewaren. En althans zijn zij heden door de volkomen gerecht vaardigde volharding van den heer Troel stra in een bij uitstek moeilijke positie ge bracht waaruit eigenlijk alleen dr. Kuyper ze zou kunnen redden. Dit zal echter niet geschieden indien hij zich houdt aan zijn „laatste woord", of door „Do Standaard" zioh een zetel laat voorbereiden in den Raad van State. Maar „De Maasbode" zegt o. a. in baar Overzicht: De heer Troelstra nu heeft de Kuyper- zaak nog eens uitgesponnen en zich op nieuw aangesteld als ware hij de amoto- naar van het openbaar ministerie in een rechtsgeding contra dr. Kuyper. Juist in dit verband wilde vanmiddag de herinne ring maar niet van ons wijken, aan de houding die het blad van mr. Troelstra heeft aangenomen in zeker geruchtmakend reohtsgeding, dat van Dordreoht uit oen tournée maakt langs een kring van rechts colleges in den lande. Hoeft dat blad tr niet sommige ambtenaars van het O. M. een verwijt van gemaakt, dat ze bevoor oordeeld waren in het nadeel van den be schuldigde? Klont daarmee nu wel de hou ding van advocaat-generaal Troelstra tegenover dézen „beschuldigde" t Èn nu... wat heeft mr. Troelstra heden middag voor nieuwe gezichtspunten ge opondl Gèènof Alleen heeft hij op handige wijze de fei ten zóó gegroepeerd, dat hij er een uitleg ging aan kon geven in de door hem voor- gêS^ie richting 1 Maar is dio handige uit legging voldoende om op dien grond v»« de rechtscho groepen te eischen, dat zij hui uitgesproken oordeel zullen herroepen en hunnerzijds zullen vragen om een parle mentaire enquête? Waartoe blijkbaar de heer Troelstra hen aan het slot van zijn rede trachtte te nopen. Immers nëènWil de heer Troelstra zulk een enquête, dat hij er dan zelf om vrage. Hij noemt onlogisch „den sprong", dien men van rechts zou gemaakt hebben door aldus te oordeelen: ,,Nu do tegen dr. Kuy per ingebrachte heshuldiging niet bewezen is, geloof ik in zijn gegeven eerewoord." Doch wilt is duar onlogisoh in? Niet heb ben zij, die aldus oordeelen, den indruk go- maakt, dat zij dr. Kuyper's eerewoord stel den in de plaats van het onschuldbewijs. Integendeel: do beschuldigers hebben den indruk gemaakt, dat zij geen bewijzen we ten bij te brengen. Dat zij thans, nu hun zaak verloron is; nu hun onbewezen be schuldiging geen meerdere kracht meer kan worden bijgezet, do Kamer willen dwingen zólf in handen te nemen de taak om het nadere bewijs op te sporen. Maar het opsporen van bewijs is de taak van mr. Troelstra. Hij heeft nu achtereen volgens do rol vervuld van publieke aan klager en v.in reokber van instructie. Hij heeft die. taak blijkbaar in de laatste dagen voortgezet. Sohriftolijk beantwoorde vragen. God wongen winkelnering. Door don heer Drucker rijn betreffende oen onderzoek omtrent do gedwongen win kelnering, de volgendo vragen gedaan (ingezonden 29 November 1909): ls het waar, dat van regeeringswego een opzettelijk onderzoek wordt ingesteld naar den omvang en do vormen der gedwongen winkelnering? Zoo ja, wie zijn met dat on derzoek belast, on welko opdracht en be voegdheden zijn aan dezo personen gege ven? Op dio vragon is het volgendo antwoord ingekomen van do ministers van Juatitio on van Landbouw, Nijverheid en Hundcl (in. gezonden 23 November 1909:) De minister van Justitie betoogl, dat go bleken is, dat ondanks het bepaalde bij art. 1637s van het Burgerlijk Wetboek, do ge- dwongen winkelnering geenszins tot het ver* leden behoort. Eon onderzoek wordt noodzakolijk ge acht. Als gevolg daarvan i6 door den minister van Landbouw, H. en N., do hoer A. L\ Staalman, met ingang van 1 November j.L tijdelijk onder do bevelen van den diroo- teur-generaal van den arbeid, werkzaam go* Bteld. Aan deze opdracht kunnen door hem niet» de bevoegdlioilen worden ontleend, welke krachtons uitdrukkelijk wetsvoorschrift aan de ambtenaren der arbeidsinspectie toeko* men, noch ook andere bevoegdheden van bij. condoren aard. Hij heeft alleen feiten op te 6poren en dezo ter kennis van den diroc tour-generaal to brengen. D© duclznnk te '«-Gravenlinge. Het ia den minister van Justitie naar deze mededeelt in de Moiuorie van Ant woord nopens zijn bogrooting gebleken, dat de in het Voorloopig Verslag uitgespro ken en aan courantenverslagen ontJoendo grief omtrent do houding van het openbaar minisfcorio b(j do behandeling van do be kende duelzaak voor do arrondissements rechtbank te '8-Gravenhage, als geheel on gegrond moet worden beschouwd. Dat dr. betrokken ambtenaar een vergoelijkend oordeel over het duel zou hebben uitgespro ken is in geon enkel opzicht gebleken. Of schoon 't in beginsel niet op den weg der Re- geering kan liggen den inhoud van geno men requisitoiren aan controle te onder werpen, heeft do Minister evenwel, in ver band met de opmerkingen aan het odtes van den substituut-officier van justitie bij de rechtbank te 's-Gravenhage, gemeend dozen in do gelegonheid te moeten stellen in het kort zijn stanpunt ter zako uiteen te zot ten. Do daarop ^ontvangen inlichtingen toonen aan, dat het requisitoir begon het duel in zijn waar strafbaar karakter to ken schetsen; daarna werden bij de behande ling van do vraag of aan heide beklaagden dezelfde straf moest worden opgelegd, beschouwingen gewijd aan hot standpunt* dat ten aanzien van de aanneming der uit daging door den militair werd ingenomen en aan hot standpunt dat de niet-militair na het ondervondene tot do uitdaging leid de do slotsom was, dat ia het onderwcr- pclijko geval beide factoren na vergelij king de oplegging van een gelijke straf moesten ton gevolge hebben. Blijkens de op- gelegdo straffen, heeft do rechter de opvat ting dan ook gedeeld. Politiebeambten in herbergen. Naar aanleiding van de klacht door de Commissie van Rapporteurs uit de Tweed© Kamer betreffende Hoofdstuk V der Staats- bcgrooting voor 1910 geuit, dat politic-be ambten in ambtskleeding in do herbergen sterken drank gebruiken, heeft, naar het „Hbl." verneemt, de minister van Binneti- landsehe Zaken door tusschenkomst van de Commissarissen der Koningin in de provin ciën een schrijven aan de burgemeesters der onderscheidene gemeenten doen richten, waarin wordt betoogd, dat herbergbezoek door politiebeambten niet behoort plaats to hebben en dat hot c»p den weg van den bur gemeester lifft tegen dergelijk bevoek too scherp mogelijk to waken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 5