Dr. Kuyper's verdediging en de Pers.
Marktberichten.
„Het. Volk" merkt op, dat de groote ko-
to-odicvertooning, door dr. Kuyper in de Ka
mer opgevoerd volstrekt niet den indruk
heeft gemaakt, dien bij zioh er allicht van
had voorgesteld.
„Wij voor ons", vervolgt het blad, „moe^
ten den letterlijken tekst van dr. Kuyper's
voorgelezen en met de uiterste zorgvuldig
heid in elkaar gepaste verdedigingsrede af
wachten, alvorens haar nader te toetsen.
Slechts op een enkel feit zij hier nu reeds
do aandacht gevestigd. Het betreft do voor
genomen, maar niet tot uitvoering gekomen
decoratio van E- A. I/ekmann, des barons
broer. Wat dr. Kuyper hieromtrent gezegd
hoeft, raakt kant noch wal, dat is al mot
zekerheid uit de krantenverslagen op to ma
ken.
Op 30 Maart 1904 schrijft E. A. Lehmann
aan mcj. Westmeyer te hopen dat zij „met
haar enveloppe" good tehuis gekomen ia,
cn dat hij van den heer K(uypcr) reeds
antwoord van ontvangst (der enveloppe)
kreeg („paff over het prompte"), alsmede
aankondiging van een bezoek ten zijnent.
Op 6 Januari 1905 schrijft dr. Kuyper's
dochter in opdracht van haar vader aan
mej'. Wcstmeyer, dat E. A. Lehmann zich
„in nationalen zin verdienstelijk" kan ma
ken door een flinkon duit to geven voor een
Smyrnaaach hospitaal of Groenlandsche gra-
y-eo.
Maar thans deelt dr. Kuyper in de Ka
mer moe, dat op zijn verzoek ©en ander
minister E. A. Lehmann in 1905 op do
yoorloopige doooratie-lijst gezet heeft, niet
nis geldgever voor hospitaal of graven, maar
als,, „een Amsterdamsch koopman".
E. A. Lehmann heeft dus het geld voor
Smyrna of Groenland heelemaal niet ge
geven, zich ook verder volstrekt niet „in
nationalen zin verdienstelijk gemaakt" cn
wordt toch bij collega De Maroz Oyens
voor een decoratie aanbevolen, zondqr dat
men eenige andere aanleiding kan ontdek
ken, dan de „enveloppe" van Maart 1904.
Maar er is meer. i
Na de eerste onthullingen in „Het Volk"
antwoordt dr. Kuyper dd. 28 Juni 1909
in „De Standaard" in zake E. A. Leh
mann: „Dat de andere heer, van wien in
het interview gerept wordt, niet op de lijst
(van decoraties) kon geplaatst zijn, daar
H kabinet adt aftrad, uitteraard geen lijst ge
arresteerd heeft."
En thans moet dr. Kuyper in de Kamer
erkennen dat op zijn eigen vorzoek E. A.
Lelimann'a naam wel degelijk op de voor
loop] ge lijst van decoraties gezet is, op de
„voorloopige", niet op de „gearresteerde",
d, i. definitieve.
Na die erkenning staat vast, dat de lis
tig gekozen uitdrukkingen in dr. Kuyper's
schrijven van 28 Juni 1909 geen ander doel
konden ih/ebben, dan opzettelijk den lezer
omtrent de ware toedracht der feiten te
misleiden. Waarom, tenzij om iets onoir-
baars te verbergen?
En hoe kon een ochtendblad wees er
leeds op mej. Weatmeyer den heer Ti-
demail van die plaatsing van E. A. Leh
mann „als Amsterdamsdi koopman" op de
voorloop ge deooratieljjst mededeeiing doen
Hoe wist zij dat? Ook hier is weei de
„enveloppe" het eenig denkbaar verband.
Dit 'is genoeg, schrijft „Het Volk", om
te doen zien, dat dr. K. er niet alleen niet
in geslaagd is, zich „volkomen te zuive
ren", maar dat hfj zich weer verder heeft
vastgewerkt „in do draden van een weef
sel", dat hij zelf gesponnen heeft.
„Land en Volk" schrijft:
Zoo had dan dr. Kuyper z>ioh in het boete
kleed gehuld.
Men kon het hom aanzien bij zijn binnen
komen. Het was geheel toevallig, toen de
heer Troelstra bijna met zijn rede klaar
was.
Ih do opgezette mise-ou-scène paste, dat
hij het woord vroeg „voor een persoonlijk
feit/'
Aldus had hij de volgorde der ingeschre
ven sprekers kunnen verbroken. Daarin
paste het beroep, in de afgelezen druklet
ters gedaan op, „de mannen aan do over
zijde, op wier achting ik prijs steL" Zij
zouden volgon en, meende hij, tot zijn boete
bot zwijgen doen.
In do agitatie vergat do president, dat
het beroep op „het persoonlijk feit" over
bodig was: na den heer Troelstra was geen
6prcker ingeschreven, en dus de afgevaar
digde van Ommen vanzelf aan de beurt.
Het heeft niet mogen baten. Met een in
drukwekkende rede heeft de heer Druckor,
van zijn zeer hooge standpunt, m het licht
gosteld, dat de rede van dr. Auyper ma
ger was van inhoud en tot nieuwe twijfelin
gen had aanleiding gegeven.
Hij resumeerde de punten, die zijn over
gebleven
lo. dat een minister wenken gaf, hos men
voor geld een ridderorde kon verkrijgen.
Dit punt werd te gewichtiger, nu de afge
vaardigde van Ommen daarvan een stelsel
maakte op den grondslag der wet;
2o. dat een minister aanzienlijke giften
voor de kas zijner politieke partij aannam
van personen, hem nauwelijks bckendi de
een zoo juist op 's ministers voordracht ge
ridderd, do ander behoorende tot een an
dere partij;
3o. dat een minister over staatszaken in
onderhandeling was met personen, dio door
hun levenspositie daarto allerminst waren
aangewezen
Dr. Kuyper mogo nu zelf erkennen, dat
hij onvoorzichtig is geweest als minister,
goed. Maar dan toonde hij toch een gemis
van eigenschappen, dio een partijleider wel
licht missen kan zonder zijn succes te wa
gen, dooh voor een minister, een president
minister nog wel, onmisbaar zijn.
Met de rede van den heer Drucker is be
vestigd wat reeds een feit was: het effect
van het geheele Kuyper-drama ia dit, dat
hij als candidaat-minister onmogelijk is,
en zijn eereplaat9 van leider in ons staat
kundig leven heeft verlaten.
Voor don af scheidszang mogen zijn naaste
politieke vrienden zorgen.
„De Standaard" zegt in haar Kamer
overzicht
„Vóór dr. Kuyper sprak, bleek reeds,
dat de stemming bij Rechts hem gunstig
was. Hij werd met groote stilte ook door
Links aangehoord. Slecht nu en dan werd
een begin van een poging tot hoongelach
bemerkt.
Toen de spreker geëindigd had, weerklon
ken aan de Rechterzijde luid2 bravo'B. Tal
van leden in den antirevolutionnairen hoek
begaven zich naar dr Kuyper om hem har
telijk de hand te drukken.
Schoon het. voor dezen tijd, nog betrek
kelijk vroeg in den namiddag was, werd
de vergadering, daar niemand het woord
verlangde, onmiddellijk tot Vrijdagmorgen
verdaagd.
Daarna volgt de mededeeling, dat d© Ka-
nier in groepjes blijkbaar de situatie leven
dig besprak.
De Kamer-ovei zichts t*hi ijver van de Chr -
Ilist. „Nederlander" zegt uitvoeriger:
Het moment van den dag is gewecet de
iede van dr. Kuyper over wat in de sociaal
democratische pers als „de lintjoshandel" is
geëxploiteerd. De i ndpik, dien die rede heeft
gemaakt, was er allereerst een van verrassing
over het feit, dat dr. Kuyper sprak. Wat
in kleinen kring al sinds ecnige dagen bekend
was, in wat breeder rayon werd vermoed
l gefluisterd, is geschied: Dr- Kuyper hwft
liet maandenlang stilzwijgen verbroken, en
hij heeft gesproken op een wijze, dio
laat ons dit aanstonds zeggen naar onzo
meening aan „do zaak" eon einde heeft ge
maakt. Niot dat ©r misschien niet nog vra
gen te beantwoorden overblijven, niét dat do
pers van de linkerzijde al aanstonds hot
onderwerp, ©n een deel dier peers ook den
persoon van dr. Kuyper zou loslaten, even
min dat nu in de Kamer over dit onder
werp goen woord meer zal worden gezegd,
al dezo mogelijkheden en waarschijnlijk
heden blijven bestaan. Maar voor hen, die
géén .reden hebben om in den persoon van
dr. Kuyper ook do door hem voorgestane
beginselen te treffen, die, zoo zij in politiek
inzicht en wijze van optreden van hem ver
schillen mogen, toch in hem wenschen te
zien den mede-lijder en broeder in Christus,
voor hen ia de verklaring van dr. Kuyper
voldoende. Zij kunnen en mogen zich niet
voorstellen, dat een man als dr. Kuyper,
staande in een zoo ernstig oogenblik, dat
men over heel de beteekenia van zijn leven
en arbeid een oordeel zou kunnen slaan, en
dan gevende oen verklaring, gelijk hij gaf:
ik heb niets tegen mijn geweten gedaan,
daarmede iets anders dan do waarheid
zou hebben gezegd. En vraagt men dan of
dit geweten misschien niet luide genoeg
sprak om te waarschuwen tegen zoo zon
derlinge connecties als die dr- Kuyper heeft
gehad, en die door mr. Troelstra, niet on
verdiend werden gesignaleerd, dan is het
antwoord: dr. Kuyper heeft in dit opzicht
gedaan, wat hij, naar veler gevoelen reeds
veel eerder had moeten doen, hij heeft zich
het boetekleed niet geschaamd, cn do on
voorzichtigheid, het ontbreken van vroed
beleid bij do kennismaking met do veelbe
sproken dame, en met anderen wdlicht, rond
uit beleden.
De wapenen, die zijn tegenstanders daar
uit zouden kunnen smeden, worden hun door
deze belijdenis uit de hand geslagen, en zoo
hij nog verantwoording te geven heeft over
zijne, o. i. in vele opzichten aanvechtbare
stelling, dat men zich anti-revolutionair kan
laten heet on, enkel en alleen door oontri-
butio of donatie aan de partij-kas, dan is
het niet aan de Kamer of aan zijn poli
tieke tegenstanders, maar aan zijn partij-
genooten in en geren zin, van hem zoo noo
dig deze verantwoording te vorderen. Wij
gewaagden van vragen die nog te beant
woorden overblijven wellicht, het zijn vTa-
gen waarop het antwoord door dr. Kuyper
in do eenzaamheid kan worden gegeven. Nie
mand heeft kunnen aan toon en en het is
in mr. Troelstra to eereu dat hij daartoe
zelfs geen poging heeft willen doen dat
dr. Kuyper's moraliteit, van verschillende
zijden in beschouwingen over de zaak direct
of zijdelings in debat gebracht, op andere
wijze dan door do beleden onvoorzichtigheid
is geschaad. Ook is niet aangetoond dat
er voor het verband tusschen do decoratie-
Lehmann on de door hem gestorte gelden
een sterkere grond dan vermoedens bastond,
en op vermoedens veroordeelt men niet- Voor
al niet, indien do beschuldigde voor do re
denen der decoratie verschillende motieven
kan aanvoeren, gelijk dr. Kuyper deed, die
de decoratie volkomen verklaarbaar doen
achten. Enkel© tegenstrijdigheden tusschen
feiten en data eealcr- en dr- Kuyper's
„Standaard"-artikel anderzijds, zijn door dr.
Kuyper weggenomen op volkomen redelijke
grondenandere, die bleven, zijn van zocr
woinig beteekenis tegenover de hoofdzaak,
en daarin is, wat men ook van het debat
had verwacht, niets bewezen. Het was trou
wens zijnerzijds niet te veel verlangd dat
voor een zoo ernstige beschuldiging als die
van „lintjcshandel" door do beschuldigers
zelve bewijs zou worden geleverd, maar dit
bewijs is, zooals we zeiden, hoe voortref
felijk ook qua-betoog des heeren Troelstra's
redevoering mocht worden genoemd door
hem niet bijgebracht. Zegt men dat dit ook
niet kón, welnu, nog minder kon door dr.
Kuyper tegenbewijs, bewijs zijner onschuld
worden geleverd. In de plaats daarvan heeft
hij zijn „eerlijk woord" gesteld, cn de hem
als Christen bindende verklaring afgelegd
van niet in strijd mot zijn geweten to heb
ben gehandeld. Voor dezo verklaring hebben
wij den eerbied dien wij zouden verlangen»
indien zij door ons zelf werd afgelegd, en
na die verklaring is vorder zwijgen van dr.
Kuyper, dat men op grond zijner slotwoor
den verwachten kan, volkomen begrijpelijk.
Hiermede i8 voor ons „de zaak-Kuyper" dood
en als wij er verdor melding van maken
dan zal het enkel zijn omdat zij in den
gang van ons politiek leven een historisch
feit is geworden, dat daaruit nu eenmaal
niet meer kan worden verwijderd.
De Kameroverzicht-schrijver van ,,De
Tjjd" heeft den indruk gekregen, dat dr.
Kuypor, sprekende, zijn belagers en vijan-
deq^met forsch gebaar van zich afgeschud en
j liet vertrouwen van zijn volgelingen niet be-
I schaamd beeft.
Hij stond daar (dus), hij, de- groote ge
leerde, de machtige politieke leider, bet
genie, rouwmoedig de boetepij om zich been
halend. Wat- meet bet hem, den gevierde,
moeite gekost hebben, dei/i zelfbeschuldi
ging van onvoorzichtigheid te slaken, maar
ook, wanneer heeft ooit het vrijwillig aan
getrokken boetekleed den man ontsierd
„Ik ben onvoorzichtig geweest," maar
,,ik heb nooit in strijd met mijn geweten
gehandeld."
Wat zal, mooht het onverwachte gebeu
ren, de onpartijdige getuigen van hen, die
nu nog weigeren zullen, hun: „alles is ver
geven en vergeten" royaal uit te brengen?
Kuyper triumfeerde 1
Dies zijn wij verblijd I
„Het Centrum" schrijft in haar Kamer
overzicht:
En hij las, onder adomlooze stilte,
een raet zorg gesteld stuk voor, dat nie
mand zal het weerspreken een uitmunten
den indruk maakte. Het droeg een stempel
van fier zelfbewustzijn en culmineerde in
de verklaring, dat het boetekleed den man
niet'ontsiert, weshalve hij volmondig erken
de dat het hem wellicht heeft ontbroken
aan kloek beleid en de noodige voorzichtig
heid. Maar meer ook nietl „Lintjeshandel"
had hij nooit gedreven; die decoratie aan
R. Lehmann was volkomen gerechtvaardigd
verband tusschen die decoratie en het ver-
kiezingsgeld bestond absoluut niet, was
trouwens ook met geen enkel woord bewe
zen; en in strijd met zijn geweten heeft hij
in geen enkel opzioht gehandeld.
Gelijk gezegd, deze eindverklaring, waar
aan een met data gestaafd overzioht drr
„zaak" voorafging, maakte algemeen indruk
Meer nog dan door de bravo's en handdruk
ken, werd zulks geoonstateerd door bet
feit, dat de discussie plotseling uit was.
Hoewel mr. Troelstra, wijl 't immers een
persoonlijk feit gold, best weer 't woord bad
kunnon vragen, deed hij zolfs geen poging
daartoe.
In het Kameroverzicht van „Het Vader
land" komt het volgende voor:
Wanneer wij nu rustig terugdenken aan
al die feiten en argumenten, in het kort
bestek opeengestapeld, dan moeten wij met
volle overtuiging verklaren: dr. Kuypor
heeft met zijn feiten onze grieven versterkfci
met zijn argumenten zijn gedrag in deze
quaestie niet weten te verdedigen en in 't
algemeen van een bevreemdende, ergerlij
ke opvatting, van de beginselen bij decora
tie verleening voorop te stellen, doen blij
ken.
In het betoog, dat hot wegwijzen om een
decoratie te erlangeD een wettelijke basis
heeft, vindt de wig der critiek haar ruim
ste drijfspleet. De wetten schrijven voor
aldus de heer Kuyper dat decoraties
moeten worden verleend tot bevordering
vau goede daden, van burgerdeugd. En
wa.fc nu de wet bepaalt voor allen, dat kan
voor één persoon niet ernstig laakbaar zijn.
Met andere woorden: de wet wil allen tot
burgerdeugd aaösporen en dezelve beloo-
men met een Koninklijke onderscheiding,
indien nu een minister een bepaald persoon
tot goede daden aannet door een decoratie
daarvoor in uitricht te stellen, dan handelt
hij overeenkomstig en op den grondslag
van. de wet
Ziedaar wat tot verklaring van het be
roemde briefje van dr. Kuyper's dochter
over de wijze waarop de heer E A. Leh
mann rich „in nationalen rin" verdienste
lijk koD maken, werd aangevoerd. Ziedaar
dan tevens een staaltje van den betoogtrant
dier meesterlijke pleitrede.
De feiten worden grifweg eT mede er
kend. Stel al dat het argument er mee
door kon in juridischen zin, waar blijft dan
de ethische zijde der zaak? Mag een man
als de heer Kuyper zich op het standpunt
stellen, dat hij doet, alles doet, wat de
wet hem veroorlooft te doen, zonder zich
af te vragen of de oedclijkheid, waarvan de
Christelijke politiek zelfs het monopolie op-
eischt, zich daartegen verzet? Doch mede
in legalen zin faalt het argument te eenen-
male. Want de ethische zijde, die dr, Kuy
per miskent, stelt de wet voorop: niet de
sohij»*Jeugd wil zij beloonen, niet do ijdel-
heid, mits over geld beschikkend, een mid
del aan de ban 1 d^en om bevrediging te
erlangen, maar juist eeren de ware deugd
zaamheid, die aan het loon niet denkt.
Zulks geldt in het algemeen, hoeveel klem
mender geldt het tusschen Minister en mil-
lionnair
De heer E. A. Lehmann heeft dan ge
staan op een zeer voorloopige lijst van de
coraties. Hij is daarop te land gekomen,
doordien dra Kuyper een zijnor ambtgenoo-
ten heeft verzocht aan dezen tabakshande
laar te denken. Hij is er ook weer afge
raakt. Maar d&t feit, voorgevallen toen de
lieer E. A. Lehmann nog niets verdienste
lijks had verricht, en de Kamer
niet aangaande wijl deze zich niet
met de voornemens eens ministers
zou hebben te bemoeien ook niet,
vragen we, wanneer daaraan reeds begin
van uitvoering werd gogeven? dat feit...
was mejuffrouw Westraeyer, der decoratie-
commissionnaire bekend: zij immers heeft
het reeds lang geledon den heer Tideman
verteld.
Bij de bespreking van hot toucheoren dor
verkiezingsgelden heeft de heer Kuyper ge
streng gescheiden den minister van den par
ticulier, voorzitter malgré lui van het an-
tlrevolutionnair verkiezingscomité. Maar
hier, bij de pogingen tot onderscheiding
van den heer E. A. Lehmann schijnt dat
tastbare verBchil niet te rijn doorgevoerd;
alleen als Minister kon de beer
Kuyper mejuffrouw Westmeyer op de
hoogte brengen van hetgeen hem zelf slechte
als zoodanig bekend was.
De overzichtschrijver eindigt aldus:
Men behoeft den heer Kuyper 't persoon
lijk vertrouwen niet te ontzeggen, men be
hoeft rijn woorden van Donderdag niet in
twijfel te trekken, om te constateer en, dat,
bezien van constitutioneel en zedelijk stand-
j punt, da*. Kuyper's houding in de E. A.
I Lehuiann-zaak ook buiten de door hem
beleden onvoorzichtigheid niet dooT de
schreef kan, in hoogs mate laakbaar is.
Het „Utrechtsch Dagblad" zegt:
Dr. Kuyper's verweer kan reeds daarom
geen verweer heoten, omdat het in rijn
sterkst vcrweerend gedeelte volkomen naast
do beschuldiging staat en met deze niet oor-
reepondeetft.
Doch er is meer.
Ziet, een verklaring van Dr. Kuyper „ik
heb gefaald door onvoorzichtigheid" had in
druk kunnen maken in Juli, na de eerste
openbare beschuldiging. Was zij toen ge
komen, de zaak-Kuyper sou onmiddellijk
haar scherpen kant hebben verloren.
Maar thans is dit niet meer zoo. Thans
kan die erkentenis niet de kwestie buiten
verder debat stellen. Thans mist ze de
kloekheid, thans mist ze de moreele waar
de, nu er eerst is gepoogd met allerlei oir-
bare en niet oirbare middelen de kwestie t©
vertroebelen en te verminken.
Thans kan ze niet tot mildheid in het
oordeel stemmen, nu de beschuldigde eerst
poogde zich te verweren in een Standaard-
stukske dat onwaarheid stapelde op on
waarheid, nu alle mogelijke en ook haaat
alle onmogelijke middelen zijn betracht om
de zaak-Kuyper weg te doezelen on voor
de eigen kudde te verzwijgen.
Thans komt die erkentenis al te laat, nu I
er eerst is gewacht op een middel om het
debat to kunnen ontgaan, nu de besohuldig-
de de onhoffelijkheid (om geen sterker
woord te zeggen) had de aanklacht geheel
te negeeron en zelfs tot op het allerlaatste
oogenblik zijn trouwste volgelingen in het
onzekere liet of hij al dan niet verstek zo i
laten gaan.
Had de oud-minister korten tijd na de
eerste beschuldiging zijn „peccari" doen
hooron, waarlijk het boetekleed zou hem
dan minder hebben ontsierd dan thaos
Veeleer zou het dan een gevoel van eerbied
ook aan alle felste tegenstanders hebben
afgedwongen. Maar zijn erkentenis komt
nu maandenlang te Iaat.
Nu is ze niet de gulle schuld ver klaring
van een onvoorzichtig staatsman, die zich
feilbaar gevoelt en verklaart. Nu is ze let
terlijk afgedwongen met het mes op
de keel. En het ware te veel gevergd aan
een dergelijke afgedwongen erkentenis ze
delijke waarde toe te kennen.
De Kuyper-zaak is met deze Kuyper-ver-
klaring niet uit. Ook niet omdat de gege
ven inlichtingen omtrent de beraamde de
coratio aan A. E. Lehman, aan wien de
minister een rechtstreekschen weg immers
wees om zioh „verdienstelijk" te maken,
een niot minder bedenkelijk feit dan de do-
oo ra tie von R. Lehmann openbaren.
„De Nieuwe Oourant" schrijft:
Dr. Kuyper ontkent elk verband (tus
schen giften van R. Lehmann voor do anti-
re v. partijkas en diens decoratie) „op
zijn eerlijk woord voor zoover hem zelf
betreft". Zulk verband is inderdaad nooit
aangetoond; wij hebben dafc vroeger al ge
schreven en hoorden dr. Kuyper zioh heden
op die uitspraak beroepen. Deze vaststel
ling kan eohter enkel dienen om hem te
dezer zake tegen allo reohts -ervolging te
vrijwaren. Bewijs I zoo roept hij rijn tegen
standers toe. Gij kunt het niet! En daarin
heeft hij gelijk. Van het verband valt niets
te bewijzen. Zelfs niet, indien het tot nog
toe nimmer gelooahende verhaal van Ma-
thildo Westmeyer waarheid bevat dat de
heer Lehmann, na haar aanzoek om een de
coratie voor hem in Januari 1902, „op ad
vies van den heer Kuyper, in Den Haag een
werkkring gezocht en zioh voor het oog der
wereld een tijdlang kalm gedragen" heeft.
Ja zelfs niet indien zulk verband tusschen
haar en dr. Kuyper „herhaaldelijk" (zijner
zijde in ont kermenden zin) ter sprake is ge
komen.
Dr. Kuyper kwam hierop heden terug:
het was zei de hij noodig dit uitdruk
kelijk te beduiden aan „een niet altijd lo
gisch redeneerendo vrouw." Hier eohter
bleef een vraag onbeantwoord. Indien alles
tusschen den heer Lehmann en Kuyper
rechtstreeks is verloopen gelijk dezo heden
verhaalde, wat heeft clan mej. Westmeyer,
nadat haar eerste aanzoek in Januari 1902
„terstond was afgesneden," nog verder met
de Lohmann-decoratie of met de Lehmann-
verkiezings-gelden te maken gehad? Wan
neer en waarom was het noodig aan deze
juffrouw „herhaaldelijk en zulks met na
druk" (brief van 28 Juni) te verklaren dat
tusschen de gelden dio zij brengen kwam -*■
en die dan niet de gelden van Lehmann
waren, immers deze zond bij aangeteeken-
den brief, direct en „bovenbedoelde
decoratie" „al zulk verband rechtstreeks
was uitgesloten, hetgeen beaamd werd'"
Hier blijft een duister punt En ook de
relatie van E. A. Lehmann, „paff over
't prompte," met den minister die hem aan
een rijner collega's voor een decoratie in
1905 aanbeval, is allerminst opgehelderd.
Maar, nog eens, het verband is niet aange
toond en de heer Troelstra had het even
tevoren gezegd, zekerheid daaromtrent
zou bezwaarlijk ooit te verkrijgen rijn.
En is hiermede de zaak dus uit de we
reld en herneemt Dr. Kuyper zijn hooge
plaats in ons politieko leven.
Allerminst. Want voor velen, waaronder
vij, is het onbewijsbaar verband nooit het
hoofdpunt van aanklacht geweest. Wat de
geruchtmakende onhullingen van mr. Tide
man in het volle lioht hebben gesteld, dat
is: in de eerste plaats, dat Dr. Kuyper a 1 s
minister meer dan drie jaren lang de
man Sis gebleven die gelden ontving en geld
inzamelingen bevorderde ton behoeve van
een partij, geld waaromtrent niet werd ge
vraagd waar het vandaan kwamin de
tweede plaats, dat hij met een persoon als
Mathilde Weetmeyer, zonder „de noodige
voorziohtigheid" betrekkingen onderhield
\&n zeer delicaten aard; in de derde plaats,
dat „ordelievende" heeren gelijk het broe
derpaar Lehmann minstgenomen van nem
den weg konden vernemen waarlangs rif
zioh ministers voorspraak ter verwerving
van de vurig begeerde koninklijke onclarr
scheiding konden verzekeren. Al deze griet'
ven rijn te ernstiger tegen een man, die irt
geschrift en woord de hoogste eischen van
zedelijkheid placht te stellen aan het open
bare leven en aan zijn politieke tegenstan
ders, en ze blijven na de verdediging vjui
dezen middag. Men leze mr. Troelstra's vlij
mende rede, gescherpt met citaten uit „Ofls
Program"er komt na Dr. Kuyper's
nader verweer niet veol van te vervallen..
Wat jammerlijke tegonverping in deaa
mond van dezen man, die met zijn God nief
in de binnenkamer alockts, maar overal,)
in hot openhaar en onder aller oog, wil
verkeeren: dat gescheiden moet blijven wat
de minister n wat de particulier Kuypct
deedNeen, minder dan van wien ook in
het land, onttrekt rich t ij n drijven en
doen en nog wel tijdens zijn ambtsbeklee-
ding en zeker niet zonder „verband" met
zijn publieke funotie a.iii het openbaar
oordeel.
Daarom is de consciëntie vraag die dr.
Kuyper ten slotte aan zijn tegenstanders
deed of zij enkel voor de eere van het land
opkwamen of hèm ook persoonlijk wilden
treffen, niet moeilijk te beantwoorden. Bei
de zoo luidt het bescheid. Het was, naar
hun overtuiging, een landsbelang van den
eersten rang, op het oogenblik waarop de
man, die óók in rijn relatie» met verkie-
zings-kassiersters en tot mannen van rechts
bekeerde millionnairs een verderfelijk stel
sel verpersoonlijkt, de hand opnieuw naar
het gezag uitstak to zorgen, dat dié
greep eens en voorgoed falen zou
»>He „Nieuwe Arniberosche Coara-nf*
schrijft in haar Kameroverzicht o.a.
(Dr. Kuyper) had met het slot de er
kenning van zijn „schuld door onvoorzich
tigheid" moeten beginnen in plaa ts van er
mee to eindigen. Toen werd er, van ver
schillende kanten, bravo" geroep in. Eu
niemand zal den heer Kuyper bev.riston»
dafc „het boetekleed den man niet oniaierfc"..
Integendeel, doch die nederige erkenning
(welke dr. K. dus wèl moeite hebben go-
kost; den trots van zijn gemoed wèl moet
hebben gekweld) had eerder kunnen be
hoor en te volgen.
Wat aan dit „peocavi" voorafging, gaf
hier en daar, zeker, eenige ophelde
ring, doch bleef voor ieder onpartijdig an
eeTÜjk hart beslist onbevredigend.
En later
Dat (dr. Kuyper) in de gansche zaak
nooit of te nimmer „met zijn beginsel in
strijd is gekomen," ziedaar een verkla
ring waar veel over te zeggen zou zijn.
Intusschen, nadat de oud-premier vari
1901 zioh vrijwillig en eigenhandig hot
boetekleed om de schouders heeft gewor
pen, is het plicht van „paganisten" zoowel
als van anderen om over de onverkwikke
lijke affaire een andero mantel, die des
„liefde" te spreiden.
De heer Kuyper heeft het een en onder,
opgehelderd. De „moreele" bezwaren na
tuurlijk niet kunnon wegnemen, ondanks
een handige apologie voor een nu eenmaal
niet schoon-te-praten zaak.
Daarmee kan althans deze questie wor
den opgeborgen...
Leeuwarden, 19 Nov. Ter veemarkt waren
aangevoerd 104 s'ieren fib s 255,28 ossen f 175 a
190, 212 vette koeien f 140 s 200, per j kilo 7 a 32
o., 1247 melk- en kalfkoeien 1-10 s 250, 71 pinken
45 a 75, 101 vette kalveren 18 a 45, per 4 kilo 35
a 44 o., 1012 graskalveren 40 a (30 61 nuchtere dito
7 a 12, 950 votte schapen f 21 a 23, ..81 weide
schcipen/' 14 a 18,1372 lammeren f 17 a 20.302 vette
varkens f 80 a 90 per kilo 22 a .5 c-, 171 magere
varkens 40 a 50, t>58 vette biggen f 20 a 80, idem
voor de Londen che markt per 4 kilo zl a 24 c., 387
kleine biggen fh a 7, -i3 paarden ƒ100 a 250.
Totual aangevoerd 7000 stuks vee.
Over het geheel was de handel in rnndvee
behoorlijk goed. In landkalveien viel de handel
tegen. Handel in wol vee door grooten aanvoer k-dra.
Va kens voor uitvoer gewild. Voor Frank (jk en
voor Italiö werd weinig verkocht, het meeste ging
aan den binnenlandscben bundel.
Zwolle, 19 Nov. Aangevoerd ter Veemarkt 2345
stuks als: 1223 randoren,85 kalveren.269schapen
en lammeren, 39 varkens en 729 biggen. Handel
iets beter. Men besteedde voor neurende en versch
gekalfde koeren f 10» a 260, djto vaarzen en
schotten f 95 a '200, gustekoeLn voor de vetweide
75 a 185, dito vaarzen ƒ60 a 165, voorjaare-
alvende koeien ƒ80 a 180, oasen voor de vet-
weide ƒ75 a 175, 14-jarige spriogstieren ƒ60 a
155. l!-j»rige Pinken 40 a 145, arige fok kal veren
ƒ20 a 60, nuchtere kalveren fl a la, vette kooron
en ossen aan bouten 48 a 64 o., dito stieren 46 a
60 c., dito kalveren 56 a 8J o., dito schapen 40 a
60 c. per kilo lammoien .ƒ8 a 19, 6 weekscho
biggen /"6 a 9, 10-weeksche dito ƒ10 a 18, draoh-
tige varkens '40 a 65, magere dito 35 a 48 per
stuk; vette dito 48 a 49 o., dito voor Londen 45
a 46 c. per kilo.
Aardappelen ƒ2.50 a 8.59 per H.L.
Boter. Aanvoer 5190 K G., prjja ƒ1.30 a 1.45 per
kilo, per '/s vat van 20 kilo, prion 28.50 a "29.50,
afwijkende ƒ27 50 a2S 2de soort f'27 a27.50;per
vat van 10 kilo ƒ13.75 8 14 75 naar qual.
Kipeieren f 6.50 a per 160 stuks.
Lenumirdon, 19 Nov. Uottr. Boereuboter. Aan
voer 6/4, 2 8 en 1/10 v. Prijs 131 e sooit 664F boter.
Aan oer 43 3, 41 '6 en 2/11 v. Prii« 68 a 68è.
Noteenng van deComm. lstequal.Fabrieksb. 6«4.
No'earing van de Commissie der Ver. vao Boter
en Kassbaodalaren in Frieslaud 1ste soort Fabrieka-
boter t 69. Nagelkaas Boereukuas. Aanvoer
KG. Priie f 61 a Fabriekskaai Aanroer 18.1C3
KG. Prijs ƒ21.60 a ƒ41.—. Handel vlug.
Alkinanr. 19 Nov. Kaas. Aangevoerd 276 stapels,
wegende 160,000 KG. Kleine ƒ30.60. Commissie
ƒ30—. Middelbare /32.—Handel vlug.
Melbourne, 18 Nov. Wol. Dereilin en hebben
deze week een zeer geanime rd verloop gehad en
de prüien heb en een g-voelige rijzing ondergaan.
Alle landen hebben tiinke aankoopen d en uit-
voe en, behalve Duitscbland. da- zioh vrij g reser-
veerd houdt He werkstaking die ook hier i9 uitge-
bi okeo, is voor den handel en v .or de vei zendingen
een ernstige belerame iug.
Men raamt dat tot heden ongoveor 5 van de
hoeveelheden die in Australië onder den hamer
zullen komen, reeds verkocht zijn.
Rio-Grando, 18 Nov. Wol. L»o schering heeft
een vrij geregsld vei loop. I>e oude voorraad wol
is opgeruimd, maar er worden binnonk rt belang
rijke aanvoeren verwacht. Daardoor ciju do zaken
kalin en de koopers hebben een aiwscbteode
houding Bangeuomen. Voor zoover men t..t nu toe
kan oordeelen, scbijnt de productie in kwaliteit
ongeveer geljjk te zjjn aan die van de vorige
schering.