VOOR DE JEUGD
- IEIDSCH DAGBIAD -
Goede oplossingen ontvangen van:
Hoe bijen en mieren eikaar
begrijpen.
De Fransche geleerde Gastotn Boumer
beeft interessante medcdeelingen gedaan
t>ver prooven met bijen en mieren, die aan-
toonen hoe deze insecten met behulp van
(de voelers elkaar kunnen begrijpen. Bou-
tner vertelt v..n een bijenkoningin, die in
leen klein kastje van metalen vlechtwerk
Verd opgesloten, waarvan de maren te nauw
itaaren om een bij doorgang te verschaffen.
(Men bracht de kleine gevangenis dan in de
bijenkorf terug, waaruit de k ningin stam
de, en zet' de gel eele tijenkolonie in het
(duister. Slechts van tijd tot tijd opendo
toicn een kijkgat, v. 1 te bekijken wat bin-
ïion in de korf gebeurde. Gedurende korten
tijd schenen do bijen de gpvangenscliap van
de koriingin ni"4 te bemerken. Plotseling
echter werd tegelijkertijd een groot aantal
werkbijen daarmee bekend gemaakt. Men
rag hoe ze haar voeicis door het metalen
netwerk staken, d* koningin kwam nader
bij, kruiste Vaar voelers met die van do
werkbijen en het was als begon er een ge
sprek tussc-b hen. Toen werden vruchte-
looze pogingen in het werk gesteld om de
koningin te bevrijden. Na een poos gaven
de bijen, •ohijnbaar berustend, dit werk op,
men eenige werkbijen weer naderbij ko
men en met hun tong v ^eel op de tong
der koningin leggen.
Evenzoo verliepen de proeven met de
mieren. Wanneer een mier een kameraad
aoekt, om haar L-hulpcaara te zijn bij het
overbrengen n een zwaren last dan gaat
er altijd een gesprek v raf: de eene mier
nadert de andere raakt met de voelers die
van de kameraad en tracht haar schijnbaar
over te halen, waarop die tweede haar dan
spoedig volgt. Nog merkwaardiger is het
feit, dat zoowel in de bijenkorven als in de
nuorenhoopen, soms een plotselinge ver
standhouding schijnt te zijn, zonder dat er
voelers bij pas komen, en die de geheele
kolonie in de hoogste opwinding en tot
koortsachtige werkzaamheid brengt..
Er schijnt een aIarmto<-v*»n te zijn, dat
rich mot de gr« .ite snelheid, door de gs-
heele kolonie voortplant; op welk"» wijze
dit geschiedt, is evenwel nog niet ver
klaard.
Oplossingen der Raadsels.
Sumatra.
IL
De pot verwijt den ketel, dat hij zwart ziet.
HL
Maandroos.
IV.
Kaaa-haas-maas-vaas-gaaB.
V.
Wassenaar.
Jo Breed veld; Leentje en Izak Biere;
MJan Steen"; Ada Vlasveld; „Roodkapje";
Geertruida den Hertog; „Piet Hem";
„Dooru roosje"; P. J. Frank; „Ruite-
vrouw"; „Vorgeet-mij-niet"L. Ginjaar;
Neeltjo en Marie Kuivenhoven; C. L. (Jhris-
tioansoJ. Maasaar; Cato Hossel bachM-
P. J. Kallenberg, „Konijntje"; „Fancy";
„Silvia"; Marie Oudshoorn; D. Chrispijn:
Helena Kriiger; „Vera"; Antoon, Gerard
en Betsie Righart van Gelder; S. Kallen
berg; Pieter en Cathariena Schaft; Lena
en Willem v. d. Reyden; „Pioenroos"; Jo en
Fredorik Mugge; Willem Broers; „De
Ruyter" A. Gadri; Catcf en Agnes Jansen;
„Omikron"; Th. on N. v. d. Burgh; „De
twee Kersen"; A. de l'Ecluse; David
Oudshoorn; \V. en M. Menken; Annie Pom-
meo Pieter J asperse; Johanna van Eg-
mond; Karei Halbmeyer; Christiaao
P&auw; „Zandoogjo"; ,,Kruid-je-roer-me-
niet"Hendrik Kriek; Golida de Koning:
Jaooba Eggink; ,.Henny"Piet de Gunst:
Margarotha en Nioolina Snntj H. Libot;
„Aronskelk"; „Rosa Fluweeltje"; an
k jnA icnLeendert Links; „Theeroos";
Adriaan en Jo-an WempcSandnna Krü-
ger; „Tromp"; „Sprinkhaantje"; Jaooba
Planji'; Jo a Kwak; Hendrik de Nie; Ba
rend de Wi'Abraham van ndsmalenMar-
gareru-. v. Meygaarden; „De twee gobroe-
''ei J'; W. L. Versohragen; Oato Vallent-
go>d; „Roodborstje" Jan Roelants; „Koe-
korV'; J. M. de Koning Jr.; „Tweelingen";
Jan en Willem Stokhuyzen; G. en J. de
Pree; „De twee Vinkjes"; Leo v. d. Berg;
Geertruida Bestelink; Jacob Bedier; Jo
hanna Bestelink; Hendrik van Ree; Joh.
v Hooidonk, Maria van Hooidonk; Jan
Versluys; O. van Alphen; Jacob Bink; C. L.
Janssen; „Emma"; Johannes Boon; P. J.
v. Vocrd; Pieter Zwaan; „Goudfazant"l
Mina Meershoek; Mina Hüter; „Klaproos";
cc Leiden.
,,'t Slagenjft", te Bodegraven.
C. G. de Vries, Antje en Dirk van Nieuw
koop, Jo Loogmon, Lena den Elzen, Maart-
je en Mario Roos, W. en J. v. d. Veer, Ja-
oob Bol, te Haarl emmermeer.
„De twee blauwoogjes", „Delphinium",
te Hazerswoude.
C. L. Doe8wijk, Trijntje en Jaantje
Spaargaren, G. C. Los, Dirk van Nieuw
koop, G. van Nieuwkoop, C. 0. Zwetsloot,
P. van Nieuwkoop, Pieter Schuilenburg,
C. en F. Leyen, te K a a g.
Hondrik van Beelen, te E t w ijk.
„De twee fazanten", te L i s s e.
Jan en Cor de Groot, Jaoob Stark, Cor
nelia Horsman, te Leiderdorp.
„Klein maar Dapper", Theodora Rijs-
dara, „De twee Dapperen", te Oegst-
geest.
Maria van Paridon, te Valkenburg.
M en R. de Ruyter, te Voorsch o-^
ten.
C. 0. van Nieuwkoop, te Warmen i
D. Munnik, Fred, de Jong, Aartje Par-
levliet, te Zoeterwoude.
Hondrik Binnendijk, te Wassenaar.
Prijzen vielen ten deel aan Corrie Ho-
zee, te Leiden, Aartje Parlevliet, te Zoe
terwoude.
Correspondentie.
Mina Huter. Arm kindje, ben je
weer zoo ziek geweest? Het speet me zulks
uit je briefje te moeten vernemen. Natuur
lijk mag je met ons meedoen, zoo dikwijls
je daar lust in hebt, doch je moet er voor
zorgen je niet te veel in te spannen.
Ik wensoh je van harte beterschap.
„Sneeuwwitj e". Gaarne zal ik
je verzoek den heer uitgever overbrengen,
want het plaatsen van illustraties in ons
blaadje, vind ik eveneens heel aardig, doch
het is niet afhankelijk van mijn wil.
„J a s m ij n." Je ingenomenheid met
het gewonnen prijsje, heb ik met genoegen
vernomen, het b-.doelde boekwerk herinner
ik mij zeer goed en vind het eveneens béól
mooi.
„E m ra a". Ja meisje, Ik vind St.-Nioolaaa
ook een aardig feest, doch voor het maken
van surprises heb ik heusch geen tijd, dat
laat ik maar aan de jeugd over.
Willy en OatoVink. Ja meis
jes, op een feuilleton kunnen jullie in het
vervolg rekenen, want ik heb ondervonden,
dat de meeste kinderen er bijzonder op ge
steld zijn. In welke maand of ik jarig ben?
Nu, dat heeft nog tijd, in dit jaar niet meer.
„Roodborstje." In dank ontving
ik jo mooie prentkaart benevens nieuwe
raadsels, waarvan ik een goed gebruik
hoop te kunnen maken.
Oato Vallentgoed. Het doet
me pleixier, dat het boek zoozeer in je
smaak vielprettig voor je, dat je in de
gelegenheid bent dikwijls mooie boeken in
bruikleen te krijgen.
„T h e e r o o s." I kvind het heel prao-
tL b vaa je, om zelf winterhandsohoenen te
b»eien. Als men iet maakt moet men er
zioveel mogelijk op uit ïijn iets te maken
dat practisch nut heeft, dan is de tijd, dien
men er aan besteedde ook goed gebruikt.
Ik vind het altijd jammer, als ik zie boe-
veal jonge meisjes haar tijd verknoeien met
het maken van allerlei prullen, die tot niets
nut zijn.
„Aronskelk." Mijn meisje, laat je
vriendelijk danken voor het mooie plaatje.
„H e n n y". Jammer voor je, dat je
moeite aan het briefje besteed, de vorige
week ergeefsc'i was. Nu kwam het echter
tijdig in mijn bezit.
Golida de Koning. Ik kan het
heusch niet helpen, als je naam niet op de
lijst vermeld ctLat, want dat komt doordat
de briefjes óf te laat in mijn bezit komen,
óf niet onderteekend zijn.
„D e t w e e kersen." Tk neem je
volstrekt niet kwalijk, als je doir het v le
huisweik soms verhinderd bent mij de op
lossingen enz. toe te zenden Je moogt het
doen, wanneer je kunt en wilt. Het spreekt
vanzelf, dat de kinderen meer ech olwerk
moeten maken naar gelang zo ouuer wer
den.
„V era" Neen meisje, je vreugde over
don komenden winter deel ik n et, want ik
vind het allesbehalve prettig, als ik denk
hoeveel arme kindertjes dan weer kou en
gebrek zillcn lijden. Er wordt wH:swa-vr
héél véél gedaan, maar toch altijd nog to
weinig.
,,D oornro osj e". Tk neem je vol
strekt niet kwalijk, dat je van de vijf op
gegeven raadsels er eens één ni t vinden
kunt, daarvoor zijn het raadsels.
„R o o d k a p j e". Om je schr'ft te kun
nen beoordeelen, zou ik eerst moeten we
ten, hoe oud je bent.
„Jan Stee n". Het spijt me, dat je
maar zoo weinig plaatjes ontving Als je
echter dubbele hebt, kan je die als drukwerk
aan de firma Verkade Zaandam zerden
en dan per briefkaart opgeven welke
plaatjes je in ruil wilt ontvangen. Je kunt
echter alleen winterplaatjes t< gen wi ter
plaatjes geruild krijgen; missohien kan je
ool^ nog herfstplaatjes bekomen tegen w n-
terplaatjes doch zomer of herfstplaatjes
behoef je niet in te zenden. Dank voor je
mooie kaart
„H et witte uifj e". Neen bes
te kind, ik heb er volstrekt geen bezwaar
tegen, dat je broertje met ons mee gaat
doen. Hoe meer kinderen er meedoen, hoe
liever het mij is.
,.D e 1 p h i n i u m". Het is o zoo moei
lijk, het elk kind naar den zin te maken,
want d een houdt van groote de ander
van kleine verhalen.
Daarom breng ik zooveel mogelijk afwis
seling in den inhoud van ons blaadje.
JancnCorde Groot. Tk kAn je
ODmogclijk zeggen, of je raadsels èl of
niet geschikt zijn, dat zou me to veel tijd
kosten, je moet het dus maar afwachten
cn intusschen nieuwe bijdragen inzenden.
„V i o o 1 t j e." Ik vind je plannetje
lief bedacht en vertrouw, dat je er veel
pleizier van zult hebben. Als elk meisje uit
je klas haar best. wil doen om een steentje
bij tc draden zullen jullie de voldoening
smaken, du moeder van een talrijk gezin
een gel ':igen It.-Nicolaasavond bezorgd
te hebben. Vriendeliike groetjes.
MARIE VAN AMSTEL.
Onderlinge Correspondentie.
0. L. Janssen, Kloksteeg 17, sou gaarne
7 verschillende H.-0.-speelgoed-beestjes
ontvangen.
No. 15258,
Woensdag* 17 November.
Anno 190%?.
i:iiiii;ii|iitiiUiüiiiiiiiiiic>sIr/>i
6>=<D
T
BLIJMOEDIGHEID.
Er zijn van dio zonnige, opgeruimde natu
ren, cue steeds vrooiijK door üet leven gaan.
de zaken met al te zwaar opnemen en aan
ieder de gewaarwording van een vroolyaen
lichtstraal geven. En volstrekt niet aitijd
zijn dit de njkun, de gezonden. Een pleeg
zuster zei nuj eens: Hoeveel zieke, arme
menschen zijn er met, die in een bedompt
kamertjo, jaar lq, jaar uit in hun bed lig
gen en tooti n\/g vrooiijk en opgewekt en eoo
zonnetje ra anuero levens ziju. En ook ver
telde zij nuj eens van een moi6je van een
jaar of vijftien die een ongeneeslijke heuD-
uekte bad, maar toch zoo'n lief, geduldig,"
opgewekt sohepseltje was, dat men telkens
onwiljekeurrag dacht, aJs men haar weer
ontmoet had hoeveel toch een gezond mens ca
van een zieke kan leeren. En is dat eigenlijk
met een beschamende vermaning voor velen
onder ons zooveel rijker bedeelden? Ik weet
wel; bij velen, die do blijmoedigheid met
eoo van nature eigen 'o, zal ze ook niet zon
der innerlijken zelfstrijd worden veroverd:
;maar voor het grootste deel ligt het geheim
daarin, dat we de kleinere, gewone genoe
gens weten te waardeeren en niet voortdu
rend haken naar het onbereikbare. Dat we
'ons niet door allerlei muizenissen uit ons
humeur laten brengen, waardoor we, zooalm
we eon vongen keer zagen, ons eigen le
ven en dat van anderen gestadig vergallen.
Het blijmoedige gemoed laat zioh niet door
een weinig tegenspoed en verdriet of door
dagelijks terugkeerende kleine ergernissen
uit het veld Blaan. Zij, die kloek hun taak
op hun schouders nemen, en zien inspannen,
om te doen, wat hun hand vindt om te
doen, hebben ook geon tijd, om zich te er
geren over allerlei kleinigheden. De ware
blijmoedige stemming zullen wij alleon ken
nen, als we hebben geleerd, vergenoegd te
zijn, met wat wij hebben en niet te treuren
over hetgeen wij niet bezitten, als wc leven
in dankbare erkenning van al het goede, dat
ons toch ook nog geschonken ia.
De onwetendheid van een
kleinen Koning.
Toen Lodewijk XI van Frankrijk in 1483
stierf, kon zijn zoon, kroonprins Karei nog
niet lezen. Men zei, dat hij wat zwak \an
hoofd was, maar de voornaamste reden lag
'm daarin, dat hij hoogmoedig was Volgens
lijn meenrag daalde hij door dat les krijgra
en zioh een taak laten opgeven, beneden den
rang van dengeen, die hem onderricht gat
Toen hij nu tot koning was uitgeroepen
onder den naam van Karei XII was zijn
eerste daad, om te verzoeken, dat men hem
eiken dag één uur alleen zou laten wande
len. Ofschoon hij bij die wandeling altijd
heel dicht in den omtrek van het konink
lijk paleis bleef, bleven er altijd twee la
keien, wel op eenigen afstand, maar toch
alfcijtf dicht in de nabijheid. Op een goeden
dag tag de koning bij zoo'n gelegenheid
een man aan den kant van den weg zitten,
die aan zijn kloeding te oordeclen, in een
kloostor thuisbehoordo. Hij bestudeerde
steeds met den grootsten aandacht twee
boeken, die hij bij zich had en was daar zelfs
zóó in verdiept, dat iuj niet eens had ge
hoord, hoe er iemand naderbij was gekomen
en dus stilletjes doorging met zijn bezig
heid. Eenige nunutcn verliepen zóó, de man
verroerde zich mot en de koning, die eindo-
lijk ongeduldig werd, tikte hem even op den
schouder en zei: „Zlo je niet, dat ik hier
ben?" De andere kwam even aan zyn hoed
en ging toen weer door. „Weet je wei,
vriendje, dat men mij gewoonlijk anders
groet?" „Ja, de menschen uit den omtrei,
heer, die u kunnen, maar ik kom van verro
en als ik wist, wie gij zijt...." „Nu, g »ed
dan; zeg mij eerst maar eens, wat kom jo
hier doen? Heb je een boodschap voor 'iet
paleis." „Ja, neer cn nu ben ik coo bang,
dat ik eon erge domheid bega, als ik vóór
den koning kom, en er is mij toch juibt héél
veel aan gulegen, om mijn zending goed te
volbrengen." „Nu, wat zou bet je bolefc-
ten?" „Ja, daar zit 'm nu juist de moeilijk
heid: ik heb twee boeken meegekregen één
voor den koning en één voor een anderen
hoogen heer, en als ik nu maar lezen kon
want ik zou gewoon verloren zijn, als ik het
verkeerde gaf aan den koning„Zoo,
zoo," sprak Karei, „nu dan begrijp ik, hoe
je er mee inzit, en bij zichzelf dacht hij:
„Ik wou, dat ik maar lezen kon, dan zou
ik net dat andere willen hebben." „Maar
de abt, die jo met dio beide deelen heeft
gezonden, zal je toch wel eenig onderschei-
dingsteeken hebben opgenoemd." „Ja; dat
wat ik aan den koning moest brengen, droeg
op hot titelblad den aanhef: „Wij, door de
gratie God's abt van... Maar voor mij zija
die letters alle precies hetzelfde, in beide
boeken." „Maar dat andere dan, aan wien
moest je dat brengen?" „Aan Mijnheer den
President van hot Parlement van Parijs.
Die zou er zeker heel wat voor geven, en
een groot deel daarvan zou ik dan mogen
houden, om er mijn boete mee te betalen. U
ziet dus, dat ik er wel gTOot belang bij heb,
om de boeken uit elkaar te kennen... Maar,"
liet hij even daarop volgen, „misschien zou
Uodele wol zoo goed willen zijn, mijn even
uit de verlegenheid te redden; ik mag na
tuurlijk niet veronderstellen, dat u even on
wetend is, als ik." En t riijkertijd hield hij
beide boeken, open voor den koning. Die
bloosde hevig terwijl hij er zich over boog
en moest een middeltje bedenken, om zich
uit do verlegenheid te redden. Maar mees
terlijk wist hij zijn waardigheid op te hou
den, want na eenige seconden sprak hij fier:
„Ik hoef je volstrekt niet te zeggen, wat ik
daar nu gezien heb op die bladzijden; maar
voor dat je jo bij bij den koning presenteert,
mag je wel zorgen, dat je kunt lezen, wont
hot is toch te gek, dat je zelf niet eens zoudt
kunnen beoordeelen, of je good je boo ls.-hap
hobt godaan."
„Ik zou ook niets liever wenschen," ant
woordde de man, „maar ik vrees dal ik al
te oud beD om te Jeeren en dat het te
lang zou duren, eer ik ra staat zou zijn
vlot te lezen in een bock. Bovendien heb ik
niet genoeg geld, om die lessen te betalen,
want myn reispenningen zijn al haast ver
teerd en ik moet toch terug ook." Die c-
denen waren olie zeer geldig, maar de ko
ning had het zich nu eenmaal ra het hoofd
gosteld en wilde het nu ook niet weer opgo-
ven. „Nu, bestl" sprak hij. „Les en ver
blijfkosten zullen ,jo vergoed worden. Meld
je maar eens aan, daar by meester ümi«
tbierdie woont daarginds naast de kern cn
zeg dien dan maar, dat je komt van Karei*
dat dio je gestuurd heeft, omdat hij ver
langt, dat je bij hem zou gehuisvest zijn en
ook onderrioht zou ontvangen. Als je dan
kunt lezen meld je dan maar weer eens aan
bij mij, dan zal ik wel zorgen, dat je bij den
koning toegelaten wordt." Dit alles werd op
oen toon van zoo groote meerderheid gezegd
dat de man er verder mets tegen in bracht:
alleen vroeg hij nog maar: „Moet k dia
boeken ook laten zien aan meester
Gauthierl"
„Neen, pas daar vooral op; die mag je
alleen maar aan mij laten zien, als je dan
al zoo ver bent, dat je ze lezen kunt" Na
twee dagen kwam de man al eens zijn kun
sten vertoonen voor den jongen vorst, dien
hij nog steeds niet kende ook. Hij kwam met
eon plankje, waar alle letters in gegrift
e tonden en wees ze dan achtereenvolgens
aan den koning aan. Telkens vroeg die;
„dus je bent er goed zeker van, van die
letter, die jo daar aanwijst?" En op die
manier leerde Karei zelf ook het alphabeth
Na verloop van een maand kon hij zijn
tevredenheid uitdrukken over zijn leerling,
dio op zijn uitdrukkelijk verlangen, telkens
nauwkeurig verslag was komen afleggen van
zijn vorderingen.
Do maand daarop spelden zii
beiden, zonder haperen en niet lang duurde
het toen meer, of Karei sprak tot zijn be
schermeling: „Morgen moot je beide boeken
eens meebrengen; het eon is dan voor den
koning en hot andere zal ik van jc koopen-
daar heb ik toch wel wat recht op, zou ik
meenen." De man was dit volkomen eens,
want hij erkonde zelf, dat hij zonder den
jongen Karei niet zou kunnen lezen. Den
volgonden dag werd hij nu voor den koning
govoord, en hoe was hij gotroffen, toen hij in
dien den jongoling herkende, dio hem voort
durend geëxamineerd had. Hij kon haast
geen woorden vinden, zóó groot was zijn
verrassing en van schrik liet hij de boe
ken vallen, die hij nu alle twee oij zich hadt
Karei moest er eens hartelijk om lachen,
raapte ze zelf op van den grond en ging er
wat in zitten bladeren, hier en daar eens
een passage hardop lezend, tot groote ver
wondering van de hovelingen, die maar al te
zeer wisten, dat de koning nooit had willen
leeren. Natuurlijk durfden ze beel geen ver
wondering toonen. De legende zegt nu ook
niet, welke de titels waren van beide wer
ken, maar in dat, wat du koning niet mocht
zien, moet een weinig vleiend beeld zijn
voorgekomen voor onwetenden: er was n k
een plaat in van oen ezel, die een rijk del.
kleed op zich droeg, en daarop een man<
gevuld met goudstukken. Do Fortuin, <J