No. 15243.
LE1DSÖ9 DAGBLAD, Zaterdag 30 October. Eerste Blad,
Anno 1009.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Rose
„Patrimonium" zegt over de
lint jsf)szaak in een hoofdartikel
Met een verontwaardiging, dio engelen
reinheid zou deen vermoeden, werd afgege
ven op den „lintjeshandei" van Minister
Kuyper, en werden er meest ergerlijke
praatjes rondgestrooid.
Met een wellust, die haar afkomst uit de
riolen der boosheid kenmerkt, werd in
woord en lied van dag tot dag een onver
moeide campagne gevoerd, om het beeld
van dr. Kuyper in Neerlands volksziel te
bezoedelen en zoo mogelijk te vernietigen.
Geweldig was deze aanval en verbijste
rend het oogcnblik. Maar in zijn duur en
in zijn kraent komt zijn eigenlijk karak
ter uit. Het is de laatste stormloop, aien
de vijandelijke machten tegen dr. Kuyper
ondernemen kunnen.
Als het nu niet gelukt, hem voorgoed
onmogelijk to maken, ia hun nederlaag in
do naaste toekomst beslissend.
Ook in dezen strijd geldt echter, dat wio
zich aangordt zich niet beroeme, als wie
zioh losgespt.
De strijd is nog in vollen gang. De ach
terklap sluipt door het donker langs de
Etraten, en de gele haat vlamt op uit al
lerlei verdachtmaking, maar positief be
wijs voor schuld ontbreekt alsnog.
En het oogenblik zal komen, waarop het
bewijs gevraagd wordt.
Het laatste woord is in deze zaak nog
niet gesproken. Mot ongeduld dringt men,
dat dr. Kuyper uit zijn tento komen zal.
Maar deze strateeg, die zijn wederparlijders
kont, wacht zijn tijd af.
En ondertusschen schaart zich zijn leger,
vaster dan ooit, om den aanvoerder.
Niets wat tot dusver wozoniijks tegen
hem aangevoerd werd, heeft het vertrou
wen in den leidsman kunnen schokken.
Eén on ongedeeld staan ook de mannen
van „Patrimonium" om het eerelid van
hun Verbond, aan wien zij zoo veel te dan
ken hebben en van wien ze nog zooveel ver
wachten.
En mogen dan de pij Ion van den vijand
Buizen in het rond, de wapenrusting des
Ohristens is daarop berekend en de kracht
des geloofs zal tot den einde too staande
doen blijven. Laat de ervaring daarvan
de ziele van dr. Kuyper verheugen op
zijn aanstaanden jaardag ©n vermenig-
vuldigo ons gebed, opdat de Heere onze
God Zijne Genade aan ons geliefd eerelid
blijve verheerlijken.
Handelende over de besprekingen, in do
afdeelingen der Tweede Kamer gevoerd
over de lintjes-zaak, en over de aan
do Regcering gevraagde inl.ohtingen, zegt
het „Handelsblad":
Rij de bespreking is door de leden, die
do kwestie in de afdeelingen ter sprake
brachten, gezegd dat hun grieven tegen
de houding van den oud-minister dr. Kuy
per, berusten op do door hemzelven in
„De Standaard" van 29 Juni j.l af
gelegde verklaringen. Dat blijkt ook uit de
vragen; wat hier gevraagd-wordt zijn in
hoofdzaak inlichtingen over cf naar aan
leiding van dingen, die dr. Kuyper erkend
heeft.
En deze inlichtingen worden gevraagd
oan de Regeering; de Regeering, die de
gegevens bezit om vragen, nair de wijze,
waarop riddororden in het algemeen wor
den verleend, te beantwoorden en die zich
ook over een toekenning van een bepaalde
onderscheiding, ook door haar vco gan
gers, natuurlijk alle inlichtingen kan ver
schaffen.
Er wordt echter ook iets ardc-rs ge
vraagd, n.l. of de Regeering iets „oor
baars" acht en iets anders „in overeen
stemming met goede p:l t eke zeden"
het geldt ook dingen, die dr. Kuyper er
kent te hebben gedaan. Daar de tegen
woordige Regeering eeno is van de poli
tieke richting van dr. Kuyper, eere ock,
wier leden vroeger in vele opzichten de
leiding van dr. Kuyper gaarne hrbhen aan
vaard, is het zeer begrijpelijk, dat er Ka
merleden zijn, die verlangen te weten of
de Regeering meent, da.t het voorbeeld
van den voorganger ook in deze dingen
navolging verdient; deze vragen naar do
meening der Regeering over dit punt van
Regeeringsbeleid zullen dan ook zeker
door de Regeering gaarne beantwoord
worden.
Waar de behandeling der lintjeskwestie
in de Tweede Kamer zich aldus heeit in
gezet, vertrouwen wij, dat over de zaak
zooveel mogelijk licht zal opgaan. De grond
slag voor een mondelinge bespreking is er
nu. En dat die gevonden is in een uit'ug
van dr. Kuyper zelf, is gelukkig: al zal
de gepubliceerde correspondentie wel niet
geheel buiten het debat blijven, het is
goed, dat dr. Kuypers eigen erkenning den
grondslag er van kan vormen.
Of echter het verder antwoord van dr.
Kuyper zelf er overoodig door zal worden 1
„De Nieuwe Courant" zegt:
Do decorati e-k westie maak
te. een onderwerp vr bespreking uit in a 1-
1 o afdeelingen der Kamer.
De aanval op dr. Kuyper is daar, naar
ons voorkomt, met bel.id en voorzichtig
heid geschied. Zeer terecht werd er nadruk
op gelegd, dat de Kamer zich aan een be
spreking van de zaak niet mocht onttrek
ken, omdat door de wijze, waarop ten dezo
door dr. Kuyper zou zijn gehandeld, de
goede naam dar Regeering in binnen- en
buitenland in cpspraak is pebracht. En
zeer beleidvol baseerden dezo leden hun
grieven op de d ->r dr. Kuyper zeiven in
„De Standaard" van 29 Juni afge
legde verklaringen.
De uiteenzetting van die grieven laat het
blad dan alsnog volgen, en vervolgens zegt
het:
Tegenover, dit alles verklaarden „ver
scheidene leden", dat hun vertrouwen in
dr. Kuyper door deze zaak niet geschokt
was; zij onthielden zich ier van de toe
voeging van eeni (o verdediging of ontlas
tend argument, waardoor de c bewogen
heid hunner ziel zich aan do gemoederen
hunner collega s in de Kamer had kunnen
modedeelen. Het is blijkbaar louter de an-
ti-revolutionnaire ~'deons-bende geweest,
die zioh in het harnas van haar onverwoest
baar vertrouwen in den Leider aldus van
de buitenwereld afsloot. r overige ooalitie-
genooten hebben voor zoover uit het
Verslag valt op te maken in de Kamer-
afdeelingen een weinig gesust; 7"; toonden
zich juist genoeg verontrust om het moreele
decorum te bewaren en juist genoeg „ver
trouwend" in dr. Kuyper om den ooalitie-
bond niet te doen kraken. „Algemeen was
men dezer- (lees: rechter-) zijds van oor
deel, dat de uitdrukkelijke verklaring van
dr. Kuyper, dat zoodanig verband (tusschen
het vcrleenen d r decoratie aan R. Leh-
mann en het aannemen van «"eld voor ver-
kiezingsdoeleinden) nie+ bestaat, geloofd be
hoort te worden, totdat het tegendeel i
gebleken. Bet het bewijs (wij spatiee
ren) van het tegendeel uit zijn verklaringen
afgeleid zou Bunnen worden, werd dezer
zijds ontkend." En dan volgt dit om do
schijnbare naïveteit kostelijke zinnetje:
„De inhoud dier verklaring had den in
druk gegeven, dathij zich vangeen
schuld bewust is."
Is er geen schuld zonder bewustheid 1 In
dien de daad slecht was, maar do man, die
haar bedreef, onbewust hoe moet dan
het oordeel zijn? Hoe, indien de onbewuste
man een der allerhoogste plaatsen in het
land bekleedde? Zijn de heeren, hier aan
het woord, van meening, dat zij in zulk ge
val met een „Tout comprendre e'est tout
pardonner" kunnen volstaan? Is de slappe
verklaring, dat zij „zijn houding niet in
alle opzichten" kunnen verdedigen en „niet
willen beweren, dat hij ten deze in allen
deele met den noodigen tact en voorzich
tigheid had gehandeld", allee w t men van
rechts over dit uit nationaal oogpunt diep-
ellendige geval te zeggen heeft?
Men heeft in het Verslag ook nog van
„bijbedoelingen gewaagd, welker bestaan
dan o.a. moest blijken uit de omstandig
heid „dat zelfs de politieke medestanders
voor de handelingen van den oud-minister
aansprakelijk worden gesteld, terwijl het
toch duidelijk is, dat dit alleen zin zou heb
ben, indien aangetoond kon worden, dat de
daden, waarvan sprake is, voortvloeien uit
de beginselen dier medestanders,"
Ongelukkig voor hen, die zoo spraken,
ging in het Voorloopig Verslag hot ant
woord op de opmerking reeds aan deze zel
ve vooraf. Terecht toch werd in den aan
hef gezegd, dat „de politieke medestanders
van dr. Kuyper in de verantwoordelijkheid
voor zijn houding (moeten) deelen, zoolang
zij die houding verdedigen." En dit ge
schiedt do zijn partijganger „door dik
en dun"; terwijl de minder geestdriftig.-n
niet schijnen in te zien, dat een volkomen
verantwoording in dit geval met des te
meer klem gecischt mag worden, „omd^t
het hier betreft handclir n van den leider
eener invloedrijke partij die er haar eer in
stelt op te komen voor hooge beginselen
van moraliteit."
Dat de Regeering de gestelde ra? n zal
beantwoorden, lijkt ons waarschijnlijk, te
meer, nu daartegen ook ven de zijde der
meerderheid blijkbaar geen ernstig bezwaar
werd te bende gebracht. „Of door nadere
inlichtingen meer licht over deze zaak zou
opgaan werd' betwijfeld" en inderdaad, er
zijn verschillende wijzen van beantwoord'ag
en het volle licht in dezen kan niet van
de Regeering komen. Men zal haar inlich
tingen moeten afwachten en die van den
hoofdpersoon, die den Tden Juli schreef:
Liefst was ik niet op reh gegaan, zonder
in de bekende zaak nader van mij te hebben
doen hooron...,.
„De Tijd" schrijft:
Daar ingevolge de nieuwe werkmethode
der Kamer dr. Kuyper door den voorzit
ter tot lid der Begrootingscommiss'e voor
Hoofdstuk I was aangewezen, viel hem do
taak ten deel in zijn Afdeeling op te tee
kenen, wat ook over dit punt gesproken
werd. Zelf blijkt hij niet aan die bespre
kingen te hebben deelgenomen, hetgeen wij
zeer verklaarbaar achten. Niet in één Af
deeling der Kamer, niet in klein comité,
maar in volle en openbare vergadering be-
lvooron, nadat de Regeering op de haar
gestelde vragen, in zooverre zij dit oiibaar
acht, zal geantwoord hebben, van dr. Kuy
per de door hom toegezegde inlichtingen,
welke hij aan het geheole land schuldig is,
gegeven to worden. Dat die inlichtingen
niet mogen uitblijven, werd, blijkens het
Y. Y., ook door eenige van zijn naaste po
litieke vrienden, welke thans reeds de taak
van verdediger op zich namen, torgege-
ven. Door wie en van welke zijde de ver
schillende in het V. V. opgenomen vragen
gesteld werden, blijkt niet; immers, de af-
deelingsverslpg:n zijn onpersoonlijk.
Van welk lid of van elke leden bepaal
de vragen of oL erkingen afkomstig zijn,
kan, indien deze leden het zclven niet bij
het openbaar debat bekend maken, alleen
door indiscretie geopenbaard worden. Wij
meenen echter te mogen veronderstellen,
dat de aandrang tot „meer licht" ook bij
deze gelegenheid niet ailoen is gekomen
vanLinkerzijde. Hoe pijnlijk onder
meer dan één opzioht de zaak ook voor haar
moge wezen en hoe onzuivere motieven ook
bij de tegen dr. Kuyper ingebrachte be
schuldigingen ook mogen medewerken, d?
geheele Rechterzijde heeft in dezen te to»-
nen, dat de handhaving der bij ons te lan lo
gelukkig nog hoog staande politieke mora
liteit boven alles gaat. Geen vereering van
talenten en genie; geen dankbaarheid voor
vroeger bewezen diensten mag er toe lei
den goed te keuren of te zwijgen, als open
bare afkeuring plicht is. Uitingen als in de
brochure „Den Leider Trouw", en nu we-
Y der in het orgaan van,,Patrim0
n i u m", zijn oor de politieke zedelijkheid
hior te lande en het pr "tige der geheele
christelijke Rechterzijde beslist sohadelijk te
achten.
In het „N ederlandsoh Tijd-
schrift voor Geneeskunde"
sohrijft dr. Pinkhof onder het opschrift
Provocatie tot achending van
het beroepsgeheim het volgende
Voor eenigen tijd werd door eenige Ka
merleden tot de Regeering het verzoek ge
richt, maatregelen te nemen togen het go-
vaar van bosmetting met tuberculose, dat
in een bepaalden tak van dienst zou drei-
digheden en een rustigon dood kan sterven,
terwijl wij met onze krachtige longen cate
gorisch tot voortloven gedwongen worden."
Deze pbilosophisohe alleenspraak hield
hij voor een geopend pistolenkistje, maar
hij raakte geen van de koude, glanzende
dingen aan, omdat een onbehaaglijk gevoel
hem toch iets influisterde van onmannelijk-
heid en lafheid. Daarbij dacht hij ook aan
zijn oude, zwaar beproefde oudera, wier
last hij niet vergrooten wilde, beet de tan
den op elkaar tot zij knarsten, sloot het
kistje en stopte het weg in een verborgen
vak van zijn schrijftafel. Toen nam hij zich
voor, het lot kalm onder de oogen te zien.
Ja, het was wel heel moeilijk 1 Vooral
zwaar viel hem t-e dragen het medelijden
van zijn kameraden, dat hij met opzettelijke
grofheid beantwoordde; zwijgende hand
drukken beantwoordde hij zonder er iets van
te laten merken, dat hij wist waarom zij
kiachtiger waren dan vToegor. Genoeg:
hij toonde ook zijn besten vrienden, dat elk
bewijs van deelneming, ook het best bedoel
de, in zijn hem heftig beroerend, ongeluk
onaangenaam was, zoodat langzamerhand
er niet meer over gesproken en in zijn gezel
schap er ook niet meer op gezinspeeld werd.
Nu was het zoo ver; er was niets aan te
veranderen en hij kon het zioh niet meer
ontveinzen.
Fedor von Lahnstein bracht de.i laatsten
dag in Berlijn door, vóór hij, na een kort
verlof, dat hdj bij zijn ouders had doorge
bracht, naar zijn nieuwe garnizoensplaats,
het kleine stadje Seddin, vertrok, dat hem
van nu af, wie weet voor hoe lang, binnen
zijn muren zou herbergen.
Het was niet op bevel, noch bijwijze van
straf, dat hij daarheen ging; hij had noch
gespeeld noch sohulden gemaakt, het leven
gen van de zijde van een groep ambtena
ren, bij dien dienst betrokken. De Minister
heeft zich willen vergewissen van de mate
van dit gevaar en naar aanleiding daar
van heeft een oommissie zich met een on
derzoek belast. Om aan gegevens te komen,
heeft deze oommissio een vertrouwelijk
schrijven gericht tot een groep artsen, dio
ambtshalve met bedoelde ambtenaren in
aanraking komt. De vertrouwelijke aard
van dit schrijven dwingt mij, mij in algo-
meeno termen uit te drukken, doch zóó
strenge geheimhouding wordt van dezo
artsen niet gevorderd, of zij worden niet
temin uitgenoodigd, een groot aantal men-
schen deelgenoot to makon van het ge
heim. In het belang van een „deugdelijke"
statistiek n.l. worden deze artsen uitgenoo
digd, de chefs der betrokken ambtenaren
te vragen, welke hunner rij van open tu
berculose verdenken. Deze ambtenaren
„zullen in de laatst verloop en jaren ver-
èof wegens ziekte hebben noc-dig geha«d,
en deswege een verklaring van hun ge
neesheer #hebben moeten overleggen. Op
deze wijze met den naam van den huisart9
bekend geworden zijnde, zal een tweede
samenspreking met dien collega moeten
volgen."
Ik heb alle hoop, dat de artsen in den
lande, dio dezo circulaire hebben ontvan
gen, niet achter den rug van patiënten zul
len gaan visschen naar den naam van hun
dokter, om dan naar dingen te vragen, dio
de arts aan geon derde mag modcd-eolen.
En, mool^; zulk een vraag toch tot een
huisarts worden gericht, dan zal dezo,
naar ik vertrouw, beleefd, maar beslist hot
antwoord weigeren. Want al moge in do
bedoeling der oommissie thans niets an
ders zijn gelegen dan het verzamelen van
statistische gegevens („deugdelijk" oog
wel, daar zij immers in eersten aanleg be
rusten op „verdenking" van leekcnrijdcv
in tweeden aanleg op de wel- of kwalijk-
willendheid der huisartsen en in derden
aanleg op den graad van bacillonvroes bij
de geneeskundigen, die wèl antwoorden,)
de aanleiding tot het instellen van het
onderzoek was do zucht naar „maatrege
len", en wat kan daaronder al niet wor
den verstaan als de „Tuberculose-Hetze"
de lieden heeft aangegrepen I Daarom
kunnen mededeelingen, gelijk men nu aan
do huisartsen wil ontlokken, tot groote
schade voor de patiënten voeren.
Behalve de onbedachtzaamheid, waar
mede hier van goneeskundigo zijde wordt
ingegrepen in de verhouding van vertrou
wen tusschen arts en patiënt, treft in dezo
circulaire al weder de gemoedelijkheid,
waarmede men tot het verzamelen van
gegevens beslag legt op den tijd van
meestal overwerkte lieden. Dat houdt
maar niet op 1 Ieder, dio ergens nieuws
gierig naar is, vraagt den dokters om ge
gevens. Heeft de vrager ze gekregen, dan
gebeurt het nog vaak genoeg, dat hij ze
niet eens verwerkt. Reeds de ervaring,
dat zelfs ernstigo geneeskundige onderzoe
kingen op deze wijze slechts aoer onvol
ledige medewerking ondervinden, moest de
ondernemers van rondvraag-studiën doen
inzien, dat wat er voor hun doel wordt
bijeengebracht, voor statistiek onbruik
baar is.
De heer J. H. W. Leliman, bouwkundig in
genieur, wijdt in „De Bouwwereld"
eenige beschouwingen aan het a r c h i-
t e c t e n-h onorarium bij won ng-
bouw in het groot.
Na gewezen te hebben op do door den
wonm^bouw geopende uitzichten op b te-e
woningen, en op den daardoor zich steeds
meer ontwikkelenden volkswoningbouw lu
het groot, betreurt h'j het, dat de archi
tecten de beweging voor volkshuisvsting
zoo weinig volgen over het a gemeen.
Hot streven, om den woningbouw, ge
steund door gemakkelijk krediet van ovor-
heidswege, in het groot aan te pakken on
de algemeene drang des tijds, om te ko
men tot woningbouw van aesthetischer ef
fect, moesten z. i. den architecten aanlei
ding gegeven hebben hun volle aandacht
aan het vraagstuk te wijden.
Hij ontkent niet de finaneiecle moeilijk
heden voor de besturen der bouwvereeni-
niet meer genoten dan hij tegenover ieder
een verantwoorden kon; het ongeluk had
(hem van een anderen kant getroffen en
hem juist daardoor weerloos gemaakt.
Lahnstein was de eenige zoon van een ge
fortuneerd groot grondbezitter. Van zijn
zusters was de eene getrouwd, de andere
nog bijna een kind, en de trots en liefde
van de geheele familie ooncentreerdo zich
bijna uitsluitend op hem. Hij trad in een
chio garde-cavalerie-regiment en opdat hij
daar zou kunnen meedoen met do kamera
den, opdat hij altijd van de noodige gelden
voorzien zou zijn, gaf de oude gehoor aan
de voorstellingen en bsrekeniogen van een
als zeer verstandigen en in zaken gelukki
gen handelsvriend en liet op zijn landgoed
een suikerfabriek bouwen, die in den nan-
vang goed rendeerde en een niet onbclang-
rijke winst scheen te beloven. De oude heer
kon de toelage aan zijn zoon vergrooten, do
oudste dochter trouwde ook met een offi
cier, die gaarne nam wat schoonpapa gaf,
en de toekomst van de heele familie scheen,
dank rij de fabriek, uitstekend te zullen
zijn. Toen werd plotseling een nieuwe ont
dekking gedaan in do suikerindustrie, die
spoedig algemeene toepassing vond en
waardoor de concurrentie zóó groot werd,
dat verscheidene fabrieken bijna zonder
afzet en winst werkten.
De oude heer von Lahnstein, wiens ver
mogen niet zoo groot was om op den duur
dergelijke tegenslagen te kunnen velen, zag
zich gedwongen zijn arbeiders te ontslaan
en de fabriek te sluiten, wanneer hij het er
niet op wagen wilde de zijnen aan gebrek
prijs te geven.
Met een zuchtend hart besloot hij de fa
briek stop te zetten. Do velden werden om
gewerkt en voor andere^ doeleinden ge-
gingen, doch betoogt, dat, waar de bouw
van dezen aard doorgaans uit een herha
ling van eenzelfde type-huis bestaat, daar
mede bij de berekening von het arch teo-
tenhonorarium rekening dient gehouden te
worden.
Hij gaat na welk honorarium den archi
tect ten deel zou vallen, volgers zijn ziens
wijze, wanneer het bijv den bouw betrof
van een tiental gelijke hu zen, die f 60,000
«uilen kosten.
Voor elk der tien ontworpen huizen be
draagt de bouwsom 6C00 eu m'tsden het
honorarium voor vo^rloo ig cn we p, ent-
werp, bestek, begrooting en algemene dé
tails te zamen 6.85 pCt-. is 411. Het hono
rarium voor ho fd.c ding, toez cht «11 af e-
kening voor een werk van f CO,000 bedraigt
1.05 pCt. is f 630 In totaal be9omi het ho
norarium voor het werk in kwestie dus
f 1041, terwijl, het, berekend volgens een
percentage van 5.1 pCt. (volgens honora
riumtabel der Mij. ter bevordering dor
Bouwkunst.) niot minder dan f 3980 zou
bedragen.
In ovorwegïng moet natuurlijk genomen
worden, dat het honorarium stijgt, indien
enkele huizen afzonderlijke ontwerpen
ci8ohen.
En dan zegt. de heer Leliman o.m.
De vraag is uitslrltend, of den architect
voor den gelijktijdigen bouw van 8, 10, 20
huizen van onderling niet of weinig vel
schillend) type, toekomt het vollo 8-, 10- of
20-voud van hetgeen hij voor één dier per
ceel cn kan re' „nen.
Het antwoord mag o. i. niet twijfelach
tig zijn, maa. heeft zoo beslist mogelijk
ontkennend te hiiden. Men kan mogelijk
iets er voor gevoelen om voor het honora
rium bij dergelijken woningbouw in het
groot een bijzondere regeling op te stel
len, wijl daarmede bij de samenstelling der
tabel naar alle waarschijnlijkheid niet in
het bijzonder gerekend is. De noodzakelijk
heid daarvan kan desgcwcnscht nader on
derzocht worden. Zoolang een dergelijke
speciale regeling echter niet bestaat en
men dus gesteld staat voor een keuzo uit
de beide bovengenoemde opvattingen, is
het o. i. billijkheidshalve niet gewettigd,
om het hoogore porcentago voor bouw van
dezen aard in rekening te brengen.
„De Standaard" zegt over Moer
Uitgebreid Lager Onderwijs:
Met genoegen zagen we, dat de Centrale
Soctie der Tweede Kamer heeft voorgesteld
en dat de Kamer er in bewilligde, om hot
ontwerp van wet, dat het bijzonder M. U.
L. O. uit den nood, ja, uit hot gevaar van
ondergang zal moeten helpen, nog vóór de
Indisohe Begrooting in de Afdeelingen te
onderzoeken.
Het is een wetsontwerp van één artikel.
Het Voorloopig Verslag zal dus kort kun
nen rijn, en snel veraohijnen. Antwoordt na
de Regeering daarop even snel, dan is er
alle kans, dat dit kleine wetsontwerp nog
vóór het Kerstreces in de Tweede Kamer
kon worden afgedaan. De moeilijkheid, die
overblijft, zou dan alleen nog bij do Eorsto
K^mcr kunnen voorkomen. Zeer goed ia
echter ook deze moeilijkheid te ontgaan,
indien do Tweede Kamer het zoo tijdig af
doet, dat de Eerste Kamer, die voor de
Indische Begrooting nog vóór hot einde dea
jaara saamkomt, ook dit kleine ontwerp op
zijn agendum plaatse.
En is hier metterdaad porioulum in
mora. Komt toch het ontwerp vóór l
Januari niet tot stand, dan kan de redden
de hand, dio d^ Regeering aan het M. U. L.
O. wil toesteken, weer voor een vol jaar
buiten effect blijven.
Hieruit make men niet op, dat we in'
het M. U L. O., gelijk dat thans bestaat,
ons ideaal vinden. O. behoort dit onder
wijs voor een deel niet onder het Lag^r,
maar onder het Middelbaar Onderwijs
thuis, voor zoover het verband houdt met
de opleiding voor do een of andere oarriè-
ro. Do ineenschakelingscommissio ral het
dien weg ook wel opleiden.
Maar zoo v zijn we nog niet. We varert
thans nog in het oude schuitje. En bij dezen
stand van v.-'-en ligt het motief om het M.
U. L. O. te hulp te komen, uitsluitend int
de subaidieering van de Bijzondere Middel-
schikt gemaakt. De familie bezuinigde op
alles, leed half en half gebrek; zooveel kon,
werd opgeofferd, maar toen het eindelijk
niot langer ging, moest de vader de toelage
aan rijn oudste dochter vermindoren en zijn
zoon na hem volkomen inzage gegeven te
hebben van den toestand aanraden om over
plaatsing naar een klein garnizoen te vra
gen, daar hij hom, tot er betere tijden wa
ren aangebroken, nog maar een kleine toe-»
lage kon geven.
Fedor was een gehoorzame zoon: wat zout
het baten zich te verzetten tegen dat, waar
toe het noodlot hem dwong? Ronduit ver
telde hij den volgenden dag alles aan zijnl
commandant, zette hem de gronden uiteen,
dio hem dVongen uit den hem liefgcworden
kring van kameraden te scheiden, '<tn ver
zocht hem zijn verzoek zoo spoedig mogelijk
in te willigen. De kolonel en de generaal
hadden hem kraohtig de hand gedrukt ea
hem een paar deelnemende woorden toege
voegd. Helpen evenwel kon niemand hem;
rijn lot was beslist.
Een kleine stad. Een rilling overviel heral
telkenmale als hij er aan dacht. Slecht ge*
plaveide, nauwe straten, vuil berookte lo
kalen, avonden zonder eenige afwisseling,
dames gekleed als vóór den zondvloed, bab
belende ochtgenooten van superieuren, klein:
geestige opvattingen, misschien ook nog
onaangename dienstverhoudingen; niemand
cm mee te sympathiseeren, cn-zoo-voorts l
Fedor zette wel de gedaohte aan al doz*
misères zoo ver mogelijk van zich af, «naaf
ze kwamen telkens weer terug, evena's eou
troep vliegen op een stuk suiker.
- - v. (Wordt vervolgd.)
I.
Hij was jong en knap, had een opmerke
lijk slanke figuur en een loop, die aan zijn
lichaam iets kokets gaf.
Wanneer hij in de Friedrichstrasse of Un-
ter-den-Linden wandelde, keek de helft van
da vrouwelijke wereld hem met welgevallen
aan en op veler gezicht kwam een licht
kleurtje, wanneer zij hem zagen-in het go-
laat, dat onder de een we:n:g scheef staan
de ulanenmuts vroolijk, zelfbewust, tevre
den met zichzelf en de wereld, rondkeek.
Fedor von Lahnstein aldus was zijn
naam en op zijn visitekaartje stond daar
boven een zevenpuntige- kroon was twee
de luitenant, „nog maar", zooals hij som
wijlen met een zuclit kon zeggen, oischcon
de last der jaren hora nog geecsrins drukte,
lag te Berlijn in garnizoen, kreeg een wel
fatsoenlijke toelage „van huis", was de
flinkste ruiter van zijn regiment, de beste
danser en een bijzondere beschermeling van
generaal von Gilfach en zij3 mooie doch
ter, die geen bal, geen thé dansant arran
geerde, 7.elfs geen diner zonder bij de voor
bereidingen zijn hulp in te roepen. In den
kring zijner kameraden was hij cvenzoo ge
zien en gezocht als in de jongedameswereld
der residentie, die in hem een galanten ver
eerder vond. Bij de laatste rennen had hij
met zijn „Sakuntala" den tweeden prijs
yerworven; kortom: in geen enkel opzicht
had hij de minste reden zioh over het leven
te beklagen.
Hij was een Zondagskind en hield zichzelf
daar ook voor gedurende vijf jaren, en nooit
was de gedachte bij hem opgekomen aan
een verandering van de omstandigheden,
waarin hij leefde. Yooral op den komenden
winter had hij zich verheugd en zijn fanta
sie had zich bezig gehouden met verlokken
de voorstellingen, want welk een g:ooto
aantrekkingskracht de kringen, waarin hij
zich in de residentie bewoog, op hom uit
oefenden, was hem eerst duidelijk gewor
den, toen hij gedurende geruimen tijd ver
toefd had in een kleine badplaats, om uit
to rusten van de vermoeienissen der ma
noeuvres. Met heel zijn hart verlangde bij
naar Berlijn; hij telde de dagen, dio nog ver-
loopen moesten vóór het hem weer vergund
zou zijn de atmosfeer van weelde en smaak
op zioh te laten inwerken, zooals die iu het
huis van den generaal heerschte daar viel
plotseling de volle zwaarte van het noodlot
op zijn argeloos, onschuldig hoofd, deed
(hem den nek buigen, bijna tot den grond
toe.
„Kon ik me maar met goed fatsoen een
kogel door het hoofd jagen", zuchtte hij
vertwijfeld onder het eerste verpletterende
gevoel, dat hem zijn toekomstig leven als
zonder eenig genot, ja bijna ondraaglijk
deed schijnen.
„Welk een boon is er gelegen in die niet
te veranderen wereldorde,, die ons een tijd
lang het leven doet genieten als schoon en
mooi, om ons dan plotseling in een gansch
andere atmosfeer te plaatsen, zoodat we
ons voelen als een visch, die op het droge
geworpen wordt, met dat verschil, dat van
e?n visch niemand verlangt dat het dier
zich zal schikken in de veranderde omstan-